Regeling vervallen per 01-01-2018

Parkeerverordening Leeuwarden 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Parkeerverordening Leeuwarden 2016

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2015;

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a. van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de:

Parkeerverordening Leeuwarden 2016

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459.

b. het college: het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

c. ambulante medewerkers: medewerkers van een bedrijf of van een beroepsuitoefenaar die een motorvoertuig meerdere keren per dag moeten gebruiken ten behoeve van noodzakelijke werkzaamheden.

d. bedrijf of uitgeoefend beroep:

- een organisatie die volgens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel als bedrijf, stichting, vereniging, of beroep is ingeschreven.

- elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.

- de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep.

- een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college van burgemeester en wethouders is gelijkgesteld.

e. bedrijven, meerdere op hetzelfde adres: bedrijven en uitgeoefende beroepen worden voor deze verordening beschouwd als één bedrijf of beroep, en derhalve als één aanvrager, indien zij op hetzelfde adres gevestigd zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.

f. bedrijfsauto: een auto waarvan het kenteken is geregistreerd op naam van een bedrijf of op naam van een beroepsuitoefenaar en die voor minimaal de helft is ingericht voor het vervoer van gereedschap dan wel materialen.

g. bedrijfsparkeervergunning: een parkeervergunning die ingevolge artikel 3, lid 4, onder b of c juncto de artikelen 5 of 6 van deze verordening aan bedrijven kan worden verleend.

h. bewoner: degene die daadwerkelijk en woonachtig is in de zones van de binnenstad of in Grou en Jirnsum dan wel het schilgebied, blijkens inschrijving in de basisregistratie personen.

i. bewonersparkeervergunning: een parkeervergunning die ingevolge artikel 3, lid 4, onder a juncto artikel 4 aan bewoners, niet zijnde recreanten kan worden verleend.

j. bezoekersparkeerontheffing: een kraskaart (of digitale kraskaart) waarmee in het gebied van een parkeerschijfzone (blauwe zone) voor een (kalender)dag geparkeerd kan worden voor bewoners, die in het betreffende gebied wonen, ten behoeve van hun bezoek.

k. binnenstad: het totaal van de zones 1 t/m 5 (volgens de zonekaart, zoals deze door het college is vastgesteld) en alleen voor zover er sprake is van vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen.

l. centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Leeuwarden een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen voor het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of andere communicatiemiddelen.

m. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt:

1. degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven; of

2. degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of lease onder zich heeft; of

3. degene die een motorvoertuig als werknemer onder zich heeft.

n. kraskaart: zie “bezoekersparkeerontheffing”.

o. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990.

p. ontheffinghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeerontheffing is verleend.

q. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computers voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

r. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur.

s. parkeerplaats: plaats op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

t. parkeerplaats op eigen terrein: dit betreft een parkeerplaats (op een eigen terrein of in een garage):

- waarover de aanvrager kan beschikken (op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving en dergelijke); of

- op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning, splitsingsakte, erfpachtvoorwaarden of de huur- of koopovereenkomst is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager.

u. parkeerontheffing: een door burgemeester en wethouders verleende ontheffing op kenteken, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren buiten de parkeervakken en/of in de blauwe zone zonder het gebruik van een parkeerschijf.

v. parkeerschijfzone(s) ofwel blauwe zone(s): gebieden buiten de binnenstad waarin er sprake is van parkeerregulering middels parkeerschijven.

w. parkeervergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning op kenteken, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen vergunninghoudersplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

x. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

y. schil (of schilgebied): zones 6, 7, 8, 9 en 10 en de parkeerschijfzones (blauwe zones) gelegen in het gebied rondom de binnenstad.

z. stallingplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk.

aa. vergunningenplafond: het door burgemeester en wethouders vast te stellen maximum aantal uit te geven parkeervergunningen per zone in de binnenstad en in het schilgebied.

bb. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend.

cc. vergunninghoudersplaats (belanghebbendenplaats): een parkeerplaats die:

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990; of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift “zone”, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd.

dd. zelfstandige woning: woning – zoals geregistreerd volgens de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) – die een eigen toegang heeft en die de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

ee. zones: gebieden in de binnenstad met zonenummers 1 t/m 5 en in het schilgebied met zonenummers 6 t/m 10 volgens de zonekaart, zoals deze door het college is vastgesteld, waar met een verleende parkeervergunning op een vergunninghoudersplaats en/of op een parkeerapparatuurplaats mag worden geparkeerd.

ff. zon- en feestdagen: Zondagen en verder Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag.

AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, EN VERGUNNINGEN

Artikel 2 Aanwijzen terreinen en weggedeelten en tijdstippen voor parkeren t.b.v. vergunninghouders

1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, zones, terreinen en/of weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en/of voor het parkeren met parkeerschijven. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën parkeervergunningen zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid.

2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

3. Het college kan op de aangewezen zon- en feestdagen zoals aangegeven in artikel 1, onder ff van deze verordening bij openbaar besluit vrij parkeren aanwijzen op zones, terreinen en/of weggedeelten die bestemd zijn voor betaald parkeren en/of het parkeren met parkeerschijven.

Artikel 3 Parkeervergunning - algemeen

1. Het college kan, op een daartoe strekkende aanvraag, een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen of op parkeerapparatuurplaatsen.

2. De parkeervergunning wordt op kenteken verleend.

3. Het college kan nadere regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.

4. De volgende soorten parkeervergunningen kunnen worden verleend:

a. een bewonersparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een zone waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn; hierbij worden de nadere regels van artikel 4 in acht worden genomen. Aan eigenaren van recreatiewoningen wordt geen bewonersparkeervergunning verleend.

b. een bedrijfsparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf of beroep uitoefent in een aangewezen zone in de binnenstad of in het schilgebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn; hierbij worden de nadere regels van artikel 5 in acht genomen.

c. een bedrijfsparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf of beroep uitoefent in meerdere zones van de binnenstad al dan niet aangevuld met het schilgebied; hierbij worden de nadere regels van artikel 6 in acht genomen.

5. Het college kan in bijzondere gevallen een parkeervergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het vierde lid genoemde vereisten.

6. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, met inachtneming van deze verordening een maximum aantal uit te geven parkeervergunningen per zone en per categorie vaststellen. Een parkeervergunning kan worden geweigerd indien het door het college vastgestelde vergunningenplafond per gebied en per categorie is bereikt.

7. Het college kan aan een parkeervergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

8. Voor de kernen Grou en Jirnsum worden geen parkeervergunningen aan medewerkers van bedrijven verleend.

9. Een parkeervergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

10. De parkeervergunning bevat in elk geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

b. het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

c. de naam en het adres van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend.

11. Een parkeervergunning kan telkenmale voor één jaar worden verlengd, indien de verschuldigde belasting voor de parkeervergunning voor het komende kalenderjaar tijdig is betaald en zolang voldaan is aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening. Indien deze niet voor het eind van het jaar te weten, 31 december van het voorgaande kalenderjaar, is betaald komt de vergunning van rechtswege te vervallen.

Artikel 4 Parkeervergunning - bewoner

1. Een bewonersparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a kan worden verleend aan een bewoner van een zone in de binnenstad inclusief Grou en Jirnsum of in het schilgebied waarvoor de parkeervergunning wordt aangevraagd, waarbij voor Grou en Jirnsum geldt dat deze verleend wordt voor een straat.

2. De parkeervergunning kan worden verleend voor:

a. een vergunninghoudersplaats of

b. een parkeerapparatuurplaats.

3. De aanvrager dient als bewoner in de basisregistratie personen op een adres staan ingeschreven in een zone in de kern, binnenstad of in het schilgebied waarvoor de parkeervergunning wordt aangevraagd.

4. De woning van de aanvrager dient te voldoen aan de definitie van een zelfstandige woning.

5. Er worden maximaal twee parkeervergunningen per zelfstandige woning verleend voor de zone waarbinnen de woning gelegen is minus de eigen parkeerplaats(en). Een aanvrager heeft in elk geval recht op één parkeervergunning; de tweede parkeervergunning wordt verleend indien het maximum aan uit te geven parkeervergunningen volgens artikel 3, lid 6 nog niet is bereikt.

6. In afwijking van lid 5 wordt voor de kernen Grou en Jirnsum slechts één parkeervergunning per adres worden verstrekt.

7. Indien een aanvrager over een eigen parkeerplaats(en) beschikt die hij (om welke reden dan ook) aan een derde ter beschikking heeft gesteld, wordt (worden) deze parkeerplaats(en) voor de aanvrager als eigen parkeerplaats(en) meegeteld.

Artikel 5 Parkeervergunning bedrijven in de eigen zone of in het schilgebied

1. Een bedrijfsparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, indien deze een bedrijf of beroep uitoefent dat gevestigd is in een zone in de binnenstad of in het schilgebied waarvoor de parkeervergunning wordt aangevraagd.

2. De parkeervergunning kan worden verleend voor:

a. een vergunninghoudersplaats of

b. een parkeerapparatuurplaats.

3. De aanvrager dient aan te tonen dat het in het belang van zijn bedrijfs- of beroepsuitoefening noodzakelijk is om een motorvoertuig te parkeren binnen een zone waar vergunninghoudersplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. De gemeente toetst dit aan de door het college vastgestelde nadere regels voor de verlening van parkeervergunningen.

4. Parkeervergunningen worden alleen verstrekt voor de zone waarbinnen het bedrijf gevestigd is.

5. Parkeervergunningen voor bedrijven worden alleen verleend ten behoeve van ambulante werkzaamheden; het college kan hieromtrent nadere regels stellen.

6. Parkeervergunningen voor bedrijven worden niet verleend voor woon-werkverkeer.

7. Er worden maximaal twee parkeervergunningen per bedrijf verleend, dit minus de eigen parkeerplaats(en) en stallingplaatsen. De tweede parkeervergunning wordt verleend indien het maximum aan uit te geven parkeervergunningen volgens artikel 3, lid 6 nog niet is bereikt.

8. Indien een aanvrager over een eigen parkeerplaats beschikt die hij (om welke reden dan ook) aan een derde ter beschikking heeft gesteld, wordt deze parkeerplaats voor de aanvrager als eigen parkeerplaats meegeteld.

9. De (kenteken-)houder van een motorvoertuig, wiens woonadres gelijk is aan het vestigingsadres van zijn bedrijf en/of beroep verkrijgt, wat betreft de eerste aangevraagde parkeervergunning, een bewonersparkeervergunning. Bij de aanvraag voor de tweede parkeervergunning worden de criteria voor bedrijfsparkeervergunningen gehanteerd.

10. Geen vergunning wordt verleend aan bedrijven in een door het college aangewezen zone in de kernen Grou en Irnsum.

Artikel 6 Parkeervergunning bedrijven meerdere zones in de binnenstad en het schilgebied

1. Een bedrijfsparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel c, kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, indien deze een beroep of bedrijf uitoefent in meerdere zones in de binnenstad en in het schilgebied en waarvoor het, gezien de aard van de werkzaamheden, noodzakelijk is een motorvoertuig dicht bij de werkplek te parkeren.

2. De parkeervergunning kan worden verleend voor parkeerapparatuurplaatsen en de parkeerschijfzones (blauwe zones) .

3. De vergunning bedoeld in het eerste lid mag alleen worden gebruikt gedurende de daadwerkelijke uitoefening van de werkzaamheden ter plaatse waarbij de aanwezigheid van een motorvoertuig noodzakelijk is.

4. De leden 5 en 6 van artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Parkeervergunning voor tijdelijk gebruik

1. Een parkeervergunning voor tijdelijk gebruik kan op aanvraag worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

2. Een parkeervergunning voor tijdelijk gebruik kan op aanvraag tevens worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig, wanneer deze in verband met de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, is aangewezen op gebruikmaking van zijn motorvoertuig.

3. De maximale duur van de parkeervergunning voor tijdelijk gebruik betreft één jaar.

Artikel 8 Beslistermijn vergunningverlening/ ontheffingverlening

1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning of voor een parkeerontheffing.

2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 9 Wachtlijst parkeervergunning

1. Indien een parkeervergunning is geweigerd op grond van het feit dat het vergunningenplafond van de betreffende zone is bereikt, wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst. De aanvrager wordt van dit besluit in kennis gesteld.

2. De volgorde waarin de aanvrager op de wachtlijst wordt geplaatst is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

3. De aanvrager wordt met kennisgeving aan de aanvrager van de wachtlijst verwijderd indien:

a. de aanvrager daarom verzoekt;

b. de aanvrager een parkeervergunning kan worden verleend;

c. blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;

d. niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die aan de aangevraagde parkeervergunning zijn gesteld bij of krachtens deze verordening.

Artikel 10 Intrekken of wijzigen parkeervergunning

1. Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. indien de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen bedrijf of beroep meer uitoefent in het gebied waarvoor een parkeervergunning is verleend;

c. indien er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning;

d. indien voor het desbetreffende zone in de binnenstad of in het schilgebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen of wordt gewijzigd;

e. indien de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverlichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan;

f. indien de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

g. indien blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

h. indien op een adres meer dan één parkeervergunning voor bewoners is verleend en het vergunningenplafond binnen de betreffende zone inmiddels is bereikt;

i. indien in strijd met artikel 14, lid 2 van deze verordening wordt gehandeld;

j. om redenen van openbaar belang.

2. Een besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van een parkeervergunning wordt met redenen omkleed. Voordat wordt besloten tot intrekking, beëindiging of wijziging van de parkeervergunning wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. De belanghebbende wordt van het besluit tot het intrekken, beëindigen of wijzigen van de parkeervergunning schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 11 Wijzigingen gegevens en omstandigheden vergunninghouder

1. Wijziging van het motorvoertuig of van het kenteken van het motorvoertuig, van de (bedrijfs-)naam of het adres van vergunninghouder dienen onmiddellijk via het gemeentelijk (digitale) loket dan wel schriftelijk aan het college te worden doorgegeven.

2. De vergunninghouder is verplicht overige wijzigingen in zijn/haar omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van een parkeervergunning onmiddellijk schriftelijk aan het college kenbaar te maken.

3. Indien bewoners en/of bedrijven verhuizen van een parkeervergunningplichtig gebied naar een niet parkeervergunningplichtig gebied dient dit aan de gemeente te worden gemeld.

Artikel 12 Bezoekersparkeerontheffing (kraskaart of digitale kraskaart)

1. Elk particulier huishouden, woonachtig op een adres binnen een parkeerschijfzone (blauwe zone) heeft recht op een bezoekersregeling in de vorm van een bezoekersparkeerontheffing (kraskaart of digitale kraskaart).

2. Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in lid 1 genoemde bezoekersparkeerontheffing (waaronder aantal, tarief, tijdvenster, geldigheidsduur et cetera).

3. Voor de kernen Grou en Jirnsum worden geen bezoekersparkeerontheffingen verleend.

4. Voor de reeds verleend bezoekersparkeerontheffingen in de kern genoemd onder lid 3, wordt een overgangstermijn van een jaar gehanteerd. Dit houdt in dat deze van rechtswege 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening komen te vervallen.

Artikel 13 Parkeerontheffing

1. Een parkeerontheffing kan op aanvraag tijdelijk worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig, zijnde een bedrijfsauto, wanneer deze aantoont als beroepsbeoefenaar noodzakelijke werkzaamheden te hebben, en praktiserend te zijn, in de gemeente Leeuwarden. Dit is met name van toepassing bij bedrijven die bijvoorbeeld vallen in de categorieën nutsbedrijven, installatiebedrijven of beveiligingsbedrijven.

2. Een parkeerontheffing, zoals genoemd onder lid 1, kan worden verleend voor maximaal één (kalender)jaar.

3. Een parkeerontheffing kan op aanvraag tevens worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont dan wel zijn beroep of bedrijf uitoefent in een parkeerschijfzone (blauwe zone). Er worden maximaal 2 parkeerontheffingen minus eigen parkeerplaats(en) en/of stallingsplaatsen, per zelfstandige woning en per bedrijf / beroepsuitoefenaar verleend.

4. Parkeerontheffingen worden alleen verstrekt voor de zone waarbinnen het bedrijf gevestigd is.

5. Een parkeerontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd. Het gestelde in artikel 10 en artikel 11 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

6. Geen parkeerontheffing wordt verleend aan medewerkers van bedrijven in de kernen Grou en Jirnsum.

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 14 Verbodsbepaling parkeren zonder parkeervergunning

1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghoudersplaats of op een parkeerapparatuurplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a. zonder parkeervergunning;

b. in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften.

2. Het is verboden om de parkeervergunning al dan niet tegen betaling oneigenlijk te (laten) gebruiken, te (foto) kopiëren, na te tekenen, dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om eigenmachtig wijzigingen op de vergunning aan te brengen.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 15 Oneigenlijk gebruik parkeerapparatuur

1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op of bij de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

Artikel 16 Oneigenlijk gebruik vergunninghoudersplaats en parkeerapparatuurplaats

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

a. op een vergunninghoudersplaats;

b. op een parkeerapparatuurplaats;

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV. STRAFBEPALING

Artikel 17 Strafbepaling

1. Overtreding van het bepaalde in Afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de eerste categorie.

2. Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

AFDELING V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover van toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 19 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op de bebouwde kom van Leeuwarden zoals aangewezen op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet en de bebouwde kom van Grou en Jirnsum.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Parkeerverordening Leeuwarden 2016”.

Artikel 21 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De ‘ Parkeerverordening Leeuwarden 2014’, vervalt met de inwerkingtreding van deze verordening.

3. De ‘Parkeerverordening gemeente Boarnsterhim 2012’, vervalt met de inwerkingtreding van deze verordening voor het deel van de voormalige gemeente Boarnsterhim dat per 1-1-2014 deel uit maakt van de gemeente Leeuwarden.

4. Vergunningen, die zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening Leeuwarden 2008 (2)” en 2014 en de wijzigingen daarop, danwel krachtens de ‘Parkeerverordening gemeente Boarnsterhim 2012’ worden geacht te zijn verleend kra chtens deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 november 2015.

voorzitter,

griffier.