Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2018

Geldend van 01-04-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;

gelet op het bepaalde in de Participatiewet;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten:

vast te stellen de navolgende BELEIDSREGELS VOOR DE VERLENING VAN BIJSTAND IN BIJZONDERE NOODZAKELIJKE KOSTEN VAN HET BESTAAN.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels staan en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. de wet: Participatiewet;

b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente;

c. bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder d van de wet;

d. draagkracht: de middelen waarover beschikt kan worden om in de kosten te voorzien waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd;

e. bijstandsnorm: de norm, zoals bedoeld in artikel 5 sub c van de wet

f. Inkomensgrenzen: deze worden op 1 januari en 1 juli van elk jaar vastgesteld op 120% van de norm voor gehuwden en 120% van de norm voor een alleenstaande ouder en alleenstaande (normen als bedoeld in artikelen 21 en 22 Participatiewet)

g. het gezin: het gezin als omschreven in artikel 4 eerste lid sub c van de wet.

h. Schoolgaand kind: kind van 4 tot en met 17 jaar dat op 1 augustus van het betreffende jaar voltijd dagonderwijs volgt

i. Kalenderjaar: tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot en met 31 december

j. Schooljaar: tijdvak van een jaar lopend van 1 augustus tot 1 augustus van het jaar daaropvolgend;

k. Handboek Schulinck: online kennisbank met landelijk en gemeentelijk beleid

l. woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

m. woonkosten bij een eigen woning indien een eigen woning wordt bewoond:

- de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de

financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente;

- de eventuele erfpachtcanon;

- de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten,waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, de premie opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten

- inkomsten verband houdende met het bezit van de eigen woning, waaronder begrepen de fiscale voordelen, worden op de woonkosten in mindering gebracht.

n. De Wht: de Wet op de huurtoeslag

Artikel 2 Algemeen

1. Als bijzondere bijstand wordt aangemerkt de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

2. Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in de wet.

3. Indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, wordt de bijstand vastgesteld in afwijking van deze beleidsregels.

4. In die gevallen waar deze beleidsregels geen of onvoldoende uitkomst bieden kan de bijstand zonodig worden vastgesteld volgens de richtlijnen in het handboek Schulinck.

5. Bijzondere bijstand kan qua hoogte en duur beperkt worden zulks ter beoordeling aan het college.

Artikel 3 Draagkrachtregels algemeen

1. Bij de verlening van bijzondere bijstand is de aanvrager naar draagkracht een eigen bijdrage verschuldigd.

2. Onder draagkracht wordt verstaan dat deel van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen dat de cliënt zelf dient te betalen voor de te maken bijzondere kosten.

3. De draagkracht wordt vastgesteld voor de duur van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

4. Indien de omstandigheden van de aanvrager of de aard van de kosten daartoe aanleiding geven, kan de draagkracht over een afwijkende periode vastgesteld worden.

Artikel 4 Draagkracht uit vermogen

1. De draagkracht uit vermogen wordt vastgesteld op 100% van het in aanmerking te nemen vermogen (boven de grens van vrij te laten vermogen) zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.

2. Wanneer bijstand wordt verleend op grond van artikel 2 lid 3 of artikel 18 van deze beleidsregels wordt in afwijking van lid 1 het vermogen voor 100% in aanmerking genomen, indien dit hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

3. De meerwaarde van een auto wordt meegenomen als vermogensbestanddeel voor zover de waarde van de auto meer bedraagt dan € 7000,-.

4. De waarde van een auto wordt bepaald via de website www.bovag.nl dan wel een vergelijkbare website.

5. Indien de belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf en recht heeft op bijzondere bijstand, maar tegelde-making, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning met bijhorend erf geboden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd, kan de bijzondere bijstand om niet worden verleend wanneer:

a. de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan het netto minimumloon per maand als bedoeld in art. 21 van de wet, en

b. het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf hoger is dan het vermogen als bedoeld in artikel 34, lid 2, onder deel d van de wet.

Artikel 5 Draagkracht uit inkomen

1. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld op 35% van het meerinkomen van de aanvrager.

2. Onder meerinkomen wordt verstaan het verschil tussen het netto jaarinkomen van de aanvrager en 120% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm op grond van de wet.

3. De draagkracht wordt in afwijking van het voorgaande vastgesteld op 100% van het inkomen boven de norm, indien sprake is van één of meer van onderstaande kostensoorten:

- kosten van begrafenis of crematie;

- kosten in verband met tijdelijke opname in een inrichting;

- bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening;

4. De draagkracht wordt vastgesteld op basis van het feitelijk besteedbaar inkomen in geval één of meer van de volgende situaties van toepassing is:

- Wet schuldsanering natuurlijke personen;

- beslaglegging;

- minnelijke regeling o.g.v. de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

- inhouding inzake een bestuursrechtelijke premie;

5. Voor het inkomstenbegrip wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen over de in aanmerking te nemen middelen van de artikelen 31, 32, 33 en 35 lid 1 van de wet. Wettelijke inkomstenvrijlatingen en premies blijven buiten beschouwing, evenals de op grond van de wet toegekende Inkomenstoeslag.

6. Uitzondering van het bepaalde in artikel 5 lid 1 tot en met 5 vormt de beoordeling van de draagkracht voor het vaststellen van bijzondere bijstand voor woonkosten. De draagkracht wordt hier berekend overeenkomstig de Wet op de Huurtoeslag en hetgeen in het handboek Schulinck is opgenomen.

Artikel 6 Aflossingsregels

1. De maandelijkse aflossingsruimte voor bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening wordt vastgesteld op het verschil tussen het netto inkomen en 94% van de van toepassing zijnde uitkering op grond van de wet.

2. Het netto inkomen zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld inclusief vakantiegeld.

3. Indien de vakantietoeslag over het netto inkomen niet bekend is en handmatig berekend moet worden, kan om praktische redenen worden volstaan met het verhogen van het netto inkomen met het vakantietoeslag percentage genoemd in art. 19 lid 3 van de wet.

4. Indien gedurende drie jaar volledig en onafgebroken aan de aflossingsverplichting in verband met een geldlening betrekking hebbend op duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 14 is voldaan, wordt het resterend bedrag van de geldlening geacht ‘om niet’ te zijn verleend.

5. Indien na drie jaar niet volledig aan de aflossingsverplichting is voldaan, is het bepaalde in het voorgaande lid pas van toepassing op het tijdstip waarop het achterstallige bedrag alsnog is afgelost.

Artikel 7 Administratieve drempel

1. Een aanvraag voor bijstand in bijzondere kosten wordt slechts in behandeling genomen indien ingeval van incidentele kosten deze ten tijde van de aanvraag meer bedragen dan € 25,00 dan wel ingeval van periodieke kosten deze naar verwachting meer zullen belopen dan in totaal € 25,00.

2. Indien de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd noodzakelijk worden bevonden, wordt in de totale kosten bijstand verleend, rekening houdend met bepaalde in artikel 3, 4 en 5 van deze beleidsregels.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

Artikel 8 Studiekosten (Schoolfonds)

1. Het college kan een bijdrage verstrekken voor een tegemoetkoming in de kosten van schoolgaande kinderen.

2. Onder deze kosten worden verstaan:

- ouderbijdrage;

- schoolreisjes;

- fiets;

- schoolbenodigdheden

3. De hoogte van deze bijdrage is voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van

a. 4 tot en met 11 jaar: €150,- per kind per schooljaar;

b. 12 tot en met 17 jaar: € 300,- per kind per schooljaar.

4. De leeftijd van kinderen op 1 augustus van het schooljaar is bepalend.

Artikel 9 Reiskosten schoolgaande kinderen

1. Voor vervoer naar school worden schoolgaande kinderen geacht gebruik te maken van de fiets.

2. Uitzondering op lid 1 is de periode van 1 november tot en met 31 maart. Indien de afstand meer bedraagt dan 10 kilometer kunnen de kosten voor het openbaar vervoer in deze periode voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 10 Leermiddelen

1. Aan een alleenstaande ouder of het gezin met één of meer kinderen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar, kan door het college een tegemoetkoming worden verstrekt voor de aanschaf van een computer/laptop.

2. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt indien de alleenstaande ouder of het gezin met één of meer kinderen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar, in de 12 maanden voorafgaande aan de aanvraagdatum een inkomen heeft gehad tot 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm.

3. De tegemoetkoming wordt per huishouden maximaal één keer in de vijf jaar toegekend.

4. De hoogte van de tegemoetkoming is maximaal € 500,-.

5. De kosten van de aanschaf van een computer/laptop moeten worden aangetoond

6. De tegemoetkoming wordt toegerekend aan het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend.

Artikel 11 Zwemlessen

1. Voor de kosten van zwemlessen ten behoeve van belanghebbende en/of de gezinsleden voor het behalen van het zwemdiploma kan een vergoeding worden verstrekt.

2. Deze vergoeding wordt uitsluitend verstrekt aan belanghebbende of het gezinslid met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 12 Kosten van medische en sociale voorzieningen

1. Bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van medische en/of sociale voorzieningen wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 van de wet (inzake de voorliggende voorzieningen).

2. Voor de vaststelling van de noodzaak van kosten van medische voorzieningen kan een medisch advies ingewonnen worden indien de te verlenen bijstand naar verwachting een bedrag van € 1000,00 per jaar te boven gaat en de noodzakelijkheid niet op andere wijze is vast te stellen.

3. Inwoners van de gemeente met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt de mogelijkheid geboden gebruik te maken van het collectieve pakket GarantVerzorgd1 van zorgverzekeraar Menzis.

4. De medische kosten worden in ieder geval noodzakelijk geacht als er een (gedeeltelijke) vergoeding voor deze kosten mogelijk is uit het aanvullende GarantVerzorgd1 pakket van verzekeraar Menzis.

5. Een verzekering van het GarantVerzorgd1 en GarantTandVerzorgd1 bij Menzis en de daaruit voortvloeiende vergoedingen worden aangemerkt als een voorliggende voorziening.

Artikel 13 Chronisch zieken en gehandicapten

1. Het college kan een bijdrage verstrekken voor tegemoetkoming in de kosten als gevolg van een chronische ziekte of handicap als de aanvrager:

a. langdurig gebruik maakt van thuiszorg, of

b. gebruik maakt van een permanente Wmo-voorziening, of

c. anderszins aangemerkt kan worden als chronisch zieke of gehandicapte.

2. De hoogte van deze bijdrage is € 750,- per persoon per kalenderjaar.

Artikel 14 Kosten van duurzame gebruiksgoederen

1. Indien voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen een geldlening is verstrekt door een kredietverlenende instelling of de gemeente kan bijzondere bijstand verleend worden voor de kosten van rente en aflossing, indien en voor zover deze kosten het aflossingsbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregels, te boven gaan.

2. Kosten van aanschaf, vervanging en/of reparatie van duurzame gebruiksgoederen worden aangemerkt als algemene kosten van het bestaan en dienen primair uit eigen middelen, inkomen, vermogen, reservering vooraf dan wel betaling achteraf, te worden voldaan.

3. Bijzondere bijstand in de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan in bijzondere omstandigheden worden verleend in de vorm van borgtocht of anders de vorm van geldlening.

Artikel 15 Kosten woninginrichting

1. Voor de kosten van een volledige woninginrichting met duurzame gebruiksgoederen (daaronder begrepen de kosten van vloerbedekking) van het door belanghebbende en zijn gezin te betrekken nieuwe hoofdverblijf kan bijzondere bijstand worden verstrekt als deze kosten voortvloeien uit:

a. buitengewone bijzondere omstandigheden of

b. er noodzaak en/of verplichting is tot verhuizen naar het nieuwe hoofdverblijf of

c. sprake is van gezinshereniging

d. en in alle gevallen de kosten niet voorzienbaar waren en/of geen reservering voor deze kosten mogelijk is geweest.

2. Er is in ieder geval sprake van omstandigheden als bedoeld in het voorgaande lid als sprake is van:

a. een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met woonkosten lager dan de maximale subsidiabele huur;

b. het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens (Hsw) naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens.

3. De bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting met duurzame gebruiksgoederen en vloerbedekking wordt verstrekt in de vorm van een (renteloze) lening.

4. Een persoonlijke lening bij een commerciële bank of stadsbank geldt als een passende en toereikende voorliggende voorziening voor deze kosten.

5. Indien als gevolg van buitengewone bijzondere omstandigheden geen lening kan worden afgesloten als bedoeld in het voorgaande lid en geen leenbijstand kan worden verstrekt, wordt de bijstand om niet verstrekt

6. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de tabel in de toelichting waarbij belanghebbende geacht wordt de noodzakelijke goederen zo goedkoop mogelijk en zo nodig tweedehands dan wel kosteloos te verwerven.

7. De maximaal te verstrekken bijzondere bijstand voor de volledige woninginrichting met duurzame gebruiksgoederen en de vloerbedekking is afhankelijk van de huishoud samenstelling en de aard en grootte van het te betrekken hoofdverblijf.

8. Als voorliggende voorziening wordt in alle gevallen beschouwd een tegemoetkoming in voornoemde kosten waarop aanspraak kan worden gemaakt bij de werkgever van belanghebbende krachtens een CAO, op grond van een individuele arbeidsovereenkomst dan wel aanstelling.

Artikel 16 Bijzondere bijstand voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar die zelfstandig wonen

1. Bijzondere bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van een jongere in de leeftijd van 18 tot 21 jaar die zelfstandig woont, wordt conform artikel 12 van de wet verleend indien en voor zover de jongere voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

2. De jongere wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien:

a. beide ouders van de jongere zijn overleden of wonen in het buitenland;

b. de jongere is op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst;

c. de jongere is op de datum van aanvragen van de bijstand al langer dan 1 jaar zelfstandig gehuisvest;

d. de jongere heeft, alleen of samen met een partner, de zorg voor een of meer kinderen;

e. de jongere is niet officieel uit huis geplaatst maar het is niet verantwoord om hem/haar bij de ouders te laten wonen.

3. De hoogte van de (aanvullende) bijzondere bijstand voor de jongere wordt al individualiserend vastgesteld op basis van de in de specifieke situatie algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

4. De hoogte van de totale bijstand kan niet meer bedragen dan de toepasselijke bijstandsnorm voor iemand van 21 jaar in een vergelijkbare situatie.

Artikel 17 Bijstand in schulden

1. Bijstand in schulden wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 49 van de wet.

2. De bijstand als bedoeld in lid 1 wordt niet verleend indien:

- er met betrekking tot het ontstaan van de schuld(-en) sprake is van recidive; of

- belanghebbende onvoldoende medewerking verleent met betrekking tot het oplossen van de schulden/financiële problemen, de totstandkoming van de schuldhulpverlening en/of het openen van een Budgetbeheerrekening.

3. De voorzieningen van de Stadsbank Oost Nederland worden aangemerkt als voorliggende voorziening, wanneer:

- schuldsanering noodzakelijk is, of

- het een gecompliceerd verzoek om schuldhulpverlening betreft, of

- de hulpvraag niet spoedeisend is, of

- er geen uithuiszetting (wegens huurachterstand) dreigt.

4. Indien voor de kosten van een noodzakelijke schuldsanering een geldlening wordt verstrekt door de Stadsbank Oost Nederland wordt bijzondere bijstand verleend voor de kosten van rente en aflossing, indien en voor zover deze kosten het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregels te boven gaat.

5. Indien en voor zover het krediet, benodigd voor een noodzakelijke schuldsanering, niet verstrekt kan worden door de Stadsbank Oost Nederland met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden, wordt bijstand verleend op grond van artikel 48 van de wet in de vorm van een geldlening.

6. De aflossing van de geldlening bedoeld in het vierde lid vindt plaats met inachtneming van de aflossingsregels van artikel 6 van deze beleidsregels.

7. De aflossing van de geldlening bijzondere bijstand wordt opgeschort tot het moment waarop de lening bij de Stadsbank Oost Nederland is afgelost onder de voorwaarde dat betrokkene stipt en volledig aan zijn aflossingsverplichtingen bij deze bank voldoet.

Artikel 18 Kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele

1. Het college kan voor de kosten van een door de kantonrechter ingesteld beschermingsbewind, mentorschap of onder curatelestelling bijzondere bijstand verstrekken.

2. De bewindvoerder, mentor of curator overlegt een beschikking van de kantonrechter waaruit blijkt dat hij als zodanig is benoemd;

3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op:

a. hetgeen in de beschikking van de kantonrechter terzake is vermeld;

b. de bedragen die de bewindvoerder, mentor of curator feitelijk in rekening brengt;

c. de maximale vergoedingen zoals deze zijn vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

HOOFDSTUK 3 WOONKOSTENTOESLAG

Artikel 19 Woonkostentoeslag algemene bepalingen

1. Er kan een woonkostentoeslag worden verstrekt aan huurders en woningeigenaren zowel in het geval dat sprake is van woonkosten die lager zijn dan de maximale huurgrens zoals bedoeld in de Wht als in de situatie dat de woonkosten deze maximale huurgrens overschrijden.

2. Voor de woonkostentoeslag geldt dat conform artikel 5 lid 6 van deze beleidsregels de draagkracht wordt berekend overeenkomstig de Wht.

Artikel 20 Woonkostentoeslag bij huurprijs beneden het bedrag van de maximale huurgrens

1. Indien de huurtoeslag nog niet aan belanghebbende is toegekend en dit tot gevolg heeft dat belanghebbende niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan op grond van artikel 48 van de wet bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden verstrekt.

2. De woonkostentoeslag is in dat geval niet hoger dan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende, gelet op zijn financiële situatie, op grond van de Wht per maand zou ontvangen.

3. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de maand met ingang van wanneer de huurtoeslag tot uitbetaling komt.

4. De als lening verstrekte woonkostentoeslag dient door belanghebbende geheel en ineens te worden afgelost zodra de huurtoeslag over de periode waarover de woonkostentoeslag is verstrekt tot uitbetaling is gekomen.

Artikel 21 Woonkostentoeslag bij woonkosten van een eigen woning beneden het bedrag van de maximale huurgrens

1. Indien sprake is van een eigen woning die als hoofdverblijf van belanghebbende(n) dient en waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wht, geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag als sprake zou zijn van een huurwoning, kan een woonkostentoeslag worden verstrekt.

2. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende, gelet op zijn financiële situatie, op grond van de Wht per maand zou ontvangen als sprake zou zijn geweest van een huurwoning.

Artikel 22 Woonkostentoeslag boven de maximale huurgrens (bij zowel huur- als eigen woning)

1. Indien de hoogte van de woonkosten van de woning die als hoofdverblijf dient op grond van artikel 13 van de Wht een belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag, wordt voor de woonkosten een woonkostentoeslag verstrekt.

2. Aan de woonkostentoeslag wordt de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden:

a. in het geval van een huurwoning betekent dit dat belanghebbende staat ingeschreven als woningzoekende en regelmatig reageert op het woningaanbod waarbij een verhuizing binnen de in lid 3 genoemde termijn mogelijk is.

b. in geval van een koopwoning betekent dit dat belanghebbende in ieder geval een (erkende) woningmakelaar heeft ingeschakeld die daadwerkelijk marktgerichte activiteiten ontplooit, de woning aanbiedt op de gebruikelijke woningwebsites, de woning aanbiedt voor een reële marktprijs waarbij in beginsel de meest recent vastgestelde WOZ-waarde als uitgangspunt dient en actief op zoek is naar goedkopere woonruimte. Belanghebbende schrijft zich ook in als woning-zoekende bij de woningcorporatie en reageert regelmatig op het woningaanbod waarbij een verhuizing binnen de in lid 3 genoemde termijn mogelijk is.

3. De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor de periode van maximaal één jaar te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag.

4. Deze periode kan in beginsel slechts éénmaal worden verlengd met maximaal één jaar als de belanghebbende naar oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden.

5. Wanneer belanghebbende naar oordeel van het college onvoldoende inspanningen heeft verricht om goedkopere woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd dan wel voortzetting van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

Artikel 23 Slotbepalingen

1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand 2018’.

2. Deze beleidsregels zijn van kracht met ingang van 1 april 2018.

3. De Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 worden per 1 april 2018 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente d.d. 20 maart 2018.

Burgemeester en wethouders van Hof van Twente,

de secretaris, de burgemeester,

drs. D. Lacroix

drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM