Regeling vervallen per 22-09-2016

Beleidsregeling debiteuren

Geldend van 25-10-2007 t/m 21-09-2016

Intitulé

Beleidsregeling debiteuren

Registratienummer: 07.40047

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Hoorn

gelet op het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de haar toekomende bevoegdheid krachtens artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB);

gelezen de notitie Debiteurenbeleid WWB;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de navolgende beleidsregel:

Beleidsregel debiteuren

Artikel 1 Algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het opschorten van het recht op bijstand zoals neergelegd in artikel 54 lid 1 WWB;

  • b.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 en lid 4 van de WWB;

  • c.

    het terugvorderen van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

Artikel 2 Herziening en intrekking

Als er na onderzoek over een periode minder recht op bijstand is, wordt het recht over die periode herzien en als er geen recht op bijstand is, wordt het recht over die periode ingetrokken.

Artikel 3 Belangenafweging

In geval van terugvordering en invordering wordt een belangenafweging gemaakt, waarbij toetsing aan ondermeer de volgende criteria plaatsvindt:

  • a.

    de reden van terugvordering (of invordering);

  • b.

    de mate van verwijtbaarheid;

  • c.

    de persoonlijke omstandigheden;

  • d.

    de financiële omstandigheden en vooruitzichten;

  • e.

    de aanwezigheid van meerdere schulden en/of schuldeisers;

  • f.

    de wijze waarop aflossing op de schuld kan plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;

Artikel 4 Afzien van terugvordering

Burgemeester en wethouders zien af van terugvordering als het terug te betalen bedrag lager is dan € 50,00 per kalenderjaar;

Artikel 5 Aflossingverplichting niet-bijstandsgerechtigde

  • 1. Voor een niet-bijstandsgerechtigde met een openstaande niet-verwijtbare vordering geldt een aflossingsverplichting van 50% van de geldende draagkracht. Als deze verplichting niet wordt nagekomen, geldt een aflossingsverplichting van 100%.

  • 2. Voor een niet-bijstandsgerechtigde met een openstaande verwijtbare vordering geldt een aflossingsverplichting van 75% van de geldende draagkracht. Als deze verplichting niet wordt nagekomen, geldt een aflossingsverplichting van 100%.

  • 3. Executoriaal beslag wordt gelegd als de niet-bijstandsgerechtigde niet aflost conform het onder lid 1 en 2 bepaalde.

Artikel 6 Aflossingverplichting bijstandsgerechtigde

  • 1. Bij niet verwijtbare vorderingen wordt maandelijks een bedrag gelijk aan 6% van de voor de uitkeringsgerechtigde(n) geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag verrekend.

  • 2. Bij verwijtbare vorderingen wordt verrekend op grond van het beslagrecht.

Artikel 7 Aflossingsverplichting samenloop niet-verwijtbare en verwijtbare vorderingen

Bij samenloop van verwijtbare en niet-verwijtbare vorderingen worden de regels die gelden voor verwijtbare vorderingen gehanteerd. Als de verwijtbare vordering(en) is/zijn afgelost, kunnen de regels worden gehanteerd die gelden voor niet verwijtbare vorderingen.

Artikel 8 Rente en kosten

Bij invordering door derden wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de te maken/gemaakte kosten.

Artikel 9 Brutering

  • 1. Brutering vindt plaats bij een verwijtbare vordering die niet binnen het kalenderjaar wordt terugbetaald

  • 2. Bij een verwijtbare vordering, vindt terugvordering van de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de ziektekostenpremie plaats, voorzover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Burgemeester en wethouders hebben een aparte beleidsregel vastgesteld met betrekking tot kwijtschelding.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen anders beslissen als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 12 Overgangsbepaling

Er geldt een overgangsbepaling voor openstaande vorderingen waarop wordt afgelost. De aflossingsverplichting zoals die geldt vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijft, na inwerkingtreding van deze beleidsregel, gedurende een periode van maximaal een jaar van kracht. Gedurende deze periode, wordt de aflossingsverplichting herzien en wordt de belanghebbende op de hoogte gesteld van de nieuwe aflossingsverplichting.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 1.

    Beleidsregel debiteuren vastgesteld op 4 november 2003 en Beleidsregel debiteuren, vastgesteld op 27 maart 2007 en reservering, vastgesteld op 4 november 2003, komen te vervallen.

  • 2.

    te bepalen dat deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door opname in het Gemeenteblad en vervolgens bij de afdeling Communicatie gedurende zes weken op werkdagen van 09.00 tot 15.00 uur voor een ieder ter inzage leggen van dit besluit;

  • 3.

    daarnaast deze beleidsregel bekend te maken aan de CliëntenPlusRaad en de cliënten van de afdeling Werk en Bijstand.

TOELICHTING Beleidsregel debiteuren

Artikel 1 Algemeen

Per 1 januari 2004 is terugvordering een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Het wettelijk kader op zichzelf vormt geen sluitende basis meer voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Deze beleidsregel creëert een basis om het bestaande terugvorderingsbeleid van de gemeente te kunnen continueren.

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid. Een belangrijk uitgangspunt is dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende bijstand niet terug te vorderen. Daarnaast is het, in het kader van gelijke behandeling, niet wenselijk om teveel betaalde bijstand niet terug te vorderen.

Daarnaast zijn uit terugvordering voorvloeiende ontvangsten gunstig voor het binnen het Inkomensdeel van de WWB beschikbare budget (een overschot op dit budget kan worden ingezet voor bijvoorbeeld extra re-integratietrajecten ten behoeve van werkzoekenden).

Het uitgangspunt in Hoorn is dat er, behoudens uitzonderingsgevallen, wordt teruggevorderd.

Artikel 2 Herziening en intrekking

Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders maken gebruik van deze bevoegdheid.

Als er na onderzoek over een periode:

  • -

    minder recht op bijstand is, wordt het recht over die periode herzien.

  • -

    geen recht op bijstand is, wordt het recht over die periode ingetrokken

Als achteraf geconstateerd wordt dat vanaf een bepaalde datum in het geheel geen recht op bijstand bestaat, wordt het recht op bijstand vanaf die datum ingetrokken. Het wel/niet schenden van de inlichtingenplicht is hierbij niet van belang. De bijstandsuitkering wordt dan dus niet beëindigd met ingang van de eerste datum waarop geen bijstand meer verstrekt wordt, maar ingetrokken vanaf de eerste datum dat in het geheel geen recht op bijstand bestond.

Als het recht op bijstand is ingetrokken en de belanghebbende wenst aanspraak te maken op een uitkering, moet de belanghebbende bij de nieuwe aanvraag nadrukkelijk aantonen dat er sprake is van bijstandsbehoevende omstandigheden. Als er in het verleden een onjuist toekenningsbesluit is genomen, maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan toch sprake zijn van herziening of intrekking van het besluit.

Artikel 3 Belangenafweging

Voorafgaand aan het besluit tot terug- of invordering, moet er een belangenafweging plaatsvinden. Deze afweging kan ertoe leiden dat er wordt besloten om niet of juist wel tot terugvordering of invordering over te gaan. Bij de belangenafweging mogen de uitgangspunten dat fraude niet lonend mag zijn en dat er zo veel mogelijk sprake moet zijn van gelijke behandeling, niet uit het oog worden verloren.

In dit artikel wordt aangegeven aan welke criteria ondermeer wordt getoetst.

  • a.

    het waarom van de terugvordering/invordering maar ook de redelijkheid hiervan staan bij dit criterium centraal

  • b.

    de schuldvraag is hier van belang => in hoeverre kan gesproken worden over verwijtbaarheid, had het voorkomen kunnen worden, had de persoon in kwestie kunnen weten dat ….. etc.

  • c.

    er kunnen zich allerlei persoonlijke situaties/omstandigheden voordoen die er toe zouden kunnen leiden om niet tot terug/invordering over te gaan.

  • d.

    als terugvordering/invordering bijvoorbeeld zal leiden tot bijvoorbeeld extreem nadelige financiële gevolgen waardoor iemand in een (vanuit sociaal oogpunt) zeer onwenselijke situatie terechtkomt, kan aan de hand van dit criterium worden besloten om niet tot terug- of invordering over te gaan. Het belang om dit te voorkomen kan zwaarder wegen. Als het vermoeden bestaat dat de debiteur in de toekomst de vordering kan terugbetalen (bijvoorbeeld uitzicht op een goedbetaalde baan), is het belangrijk om juist wel tot terug/invordering over te gaan.

  • e.

    Bij dit criterium moet altijd in ogenschouw worden genomen dat vorderingen van de gemeente preferent zijn en dat bij bijstandsgerechtigden in veel gevallen tot verrekening kan worden overgegaan.

  • f.

    Efficiency en het bedrijfseconomisch belang kan bij dit criterium een rol spelen (denk bijvoorbeeld aan een debiteur die met de noorderzon is vertrokken of aan de verhouding tussen de hoogte van een bedrag en de kosten die gemoeid zijn met invordering). Ook iemand altijd netjes heeft afgelost, kan dit aanleiding zijn om juist wel terug/in te vorderen.

Opgemerkt moet worden dat het hier een niet limitatieve opsomming van criteria betreft (criteria die niet zijn opgenomen, kunnen ook worden meegenomen in de belangenafweging).

Artikel 4 Afzien van terugvordering

Bedragen vanaf € 50,00 worden verplicht teruggevorderd. Bij bedragen tot € 50,00 wordt van terugvordering afgezien, indien daarvoor aanleiding bestaat uit oogpunt van een efficiënte en meer bedrijfseconomisch gerichte benadering. Dit moet per geval beoordeeld en gemotiveerd worden.

Houdt er rekening meer dat het in aanmerking nemen van in de voorafgaande drie maanden ontvangen middelen, niet als terugvordering wordt beschouwd .

Artikel 5 + 6 Aflossingsverplichting

Deze artikelen geven regels weer m.b.t. de aflossingsverplichting voor zowel bijstandsgerechtigden als niet bijstandsgerechtigden (denk hierbij ook aan de meeprofiterende partner, zoals bedoeld in artikel 59 WWB).

Om te kunnen vaststellen wat het aflossingsbedrag moet zijn, is inzicht in de financiële omstandigheden nodig. Deze worden inzichtelijk door het inlichtingenformulier dat de belanghebbende moet invullen, onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. Onder andere aan de hand van dit formulier kan de draagkracht worden bepaald. Het inkomen van de belanghebbende wordt afgezet tegen de norm van een bijstandsuitkering die op de gezinssamenstelling van toepassing is. Hierbij wordt rekening gehouden met de aflossingen die de belanghebbende heeft aan andere schulden.

Onder de Abw waren burgemeester en wethouders op grond van artikel 87 lid 2 Abw verplicht het bedrag dat verrekend werd te verlagen als cliënt gedurende drie jaar een inkomen van ten hoogste de beslagvrije voet had genoten . Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de WWB kennen deze bepaling niet. Burgemeester en wethouders zijn dus ook niet meer gehouden aan de maximale termijn van drie jaar.

Burgemeester en wethouders kunnen bij bijstandsgerechtigden op basis van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening. Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

  • -

    Er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan (de door de belanghebbende te ontvangen bijstand en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld).

  • -

    Er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend.

  • -

    Er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan dus alleen met een executoriale titel.

  • -

    Bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet.

  • -

    Verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente kan vereenvoudigd derdenbeslag leggen op loon of uitkering. De procedure hiervan is als volgt:

  • -

    De gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie de debiteur een periodieke uitkering ontvangt.

  • -

    Hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven.

  • -

    De derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente.

  • -

    Door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente.

  • -

    De gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Burgemeester en wethouders maken onderscheid tussen verwijtbare en niet verwijtbare vorderingen. In geval van verwijtbare vorderingen, wordt er verrekend op grond van het beslagrecht. Dit houdt in dat ook het vakantiegeld wordt aangewend ter aflossing van de openstaande vordering. Verwijtbare vorderingen gaan vaak gepaard met meerdere schulden. Door op deze manier te verrekenen en ook (in mei of eerder bij bijvoorbeeld de beëindiging van de uitkering) het vakantiegeld te verrekenen ter aflossing van de schuld, wordt een eventueel beslagleggende deurwaarder omzeild.

Bij niet verwijtbare vorderingen, is gekozen voor een mildere variant omdat de ontstane schuld niet te wijten is aan de belanghebbende. Door maandelijks 6% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld te verrekenen met de openstaande vordering, kan belanghebbende in mei toch beschikken over vakantiegeld (tenzij er beslag op is gelegd).

Artikel 8 Rente en kosten

Als de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan moeten kosten worden gemaakt voor dwanginvordering door derden. Deze kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van betekening en dergelijke. In individuele omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders met betrekking tot de verschuldigde rente anders besluiten.

Artikel 9 Brutering

In de WWB is het bruteren van de bijstandsvordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, als bevoegdheid geformuleerd in artikel 58 lid 4 WWB.

Burgemeester en wethouders maken gebruik van deze bevoegdheid bij verwijtbare vorderingen. Het uitgangspunt is dat de vordering die niet binnen het kalenderjaar wordt terugbetaald, wordt gebruteerd. Op grond van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 12 Overgangsbepaling

Er zijn m.b.t. openstaande vorderingen aflossingsverplichtingen vastgesteld die niet voldoen aan de verplichtingen zoals verwoord in deze beleidsregel. Om de verplichtingen vast te kunnen stellen aan de hand van de geldende regels, geldt een overgangsperiode van maximaal een jaar. In deze periode kunnen de opgelegde verplichtingen worden herzien.