Regeling vervallen per 18-11-2019

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2016

Geldend van 01-07-2017 t/m 17-11-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2016

De raad van de gemeente Krimpenerwaard;

Gelet op de artikelen 95, 96, eerste en tweede lid en 97 en 147 van de Gemeentewet, de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, 27a, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, en de artikelen 4, 7a, vierde lid, 13, tweede lid, 14, eerste lid en 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

besluit vast te stellen de

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2016

Hoofdstuk 1  Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • -

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • -

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • -

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • -

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

  • 1. Aan leden van de raadscommissie - niet zijnde raadsleden- wordt maandelijks een vergoeding voor het bijwonen van de vergadering van een raadscommissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan anderhalf maal het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Aan leden van de raadscommissie - niet zijnde raadsleden- die naast het reguliere commissiewerk door de raad belast zijn met een specifieke taak (op dit moment de auditcommissie en de adviescommissie voor de rekenkamer en hun subcommissies) wordt naast de in lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding voor deze taak per daarvoor bijgewoonde vergadering een vergoeding toegekend gelijk aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Het navolgende lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien er meer vergaderingen of bijeenkomsten op één dag of avond achter elkaar worden gehouden, worden de vergoeding als genoemd in de leden 1 en 2 slechts éénmaal uitgekeerd.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten

  • 1. De vergoeding voor reis- en verblijfkosten als bedoeld in de artikelen 96, eerste lid, en 97 van de Gemeentewet is:

    • a.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde;

    • b.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 2. De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

Artikel 4 Scholing

  • 1. Raads- of commissieleden die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie, motivatie en kostenspecificatie.

  • 3. De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 4. In voorkomende gevallen beslist het presidium bij meerderheid van stemmen.

Artikel 5 Computer en internetverbinding

  • 1. Raads- of commissieleden aan wie op aanvraag een computer (in de praktijk tablet), bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. De vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor de computer bedoeld in dit artikel, bedraagt ten hoogste € 10,- per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het raads- of commissielidmaatschap.

  • 3. Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de griffier.

  • 4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 6 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk II van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 7. Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1. Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3. Het bedrag van de berekende reiskosten op grond van het eerste en tweede lid worden uitbetaald als vaste maandelijkse vergoeding.

Artikel 8. Zakelijke reis- en verblijfkosten

  • 1. Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders binnen en buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

Artikel 9 Computer en internetverbinding

  • 1. De wethouders aan wie op aanvraag een computer (in de praktijk tablet), bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. De vergoeding voor de aanleg- en abonnementskosten voor een internetverbinding voor een computer bedraagt ten hoogste € 10 per maand, waarbij alleen in aanmerking komen de extra abonnementskosten die gemaakt worden voor een goede vervulling van het wethouderschap.

  • 3. Een aanvraag om een vergoeding als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris.

  • 4. De secretaris beslist over de aanvraag, overeenkomstig het eerste lid, op basis van de bewijsstukken.

Artikel 10 Communicatieapparatuur

  • 1. De wethouders aan wie op aanvraag communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Een aanvraag zoals bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris.

  • 3. De secretaris beslist over de aanvraag, overeenkomstig het eerste lid, op basis van de bewijsstukken.

Artikel 11 Verhuis, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

  • 1. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op vergoeding van reis- en pensionkosten, dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

    • a.

      reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a van het Rechtspositie-besluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

    • b.

      dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 12 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk III van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk 4 De procedure van declaratie

Artikel 13 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het rechtspositiebesluit wethouders, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 14 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreekse aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooraf uit eigen middelen

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen een maand na de factuurdatum of betaling door de raads- en commissieleden ingediend bij de griffier en door de wethouders bij de gemeentesecretaris.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 15 Intrekking oude regeling

De ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2015’ wordt ingetrokken onder gelijktijdige vaststelling van de ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2016’.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Krimpenerwaard 2016’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 1 november 2016,
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, Mr. R.S. Cazemier

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen 

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

 

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

 

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening 

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

 

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

 

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 van de Gemeentewet is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De arbeidsverhoudingen

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring moeten de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst melden dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaat-schap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opging-in-regeling.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raads- of commissielid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet (standaardregeling). In dat geval is het (gedeeltelijke) winstregime van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling dienen de netto-onkostenvergoeding wel te verantwoorden in de inkomstenbelasting, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). Het bruteren van vergoedingen is niet langer van toepassing op raads- en commissieleden die hebben gekozen voor de standaardregeling. Voor raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling is de werkkostenregeling immers niet van toepassing. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingensystematiek 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de modelverordening.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

 

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In paragraaf 4 van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

  

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel van deze verordening wordt verwezen naar een aantal begripsbepalingen uit de Rechtspositiebesluiten. Speciale aandacht verdient een lid van de commissie, die niet tevens lid is van de gemeenteraad of een ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd overeenkomstig artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Wat betreft de genoemde ambtenaren in deze bepaling lijkt de wetgever te doelen op de situatie dat ambtenaren van de griffie of gemeente raadscommissies organiseren, bijwonen en/of ondersteunen. Zij maken geen aanspraak op een vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen. Deze werkzaamheden maken voor hen immers deel uit van hun ‘gewone’ werkzaamheden uit hoofde van hun aanstelling op grond van de Ambtenarenwet, waarvoor zij reeds loon ontvangen.

Artikel 2 Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak 

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Het is mogelijk om - in bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en zwaarte van de commissie - een hoger bedrag aan presentiegeld toe te kennen dan het eerder bedoelde bedrag. In de Krimpenerwaard is hier niet voor gekozen omdat de leden van de auditcommissie en de adviesgroep voor de rekenkamercommissie hiervoor presentiegeld ontvangen.

 

De hoogte van het presentiegeld is dwingend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het ‘Indexcijfer Cao lonen overheid’.

Artikelen 3 en 8 Reis- en verblijfkosten

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

 

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

De gemeenteraad heeft ten aanzien van de vigerende verordening aan de gemeenteraad voorgesteld om de bepalingen inzake buitenlandse dienstreizen uit de toenmalige VNG-modelverordening evenals de bepalingen over dienstauto’s in de Krimpenerwaard niet toe te passen. De gemeenteraad heeft dit voorstel overgenomen. Eenzelfde voorstel wordt gedaan ten aanzien van de thans voorliggende verordening.

Artikel 4 Scholing

Op grond van artikel 6 van de Verordening op de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

 

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Het vierde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan het presidium om een oordeel gevraagd worden.

Artikelen 5 en 9 Computer en internetverbinding

In de verordening is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente op aanvraag een computer of tablet in bruikleen krijgt verstrekt. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

 

De verordening gaat ervan uit dat een computer of tablet in bruikleen wordt verstrekt.

 

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8 en 12 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikel 7 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 7 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 8 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

Artikel 10 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

 

Artikel 11 Verhuis, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 17 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 13 en 14 De procedure van declaratie

Aangegeven is in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.