Regeling vervallen per 29-12-2018

Erfgoedverordening Hoorn 2017

Geldend van 03-06-2017 t/m 28-12-2018

Intitulé

Erfgoedverordening Hoorn 2017

Zaaknummer: 1397574

  • gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.

  • gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

De Raad van de gemeente Hoorn besluit:

  • 1.

    De Erfgoedverordening Hoorn 2017 vast te stellen, waarvan de kernpunten zijn:

    • a.

      Het in overeenstemming brengen van de Erfgoedverordening met de nieuwste landelijke wet- en regelgeving zoals de overgang van de Monumentenwet 1988 naar de Erfgoedwet 2016;

    • b.

      Het loskoppelen van de Erfgoedverordening van de Beleidskaart Archeologie, omdat inmiddels het paraplubestemmingsplan Archeologie door de raad is vastgesteld. In de Beleidskaart Archeologie en het paraplubestemmingsplan worden de archeologische waarden geborgd.

  • 2.

    De Erfgoedverordening Hoorn 2013 in te trekken.

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaak, object of terrein dat van belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap, archeologische of cultuurhistorische waarde;

  • b.

    beeldbepalend pand: pand met een belangrijke cultuurhistorische en/of architectonische waarde.

  • c.

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht of gebied: een overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen gebied dat van belang is vanwege de samenhang van bebouwing, zaken en terreinen als bedoeld onder a.;

  • d.

    gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken, objecten, terreinen of gebieden bedoeld in onderdeel a en b;

  • e.

    commissie voor Monumenten en Welstand: de door het college ingestelde commissie, met als taak het bevoegd gezag op verzoek te adviseren over onder andere de toepassing van de Erfgoedwet, de Erfgoedverordening en de uitvoering van het erfgoedbeleid;

  • f.

    historische bouwmaterialen: onderdelen in of aan een object die vanuit (bouw)historisch oogpunt waardevol zijn;

  • g.

    bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 3. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk monument of beeldbepalend pand

Artikel 4. Aanwijzing als gemeentelijk monument of beeldbepalend pand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument of beeldbepalend pand.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 5. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 4 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 6. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het gemeentelijk monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 5 is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, als bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 7. Advies commissie voor Monumenten en Welstand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 4 advies aan de commissie voor Monumenten en Welstand waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van het erfgoed. De leden van het gemeentebestuur maken geen deel uit van de commissie.

  • 2.

    De commissie voor Monumenten en Welstand betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van erfgoed bij het advies.

  • 3.

    De commissie voor Monumenten en Welstand brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en goed onderbouwd gemotiveerd advies uit.

Artikel 8. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument of het beeldbepalende pand, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument met daarin opgenomen de vastgestelde monumentale waarden.

Artikel 9. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onmiddellijk opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 10. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 7 wordt in dat geval aan de commissie voor Monumenten en Welstand advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 4.

  • 3.

    Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 11. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument of beeldbepalend pand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten, voorlopige gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging toeziet op het schrappen uit het register is paragraaf 2 van overeenkomstige toepassing, tenzij het gemeentelijk monument of beeldbepalende pand, waarop de aanwijzing betrekking heeft, als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onmiddellijk opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 3. Bescherming gemeentelijk monument of beeldbepalend pand

Artikel 12. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument of beeldbepalend pand

Het is verboden een gemeentelijk monument of beeldbepalend pand te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 13. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      inpandige veranderingen van het monument, voor zover het een onderdeel daarvan betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg zonder betekenis is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 14. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zouden hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen een (ongewijzigde) voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 15. Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt pas verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overleg met de eigenaar.

Artikel 16. Advies omgevingsvergunning rijks- en gemeentelijk monument

Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument of een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de commissie voor Monumenten en Welstand, bedoeld in artikel 7, eerste lid. Artikel 7, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 17. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed als beschermd gemeentelijk cultuurgoed aan te wijzen als dat:

    • a.

      van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en;

    • b.

      onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en;

    • c.

      in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling die:

    • a.

      als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en;

    • b.

      die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vragen advies aan de commissie voor Monumenten en Welstand over:

    • a.

      het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid;

    • b.

      alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of;

    • c.

      over het afstand doen van de zorg daarvoor;

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een Provinciale Erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 18. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 17 eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 17, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of;

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onmiddellijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 5. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

Artikel 19. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de commissie voor Monumenten en Welstand. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onmiddellijk opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.

  • 7.

    Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.

  • 8.

    Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19 eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19 tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft, als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd stads- en dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, of;

    • b.

      beschermd stads- en dorpsgezicht op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onmiddellijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 21. Verbodsbepaling en aanvraag vergunning

  • 1.

    Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    De artikelen 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

§ 6. Handhaving en toezicht

Artikel 22. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 12 of het bepaalde krachtens artikel 13, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 23. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

§ 7. Vangnet cultuurhistorische waarden

Artikel 24. Vangnet cultuurhistorische waarden

  • 1.

    Het is verboden de bovengrondse cultuurhistorische waarden te verstoren als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, en;

    • b.

      er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, en;

    • c.

      er vanuit bouwhistorisch of cultureel-historisch belang, een bouwhistorisch- en/of een cultuurhistorisch rapport is overlegd waarin bouwhistorische- en/of cultuurhistorische waarden worden gedocumenteerd, en;

    • d.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor deze waarden wordt voorkomen of met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen cultuurhistorische waarden meer aanwezig zijn;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van bouwhistorisch of cultuurhistorisch onderzoek.

§ 8. Slotbepalingen

Artikel 25. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening 2013 gemeente Hoorn wordt ingetrokken.

Artikel 26. Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Erfgoedverordening 2010 of Erfgoedverordening 2013 gemeente Hoorn aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument of beeldbepalend pand, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening 2013 gemeente Hoorn.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Hoorn 2017.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hoorn,

De griffier, De voorzitter,

Bekendmaking: Gemeenteblad

Ondertekening