Regeling vervallen per 24-06-2023

Damoclesbeleid 2019

Geldend van 27-07-2019 t/m 23-06-2023

Intitulé

Damoclesbeleid 2019

Nijverdal, 16 juli 2019 Nr. 2019-018427

De burgemeester van Hellendoorn;

gelet op artikel 13b van de Opiumwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

in overeenstemming met de in het lokale driehoeksoverleg en het districtelijk veiligheidsoverleg Twente gemaakte afspraken ten aanzien van de aanpak van illegale hennepteelt en drugshandel in woningen en lokalen en de daarbij behorende erven;

gelet op het raadsbesluit van 22 april 1997 waarbij wordt uitgegaan van een nullijn voor coffeeshops in de gemeente Hellendoorn;

gelet op de per 1 januari 2019 gewijzigde Opiumwet inhoudende een verruiming van de sluitingsbevoegdheid;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam:

DAMOCLESBELEID 2019

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    harddrugs: middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet, dan wel aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;

  • b.

    softdrugs: middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet, dan wel aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;

  • c.

    handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder handel wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de aflevering van de drugs elders plaatsvindt. Met betrekking tot handel in drugs wordt aansluiting gezocht bij de Aanwijzing Opiumwet;

  • d.

    hennep: een verboden middel als bedoeld in lijst II, dan wel aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, te weten: elk deel van de plant van het geslacht Cannabis, waaraan hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden;

  • e.

    handelshoeveelheid hennepplanten: 6 of meer hennepplanten, al dan niet geoogst, en/of in het geval van 5 of minder hennepplanten wanneer deze voldoen aan twee of meer indicatoren gesteld onder 3.2.1. van de Aanwijzing Opiumwet;

  • f.

    hennepkwekerij: een kwekerij in een woning of lokaal waarin zich ten minste een handelshoeveelheid (6 of meer) hennepplanten bevindt en/of waarin zich een gezamenlijkheid van voorwerpen bevindt die gericht zijn op de teelt van hennep;

  • g.

    horecabedrijf: een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Hellendoorn 2009;

  • h.

    horecavergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank-en Horecawet;

  • i.

    lokaal: een pand, niet zijnde een woning, al dan niet toegankelijk voor het publiek, zoals een winkel, café, loods of bedrijfsruimte;

  • j.

    woning: een pand dat in hoofdzaak dient tot bewoning dan wel dienstbaar is aan het wonen;

  • k.

    voorbereidingshandeling: het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet;

  • l.

    sluiting: de last onder bestuursdwang waarbij een woning of lokaal gesloten wordt met toepassing van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1.

    Indien in een woning, een lokaal of een daarbij behorend erf handel in drugs en/of het treffen van voorbereidingshandelingen plaatsvindt, maakt de burgemeester gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 13b van de Opiumwet.

  • 2.

    Indien er tot sluiting wordt overgegaan, zal de woning of het lokaal voor een ieder ontoegankelijk worden gemaakt.

  • 3.

    Voor toepassing van dit beleid moet in ieder geval sprake zijn van de aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet of aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet.

Artikel 3 Maatregelen bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in woningen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in woningen:

  • a.

    ten aanzien van harddrugs:

    • 1.

      bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden;

    • 2.

      bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 12 maanden;

    • 3.

      bij een derde overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 24 maanden.

  • b.

    ten aanzien van softdrugs:

    • 1.

      bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt de woning gesloten voor een periode van 3 maanden;

    • 2.

      bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden;

    • 3.

      bij een derde overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 12 maanden.

Artikel 4 Maatregelen bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in lokalen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in lokalen:

  • a.

    ten aanzien van harddrugs wordt het lokaal gesloten voor een periode van 12 maanden;

  • b.

    ten aanzien van softdrugs wordt het lokaal gesloten voor een periode van 6 maanden;

  • c.

    in afwijking van het gestelde in onderdeel b wordt het lokaal langer gesloten indien de handel in softdrugs geschiedt in combinatie met een overtreding van een (of meer) van de AHOJG-criteria als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet. Indien bedoelde overtreding betreft:

    • 1.

      overtreding A-criterium: affichering voor softdrugs: sluiting van het lokaal voor een periode van 8 maanden;

    • 2.

      overtreding H-criterium: verkoop harddrugs: sluiting van het lokaal voor een periode van 24 maanden;

    • 3.

      overtreding O-criterium: overlast veroorzaken: sluiting van het lokaal voor een periode van 10 maanden;

    • 4.

      overtreding J-criterium:

      • a.

        verkoop van softdrugs aan jeugdigen: sluiting van het lokaal voor een periode van 12 maanden;

      • b.

        toegang tot het lokaal voor jeugdigen: sluiting van het lokaal voor een periode van 6 maanden;

    • 5.

      overtreding G-criterium: verkoop van meer dan vijf gram softdrugs per transactie: sluiting van het lokaal voor een periode van 8 maanden;

    • 6.

      overtreding Plus-criterium: aantreffen van een handelsvoorraad van meer dan 500 gram: sluiting van het lokaal voor een periode van 12 maanden;

  • d.

    indien binnen 5 jaar na de eerste overtreding waarvoor een sanctie als genoemd in de onderdelen a, b of c is opgelegd, in hetzelfde lokaal wederom een overtreding plaatsvindt, heeft dat tot gevolg dat de toepasselijke sluitingsperiode wordt verdubbeld.

Artikel 5 Verzwarende omstandigheden in woningen en lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops

  • 1.

    Bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waardoor een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd. In dat geval wordt een sluitingstermijn gehanteerd die bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. Deze verzwarende omstandigheden gelden ook bij voorbereidingshandelingen.

  • 2.

    Feiten en omstandigheden, die aangemerkt worden als verzwarende omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn in ieder geval:

    • a.

      er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare delicten;

    • b.

      er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet wapens en munitie;

    • c.

      er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/eigenaar/eigenaren/derden die antecedenten op naam hebben;

    • d.

      er is sprake van de aanwezigheid van een niet gebruikelijk grote som (handels)geld;

    • e.

      er is sprake van recidive, daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b van de Opiumwet;

    • f.

      gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;

    • g.

      overlast voor omwonenden en/of de omgeving;

    • h.

      de aannemelijkheid dat naast de woning/het lokaal en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

    • i.

      er is - blijkens politiegegevens - een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband;

    • j.

      er is sprake van een overtreding van de AHOJG-criteria.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Damoclesbeleid 2019". Met ingang van de datum van inwerkingtreding vervalt het "Damoclesbeleid 2013". Het "Damoclesbeleid 2019" is niet slechts van toepassing op hetgeen na haar inwerkingtreding voorvalt, maar ook op hetgeen bij haar inwerkingtreding bestaat.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

De burgemeester van Hellendoorn,

Algemene toelichting Damoclesbeleid 

Inleiding

Het is een gegeven van algemene bekendheid dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaan met overlast en criminaliteit. Dit is een ongewenste situatie. De illegale hennepteelt zorgt over het algemeen voor veel overlast, verloedering en gevaarzetting in woonwijken en gaat veelal gepaard met uitkeringsfraude, belastingontduiking en/of energiediefstal. Het vormt een steeds grotere bedreiging voor de openbare orde en veiligheid.

De toegenomen professionalisering en criminalisering binnen de drugswereld, waaronder de hennepteelt, vraagt om een verscherping in de aanpak. Het uitgangspunt is dat tegen overtreders van de beleidsregel direct maatregelen worden getroffen. Landelijk wordt ingezet op een krachtige, integrale aanpak van hennepteelt. Daartoe wordt een tweesporenbeleid gevolgd. Naast de strafrechtelijke sanctie worden ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet.

Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b van de Opiumwet in werking getreden waarmee de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen, dan wel in bijbehorende erven een middel als bedoeld op lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingsbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen).

Op 1 januari 2019 is het gewijzigde artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet in werking getreden waarmee de burgemeester een verruimde bevoegdheid heeft gekregen met betrekking tot het sluiten van panden. De burgemeester is hiermee bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is. Dit betreft voorwerpen of stoffen die duiden op de voorbereidingshandelingen voor het produceren van, dan wel het handelen in drugs. Met deze uitbreiding van artikel 13b van de Opiumwet wordt de burgemeester beter in staat gesteld om de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid te voorkomen en te beheersen en de nadelige effecten van de productie en distributie van handel in het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden tegen te gaan.

Bij de toepassing van de last onder bestuursdwang wordt er onderscheid gemaakt tussen middelen van lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs) van de Opiumwet. Met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet is het nu tevens mogelijk om de voorbereidingshandelingen voor de productie van of handel in drugs te bestraffen met een sluiting. Dit is een preventief middel dat in kan worden gezet bij sterke vermoedens tot het inrichten van een drugshandel, drugslab of hennepkwekerij. De sluiting is primair gericht op het herstellen van de oude situatie en het herstellen van een veilige woon- en leefomgeving en een goed woon- en leefklimaat. Het is derhalve geen leed toevoegende sanctie (ECLI:NL:RVS:2018:3663).

Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet zal inzetten, is vastgelegd in dit Damoclesbeleid.

Onderscheid tussen harddrugs en softdrugs

Het uitgangspunt van het beleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico’s van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen.

Intrekken beleidsregel grow-, smart- en headshops (GSH)

Growshops vormen een belangrijke schakel in de keten van de professionele hennepteelt en handel, die in hoge mate gedomineerd wordt door de georganiseerde criminaliteit. De verboden handelingen impliceren een aanzuigende werking op de professionele gecriminaliseerde hennepteelt. Vandaar dat het exploiteren van een growshop vanaf 1 maart 2015 strafbaar is gesteld in artikel 11a van de Opiumwet. Er zijn geen growshops in de gemeente Hellendoorn toegestaan.

Juridisch Kader

Ingevolge artikel 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Ingevolge artikel 10a, eerste lid, onder 3 en artikel 11 van de Opiumwet is het strafbaar stoffen of voorwerpen te bewerken, bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen of voorhanden te hebben dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben of gegevens voorhanden te hebben waarvan bekend is of ernstig vermoeden is dat zij bestemd zijn tot het plegen van de in artikel 2 en 3 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op daarbij behorende erven handel in een middel van lijst I of II van de Opiumwet, dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen plaatsvindt.

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid.

Juridische ontwikkelingen

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) stelt zich op het standpunt dat enkel de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs/het treffen van voorbereidingshandelingen in het pand voldoende is om op grond van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet over te gaan tot sluiting van het pand. Een eventuele schuldvraag of verwijtbaarheid van de verhuurder doet er niet toe, volgens de Afdeling.

De Afdeling heeft verder in haar uitspraak van 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:130) geoordeeld dat de burgemeester terecht en op goede gronden direct tot sluiting is overgegaan (sluiting zonder voorafgaande waarschuwing). De Afdeling heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat het beleid ruimte biedt om in schrijnende gevallen daarvan af te wijken.

Binnen de jurisprudentie is aangenomen dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid nog niet geoogste planten ook met de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet kan worden aangepakt ( Rb. Roermond 17 juli 2011, LJN: BR3945; Rb. Utrecht 22 december 2011, LJN: BV0187).

Op 26 februari 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland in een zaak van de gemeente Coevorden uitgesproken dat de verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft waarom hij is overgegaan tot het gelasten van de sluiting van het perceel voor de duur van drie maanden. Hierbij acht de voorzieningenrechter tevens van belang dat is vastgesteld dat sprake is van diefstal van stroom (ECLI:NL:RBNNE:2014:1130). Diefstal van stroom waarmee een gevaarlijke situatie ontstaat, wordt aangemerkt als verzwarende omstandigheid waardoor de bestuurlijke maatregel kan afwijken van hetgeen in het beleid gesteld.

Het kan voorkomen dat een hennepkwekerij wordt opgerold die vlak voor de inval is geoogst of er kan sprake zijn van een pand waarvan uit onderzoek door de politie blijkt dat het gebruikt wordt als een knooppunt van waaruit men handelsafspraken maakt ten behoeve van productie, verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Een andere mogelijkheid is dat een geringe hoeveelheid drugs worden aangetroffen (niet zijnde een handelshoeveelheid), maar dat de overige zaken in het pand wel wijzen op een grotere hoeveelheid of productie, bijvoorbeeld de aangetroffen apparatuur zoals lampen, filters, afval en dergelijke. In dergelijke gevallen valt het betreffende pand ook onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Het is immers gebruikt ten behoeve van de productie, verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Dergelijke gevallen worden dus gelijk gesteld met de situatie als waren de betreffende drugs wel aangetroffen en als gevolg hiervan zal ook in deze gevallen worden overgegaan tot het treffen van een bestuurlijke maatregel.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Opiumwet dat in 2016 naar de Tweede Kamer is gegaan, is op 1 januari 2019 in werking getreden. Dit wetsvoorstel regelt een verruiming van de sluitingsbevoegdheid voor de burgemeester. Per 1 januari 2019 geldt de sluitingsbevoegdheid ook in het geval van voorbereidingshandelingen. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Binnen de jurisprudentie is aangenomen dat het treffen van voorbereidingshandelingen ook met deze bevoegdheid kan worden aangepakt (ECLI:NL:RBZWB:2019:1056).

Last onder bestuursdwang

Als uitgangspunt van het beleid geldt dat een last onder bestuursdwang (tijdelijke sluiting) wordt opgelegd en niet een last onder dwangsom (betaling van een geldsom, indien de overtreding blijft voortduren of wordt herhaald).

Een last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie. Een herstelsanctie is geen boete, maar is een maatregel die gericht is op het beëindigen van een overtreding en het herstellen van een onrechtmatige situatie. Er is sprake van een overtreding van de Opiumwet als een middel in lijst I of II behorend bij de Opiumwet of aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet is verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is (geweest), dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven.

Anders dan een last onder dwangsom leidt een last onder bestuursdwang direct tot beëindiging van de feitelijke overtreding. Gelet op het vaak (zeer grote) financiële gewin uit illegale drugshandel is het maar zeer de vraag of met het opleggen van een last onder dwangsom de overtreding (direct) ophoudt of niet meer wordt herhaald. Vanwege de grote winsten uit illegale drugshandel is het denkbaar dat de betaling van een dwangsom wordt ingecalculeerd. Van een last onder bestuursdwang gaat een duidelijker signaal uit, namelijk dat de illegale handel in drugs niet wordt geaccepteerd. Voorts kan met een last onder bestuursdwang makkelijker de loop uit een pand worden gehaald. Sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet beoogt het beëindigen of opheffen van locaties en betreft dus een pandgerichte aanpak.

Sluiting van een woning of lokaal is gericht op het bereiken van een aantal doelen, namelijk de bekendheid van de woning/het lokaal als drugsadres teniet te doen, een signaal af te geven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren, herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen, alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.

Sluiting woning

Vanwege de ernstige aantasting van de openbare orde wordt in beginsel ook bij woningen overgegaan tot sluiting indien aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I of II of aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of aanwezig is, dan wel de voorbereidingshandelingen hier op.

Sluiting woning met minderjarige kinderen

Sluiting van een woning waar minderjarige kinderen aanwezig zijn is niet per definitie disproportioneel (ECLI:NL:RVS:2017:3360). Bij de totstandkoming van deze beleidsregel is rekening gehouden met het feit dat een woning waarin minderjarige kinderen verblijven, kan worden gesloten. In principe geldt dat de betrokkenen zelf alternatieve woonruimte zullen moeten zoeken. Indien sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n wordt een melding gedaan bij Jeugdbescherming Overijssel.

Zorg voor huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden blijkt dat aan de 'onschuldige' (mede)bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. Onder onschuldige (mede)bewoner wordt in beginsel een bewoner verstaan, die niets met de drugshandel/hennepkwekerij in en rond het pand te maken heeft. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien kinderen bij de situatie betrokken zijn.

Persoonlijke verwijtbaarheid

De bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet is in beginsel gericht op de locatie en is niet gericht op de eigenaar of bewoner. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt ertoe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het betreffende pand te beëindigen. Hierbij is de persoonlijke verwijtbaarheid van een betrokkene geen bijzondere omstandigheid die er toe zou moeten leiden af te zien van het opleggen van de last onder bestuursdwang (tijdelijke sluiting). Zoals uit bestendige jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2010:BL8721 en ECLI:NL:RVS:2013:CA3702) blijkt, speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar/gebruiker geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand leidt. Ook in het geval aannemelijk is dat gebruikers (huurders) van een pand zonder medeweten van de eigenaar in of vanuit het lokaal of de woning voorbereidingshandelingen treffen, drugs verkopen, verhandelen of daartoe aanwezig hebben, geeft dit aanleiding tot optreden op basis van artikel 13b van de Opiumwet.

Sluitingstermijnen

In beginsel sluit de zwaarte van de verschillende sancties (sluitingsduur) aan op de ernst van de geconstateerde overtreding. De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de soort overtreding, in die zin dat de sluitingsduur bij handel/treffen van voorbereidingshandelingen in harddrugs in beginsel langer is dan de sluitingsduur bij softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatige en strafrechtelijke onderscheid tussen harddrugs (lijst I) en softdrugs (lijst II) en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. De duur van de sluiting is verder afhankelijk van de vraag of handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen heeft plaatsgevonden in een woning of een lokaal, in die zin dat de sluitingsduur van lokalen in beginsel langer is dan de sluitingsduur van woningen. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat de sluiting van een woning zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen.

Informatieverstrekking door politie

Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie van de politie. Deze informatie wordt aan de burgemeester verstrekt in het kader van zijn taak tot handhaving van de openbare orde en veiligheid. Door de politie wordt zo spoedig mogelijk informatie verstrekt die noodzakelijk is voor het treffen van een bestuurlijke maatregel. Indien meer informatie nodig wordt geacht om de context van het toepassen van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet ter terechtzitting nader te schetsen, wordt in overleg met de politie gekeken welke informatie hiertoe gedeeld kan worden. De door de politie aangeleverde gegevens worden vertrouwelijk door de burgemeester behandeld. De basis voor het verstrekken van dergelijke gegevens kan worden gevonden in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet politiegegevens.

Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning of het gehele lokaal, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is dan ook de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als sprake is van handel in drugs, dan wel de voorbereidingshandelingen hierop, vanuit een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan deze effectueringstermijn kan de betrokkene slechts voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. De sluitingsbevoegdheid wordt niet aangetast. Ook het plaatsen van een nieuwe huurder of het verkopen van de woning of het lokaal tast deze sluitingsbevoegdheid niet aan.

Het feitelijk sluiten en verzegelen van een lokaal of een woning gebeurt zoveel mogelijk door toezichthouders (boa’s) of derden zoals een technisch bureau of aannemer, in overleg met en in het bijzijn van politie. Dit om eigen medewerkers van de gemeente Hellendoorn zoveel mogelijk te beschermen.

Tijdens de sluiting wordt aan de gevel van de woning of het lokaal het bevel tot sluiting aangebracht. Daarnaast wordt het pand voorzien van borden en/of posters waarop de sluiting door de burgemeester kenbaar wordt gemaakt. Ook bestaat de mogelijkheid de omgeving van het pand dat is gesloten te informeren via een zogenaamde bewonersbrief. De redenen van deze openbare bekendmakingen zijn:

  • Het aan een ieder en in het bijzonder het criminele circuit duidelijk maken dat in het bewuste pand niets meer te halen valt;

  • Het afgeven van een duidelijk en helder signaal dat overtredingen van de Opiumwet, waaronder hennepkwekerijen, niet worden getolereerd en dat de overheid eendrachtig en als ‘één (weerbare) overheid’ optreedt tegen deze vorm van ondermijnende criminele activiteiten;

  • Vergroten van het veiligheidsgevoel van burgers door duidelijk aan te geven dat de illegale activiteiten in het bewuste pand zijn beëindigd.

Kostenverhaal bij en last onder bestuursdwang

De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht op de overtreder worden verhaald. De overtreder is in de regel de eigenaar. Ingeval het een huurder betreft op basis van een met de eigenaar gesloten huurovereenkomst, zal de huurder als overtreder worden aangemerkt, ook wanneer sprake is van zgn. onderverhuur waarbij de feitelijke huurder tevens als verhuurder van de onderhuurder optreedt. In de beschikking inhoudende de last onder bestuursdwang wordt hiervan melding gemaakt. Als overtreder wordt een ieder aangemerkt die de overtreding heeft gepleegd of medegepleegd.

Inschrijving Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Een besluit tot het sluiten van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister.

Opheffing sluiting

Op verzoek van belanghebbende(n) kan de sluiting, op basis van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek, worden ingetrokken. Opheffing van de sluiting geschiedt slechts in uitzonderingsgevallen. Indien voldoende zeker is dat de doelen die met de sluiting worden beoogd reeds zijn bereikt, bijvoorbeeld op grond van maatregelen die door de eigenaar van het pand zijn getroffen, kan met een verzoek tot opheffing worden ingestemd. De afweging voor het opheffen van de sluiting ligt bij de burgemeester. Dit zal per situatie verschillen en hiervoor zijn dus ook geen kaders gesteld.

Pandeigenaren, waar onder woningcorporaties en private eigenaren/verhuurders, zijn onder andere verantwoordelijk voor de elektronische veiligheid van de woning. Dit betreft ook de binnenhuisinstallatie. De installatie in de panden moet voldoen aan de normen gesteld in het Bouwbesluit. Nadat een hennepkwekerij/drogerij in een pand is ontmanteld, kan er nog sprake zijn van verborgen veiligheidsproblemen. De ervaring leert dat bij hennepkwekerijen de binnenhuisinstallatie vaak is aangetast. De burgemeester legt de verplichting op aan de pandeigenaar dat er een herkeuring moet plaatsvinden van de elektrische installatie na het aantreffen van een hennepkwekerij. De herkeuring moet plaatsvinden door een erkend installatiebedrijf. De gemeente hanteert de stelregel dat een pand, dat vanwege het aantreffen van een hennepkwekerij/drogerij is afgesloten van het elektriciteitsnetwerk, niet eerder in gebruik mag worden genomen dan dat de burgemeester hier toestemming voor geeft.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities

Met een gezamenlijkheid van voorwerpen wordt, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend, bedoeld de aanwezigheid van kweekruimte, kweekpotten, verdelgingsmiddel, lampen, filters, hennepgeur, hennepresten(afval) en/of diefstal van elektriciteit etc. Het kan voorkomen dat in een woning of lokaal geen hennepplanten worden aangetroffen, omdat deze al geoogst zijn. Maar het aantreffen van deze gezamenlijkheid van voorwerpen wijst wel op een grotere hoeveelheid of productie, bijvoorbeeld de aangetroffen apparatuur zoals lampen, filters, afval en dergelijke. In dergelijke gevallen valt het betreffende pand ook onder de werking van artikel 13b Opiumwet. Het is immers gebruikt ten behoeve van de productie, verkoop, aflevering of verstrekking van drugs. Dergelijke gevallen worden dus gelijk gesteld met de situatie als waren de betreffende drugs wel aangetroffen en als gevolg hiervan zal ook in deze gevallen worden overgegaan tot het treffen van een bestuurlijke maatregel.

Artikel 2 Uitgangspunten 

Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd. In de Aanwijzing Opiumwet is een specificatie opgenomen van wat bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs. Alles onder deze hoeveelheden wordt aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid. De handelshoeveelheden zijn overgenomen uit de Aanwijzing Opiumwet:

Lijst I (harddrugs): > 0,5 gram / > 1 pil / > 5 ml;

Lijst II (softdrugs): > 5 planten / > 5 gram.

Bij de beoordeling of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen zal de burgemeester een bestuurlijke afweging moeten maken. De bestuurlijke beoordeling wordt gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

Artikel 3 Maatregelen bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in woningen 

Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid om bestuursrechtelijk op te treden bij woningen inzetten. Indien er een overtreding wordt geconstateerd in een huurwoning wordt er overgegaan tot sluiting. Hier kan van worden afgeweken indien er een ontbindende voorwaarde in het huurcontract is opgenomen en de verhuurder direct tot ontbinding van de huurovereenkomst overgaat. De verhuurder is verantwoordelijk hier op te handhaven. Het contract dient binnen vier weken na het constateren van de overtreding te zijn ontbonden. Indien dit niet gebeurt of wanneer er geen ontbindende voorwaarde in het huurcontract is opgenomen, dan zal de burgemeester alsnog overgaan tot sluiting van de woning.

De woning wordt voorzien van posters en/of borden waarop het optreden van de eigenaar, dan wel de burgemeester kenbaar wordt gemaakt.

Artikel 4 Maatregelen bij handel in drugs/treffen van voorbereidingshandelingen in lokalen 

In artikel 4 wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen bij handel in softdrugs en harddrugs in lokalen. In beide gevallen is gekozen voor een getrapt systeem met steeds zwaardere maatregelen.

Artikel 5 Verzwarende omstandigheden in woningen en lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops 

In beginsel wordt overeenkomstig dit handhavingsbeleid besloten. De bevoegdheid van de burgemeester om een last onder bestuursdwang op te leggen conform artikel 13b van de Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. De burgemeester kan optreden, maar is hiertoe niet verplicht. In deze beleidsregels staat beschreven wanneer en op welke wijze de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten.

Bij het opstellen van dit beleid is gekozen voor een aanpak, waarvan wordt verwacht dat deze in de meeste gevallen toepasbaar is. Uitgangspunt is dat tegen overtreders handhavend wordt opgetreden. Er kunnen zich echter altijd bijzondere omstandigheden voordoen, waarin handelen in overeenstemming met dit beleid gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. In deze gevallen heeft de burgemeester de bevoegdheid af te wijken van dit beleid en naar eigen inzicht te besluiten geen of een andere maatregel op te leggen.

Voor de volledigheid wordt in dat kader gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:543), waarin de Afdeling het volgende heeft overwogen. De omstandigheid dat sluiting van een woning of lokaal met zich brengt dat bewoners en/of zakelijke gebruikers die de woning of dat lokaal voor de duur van de sluiting niet als woon- of bedrijfsruimte kunnen gebruiken, is inherent aan de sluiting. Dat de bewoner, alsmede de tot hun gezin behorende kinderen, de woning voor de duur van de sluiting zullen moeten verlaten, is in dat licht op zichzelf geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook het lijden van enig financieel nadeel als gevolg van sluiting van een woning moet als een direct gevolg daarvan worden aangemerkt, zodat daarin evenmin een bijzondere omstandigheid gelegen is, aldus de Afdeling.

Hierbij komt dat, indien de aanwezigheid van kinderen in een woning als uitzonderingsgrond wordt aangemerkt, op grond waarvan sluiting achterwege blijft, dat drugshandelaren daarin een reden en/of motief kunnen zien om vooral in woningen met kinderen hennepkwekerijen op te zetten. Dat is onwenselijk en niet in het belang van minderjarige kinderen. Om minderjarige kinderen daartegen te beschermen wordt de aanwezigheid van kinderen in beginsel niet als een uitzonderingsgrond aangemerkt voor de gekozen aanpak, zodat in beginsel sluiting van de woning volgt.

Alhoewel het onderhavige beleid in beginsel bepalend is en gevolgd zal worden, kan de burgemeester in bijzondere gevallen, zo nodig, hiervan afwijken ten gunste van een overtreder (in schrijnende gevallen), maar ook ten nadele van een overtreder (in ernstige gevallen). De burgemeester houdt bij de afweging in concreto in ieder geval met een of meer van de volgende indicatoren rekening:

  • meer dan een geringe overschrijding van de handelshoeveelheid van softdrugs of hennepplanten;

  • hoeveelheden en combinaties van de aanwezige stoffen en voorwerpen die kunnen duiden op strafbare voorbereidingshandelingen;

  • mate waarin het openbare leven en het woon- en leefklimaat negatief worden beïnvloed;

  • mate van overlast en verloedering;

  • contacten van dealers en klanten in/vanuit een woning/lokaal;

  • verklaringen van klanten en/of drugskoeriers die met drugs zijn onderschept;

  • aanwezigheid van handelsattributen;

  • mate van gevaarzetting als gevolg van een verhoogd brandrisico (door overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen) of overtreding van de bouwregelgeving;

  • mate van uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal.

Zodoende is maatwerk mogelijk.

Slotopmerking 

Bij de procedure tot sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet dienen de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht te worden genomen.