Regeling vervallen per 28-11-2018

Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning

Geldend van 06-08-2009 t/m 17-01-2014

Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG): gemeentelijke registratie die gegevens bevat over openbare ruimten en nummeraanduidingen (adressen) en panden en verblijfsobjecten (gebouwen) en langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd. De basisregistraties worden gehouden met als doel het aan een ieder beschikbaar stellen van de in die basisregistraties opgenomen gegevens over adressen en gebouwen.

  • b.

    Adressenregister: gemeentelijk register dat brondocumenten met betrekking tot woonplaatsen, openbare ruimten en nummeraanduidingen bevat;

  • c.

    Adressenregistratie: gemeentelijke registratie van alle woonplaatsen, openbare ruimten en nummeraanduidingen op het grondgebied van de gemeente;

  • d.

    Gebouwenregister: gemeentelijk register dat brondocumenten met betrekking tot panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen bevat;

  • e.

    Gebouwenregistratie: gemeentelijke registratie van alle panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen op het grondgebied van de gemeente;

  • f.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • g.

    Buitenruimte: alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, pleinen, plaatsen, plantsoenen, bruggen, viaducten, knooppunten of daarmee vergelijkbare plaatsen of constructies en alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, alsmede daarin begrepen alle bouwwerken die daar deel van uitmaken.

  • h.

    Openbare ruimte: een door het college als zodanig aangewezen gedeelte van de buitenruimte binnen een woonplaats waaraan een naam is toegekend.

  • i.

    Woonplaats: een door het college aangewezen gebied waaraan een woonplaatsnaam is toegekend.

  • j.

    Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren.

  • k.

    Gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  • l.

    Complex: een afgebakend samengesteld geheel van gebouwen en bouwwerken (industriecomplex, complex met vakantiehuisjes, kazernecomplex, agrarisch complex, jachthavencomplex, etc.).

  • m.

    Pand: de kleinste, bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig constructief zelfstandige eenheid, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

  • n.

    Adresseerbaar object: een verblijfsobject, ligplaats of standplaats.

  • o.

    Verblijfsobject:de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die ontsloten wordt via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte en die onderwerp kan zijn van rechtshandelingen, en waarbinnen alle ruimtes met elkaar in verbinding staan.

  • p.

    Afgebakend terrein: een terrein met afsluitbare toegang, waarop zich geen bouwwerken bevinden.

  • q.

    Ligplaats: een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een woon-, bedrijfsmatige-, of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.

  • r.

    Aanlegplaats: een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water , dat bestemd is voor het tijdelijk, voor de duur van ten hoogste 3 dagen, afmeren van een vaartuig. (zowel recreatie- als beroepsvaart).

  • s.

    Standplaats: een formeel door het college aangewezen terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige-, of recreatieve doeleinden geschikte ruimte.

  • t.

    Verkoopstandplaats : een als zodanig aangewezen locatie voor het eenmalig dan wel periodiek uitoefenen van ambulante handel (met uitzondering van het venten aan huis).

  • u.

    Nummeraanduiding: een nummer dat bestaat uit één of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter of cijfer, of combinatie van letters en cijfers als zodanig toegekend aan een adresseerbaar object.

  • v.

    Rechthebbende: ieder, die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak, dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is met betrekking tot die zaak te handelen als in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.

  • w.

    Uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen van technische en administratieve aard.

  • x.

    Algemene bepalingen: de bepalingen genoemd in hoofdstuk 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Artikel 2 Naamgeving van woonplaatsen en van delen van de buitenruimte

  • 1. Het college stelt voor het totale grondgebied van de gemeente ten minste één woonplaats vast en kan een woonplaats in wijken of buurten verdelen, zonodig daaraan namen, letters of nummers toekennen.

  • 2. Het college kent voor het totale grondgebied van de gemeente namen toe aan te onderscheiden delen van de buitenruimte en zonodig aan bouwwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de vaststelling, verdeling en toekenning.

  • 4. Het college laat zich adviseren met betrekking tot naamgeving van delen van de buitenruimte door de (advies)commissie Naamgeving. (voor samenstelling en werkwijze adviescommissie zie Instellingsbesluit adviescommissie Naamgeving)

Artikel 3 Toekenning van nummers aan adresseerbare objecten

  • 1. Het college kent aan elk adresseerbaar object een ‘adres’ toe, bestaande uit een combinatie van woonplaatsnaam, naam openbare ruimte en nummeraanduiding.

  • 2. Indien aan een adresseerbaar object meer dan één adres wordt toegekend, worden de adressen onderscheiden in hoofdadres en nevenadressen.

  • 3. Aan een object dat een nummer heeft gekregen, moet het nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

  • 4. Onder toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken van de toekenning.

Artikel 4 Naamaanduidingen

  • 1. De door het college aan delen van de openbare ruimte toegekende namen worden zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. Het is een ieder, die daartoe niet bevoegd is, verboden op eigen initiatief naamdragers, zoals bedoeld in het eerste lid, aan te brengen.

Artikel 5 Gedoogplicht naamborden

  • 1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met straatnamen en verwijsborden aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, is de rechthebbende verplicht toe te laten dat de hier bedoelde borden overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. De rechthebbende dient er zorg voor te dragen dat de in het eerste lid genoemde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6 Nummerdragers

  • 1. Aan een adresseerbaar object dat een adres heeft gekregen, moet de nummeraanduiding op een doeltreffende wijze door middel van een nummerdrager zijn aangebracht.

  • 2. Tenzij door het college anders wordt besloten, is de rechthebbende verplicht de nummeraanduiding, zoals krachtens artikel 7 is bepaald, alsmede daarmee verband houdende verwijs- en verzamelborden, aan te brengen binnen vier weken na kennisgeving van het besluit aan de rechthebbende.

  • 3. Indien een adresseerbaar object nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 4. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

  • 5. Het college kan een verzoek tot het wijzigen van een nummer weigeren:

    • a.

      Indien de wijziging niet bijdraagt aan de vindbaarheid van het object ten behoeve van de communicatie van mensen en het verlenen van diensten en hulp;

    • b.

      Indien de aard van het object zich tegen het verzoek verzet.

  • 6. Het college kan een toegekend nummer intrekken in het geval van sloop of een zodanige wijziging van het object dat het voortbestaan van de nummering niet meer bijdraagt aan de vindbaarheid van de nummers ten behoeve van de communicatie van mensen en het verlenen van diensten en hulp.

  • 7. Het is verboden aan een onroerende zaak nummeraanduidingen aan te brengen anders dan op grond van artikel 3, eerste lid.

Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften

Het college heeft, en is daartoe bevoegd, nadere technische uitvoeringsvoorschriften vastgesteld voor de wijze van nummeren en voor het aanbrengen van nummerborden.

Artikel 8 Strafbepaling en Handhaving

  • 1. Overtreding van artikel 4, tweede lid, artikel 6 zevende lid of het niet voldoen aan de bepalingen in artikel 7, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. De opsporing van de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld

Artikel 9 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

Artikel 10 Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de volgende gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten: afdeling 7 van de APV Leeuwarden 2007 (artikelen 5.7.1.1 t/m artikel 5.7.5.1 en artikel 7.2.2)

Artikel 11 Overgangsbepalingen

  • 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften zijn toegekend aan delen van de openbare ruimte en adresseerbare objecten, blijven na het in werking treden van deze verordening bestaan als naamgeving openbare ruimte en nummertoekennningen

  • 2. Nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan objecten, niet zijnde adresseerbare objecten, hebben na in werking treden van deze verordening niet langer de status van een nummertoekenning conform deze verordening..

  • 3. Het college kan besluiten voor niet-adresseerbare objecten een alternatieve aanduiding in te voeren, niet zijnde een nummertoekenning conform deze verordening.

  • 4. Bij het wijzigen van een naamgeving openbare ruimte of nummertoekenning, zullen zowel de oude en de nieuwe naamgeving als het oude en het nieuwe nummer gedurende een jaar mogen worden gebruikt op de wijze die bepaald is in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 7.

  • 5. Voor de nummers bedoelt in lid 2 geldt dat deze nog gedurende gedurende een jaar na ingang van deze verordening mogen worden gebruikt op de wijze die bepaald is in de uitvoeringsvoorschriften, bedoeld in artikel 7.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning’

Bijlagen bij de Verordening naamgeving Openbare Ruimte en nummertoekenning

Bijlage A.

Technische uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel 7

Het college van Leeuwarden, gelet op artikel 3 en artikel 7, van de Verordening naamgeving en nummering, besluit vast te stellen de volgende:

Technische uitvoeringsvoorschriften voor de nummering

Artikel 1 Wijze van toekenning van nummers

De wijze van toekenning van de nummers gebeurt overeenkomstig systemen A B en C uit de Nederlandse norm NEN 1773, uitgave 1983. Systeem A wordt als hoofdregel gehanteerd, waarna de systemen B en C worden gebruikt als nevenregels.

Artikel 2 Plaatsing van de nummerdragers

Nummerdragers worden aangebracht overeenkomstig het gestelde in de Nederlandse norm NEN 1773, uitgave 1983.

Artikel 3 Afmetingen en vormgeving nummerdragers

  • 1.

    Nummerdragers moeten bij voorkeur voldoen aan het gestelde inzake afmetingen en vormgeving in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959.

  • 2.

    Indien niet kan worden voldaan aan het voorschrift van het eerste lid, hebben de nummerdragers een mate van leesbaarheid die ten minste gelijkwaardig is aan wat wordt beoogd met het eerste lid.

Artikel 4 Materiaalkeuze voor de nummerdragers

Het materiaal dat wordt toegepast voor de vervaardiging van al dan niet te verlichten nummerdragers, is bij voorkeur in overeenstemming met het over de uitvoering van de dragers gestelde in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959.

Artikel 5 Voeren oude en nieuwe nummers

Bij het gedurende een jaar naast elkaar gebruiken van de oude naam of het oude nummer naast de nieuwe naam of het nieuwe nummer wordt de oude naam met een streep en het oude nummer met een kruis doorgehaald (facultatief).

Artikel 6 Naamdragers

De naamdragers moeten voldoen aan de gestelde functionele eisen ten aanzien van de afmetingen, de uitvoering, de constructie, de kleursoorten en de lichttechnische eigenschappen van de toegepaste materialen en de plaatsing van naamborden en naamverwijsborden, zoals vervat in de Nederlandse norm NEN 1772, uitgave 1992.

Toelichting bijlage A: technische uitvoeringsvoorschriften

Artikel 1

Ook voor nieuwe wijken of buurten verdient het aanbeveling om een systeem van nummering te kiezen dat zo veel mogelijk aansluit bij het systeem dat van oudsher in de gemeente gangbaar is. In de Nederlandse norm 1773 (uitgave: Nederlands Normalisatie-instituut, Delft, herziene uitgave, 1983), hoofdstuk 3, zijn de in gemeente gangbare systemen van nummering nader gedefinieerd:

  • Hoofdregel Systeem A: dit systeem houdt in dat de nummers oplopen, gerekend vanuit het centrum van de gemeente (de Oldehove).

  • Nevenregel Systeem B: de hoofdregel van dit systeem houdt in dat de nummers oplopen, gerekend van noord naar zuid en van west naar oost.

  • Nevenregel Systeem C: de nummering vindt in dit systeem plaats gerekend vanaf hoofdwegen naar het einde van (doodlopende) zijwegen of woonerven.

Voor elk systeem bevat de norm detailregels voor situaties waarin de hoofdregels niet onverkort toepasbaar zijn, alsmede nadere regels over etagewoningen en dergelijke. Tevens zijn toelichtende tekeningen opgenomen.

Artikel 2

Met het oog op de zichtbaarheid vanaf de openbare weg bevat de Nederlandse norm NEN 1773, hoofdstuk 4, maatvoorschriften voor de plaats van de nummerdragers, gerekend vanaf het maaiveld en de bijbehorende voordeur. Tevens worden regels gegeven voor de verzamel- en verwijsbordjes die nodig zijn bij de ligging van meer dan één woning (of bedrijf) in hetzelfde gebouw, respectievelijk bij de ligging binnen een complex of op grote afstand van de weg.

Lid 1. In de Nederlandse norm NEN 1774 zijn tekeningen voor nummerdragers opgenomen met volledige maatvoering. Uitgegaan is van een hoogte van de cijfers van 88 millimeter. De breedte van de nummerdragers varieert, afhankelijk van het aantal cijfers waaruit een bepaald nummer bestaat. Het opgenomen cijferontwerp is van een schreefloos, op grote afstand leesbaar type.

Lid 2. Bij de beoordeling van een gelijkwaardige leesbaarheid verdient het in elk geval aanbeveling om geen cijfers van een geringere hoogte dan circa 9 cm te accepteren.

Artikel 3

De overigens globaal omschreven uitvoeringseisen in de Nederlandse norm NEN 1774, uitgave 1959, zijn gericht op de keuze van materialen die duurzaam bestand zijn tegen weersinvloeden. Te verlichten nummerdragers bestaan in de regel uit zogenaamde transparanten, waarachter bij duisternis een lampje brandt.

(De bovenstaande tekst is een beschrijving gebaseerd op de in gemeente van oudsher gehanteerde werkwijze die later in NEN-normen zijn neergelegd. Gemeenten worden aangeraden uit te gaan van de genoemde NEN-normen, waarin de voornoemde werkwijze is gecodificeerd. De NEN-bladen zijn verkrijgbaar bij het NEN, Vlinderweg 6, postbus 5059, 2600 GB Delft, telefoon (015) 269 03 90, fax (015) 269 01 90.)

Artikel 4

Dit artikel regelt de afmeting en vorm van nummerdragers. De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5

Met het met een streep doorhalen van de oude naam en met een kruis doorhalen van het oude nummer wordt voor eenieder die zoekt op de oude naam of het oude nummer duidelijk dat er een wijziging in de naam of nummer is opgetreden (facultatief).

Artikel 6

Dit artikel regelt de functionele eisen voor naamborden en naamverwijsborden.

Bijlage B.

Administratieve uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel 7

Het college van Leeuwarden, gelet op artikel 7, van de Verordening naamgeving en nummering,

besluit vast te stellen de volgende:

Administratieve uitvoeringsvoorschriften voor namen en nummers (adressen)

Artikel 1 Naamgeving van woonplaatsen en van delen van de openbare ruimte

Door gemeenten zelf in te vullen regels over bijvoorbeeld de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke uitgangspunten bij het benoemen van woonplaatsen en delen van de buitenruimte.

Artikel 2 De indeling in wijken en buurten

Door de gemeente zelf in te vullen regels in aansluiting op de door het CBS voorgestelde werkwijze.

Artikel 3 De nummering van objecten

De gemeente is gehouden aan de voorschriften van de wet BAG. Daarnaast kunnen regels worden gegevens over het gemeentelijk nummeringproces voor niet-authentieke ‘adressen’. Naast het besluit tot toekenning van een nummeraanduiding wordt in verband met de plaatsing daarvan aan de rechthebbende als bijlage de NEN-regels voor het uiterlijk van een nummerdrager meegezonden.

Artikel 4 De opmaak van documenten

Door gemeenten zelf in te vullen regels over bijvoorbeeld:

  • a.

    het opmaken van het naambesluit met de bijbehorende tekeningen;

  • b.

    door gemeenten zelf in te vullen regels inzake de nummerbeschikking met bijbehorende situatietekening(en);

  • c.

    door de gemeente zelf in te vullen regels met betrekking tot het plaatsen van verwijs- en verzamelborden.

Artikel 5 De registratie en het register i.h.k.v. de wet BAG

De gemeente is gehouden aan de voorschriften van de wet BAG inzake registratie en register van brondocumenten.

Toelichting op de administratieve uitvoeringsvoorschriften

De wet BAG voorziet in strakke voorschriften en definities voor het registreren van namen, nummers, pand- en verblijfsobjectgegevens en het voeren van een register van brondocumenten.

Naast de voorschriften van de wet BAG kunnen onderdelen uit het VNG-handboek ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’ (2e druk januari 2005) worden gebruikt.

Artikel 2: is meegenomen in de benoeming van Openbare Ruimten in daarmee geregistreerd in de BAG.

Artikel 3: Te denken valt aan de nummering van eenheden binnen bedrijfsverzamelgebouwen, rioolgemalen, bergbezinkbassins en andersoortige (milieu) objecten. De gemeente heeft hiervan een uitputtende lijst te adresseren objecten opgesteld.

Bijlage C.

Nadere richtlijnen voor naamgeving als bedoeld in artikel 7.

Naamgeving

Bij het geven van namen dient rekening te worden gehouden met:

  • a.

    de praktische uitvoerbaarheid van namen

  • b.

    de geautomatiseerde verwerking

  • c.

    de systematiek, die zou moeten leiden tot een uniforme uitvoering van de naamgeving (onder andere door gebruik van voorletters, voornamen titels etc. zo veel mogelijk te beperken)

Uitgangspunten:

Vernoeming van personen

Nog levende personen worden -behoudens leden van het Koninklijk Huis- niet vernoemd.

In principe geldt slechts delen van de buitenruimte te vernoemen naar personen die reeds (langere tijd) overleden zijn. De VNG adviseert hierin een periode van 10 jaar. In ieder geval dient te worden voorkomen dat men zich laat leiden door emoties van het moment.

Het gebruik van thema’s

Het verdient aanbeveling om één thema voor naamgeving te gebruiken wanneer er sprake is van de realisatie van een nieuwe buurt of wijk (of delen daarvan) die als zodanig naar buiten herkenbaar is. Bij het kiezen van een thema voor de naamgeving dient rekening te worden gehouden met het aantal straten in de buurt/wijk.

Overige aandachtspunten

  • 1.

    Korte straatnamen verdienen de voorkeur

  • 2.

    Het gebruik van toevoegingen als straat, strjitte, weg, wei, laan, plein, dyk etc. dient in overeenstemming te zijn met de feitelijke situatie.

  • 3.

    Aanduiding als Eerste, Tweede, Verlengde, Westzijde, Zuidzijde etc. zijn ongewenst evenals namen waarin getallen voorkomen.

  • 4.

    Namen waaraan voornamen, voorletters, titels etc. zijn toegevoegd moeten worden vermeden.

  • 5.

    In elkaars verlengde liggende straten, die het karakter van één straat hebben, krijgen dezelfde naam, terwijl evenwijdig aan een weg lopende fiets- voetpaden en ventwegen dezelfde naam als de hoofdweg krijgen.

  • 6.

    Geen nieuwe namen die verwarring kunnen geven met bestaande namen.

  • 7.

    Het gebruik van buitenlandse namen dient geen moeilijkheden op te leveren bij uitspraak en of schrijfwijze, en mag geen aanleiding geven tot klemtoonverandering of ‘vernederlandsing’.

  • 8.

    Nieuwe namen in de buitenwijken, buitengebieden en dorpen worden bij voorkeur in de Friese taal gegeven.

  • 9.

    Met betrekking tot naamgeving van wijken en buurten

    • a.

      de relatie met de naamgeving van straten

    • b.

      cultuurhistorische achtergronden

    • c.

      maatschappelijke ontwikkelingen

    • d.

      logische samenhang met reeds bestaande namen

    • e.

      acceptatie (spreekt de naamgeving de bevolking aan)

Regelen van de gevolgen van wijzigingen (namen en/of nummers)

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening houden met de belangen van met name bewoners en bedrijven. Wijziging van de naam of het nummer treft de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot het regelen van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. De volgende punten zijn hierbij van belang:

  • 1.

    Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen. In artikel 11 is een periode van een jaar genoemd, waarbinnen de oude en de nieuwe naam of het oude en het nieuwe nummer naast elkaar kunnen worden gebruikt (derde lid). Deze periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereidingsperiode worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. In het algemeen verdient het aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bedrijven. De Awb kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

  • 3.

    Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

  • 4.

    Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onevenredig in hun belangen worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

  • a.

    de bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

  • b.

    het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge toe te rekenen is;

  • c.

    de lengte van de voorbereidingsperiode;

  • d.

    de specifieke aspecten van het bedrijf;

  • e.

    de voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en productonderdelen met adresvermelding;

  • f.

    de actualiteit van de onder e genoemde zaken;

  • g.

    het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder e genoemde zaken;

  • h.

    de mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder e genoemde zaken.

TOELICHTING OP DE VERORDENING

A.Algemeen

Namen en nummers (adressen) vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst immers 'vindbaar' te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie.

Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties immers geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen.

Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen van geautomatiseerde bestanden en voor het maken van selecties uit deze bestanden. Het benoemen van delen van de buitenruimte (onder andere straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten zijn een taak van de gemeente en dienen derhalve met zorg te worden omgeven.

Adres en brondocumenten

Als adresgegevens in vrijwel alle overheidsregistraties voorkomen, dan moeten die gegevens ook in tal van (bron)documenten zijn terug te vinden. Als er foutieve of niet actuele adressen in deze brondocumenten worden verwerkt, dan leidt dat tot fouten in de registratie. Dat heeft gevolgen voor de interbestuurlijke informatievoorziening. Louter als voorbeeld – er zijn vele andere voorbeelden voorhanden – wordt in deze paragraaf de opname van een adres in notariële akten beschreven. In notariële akten betreffende onroerende zaken is sprake van een beschrijving van de feitelijke toestand (onder andere het adres, aard en feitelijke gesteldheid). De feitelijke omschrijving dient om de bedoeling van partijen bij de overdracht van een onroerende zaak beter tot uitdrukking te brengen en met name door de plaatselijke ligging, aard en gebruik nader aan te duiden of door de terreinkenmerken te beschrijven.

Deze feitelijke omschrijving geeft maar al te vaak – in termen van bijvoorbeeld aard, gebruik en adres – de feitelijkheden niet goed weer. De in de notariële akte opgenomen feitelijke omschrijving van partijen komt regelmatig niet overeen met de door de gemeente formeel vastgestelde feitelijkheden. De overdracht van de onroerende zaak zelf zal daar doorgaans weinig hinder van ondervinden, maar via de akte komen foutieve adressen en onjuiste weergave van aard en gesteldheid in de kadastrale registratie terecht. De kadastrale informatie wordt op grote schaal binnen het openbaar bestuur gebruikt, inclusief de feitelijke gegevens die afwijken van de door de gemeentelijk vastgestelde feitelijkheden

Er zijn dus grote belangen gemoeid met het nauwgezet benoemen van delen van de openbare ruimte (gemeentenaam, woonplaatsnaam en naamgeving openbare ruimte) en het nummeren van objecten (gebouwen, ligplaatsen, standplaatsen en omheinde terreinen).

Adres en het stelsel van basisregistraties

De wet BAG is onderdeel van programma Stroomlijning Basisgegevens. In eerste instantie zijn zes authentieke basisregistraties benoemd: Personen (GBA), (niet-natuurlijke) Rechtspersonen (handels-, verenigingen- en stichtingenregister van de Kamers van Koophandel),

Eigendomsgegevens inzake onroerende zaken (Kadaster), geometrische gegevens (topografische kaart en mogelijk ook de GBKN), Gebouwgegevens (door gemeenten op te bouwen) en Adresgegevens (door gemeenten op te bouwen). Deze registraties zijn ‘een door de overheid officiële als zodanig aangewezen registratie van gegevens, die in hun soort de enige grondslag vormen voor de uitvoering van overheidstaken’.

Dit betekent dat de gemeente krachtens de wet BAG vanaf 1 juli 2009 de registratie van adressen en gebouwen moet gaan bijhouden en dat de rest van de overheid deze adresgegevens niet meer zelf mag verzamelen en registreren en verplicht gebruik moet maken van de gemeentelijke authentieke basisregistratie adressen.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of een nummer op grond van de verordening is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beschikking zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een beschikking een bezwaarschrift in te dienen bij het beschikkende bestuursorgaan. Daarna staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank. Het besluit tot hernummering of tot intrekking van een nummer is ook een beschikking.

In geval van naamgeving rijst vaak de vraag of er wel sprake is van een beschikking. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord, omdat het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling, die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve in de regel sprake zijn van een beschikking tot naamgeving.

Indien een aanvraag tot naamgeving of nummering afgewezen zou moeten worden of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbende treffen zou, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel artikel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1 is een nummer gedefinieerd als een cijferreeks dat bestaat uit één of meer

Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie. Het is niet toegestaan in het nummer Romeinse cijfers of leestekens op te nemen.

Het begrip ‘bouwwerk’ is opgenomen, omdat het van belang is voor de naamgeving.

Aan bijvoorbeeld bruggen en viaducten, als onderdeel van de openbare ruimte, kan de gemeente namen toekennen. Aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overigens geen nummers toegekend, omdat zij geen voor mensen toegankelijke ruimte bevatten.

Artikel 2 Naamgeving van woonplaatsen en openbare ruimte

In de verordening is het geven van een naam aan de gemeente niet meegenomen, omdat dit is geregeld in de Gemeentewet. Verwezen wordt naar artikel 158 van de Gemeentewet dat onder andere bepaalt dat de raad de naam van de gemeente kan wijzigen.

Over de woonplaats en woonplaatsgrens bestaat veel onduidelijkheid. De komgrens, zoals vervat in de Wegenwet, wordt vaak aangezien voor een woonplaatsgrens, maar dat is onjuist. De woonplaatsgrens valt soms samen met de komgrens, maar dat is een gelukkige coïncidentie. Het is veelal onduidelijk waar de grenzen van woonplaatsen lopen. De woonplaatsgrens ligt veelal in wat in het spraakgebruik wordt aangeduid met het buitengebied. Toch heeft elke gemeente een woonplaatsgrens vastgesteld. Destijds heeft PTT Post (hierna te noemen TNT Post) in overleg met elke gemeente een voorstel gemaakt over de woonplaatsgrenzen. TNT Post heeft namelijk haar postcoderegistratie gebaseerd op woonplaatsen. Het gemeentebestuur is vervolgens gevraagd formeel in te stemmen met dit voorstel. Begin jaren zeventig zijn alle gemeenten – soms na wat aanpassingen – schriftelijk akkoord gegaan met de voorstellen van TNT Post.

De overeengekomen woonplaatsgrens heeft gevolgen voor de gemeente. De gemeente moet bij het toekennen van namen aan delen van de buitenruimte en het toekennen van nummers aan objecten namelijk rekening houden met deze woonplaatsgrenzen. Indien een nummerbeschikking leidt tot wijziging van de postcoderegistratie – hiervan is sprake als de nummering van de ene woonplaats doorloopt op het gebied van een andere woonplaats – worden de kosten daarvan bij de gemeente in rekening gebracht. Er zijn overigens door TNT Post en de VNG afspraken gemaakt over wijzigingen waarop de kostenverrekening al dan niet van toepassing is (zie hiervoor het convenant tussen de VNG en PTT Post BV in hoofdstuk 6, paragraaf 9 van de VNG-publicatie ‘Benoemen, nummeren en begrenzen’).

Het college heeft per 3 juli 2007 de woonplaatsnamen van de gemeente Leeuwarden officieel vastgesteld conform de Wet BAG. De raad heeft op 10 september 2007 de woonplaatsgrenzen, en daarmee de gebiedsdekkende geometrie van de woonplaatsen, vastgesteld.

Het toekennen van namen aan woonplaatsen wijkt niet af van het proces van naamgeving van de openbare ruimte. Het is ook wenselijk om dezelfde procedure te volgen. Het benoemen van woonplaatsen komt relatief zeer weinig voor, maar juist hier geldt dat de naam met zorg moet worden gekozen. De naam moet veelal generaties lang mee.

In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term ‘CBS-wijk- en buurtindeling’. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Leeuwarden heeft haar wijk en buurt indeling 18 mei 2004 door het college laten vaststellen. Onder de wetgeving van de BAG zijn dit benoemde openbare ruimten van het type ‘administratief gebied’.

In het tweede lid is het benoemen van delen van de buitenruimte geregeld. De openbare ruimte omvat meer dan alleen straten, pleinen en wegen. Zo worden bijvoorbeeld ook waterlopen, sierwateren, bruggen, viaducten, meren en plassen, gebieden (wijken, buurten) en parken veelal van een naam voorzien. Het benoemen van delen van de buitenruimte is een bevoegdheid van het college. Dit benoemt delen van de buitenruimte indien dat naar zijn oordeel nodig is, maar de meeste gemeenten streven ernaar om de totale buitenruimte van namen te voorzien.

De in het tweede lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot het benoemen van de openbare ruimte bij het college kunnen indienen. Zo’n aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).

Het derde lid bepaalt dat onder vaststellen, toekennen en verdelen, zoals vervat in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen en intrekken wordt bedoeld (conform de huidige opvattingen). Bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften is dat echter vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen.

In het vierde lid is bepaald dat het college zich bij naamgeving van delen van de buitenruimte kan laten adviseren door een commissie naamgeving.

Artikel 3 Toekenning van adressen aan adresseerbare objecten

Dit artikel regelt het toekennen van nummers aan adresseerbare objecten, zoals verblijfsobjecten, stand- of ligplaatsen door het college. Hier is niet voor de term ‘huisnummer’ gekozen omdat bij een afgebakend terrein of ligplaatsen en standplaats niet kan worden gesproken van het nummeren van een huis.

Veelal bestaat een gebouw uit verschillende zelfstandige delen. Voor een goede bereikbaarheid qua dienstverlening (postbezorging, brandbestrijding, politiehulp, ambulancediensten etc.) is het noodzakelijk deze zelfstandige delen van een afzonderlijk nummer te voorzien. Waar voorheen de registratie van woonadressen in de GBA noodzaakte / uitnodigde tot het afzonderlijk nummeren van gebouwdelen is het uitgangspunt van de BAG dat de indeling in verblijfsobjecten leidend is voor het toekennen van afzonderlijke nummers.

De in het eerste lid gehanteerde formulering sluit niet uit dat burgers een aanvraag tot nummertoekenning bij het college kunnen indienen. Ook deze aanvraag kan in de regel worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn dan ook opnieuw in ieder geval hoofdstuk 3 en 4 van de Awb van toepassing (algemene en bijzondere bepalingen over besluiten).

In het derde lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers aan objecten. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers die door het college zijn toegekend ook ter plaatse terug zijn te vinden. De eigenaar van het adresseerbaar object dient hiervoor zorg te dragen.

Het vierde lid bepaalt dat onder toekennen, zoals vervat in het eerste lid, tevens wijzigen en intrekken moet worden verstaan. Naar de huidige opvattingen impliceert toekennen dat men ook kan wijzigen en intrekken. Desondanks is dat bij de behandeling van beroep- en bezwaarschriften vaak een punt van discussie. Vandaar dat ervoor is gekozen om over de bevoegdheid tot wijzigen en intrekken een afzonderlijk lid op te nemen. Het wijzigen van de nummering wordt vaak aangeduid als ‘vernummering’. Uit jurisprudentie komt naar voren dat diverse rechters hebben uitgesproken dat het wijzigen van een (straat-)naam en/of (huis-)nummer moet worden beschouwd als een algemeen aanvaard maatschappelijk risico dat ten laste dient te komen van de betrokken bedrijven en burgers. Vanzelfsprekend moet bij wijzigingen zorgvuldig te werk worden gegaan.

Artikel 4 Naamaanduidingen

Dit artikel regelt dat naamdragers (naamborden) overeenkomstig de wens van het college zullen worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

Het tweede lid verbiedt een ieder die daartoe niet gerechtigd is, namen toe te kennen door deze namen aan te brengen.

Overtreding van het tweede lid wordt strafbaar gesteld.

Artikel 5 Gedoogplicht naamborden

Dit artikel bepaalt de gedoogplicht met betrekking tot het aanbrengen van naamdragers (naamborden). In verband met de dienstverlening dienen naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar te worden aangebracht. Dit is mogelijk door de naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen van derden of paaltjes die op andermans terrein ten behoeve van de naamgeving mogen worden geplaatst. Het artikel houdt echter ook rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar door derden worden aangebracht. Om te voorkomen dat de leesbaarheid van de aangebrachte naamborden door hoog opschietend groen, zonneschermen of reclameborden wordt belemmerd, is bepaald dat de eigenaar ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6 Nummerdragers aanbrengen

In de Gemeente Leeuwarden is gekozen voor een formulering waarbij de eigenaar het nummer dient aan te brengen. Het laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. De verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een huisnummer is binnen de Gemeente Leeuwarden in de tekst van de huisnummerbeschikking geregeld.

In het eerste lid is vastgelegd dat een object een door het college toegekend adres ook feitelijk moet dragen. Daarmee wordt het college de mogelijkheid geboden om toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers en objecten. Nummers die zijn toegekend moeten met het oog op de dienstverlening ook ter plaatse terug te vinden en duidelijk leesbaar zijn. De burger is gerechtigd een eigen variant van de nummerdrager op de gevel te bevestigen, mits deze het nummer draagt dat aan het object is toegekend, de drager leesbaar is en op een duidelijk leesbare plaats op de gevel bevestigd is. De kosten van een eigen nummerdrager komen hierbij voor rekening van de burger.

In het tweede lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, is in het derde lid een andere termijn gesteld. Het vierde lid geeft het college de mogelijkheid de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen te verlengen.

Overtreding van het eerste en het zevende lid wordt strafbaar gesteld.

Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid nadere uitvoeringsvoorschriften te stellen. Er kan in dit verband worden gedacht aan algemene eisen aan het te gebruiken materiaal (bestand tegen weersinvloeden), alsmede aan andere technische zaken, zoals de methode van nummering en maatvoering van de borden. Het college heeft voor de gemeente Leeuwarden inderdaad dergelijke nadere uitvoeringsvoorschriften vastgesteld, waaraan men zich dient te houden.

Artikel 8 Strafbepaling en Handhaving

Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer ze ook kunnen worden afgedwongen zodra de regels worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10 Vervallen oude regels

Dit artikel regelt het vervallen van de oude regels en voorschriften. Deze regels en voorschriften dienen met name te worden genoemd. Er kan niet worden volstaan met de zinsnede ‘met de inwerkingtreding van deze verordening komen alle eerdere regels en voorschriften te vervallen’. Het artikel spreekt verder voor zich.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle namen en nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals geregeld krachtens artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen blijven gehandhaafd indien aan de voorschriften van de BAG wordt voldaan.

De niet-adresseerbare objecten die in het verleden wel een adres hebben gekregen kunnen in een aantal gevallen via een ruimere interpretatie van de objectafbakeningsvoorschriften alsnog gehandhaafd blijven. In andere gevallen zal het adres de status van interne aanduiding krijgen en niet langer als adres gehanteerd kunnen worden in het officiële verkeer. Het college kan hiervoor alternatieve aanduidingen vaststellen. (artikel 11 lid 3).

Artikel 12 Citeertitel

Het artikel spreekt voor zich.