Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening 2014 Kaag en Braassem

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening 2014 Kaag en Braassem

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 oktober 2013;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 9 eerste lid onderdeel b en c WWB, artikel 35, eerste lid, onderdeel a IOAZ en artikel 35, eerste lid, onderdeel a IOAW;

b e s l u i t:

vast te stellen: de “Re-integratieverordening 2014 Kaag en Braassem”.

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;

    • b.

      gemeenteraad: de gemeenteraad van gemeente Kaag en Braassem.

    • c.

      startkwalificatie: Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2);

    • d.

      de wet: de WWB, IOAW en IOAZ.

    • e.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college hem opgelegde voorziening of geheel van voorzieningen gericht op het verkrijgen en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • f.

      belanghebbenden: uitkeringsgerechtigden volgens de WWB, IOAW, IOAZ en Algemene nabestaanden wet (Anw) en niet-uitkeringsgerechtigden.

Artikel 2 Beleid

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleid vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2. Dit beleid omvat in elk geval een omschrijving van het beleid ten aanzien van verschillende doelgroepen zoals bedoeld in de wet en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen.

  • 3. Het college betrekt bij de invulling van het traject de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 3 Financiën

  • 1. Het college kan bij het uitvoeren van het beleid prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden, op basis van maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 2. Het college kan een subsidie- of budgetplafond vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 3. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 4. Een door het college vastgesteld plafond als bedoeld in tweede en derde lid, vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 5. Aan niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers waarvan het inkomen 110% van de van toepassing zijnde norm of meer bedraagt en het vermogen meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, bedoeld in de WWB, vraagt het college een bijdrage in de kosten van het traject. Deze bijdrage wordt bepaald op basis van de draagkrachtregels bijzondere bijstand die door het college vastgesteld zijn.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleid genoemd in artikel 2, is vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan de inzet van een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan de voorziening beëindigen in de volgende gevallen:

    • a

      indien de belanghebbende, die aan een voorziening deelneemt, zijn verplichtingen die in het kader van de aangeboden voorziening en/of de wet gelden niet nakomt;

    • b

      indien de belanghebbende, die aan een voorziening deelneemt, niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c

      indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de voorziening;

    • d

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

  • 4. Voorzieningen kunnen van niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers worden teruggevorderd als:

    • a

      geen of onvoldoende medewerking wordt verleend aan de voorziening;

    • b

      niet is voldaan aan de aan de voorziening verbonden voorwaarden of verplichtingen of aan de bepalingen van de trajectovereenkomst;

    • c

      de voorziening is aangeboden op basis van onjuiste of onvolledige gegevens en juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zouden hebben geleid;

    • d

      de voorziening anderszins ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

  • 5. Terugvordering om de redenen genoemd in het vorige lid kan ook plaats vinden indien blijkt dat belanghebbende ten onrechte als uitkeringsgerechtigde is aangemerkt of niet langer uitkeringsgerechtigde is.

Artikel 5 Inzet van voorzieningen

Bij de keuze van het aanbieden van voorzieningen, wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij bekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig, adequaat en toereikend is met het oog op aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 6 De voorzieningen

  • 1. Bij het aanbieden van voorzieningen kan het college in ieder geval aanbieden:

    • a.

      Werkervaringsplaats/stage;

    • b.

      Diagnose;

    • c.

      Medische en arbeidsdeskundige keuring;

    • d.

      Vaardigheidstrainingen

    • e.

      Scholing en/of opleiding

    • f.

      Taaltraining

    • g.

      (Job)Coaching

    • h.

      Nazorg

    • i.

      Schuldhulpverlening

    • j.

      Bemiddeling

    • k.

      Participatieplaats

  • 2. De scholing en/of opleiding als bedoeld in lid 1 e en f moet gericht zijn op arbeidsinschakeling en is gemaximeerd tot het niveau van een startkwalificatie.

  • 3. Het college kan op individuele gronden besluiten de in het tweede lid bedoelde scholing en/of opleiding te maximeren tot het niveau van hoger beroepsonderwijs.

Artikel 7 Onkostenvergoeding

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten in het kader van het traject. Deze vergoeding geldt alleen voor uitkeringsgerechtigden volgens de WWB, IOAW en IOAZ. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    • a.

      Reiskosten

    • b.

      Kinderopvang

    • c.

      Overige kosten

  • 2. Het college stelt nadere uitvoeringsregels vast over de toekenning van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

Artikel 8 Sociale activering

Het college kan aan belanghebbende activiteiten aanbieden in het kader van participatie in de maatschappij als arbeidsinschakeling (nog) niet mogelijk is.

Artikel 9 Participatieplaats

  • 1. Het college verstrekt aan degene die algemene bijstand ontvangt en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a zesde lid van de wet een premie van telkens € 150 per zes maanden.

  • 2. De premie kan worden geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

  • 3. Als een persoon additionele werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 10a van de wet en niet beschikt over een startkwalificatie, bekijkt het college, na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden in hoeverre scholing of opleiding, onverminderd artikel 5 en 6 lid 2 en 3, de toegang tot de arbeidsmarkt kan bevorderen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de

bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van

overwegende aard leidt.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014. Bij inwerkingtreding van deze verordening komt de Re-integratieverordening 2012 Kaag en Braassem te vervallen.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Re-integratieverordening 2014 Kaag en Braassem’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeenteKaag en Braassemgehouden op 13 november 2013.

de griffier,

drs. B.S.M. Sepers

de voorzitter,

mr K.M. van der Velde-Menting