Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening toeslagen en verlagingen 2004

Geldend van 01-09-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen 2004

De raad der gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2004, nr. WNSM0403285;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, alsmede op artikel 8 lid 1 sub c jo artikel 30 van de Wet

werk en bijstand;

b e s l u i t :

Onder intrekking van de Verordening toeslagen en verlagingen 2003, vast te stellen de

onderstaande “Verordening toeslagen en verlagingen 2004” :

Afdeling I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Stb.2003, 375);

    • b.

      toeslag: het hoger vaststellen van de bijstandsnorm voor een alleenstaandeof een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 25 van de wet;

    • c.

      verlaging: het lager vaststellen van de bijstandsnorm en de toeslag, bedoeld in de artikelen 26, 27, 28 en 29 van de wet;

    • d.

      alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad de zorgbehoefte is vastgesteld;

    • e.

      alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad de zorgbehoefte is vastgesteld;

    • f.

      gehuwde: een persoon die gehuwd is en 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar is;

    • g.

      kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

    • h.

      ten laste komend kind:het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

    • i.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

    • j.

      woning: een woning, een woonwagen of een woonschip;

    • k.

      woonkosten:

      1- indien een huurwoning wordt bewoond:, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

      2- indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per

      maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering

      van de woningverschuldigde hypotheekrente en de in verband

      met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke

      lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerendzaakbelasting, de

      opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten;

    • l.

      hoofdverblijf: de woning waar belanghebbende zijn woonstede heeft, of bij het ontbreken daarvan de plaats waar belanghebbende werkelijk verblijf houdt;

    • m.

      netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met de aanspraak op

      vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15

      van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan

      maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting,

      premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen

      en het werknemersaandeel ziekenfondspremie.

      zorgbehoefte: of er sprake is van een verzorgingsbehoevendheid wordt vastgesteld aan de hand van een medisch onderzoek. Er is sprake van verzorgingsbehoevendheid wanneer, indien er geen verzorging voor de verzorgingsbehoevende plaats zou vinden, opname in een instelling voor verpleging of verzorging noodzakelijk zou zijn.

  • 2. In deze verordening wordt gelijkgesteld met gehuwd: als partner geregistreerd.

  • 3. gehuwde wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die met: een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, niet zijnde een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad de zorgbehoefte is vastgesteld, een gezamenlijke huishouding voert.

  • 4. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 5. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 6. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a.

      zij met elkaar gehuwd geweest zijn of eerder voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

    • b.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaats gevonden van een kind van de een door de ander;

    • c.

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

    • d.

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het vijfde lid.

Afdeling II. Categorieën

Artikel 2

  • 1. Voor belanghebbende aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding;

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwden.

Afdeling III. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Alleenstaande (ouder)

  • 1. De bijstandsnorm wordt per kalendermaand verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is 10% van het netto minimumloon.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid wordt de toeslag als bedoeld in het eerste lid, bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag:

    • a.

      voor de onderhuurder die door middel van een schriftelijke onderhuurovereenkomst enbetaalbewijzen aantoont dat de door hem te betalen onderhuur €250,00 per maand of meer bedraagt;

    • b.

      voor de belanghebbende in wiens woning uitsluitend één of meer anderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben.

Afdeling IV Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of de toeslag

Artikel 4 Gehuwden

  • 1. De bijstandsnorm wordt per kalendermaand lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid blijft de verlaging achterwege:

    • a.

      voor de onderhuurder, die door middel van een schriftelijke onderhuurovereenkomst en betaalbewijzen, aantoont dat de door hem te betalen onderhuur €250,00 per maand of meer bedraagt;

    • b.

      voor de belanghebbende in wiens woning uitsluitend één of meer anderen jonger dan 21 jaar hun hoofdverblijf hebben.

Artikel 5 Woonsituatie

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon voor de belanghebbende die de kosten van het bestaan met een ander kan delen en 20% van het netto minimumloon voor de belanghebbende die de kosten van het bestaan niet met een ander kan delen.

Artikel 6 Schoolverlaters

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag voor de alleenstaande wordt lager vastgesteld indien recent de deelname is beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding op grond waarvan aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van hoofdstuk II van de Wet studiefinanciering 2000.

  • 2. Van recente beëindiging van de deelname aan onderwijs als bedoeld in het eerste lid is sprake zolang nog geen periode van een half jaar is verstreken, gerekend vanaf het tijdstip van die beëindiging.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid bedraagt de verlaging, als bedoeld in het eerste lid, voor de alleenstaande, die inwonend is bij zijn ouders, 40% van het netto minimumloon.

Artikel 7 Alleenstaande van 21 of 22 jaar

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 3 wordt verlaagd indien belanghebbende een alleenstaande is van 21 of 22 jaar.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon.

  • 3. De in het eerste lid genoemde verlaging blijft achterwege, indien de bijstandnorm of toeslag op grond van artikel 5 of artikel 6 van deze verordening is verlaagd.

Afdeling V Aanvullende bepalingen

Artikel 8 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Afstemming

De bepalingen van afdeling III en IV deze verordening laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Artikel 10 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college van burgemeesters en wethouders kan in individuele gevallen één of meer bepalingenuit deze verordening niet van toepassing verklaren, voor zover toepassing tot een onbillijkheid van overwegende aard leidt.

Afdeling VI Slotbepalingen

Artikel 12 Openbaarheid

Deze verordening ligt voor een ieder kosteloos ter inzage bij de Afdeling Sociale Voorzieningen.

Artikel 13 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Verordening toeslagen en verlagingen 2004'.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de verordening toeslagen en verlagingen 2003, in werking op de eerste dag van de derde kalendermaand na de dag van bekendmaking van deze verordening op de gemeentelijke voorlichtingspagina in “De Kombinatie”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht in zijn openbare

vergadering van 9 juni 2004.

De Griffier, De voorzitter,
B.Poiesz. H.H. Jonker.