Regeling vervallen per 31-12-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015

Geldend van 09-01-2016 t/m 30-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2015

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

    • -

      andere voorziening: voorzieningen op basis van een andere wet dan de wet;

    • -

      eigen bijdrage: de bijdrage die de cliënt zelf dient te betalen en bij de cliënt – of diens wettelijke vertegenwoordiger wordt geïnd;

    • -

      cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening, of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2;

    • -

      melding: de mededeling aan het college door of namens een persoon dat deze behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • -

      gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 3;

    • -

      persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waarin namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorzieningen behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • -

      voorliggende voorziening: een andere voorziening die vergelijkbaar is met een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waardoor geen voorziening op grond van deze verordening hoeft te worden verleend;

    • -

      voorziening in natura: een voorziening om de zelfredzaamheid of participatie van een ingezetene te verbeteren of te voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • -

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Alle overige begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Melding hulpvraag

  • 1. Een cliënt kan een hulpvraag melden bij het college conform artikel 2.3.2 lid 1 van de wet.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. De cliënt kan voordat het onderzoek van start gaat, het college een persoonlijk plan overhandigen waarin hij de omstandigheden, bedoeld als in artikel 4, lid 1 van deze verordening, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Het college brengt de cliënt van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid, in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 4. Het college wijst cliënten die een melding doen en hun mantelzorgers op de mogelijkheid zich gedurende de procedure desgewenst te laten bijstaan voor cliëntondersteuning.

Artikel 3 Het gesprek

  • 1. Het college onderzoekt – binnen de wettelijke termijn van zes weken - na de melding in een gesprek met de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger, en voor zover mogelijk met zijn mantelzorger, en desgewenst zijn familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      zijn behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang.;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel

    • i.

      van de wet, verschuldigd zal zijn.

  • 2. Indien de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, lid 2 van de wet, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid van deze verordening.

  • 3. Bij het onderzoek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Het verslag

  • 1. Binnen 5 werkdagen na het gesprek verstrekt het college de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, achtste lid, van de wet, tenzij de cliënt heeft meegedeeld dit niet te wensen.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

Artikel 5 De aanvraag

  • 1. Een cliënt kan – nadat het onderzoek is afgerond, of indien de wettelijke termijn voor het onderzoek is verstreken - een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als dat op het verslag is aangegeven.

  • 4. Een ambtshalve aanvraag op grond van artikel 2, vijfde lid van de Verordening Jeugdhulp Krimpenerwaard 2015 wordt als aanvraag om een maatwerkvoorziening aangemerkt.

  • 5. Op de aanvraag wordt binnen de wettelijke termijn van twee weken beslist.

Artikel 6 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Bij het beoordelen van de aanvraag om een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het gesprek, indien dit is gemaakt, als uitgangspunt.

  • 2. Alle mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp en zorg, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene, algemeen gebruikelijke of andere voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te handhaven of te verbeteren, of te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan beschermd wonen of opvang, worden bij de beoordeling van de aanvraag betrokken.

  • 3. Of een cliënt voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperking in de zelfredzaamheid of participatie, dan wel ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving met psychische of psychosociale problemen voor beschermd wonen of opvang in aanmerking komt, wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria:

    • a.

      De cliënt is ingezetene van de gemeente Krimpenerwaard;

    • b.

      Dat door een maatwerkvoorziening een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid of participatiemogelijkheden, waardoor de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven;

    • c.

      Er geen voorliggende of algemeen gebruikelijke voorziening beschikbaar is;

    • d.

      Er geen sprake is van voorzienbaarheid, waaronder kosten die de cliënt reeds voor het indienen van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij:

    • ·

      het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven; of

    • ·

      het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

      • e.

        indien de voorziening langdurig noodzakelijk is met uitzondering van het genoemd in artikel 2.3.3 van de wet;

      • f.

        de situatie van de cliënt dient (goed) te kunnen beoordeeld hetgeen betekent dat de cliënt voldoet aan de medewerkingslicht bedoeld in artikel 2.3.8, derde lid, van de wet;

      • g.

        de cliënt, bedoeld in artikel 2.3.5, zesde lid, en 2.3.6, vijfde lid, van de wet, geen (mogelijke) aanspraak kan maken op grond van de Algemene Wet Bijzondere ziektekosten;

      • h.

        de cliënt de voorziening niet vóór het indienen van de aanvraag heeft gerealiseerd of heeft geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of tenzij achteraf nog valt vast te stellen dat de voorziening noodzakelijk was en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;

      • i.

        voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft niet eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

  • 2. Het college verstrekt geen voorziening in de woning:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daar vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 7 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet een pgb.

  • 2. Het college verstrekt geen pgb als uit het onderzoek blijkt dat de cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger niet in staat is de zorg in te kopen of niet in staat is verantwoord met het budget om te gaan.

  • 3. De hoogte van een pgb – waarbij sprake is van levering door een professional - wordt bepaald aan de hand van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. In deze situatie bedraagt het pgb maximaal 75% van de kostprijs als sprake is van de levering van diensten. Het pgb bedraagt als sprake is van een hulpmiddel of woningaanpassing maximaal de kostprijs die het college zou moeten betalen bij een voorziening in natura. Het pgb is toereikend voor de inkoop daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 4. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten en evt. andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief:

    • a.

      deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten vergelijkbaar met het bruto uurloon conform de Wet Minimumloon of maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners;

    • b.

      de tussenpersonen of belangbehartigers worden niet uit het pgb betaald;

    • c.

      dat het pgb wordt verstrekt bij langdurige ondersteuning tot maximaal de duur van de indicatie, tenzij anders besloten wordt;

    • d.

      voldaan wordt aan de door het college nader op te stellen kwaliteitseisen ten aanzien van de persoon uit het sociaal netwerk die de ondersteuning levert en ten aanzien van de ondersteuning die door de persoon uit het sociaal netwerk wordt geleverd.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb voor een specifieke maatwerkvoorziening wordt vastgesteld.

  • 6. Op het pgb is een eigen bijdrage in de kosten van toepassing.

  • 7. Een pgb wordt alleen ten behoeve van een persoon uit het sociaal netwerk verstrekt als de cliënt niet afhankelijk is van de continuïteit van de ondersteuning.

  • 8. Het college kan nadere regels vaststellen over de voorwaarden betreffende het tarief waaronder een cliënt de mogelijkheid heeft een persoonsgebonden budget te besteden bij een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Artikel 8 Tegemoetkoming meerkosten

  • 1. Het college kan in overeenstemming artikel 2.1.7 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verbanden houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken.

  • 2. Het college kan nadere regels opstellen over de wijze waarop en voorwaarden waaronder zij de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid verstrekt.

Artikel 9 Regels voor bijdrage in de kosten

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van de bijdrage in de kosten is;

    • c.

      voor welke cliënten een daarbij aan te geven korting op de bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening van toepassing is;

    • d.

      op welke wijze de kostprijs van algemene voorzieningen wordt berekend;

    • e.

      voor welke maatwerkvoorziening dan wel pgb een cliënt een bijdrage in de kosten volgens de landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrageregeling is verschuldigd;

    • f.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot;

    • g.

      dat in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zesde lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door een andere instantie dan het CAK worden vastgesteld en geïnd;

    • h.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 2. Het college kan jaarlijks per 1 januari de bijdragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 10 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie en de eigen mogelijkheden van de cliënt;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, specifiek de inzet van mantelzorg en het sociaal netwerk van de cliënt;

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande het recht op een maatwerkvoorziening of een pgb als bedoeld in artikel 2.3.5 respectievelijk artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

  • b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • a. de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;

  • d. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Indien een besluit tot verlening van een voorziening is ingetrokken, kan op grond van artikel 2.4.1 van de wet een reeds uitbetaald pgb worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggehaald.

  • 8. Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.

Artikel 12 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 13 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, rekening met in ieder geval:

  • a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e. kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, rekening met in ieder geval:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • 1) aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

  • 2) instructie over het gebruik van de voorziening;

  • 3) onderhoud van de voorziening;

  • 4) verplichte deelname in bepaald samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld sociale wijkteams).

Artikel 14 Betrekken van ingezetenen en belangenbehartigers bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en vertegenwoordigers van cliëntgroepen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.

  • 2. Het college stelt de ingezetenen van de gemeente en de vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat de ingezetenen van de gemeente en de vertegenwoordigers van cliëntgroepen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels met betrekking tot welke organisaties worden gerekend tot vertegenwoordigers van cliëntgroepen.

Artikel 15 Klachtregeling

  • 1. Het college handelt klachten af overeenkomstig de door de gemeente gestelde klachtenregeling.

  • 2. Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend door het college, hebben een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

Artikel 16 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college regelt dat de aanbieder, waar nodig naar het oordeel van het college, een regeling voor medezeggenschap heeft.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaraan de medezeggenschap moet voldoen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregeling van aanbieders.

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels vast te stellen.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie en heeft terugwerkende kracht tot 1 juni 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015.

Artikel 20 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De volgende verordeningen worden ingetrokken per 1 juni 2015:

  • -

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Bergambacht op 30 september 2014;

  • -

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek op 23 september 2014;

  • -

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Ouderkerk op 2 oktober 2014;

  • -

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Schoonhoven op 2 oktober 2014;

  • -

    Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Vlist op 30 september 2014.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de onder lid 1 genoemde verordening totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de lid 1 genoemde verordening maar waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2015, worden afgehandeld krachtens de Verordening.

  • 4.

    Een krachtens de onder lid 1 genoemde verordening verleende voorziening met betrekking tot huishoudelijke hulp blijft gelden tot maximaal vijftien maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van raad van de gemeente Krimpenerwaard van 15 december 2015.
de griffier,
drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter,
mr. T.P.J. Bruinsma