Regeling vervallen per 01-01-2023

Nadere regels Wmo Opvang en Beschermd wonen 2019

Geldend van 06-05-2019 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2019

Intitulé

Nadere regels Wmo Opvang en Beschermd wonen 2019

Het college van Burgemeester en wethouders van Kerkrade,

overwegende,

dat het op grond van de “Wet maatschappelijke ondersteuning 2015” zorg dient te dragen voor (maatschappelijke) opvang en beschermd wonen;

dat de colleges van de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal een gemeenschappelijke regeling zijn aangegaan, waarmee het college van Heerlen het mandaat gekregen heeft deze taak namens de colleges van deze acht gemeenten uit te voeren;

dat het op grond van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kerkrade 2019” nadere regels dient vast te stellen;

gelet op:

het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

het bepaalde in de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kerkrade 2019”

besluit:

vast te stellen de “Nadere regels Wmo Opvang en Beschermd wonen gemeente Kerkrade 2019”

Deze regeling is van toepassing op maatschappelijke ondersteuning, voor zover dit betrekking heeft op opvang en beschermd wonen.

Hoofdstuk 1 Begrippen en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. Bijdrage: bijdrage, zoals bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

    b. College: Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade.

    c. Verklaring omtrent het gedrag (VOG): Verklaring omtrent het gedrag, zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

    d. Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kerkrade 2019.

    e. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

    f. Kleinschalige woonvorm: een woonvorm met gemeenschappelijke ruimtes en gezamenlijke activiteiten, zoals samen koken en eten, voor jongvolwassenen of volwassenen met een psychiatrische aandoening.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Artikel 3 Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

  • 1. Opvang is een algemene voorziening.

  • 2. Beschermd wonen is een maatwerkvoorziening

Hoofdstuk 2 Procedureregels, melding en onderzoek maatvoorziening

Artikel 4 Regionaal Team Opvang en Beschermd Wonen (TOBW)

Het Regionaal Team Opvang en Beschermd Wonen geldt exclusief, naast het regulier gemeentelijk loket, als voorziening voor het bieden van toegang in het kader van een melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning in de vorm van beschermd wonen, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet. Het TOBW is in de bedoelde gevallen tevens namens het college belast met het onderzoek en de overige werkzaamheden zoals beschreven in de artikelen 4 tot en met 6.

Artikel 5 Melding behoefte aan Beschermd wonen

  • 1. De behoefte aan beschermd wonen wordt door of namens de cliënt gemeld bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet betreffende beschermd wonen beslist het college na de melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 6 Onderzoek en indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek in het kader van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij het college, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding als bedoeld in artikel 2.3.2. eerste lid, in de gelegenheid dit plan te overhandigen.

Artikel 7 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt, onder andere in een gesprek tussen deskundigen en cliënt dan wel diens vertegenwoordiger, en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie alsmede cliëntondersteuner, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    b. het gewenste resultaat van het verzoek om beschermd wonen;

    c. de mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk, met algemene voorzieningen of met (een combinatie van) maatwerkvoorzieningen in het kader van ondersteuning bij zelfredzaamheid, gericht op participatie, maatwerkvoorzieningen, gericht op vervoer en maatwerkvoorzieningen gericht op wonen in zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning te voorzien;

    d. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    e. de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen te verstrekken.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 6, vierde lid heeft overhandigd, wordt dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, betrokken.

  • 3. Bij het onderzoek wordt mededeling gedaan van de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Als de behoefte aan Beschermd wonen genoegzaam bekend is, kan, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afgezien worden van een gesprek.

Artikel 8 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 42 kalenderdagen na de melding verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een ondertekend verslag van het gesprek, als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven, kan hiervoor gebruikt worden.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

Artikel 10 Keuzevrijheid

  • 1. Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in natura of als persoonsgebonden budget.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid wordt in spoedeisende gevallen, zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, en de aanvraag van de cliënt, alleen een maatwerkvoorziening in natura verstrekt.

Artikel 11 Maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een maatwerkvoorziening als een persoonsgebonden budget vindt plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de belanghebbende of diens vertegenwoordiger, door middel van indiening van een persoonlijk plan.

  • 2. Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt, indien:

    a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst te ontvangen;

    c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de onderdelen, die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 3. Indien (onderdelen van) de maatwerkvoorziening uitgevoerd worden door een anderen dan personen uit het sociaal netwerk, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    a. de organisatie of (zelfstandig) ondernemer dient als aanbieder van WMO-ondersteuning ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    b. de organisatie of ondernemer voldoet aan de eisen t.a.v. de kwaliteit, zoals gesteld in hoofdstuk 3 van de wet alsmede in hoofdstuk 5 van de verordening;

    c. organisatie of ondernemer voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg, zoals die voor de branche gelden;

    d. er wordt gebruik gemaakt van een zorgplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde zorg;

    e. er is systematische kwaliteitsbewaking;

    f. de beroepskrachten en vrijwilligers beschikken over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip, waarop betrokkene voor de organisatie of ondernemer ging werken;

    g. de ingeschakelde “ervaringswerkers” beschikken, in afwijking van het onder g. gestelde, over een vergelijkbare verklaring.

    h. de organisatie of ondernemer beschikt over een meldcode ten aanzien van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    i. de organisatie of ondernemer meldt alle calamiteiten en geweldsincidenten bij de door het college aangewezen toezichthoudend ambtenaar.

  • 4. Indien (onderdelen van) de maatwerkvoorziening uitgevoerd worden door een persoon uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    a. deze persoon uit het sociaal netwerk beschikt over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene start met de uitvoering van het betreffendeonderdeel;

    b. er is een afspraak over het melden van calamiteiten en geweld.

Artikel 12 Uitsluitingscriteria verstrekking persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Verstrekking van het persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien niet voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11.

  • 2. Het is de budgethouder niet toegestaan het administratieve beheer van het persoonsgebonden budget en de bemiddeling en/of levering van de voorziening (zorg) uit te besteden aan dezelfde organisatie of persoon.

  • 3. Het persoonsgebonden budget mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een voorziening of het administratieve beheer van het pgb.

Artikel 13 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget

De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld aan de hand van de onderdelen waaruit de zorg bestaat, door wie de zorg verleend wordt en de bedragen, die daarvoor gelden op grond van artikel 8 negende lid van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerlen 2018’.

Artikel 14 Uitbetaling persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

Artikel 15 Controle persoonsgebonden budget

  • 1. Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg steekproefsgewijs, de inzet van het persoonsgebonden budget en/of de daarmee verstrekte ondersteuning controleren.

  • 2. De inzet van een persoonsgebonden budget van een budgethouder ten aanzien waarvan door de SvB bijzonderheden worden gesignaleerd, worden in elk geval gecontroleerd.

  • 3. Het persoonsgebonden budget kent een vrij besteedbaar bedrag, waarover geen verantwoording noodzakelijk is. Dit bedraagt € 100,00 per jaar. Dit budget kan gebruikt worden voor bijkomende kosten, zoals telefoonkosten, kosten voor de VOG-verklaring en scholing.

Hoofdstuk 4 Bijdragen voor opvang en beschermd wonen

Artikel 16 Bijdrage voor opvang

  • 1. Voor de algemene voorziening opvang, waarbij alle kosten voor bed, bad, brood en begeleiding voor rekening zijn van de organisatie die de opvang biedt, geldt per maand een door de cliënt te betalen bijdrage, die gelijk is aan het verschil tussen de uitkering op grond van de Participatiewet, die voor cliënt geldt of zou gelden en de in die wet benoemde “normen in inrichting”

  • 2. Voor de algemene voorziening opvang, waarbij de kosten voor bad en brood voor rekening van de cliënt komen, geldt per maand een door de cliënt te betalen bijdrage, die gelijk is aan het verschil tussen het inkomen van de cliënt en de in de Participatiewet benoemde “normen in inrichting”, verminderd met een bedrag van € 300,00.

  • 3. Wanneer vast staat dat de cliënt vanuit de opvang uitstroomt naar zelfstandige huisvesting is de cliënt voor de laatste maand dat hij gebruik maakt van de algemene voorziening opvang geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 17 Bijdrage voor beschermd wonen

Voor cliënten die gebruik maken van de maatwerkvoorziening beschermd wonen geldt de te betalen eigen bijdrage volgens artikelen 3.11 tot en met 3.19 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2019;

  • 2. De door het college van Kerkrade vastgestelde nadere regels Wmo opvang en beschermd wonen gemeente Kerkrade 2017 worden met terugwerkende kracht per 1 april 2019 ingetrokken met de inwerkingtreding van deze nadere regels;

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als: “Nadere regels Wmo opvang en beschermd wonen gemeente Kerkrade 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Kerkrade 30 april 2019.

Het college, De Secretaris,

J.J.M. Som H.J.M. Coumans MPM.