Regeling vervallen per 31-01-2018

Beleidsregels Jeugdzorg Gemeente Losser

Geldend van 31-01-2015 t/m 30-01-2018

Intitulé

Beleidsregels Jeugdzorg Gemeente Losser

1. INLEIDING

1.1 Jeugdwet

Per 1 januari 2015 is de Jeugdwet van kracht. Deze wetgeving vervangt de Wet op de jeugdzorg.

1.2 Wat verandert er

1.2.1 Nieuwe taken

Deze wetgeving geeft nadere invulling aan de decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor jeugdhulp naar gemeenten. Op grond van de Jeugdwet:

  • worden gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen.

  • gemeenten worden ook verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, en de advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • verzorgen gemeenten per 1 januari 2015 de vrijwillige en gedwongen jeugdzorg die nu onder verantwoordelijkheid vallen van de provincie, de jeugd-GGZ vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de AWBZ, en de zorg voor jongeren in verband met een verstandelijke beperking (VB) en de begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf op basis van de AWBZ.

1.2.2 Anders werken

Met de Jeugdwet wordt beoogd om een concrete omslag (transformatie) in de zorg voor en hulp aan jeugd te realiseren.

De transformatiedoelen zijn:

  • meer preventie, meer eigen verantwoordelijkheid, meer benutten van ‘eigen kracht’ en het sociale netwerk van kinderen en hun ouders;

  • kinderen en jongeren naar vermogen mee laten doen, laten participeren. Daarom willen we normaliseren, ontzorgen en niet onnodig medicaliseren;

  • sneller jeugdhulp op maat, dicht bij huis, om zo het beroep op gespecialiseerde zorg te verminderen;

  • betere samenwerking rond gezinnen: 1-gezin, 1-plan, 1-regisseur, o.a. door ontschotting van budgetten;

  • meer ruimte voor professionals, door de regeldruk serieus terug te dringen.

  • Van wettelijk recht op zorg naar plicht voor ‘’zorg op maat’’ door gemeenten

Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en/of het gezin te versterken.

1.3 Wat betekent dit

De veranderingen in de jeugdhulp gaan veel vragen van alle betrokkenen. Degene die een beroep doet op ondersteuning of zorg wordt eerst aangesproken op wat hij/zij samen met zijn/haar sociale netwerk kan doen. Gemeenten moeten om dit mogelijk te maken nog meer naast de inwoners gaan staan. Zorgaanbieders moeten meer vraaggericht gaan werken. En van de samenleving als geheel vraagt deze hervorming meer betrokkenheid en zorg voor elkaar.

1.4 Individuele voorzieningen

Via de Jeugdwet worden er door de gemeente individuele en algemene voorzieningen (voor groepen mensen) verzorgd. De beleidsregels in dit document gaan over de individuele Jeugdhulp- ondersteuning aan inwoners. Algemene voorzieningen spelen een belangrijke rol in het voorkomen en verminderen van hulpvragen en kunnen ook deel uitmaken van het gezinsplan van de jeugdige en de ouders.

1.5 Mantelzorgers en vrijwilligers

Een bijzondere groep vormen de ouders en mensen die vanuit het informeel netwerk (niet-professionele hulp, vrijwilliger) hulp verlenen. Van hen wordt een belangrijke inzet verwacht. Hierdoor staan zij ook steeds meer onder druk.

In Losser willen we hen ondersteunen. Belangrijk hierbij is om te weten wat zij nodig hebben. Het is belangrijk dat ze dat zelf aangeven, en dus een eigen stem hebben, bijvoorbeeld in het gesprek waar indien mogelijk zowel de jeugdige en/of diens ouder met een hulpvraag als de helpende vanuit het informeel netwerk bij aanwezig zijn.

1.6 Positionering beleidsregels

Beleidsregels zijn regels waarin wordt vastgelegd hoe het college van B&W omgaat met haar bevoegdheden in de uitvoering van de Jeugdwet. Het college gaat handelen volgens deze beleidsregels, behalve in bijzondere omstandigheden. Maatwerk is hierbij het sleutelwoord.

Beleidsregels zijn immers geen algemeen verbindende voorschriften (harde regels). De hulpvraag en de hierbij bevonden passende hulp voor de specifieke situatie zijn richtinggevend. Aangezien het veel nieuwe taken betreft, en de uitvoering nog in ontwikkeling is, kan het nodig zijn dat de beleidsregels op basis van opgedane ervaring moeten worden aangepast.

Om uitvoering te geven aan de taken op het gebied van de Wmo en de Jeugdhulp heeft de gemeenteraad hiervoor verordeningen vast te stellen. De gemeente Losser heeft voor de jeugdhulp de regels vastgelegd in de “Verordening jeugdhulp Losser 2015”

De beleidsregels in dit document vormen een uitwerking van en een toelichting op deze regels. In de verordening wordt in artikel 4, 6, 7 en 11 verwezen naar nadere regels en voorwaarden

  • Voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening.

  • Op welke wijze college jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang in bepaalde gevallen een beroep op de jeugdhulp te doen.

  • Over de wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld

  • Over afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen.

  • Over inspraak en medezeggenschap clientgroepen/ ingezetenen periodiek overleg

In de nu voorliggende beleidsregels zijn onder meer deze artikelen nader uitgewerkt.

1.7 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt weergegeven hoe de procedures in Losser lopen. In hoofdstuk 3 is uitgewerkt welke algemene en individuele voorzieningen er beschikbaar zijn. Vervolgens is in hoofdstuk 4 weergegeven hoe de verstrekking van individuele voorzieningen is georganiseerd. In dit hoofdstuk is ook pgb verder uitgewerkt. De hoofdstukken 5, 6 en 7 gaan in op ouderbijdrage, positie van jeugdigen en ouders en kwaliteit.

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het besluit. Zie bijlage 1 voor een overzicht van de gebruikte definities en begrippen.

De begrippen algemene voorziening, collectieve voorziening en individuele voorziening zijn in deze bijlage nader toegelicht.

2. PROCEDURE

Bij de uitvoering van het nieuwe jeugdstelsel hebben gemeenten de verantwoordelijkheid om de jeugdhulp voor jeugdigen, ouders en professionals herkenbaar en laagdrempelig te organiseren.

2.1 Het CJG en de Sociale Teams

Om Lossenaren met een ondersteuningsvraag in het jeugddomein snel, slagvaardig en adequaat van een antwoord te voorzien, kunnen inwoners straks voor alle vragen over jeugdhulp terecht bij de sociale teams en het CJG.

Inwoners kunnen bij het sociaal team en het CJG met en zonder afspraak terecht.

Het adres van het CJG is:

Diepenbrocklaan 39

7582 CX Losser

Tel :053-2030105

Desgewenst komen CJG professionals bij gezinnen thuis.

De fysieke locaties van de sociaal teams zijn:

Losser /Glane

Tijdelijk:Vlasakker 2

7582 AS Losser

Streven is het sociale team t.z.t. onder te brengen in het kulturhus Losser

Overdinkel

Tijdelijk: Prins Hendrikstraat 1

7586 BG Overdinkel

Streven is het sociale team t.z.t. onder te brengen in het kulturhus Overdinkel

Beuningen/De Lutte

Dorpsboerderij Erve Boerrigter

Plechelmusstraat 14

7587 AM De Lutte

2.1.2. Werkwijze

Wanneer een cliënt behoefte heeft aan ondersteuning kan hij of zij bij het sociaal team of het CJG zijn vraag stellen.

In het CJG werkt een team van professionals die deze vragen in ontvangst neemt, beoordeelt, naar een antwoord leidt en zo nodig zelf deze vragen oppakt.

Het team van het CJG bestaat uit professionals uit verschillende disciplines van de jeugdzorg.

2.1.3 Eenvoudige/ enkelvoudige vragen

Eenvoudige vragen over opvoeden en opgroeien kunnen direct beantwoord worden door het sociale team/CJG. Vaak betreft dit een informatieve vraag of een eenvoudig consult naar aanleiding van een vraag

Als er een vraag binnenkomt bij het sociaal team/CJG worden er een aantal verkenningsvragen gesteld om te bepalen of het sociaal team/ CJG de juiste partij is om de vraag te beantwoorden.

Op basis van iemands individuele situatie wordt beoordeeld of en waarvoor hij ondersteuning nodig heeft en op welke wijze dit invulling kan krijgen. De werkwijze van het CJG en de sociale teams is om mensen met een (ondersteunings)vraag vanuit een complete en brede visie op hun ‘totaalsituatie’ te benaderen.

Daarbij kijkt men eerst naar voorliggende oplossingsmogelijkheden (zoals ondersteuning vanuit familie of netwerk, gebruik van voorzieningen/collectief aanbod in het dorp.

Als blijkt dat de vraag niet direct te beantwoorden is, maakt de medewerker van het sociaal team of het CJG een vervolgafspraak voor het verhelderen van de vraag door het CJG.

2.2 Bepalen van de jeugdhulp

2.2.1 Verkenning (vooronderzoek) door sociaal team/CJG

Afhankelijk van de vraag plant de medewerker de afspraak bij zichzelf of een (voor de jeugdige of ouders al bekende) collega met benodigde expertise in. Er volgt een afspraak voor een intake of een gesprek. De medewerker wijst de jeugdige of ouders op de mogelijkheid ondersteuning vanuit het eigen netwerk te vragen.

Er wordt altijd een verkenning gedaan naar aard en ernst: is er sprake van acute veiligheidsproblematiek? Bij een crisis en/of een zeer onveilige situatie kan Veilig Thuis Twente ingeschakeld worden.

2.2.2 Intake (gesprek)

De intake vindt plaats met een al bekende/ betrokken/ meest geschikte medewerker. De medewerker zal met de ouders en/of jeugdige de hulpvraag integraal verhelderen, risico’s inschatten en zo nodig de de vervolgstappen te bepalen. Indien nodig wordt een collega geraadpleegd voor overleg of betrokken bij het overleg als diens deskundigheid nodig is.

Bij ieder vermoeden of melding van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt door het CJG een inschatting gemaakt van de ernst van de situatie en de veiligheidsdreiging voor slachtoffer en/of kinderen. Aan de inschatting wordt een prioritering verbonden die de verdere aanpak bepaalt.

Bij complexe problematiek is er in het CJG de benodigde kennis beschikbaar om mee te denken over hoe te handelen of deze wordt ingeschakeld van Veilig Thuis Twente.

Daar zit specifieke expertise op het gebied van crisissituaties maar ook andere specifieke expertise , zoals juristen waar een beroep op gedaan kan worden.

Het CJG kan afzien van eigen (vooronderzoek) intake als zij van mening is dat het vooronderzoek door derden actueel en passend is gedaan.

2.3. Afstemming en samenwerking binnen het sociaal domein

Uitgangspunt bij de samenwerking is dat de professional beweegt en niet de hulpvrager.

2.3.1 Sociaal Team

Als bij de intake blijkt dat alleen sprake is van een ondersteuningsvraag op het gebied van de Wmo, dan wordt de vraag door het Zorgloket van de gemeente Losser afgehandeld. Mocht blijken dat een onderdeel van de problematiek vraagt om Wmo expertise en/of voorziening, dan wordt een professional van het Zorgloket bij het ondersteuningsplan betrokken.

2.3.2 Huisartsen

Toeleiding naar de niet vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp vindt ook plaats via huisartsen.

Huisartsen zijn een belangrijke schakel voor de toeleiding naar jeugdhulp. Er worden afspraken gemaakt door de gemeente Losser met het CJG en huisartsen over samenwerking en samenhang. Hiervoor wordt een procedure opgesteld die als bijlage aan deze beleidsregels zal worden toegevoegd.

2.3.3 Werk en inkomen Gemeente Losser.

Als bij de vraagverheldering blijkt dat sprake is van een bijstandsuitkering of er problemen zijn met opleiding, werk, schulden of participatie bij jongeren en/of hun ouders, wordt de samenwerking met het team Werk en Inkomen gezocht.

Bij dit team is er een contactpersoon voor Losser beschikbaar voor consult en indien nodig kan deze aanschuiven bij het gesprek (de intake).

Als een vraag bij de team Werk en Inkomen binnenkomt en het betreft een jeugdige of ouders en er zijn zorgen op meerdere leefgebieden, dan wordt met deze jongere of het gezin besproken of het CJG kan worden betrokken. Er wordt indien relevant voorgesteld de vraag integraal op te pakken.

2.3.4 Onderwijs

Passend onderwijs is primair de verantwoordelijkheid van het onderwijs. Scholen bepalen met elkaar wat er nodig is om elke jeugdige te laten deelnemen, ook als dat extra aandacht of inzet betekent.

Uit diverse pilots lokaal en elders in het land blijkt dat de combinatie zorg en onderwijs het meest effectief is als dit op elkaar aansluit, uiteraard met betrokkenheid van het gezin. Samenwerking leidt tot een integrale en effectievere aanpak. Korte lijnen, minder bureaucratie, multidisciplinaire deskundigheid, laagdrempeligheid en daadkracht zijn succesfactoren. Het is niet altijd nodig om op school beschikbaar te zijn, maar het is wel goed om aangesloten te zijn op de zorgstructuur.

2.3.5. Regionale expertfunctie

In gevallen waarin het CJG specialistische kennis nodig heeft om zwaardere problematiek of in een zeer specifiek geval de zorg vast te kunnen stellen, kunnen zij hiervoor een beroep doen op de regionale expertfunctie van Veilig thuis Twente.

De volgende taken worden door Veilig thuis verzorgd voor alle gemeenten in Twente:

  • juridisch advies gericht op jeugdzorg, bijvoorbeeld omtrent gezag status, grensproblematiek, uitleg met betrekking tot de Jeugdwet, etc.

  • advies gedragswetenschappers om binnen de jeugdzorg een afweging te maken met betrekking tot de opvoedingsproblematiek en het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek ten behoeve van het gezinssysteem

  • zorgtoeleiding ter ondersteuning van verwijzing naar zorgaanbieders. Er zal altijd dusdanig ingewikkelde casuïstiek zijn die intersectorale zorg noodzakelijk maakt. De ervaring leert dat het dan lastig is een zorgaanbieder hierbij als hoofdaannemer of eerste verantwoordelijke aan te kunnen spreken. Ook is vaak de gewenste zorg niet voorhanden en zal bemiddeld moeten worden tussen zorgvragers en zorgaanbieders.

  • Preventie. Deze functie is gericht op het afstemmen vanuit Veilig Thuis met het veld, denk hierbij aan huisartsen, kinderartsen, GGD. Een preventiemedewerker wordt ook ingezet voor de implementatie van de meldcode bij verschillende doelgroepen waaronder onderwijs. De preventiemedewerker heeft binnen BJzO altijd de brede taak gehad van preventieactiviteiten voor het volledige jeugddomein. De preventiemedewerker is daarom niet alleen inzetbaar voor thema’s van huiselijk geweld en kindermishandeling, maar ook voor het bredere gebied van het jeugddomein.

2..4 Opstellen ondersteuningplan uitgaande van 1 gezin, 1 plan 1 regisseur

Op basis van de intake wordt met de jeugdige, ouder(s) en/of andere betrokkenen een ondersteuningsplan opgesteld en wordt toegeleid naar passende ondersteuning of hulp. Bij het bepalen van de aangewezen vorm van jeugdhulp wordt redelijkerwijs rekening gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

Er wordt gewerkt vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur.

Coördinatie van zorg

Als er in een huishouden problemen zijn op meerdere levensgebieden en waarbij verschillende vormen van hulp-, zorg- en dienstverlening betrokken zijn, dan wordt de hulp gecoördineerd.

De hulp wordt op elkaar afgestemd door samen met het gezin één plan te maken en afspraken te maken over de samenwerking en over welke betrokkene de coördinatie op zich neemt.

Beschikkingen en mandatering

Onderdeel van het plan kan zijn om niet vrij toegankelijke hulp in te zetten. De professional van het CJG verzorgt, indien er behoefte aan is, in het ondersteuningsplan de aanvraag voor de beschikking. Dit is een gestandaardiseerd verslag ondertekend door de hulpvrager en de CJG procescoördinator.

Jeugdigen en ouders kunnen ook zelf een aanvraag voor een individuele voorziening (bijv dyslexiezorg )schriftelijk indienen bij het CJG, door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Administratieve afhandeling

De aanvragen voor niet vrij toegankelijke (jeugdhulp) voorzieningen worden verwerkt binnen de gemeente.

De cliënt ontvangt de beslissing op zijn aanvraag binnen 2 weken na het indienen schriftelijk in de vorm van een beschikking.

Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb 4:14 de cliënt schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met maximaal 8 weken. In de beschikking staat: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en informatie over de effectuering van het besluit. Tegen deze beslissing zijn bezwaar en beroep volgens de Awb mogelijk. Cliënt moet van een eventuele verlenging van de afhandelingstermijn telefonisch en schriftelijk op de hoogte worden gesteld.

2.4.1 Uitvoering van het ondersteuningsplan.

Een deel van de CJG professionals kan zelf ondersteuning uitvoeren en/of verzorgt zelf de coördinatie van de zorg. In het ondersteuningsplan welke ondersteuning nodig is, wie deze ondersteuning uitvoert en coördineert.

Het ondersteuningsplan en de vraag aan de uitvoerende partijen richt zich op een integrale, samenhangende aanpak van een probleem of meerdere problemen/doelen van de jeugdige en/of zijn omgeving.

2.5 Veiligheid

Veiligheid van een jeugdige gaat voor alles.

De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is geïntegreerd in de lokale structuur en het CJG. Het CJG is voor alle kleine en grote vragen beschikbaar dus ook voor consultatie en ondersteuning bij het bespreekbaar maken van zorgen met ouders/jongeren. Het CJG beoordeelt de mate van ernst van de gemelde zorg en kan waar nodig hulp of ondersteuning organiseren.

We verwachten daarbij van professionals en partners in het werkveld dat zij signalen en zorgen bespreekbaar maken met ouders en jeugdigen.

En dat ze (waar mogelijk) de ouders en jeugdigen motiveren hun gedrag te veranderen zodat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien.

2.5.1. Veilig thuis Twente (VTT)

Op 1 januari 2015 is er in Twente een op regionale schaal functionerend advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling operationeel. In dit onder de naam Veilig Thuis Twente functionerende geheel gaan het huidige Steunpunt Huiselijk Geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling verder als één organisatie,

Dit advies- en meldpunt is ingesteld voor informatie en advies over (vermoedens) van kindermishandeling en geweld, voor alle leeftijden.

Iedereen kan voor informatie, voor hulp en advies terecht bij Veilig Thuis Twente. Dit geldt niet alleen voor slachtoffers, maar ook voor plegers, kinderen, familie, buren en andere omstanders die hulp zoeken. Veilig Thuis Twente is 24 uur per dag bereikbaar voor een snelle eerste inschatting van de veiligheid van een kind, voor advies en overleg en beschikbaar voor acute situaties en crisisinterventies. Bij een crisis schakelt VTT zo snel mogelijk door naar de lokale toegang, het CJG.

Het CJG werkt nauw samen met het ‘advies- en meldpunt’ Veilig Thuis Twente en het Veiligheidshuis.

2.5.2 Veiligheidshuis

In het Veiligheidshuis Twente werken partners uit de strafrecht- en zorgketen samen. Doel is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit.

De partners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit. Werkprocessen worden op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg elkaar aanvullen.

Ingezet wordt op gedragsverandering, recidivevermindering en verbetering van de kwaliteit van leven van de delinquent en eventueel zijn/haar directe omgeving (bijvoorbeeld familie).

De aanpak is dadergericht, gebiedsgericht en probleemgericht.

Het Veiligheidshuis Twente werkt als 'hulp in de uitvoering'. Dat wil zeggen dat er al bemoeienis is met een casus vanuit de lokale zorg- of veiligheidsstructuur of het Openbaar Ministerie.

Vanuit het Veiligheidshuis kan iets worden toegevoegd, dit houdt in: adviseren, actief deelnemen in - of organiseren van (casus) overleggen of het (tijdelijk) overnemen van de regie in casuïstiek.

De manier van samenwerken tussen het Veiligheidshuis en het CJG Losser bestaat uit twee routes:

1.Een jongere komt binnen bij het casusoverleg van het veiligheidshuis

De coördinator van het veiligheidshuis legt contact met het CJG (een vast contactpersoon, de procescoördinator) en stemt af of deze jongere bij het CJG bekend is. Als deze jongere bekend is volgt afstemming over de samenwerking. Als deze jongere niet bekend is volgt afstemming over het eventueel inzetten van benodigde ondersteuning. Het overleg leidt niet altijd tot een actie vanuit het CJG. Dit is bijvoorbeeld het geval als de overtreding een incident is en er verder geen ondersteuningsvragen zijn.

2.Als een jongere in detentie gaat, wordt dit gemeld bij het CJG middels het systeem CORV

Vanuit het CJG wordt er bij ouders geïnventariseerd of er behoefte is aan ondersteuning. Ruim op tijd en uiterlijk drie maanden voor de jongere uit detentie komt, wordt er een plan van aanpak gemaakt met het veiligheidshuis en het CJG en eventuele andere betrokkenen, gericht op terugkeer in de maatschappij. Ouders en de jongere worden vanzelfsprekend betrokken bij het maken van het plan, om aan te sluiten bij de wensen en behoeften. Ook hier geldt dat de opties van lichte en lokale ondersteuning worden benut. Duurdere zorg wordt alleen ingezet als het nodig is.

In sommige situaties is sprake van gedwongen hulp als gevolg van een rechterlijke uitspraak.

3 VORMEN VAN JEUGDHULP

3.1 Algemene voorzieningen

Wat verstaan we hieronder?

Algemene voorziening zijn diensten of activiteiten die toegankelijk zijn zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers. Algemene voorzieningen worden deels door de overheid aangestuurd en gefinancierd. Maar ook initiatieven van particulieren of vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen.

Ouders en jeugdigen kunnen zich rechtstreeks tot de instellingen wenden die deze vormen van jeugdhulp bieden.

Losser zet zich in voor goede algemene voorzieningen. Daardoor zal het beroep op individuele voorzieningen minder zijn.

Voorbeelden van algemene voorzieningen:

  • Algemene preventie

Voorbeelden zijn: lezingen/voorlichting, folders, vrijwilligerscircuit

  • Gerichte preventie

Voorbeelden : zelfhulpgroepen, themabijeenkomsten, ouderavonden, jongerenwerk, telefonisch advies

  • Lichte ondersteuning

Voorbeelden zijn: lichte opvoedondersteuning zoals cursussen opvoeden zo, korte (individuele training)

3.2. Afwegingskader

Er vindt geen toets plaats of jeugdigen en/of hun ouders hier voor in aanmerking komen en het is voor alle inwoners. Er is geen verwijzing of beschikking nodig om er gebruik van te mogen maken. Bij kortdurende gezinsondersteuning is er een lichte toets door het CJG in goed overleg met het consultatiebureau, waarbij gekeken wordt of dit aanbod passend is voor de jeugdige en/of het gezin.

3.3 Individuele voorzieningen

Wat verstaan we hieronder?

Individuele voorzieningen zijn diensten of activiteiten die, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk zijn.

Deze voorzieningen worden speciaal voor de jeugdigen of ouders georganiseerd.

Maatwerk is hierbij belangrijk.

Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of niet vrij toegankelijke ondersteuning waarbij het kind/de jongere binnen dan wel buiten de gezinssituatie wordt geholpen.

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar op basis van het tweede lid van artikel 2 van de verordening jeugdhulp Losser.

  • a.

    specialistische jeugdzorg ambulant;

  • b.

    specialistische jeugdzorg intramuraal;

  • c.

    jeugd- GGZ (generalistische basis-GGZ, specialistische GGZ);

  • d.

    enkelvoudige ernstige dyslexiezorg;

  • e.

    pleegzorg;

  • d.

    specialistische dagbehandeling en verzorging van jeugd met een lichamelijke, verstandelijke en/of zintuigelijke beperking;

3.4. Afwegingskader

Deze voorzieningen zijn beschikbaar via beschikking en/of doorverwijzing. De voorzieningen zijn alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk.

Het doorverwijzen naar individuele voorzieningen is bij de wet geregeld voor de volgende

professionals:

  • Gemeente

  • Veilig Thuis Twente

  • Huisartsen

  • Medici zoals kinderartsen

  • Gecertificeerde instelling, wanneer er sprake is van dwang

3.5 Landelijke voorzieningen

Landelijk zijn er een viertal functies op het gebied van jeugdhulp beschikbaar. Het gaat om voorzieningen die landelijk beschikbaar moeten blijven.

Wat valt hier onder

1.Nazorg van Stichting Adoptievoorzieningen,

Deze organisatie houdt zich bezig met de nazorg en opvoedingsondersteuning aan adoptieouders.

2.Stichting Opvoeden.nl,

Een keurmerk over opvoedinformatie verschaft ouders en opvoeders de zekerheid dat de informatie betrouwbaar is. Bijna alle 403 gemeenten zijn aangesloten op de content van Stichting Opvoeden.nl.

3.Stichting Kindertelefoon

Stichting Kindertelefoon adviseert jongeren gratis over hun (anonieme) vragen of problemen. Voor kinderen is de Kindertelefoon vaak het eerste contact met de Jeugdzorg.

4.Het vertrouwenswerk.

Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) is een onafhankelijke landelijke organisatie.

Het AKJ gaat het vertrouwenswerk namens alle gemeenten tezamen in het land samen met onderaannemers uitvoeren.

Jongeren, kinderen, ouders en verzorgers kunnen een beroep op het AKJ doen als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg.

4 WIJZE VAN VERSTREKKEN

4.1 Inleiding

Er zijn twee vormen waarin het college namens de gemeente Losser zorg kan verstrekken:

  • In natura;

  • In de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

Bij zorg in natura levert de jeugdhulpaanbieder de zorg en ook de administratie daaromheen. De jeugdige of de ouders hoeven daar zelf niets voor te doen.

Een persoonsgebonden budget (pgb) kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Het college streeft ernaar dat een pgb niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen op lokaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen aanwezig is. Het college vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een pgb inzetten.

Alleen maatwerkvoorzieningen komen voor de keuze van een persoonsgebonden budget in aanmerking. Voor algemene voorzieningen geldt die keuzevrijheid niet.

4.1.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb

In de Jeugdwet worden drie voorwaarden beschreven waar personen aan moeten voldoen, willen zij aanspraak kunnen maken op een pgb. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

  • 1.

    Bekwaamheid van de aanvrager: als de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn zelfstandig een redelijke waardering te maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag;

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten en;

  • 3.

    Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

4.1.1.1 Bekwaamheid van de aanvrager

Allereerst wordt van een jongere of zijn ouders verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. Het college vraagt de betrokkene duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en welke resultaten de aanvrager met de ondersteuning beoogd.

Daarnaast wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De budgethouder dient immers ook een zorgovereenkomst te overleggen met de SVB voordat de SVB tot betalingen over kan gaan naar de zorgverleners.

De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van het college is hierin leidend. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb gemotiveerd weigeren. Dat is een beslissing van het college waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.

Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het beheren van een pgb.

4.1.1.2 Gemotiveerd standpunt in persoonlijk plan

Volgens jeugdwet dient de aanvrager gemotiveerd aan te geven dat hij de voorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De cliënt moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.

Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag het college de aanvraag niet weigeren. Het geeft het college wel de nodige informatie waarom mensen voor het pgb kiezen, of dit samenhangt met de gecontracteerde ondersteuning en of het nodig is op de kwaliteit, flexibiliteit of cliëntgerichtheid van de gecontracteerde ondersteuning bij te sturen. Niet het oordeel van het college is leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer het college in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan het college het pgb omwille van de motivering niet weigeren.

Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:

  • de benodigde ondersteuning is niet goed vooraf in te plannen;

  • de benodigde ondersteuning moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

  • de benodigde ondersteuning moet op veel korte momenten per dag worden geboden;

  • de benodigde ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd;

  • als het noodzakelijk is om 24 uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

  • als de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;

  • tot slot dienen gemeenten rekening te houden met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een PGB, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

4.1.1.3 Doelmatigheid

De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb houdt in dat de kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn.

De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert. Daarmee krijgt hij ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen. Het college toets op basis van deze bepaling vooraf of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.

De kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen niet 1 op 1 worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de consulent mee of de ondersteuning in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Het college vraagt de cliënt om in het pgb-budget(bestedings)plan, dat wordt gekoppeld aan het ondersteuningsplan dat hij samen met de regisseur of specialist maakt, inzichtelijk te maken waar hij zijn ondersteuning zal inkopen, op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid en hoe de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid van de ondersteuning is gewaarborgd. Na ‘akkoord’ hierop wordt een beschikking inclusief een PGB afgegeven op basis van het ondersteunings- en budgetplan.

In het ondersteuningsplan spreken cliënt/budgethouder en gemeente af op welke termijn ze de behaalde resultaten met het PGB en de daaraan verbonden voorwaarden evalueren, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

4.1.2 Weigeren pgb

Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen pgb af te geven bij de gemeente. Als het college weigert ondersteuning in de vorm van een pgb te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.Een pgb wordt geweigerd wanneer:

  • blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • de cliënt niet voldoet aan de aan het toekennen van een pgb verbonden voorwaarden;

  • de cliënt het pgb niet gebruikt of voor een ander doel gebruikt.

Indien de cliënt een voorstel doet dat zou leiden tot een hoger pgb dan het vergelijkbare zorg in natura aanbod, bieden we de cliënt de mogelijkheid het verschil in budget zelf te financieren. We weigeren daarmee een pgb alleen voor dat deel dat het budget hoger is dan het toegekende budget voor een vergelijkbare hulpvraag. We weigeren het hele pgb als de budgethouder niet bereid is het verschil in budget zelf te financieren.

4.1.3 Voorlichting

Het is belangrijk dat cliënten vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Tijdens het gesprek, maar ook later tijdens de aanvraagprocedure, zal cliënt door de jeugdconsulent worden geïnformeerd over het pgb. Daarnaast verzorgt het servicecentrum pgb van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.

4.1.4. Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

  • het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of dienst;

  • het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel (hiervoor kunnen jaarlijks kosten tot een vastgesteld maximum bedrag, zoals vermeld in de beschikking worden gedeclareerd).

4.2 Beschikking en pgb

Als de cliënt kiest voor een pgb, wordt in de toekenningbeschikking opgenomen:

  • het budget waarmee de voorziening of dienst kan worden ingekocht.

  • de periode waarvoor deze toekenning geldt of de termijn waarbinnen de voorziening aangeschaft dient te zijn;

  • de wijze van verantwoording.

De toekenning eindigt wanneer:

  • de budgethouder verhuist naar een andere gemeente;

  • de budgethouder overlijdt;

  • als de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • als de budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en (het college) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • de budgethouder geen verantwoording aflegt;

  • de budgethouder zijn pgb laat omzetten in zorg in natura;

  • als de budgethouder wordt opgenomen in een Wlz-instelling en deze opname een permanent karakter heeft;

  • als de budgethouder langer dan 6 weken aaneengesloten is opgenomen in een instelling;

  • als de budgethouder recht heeft op een dienst of voorziening volgens een andere regeling;

  • als de budgethouder aangeeft geen dienst of voorziening meer nodig te hebben.

.

4.3 Trekkingsrecht

In het kort komt trekkingsrecht op het volgende neer: het college parkeert het PGB op de rekening van de SVB. De budgethouder geeft het te betalen bedrag aan de SVB door. Vervolgens verzorgt de SVB, na diverse checks, de betalingen aan de zorgverlener of zorginstelling.

Het reguliere proces verloopt per 1 januari 2015 als volgt:

  • Het college kent een PGB toe aan de cliënt. Vanaf dat moment is de cliënt budgethouder.

  • Het college geeft via het toekenningsbericht een aantal gegevens (onder meer de periode, de toekenning en de bedragen) door aan de SVB, en zorgt ervoor dat de toegekende PGB’ s op de rekening van de SVB staan.

  • De budgethouder legt in een zorgovereenkomst de afspraken met de zorgverlener vast en stuurt deze naar de SVB.

  • De SVB controleert de zorgovereenkomsten onder andere arbeidsrechtelijk.

  • Het college controleert de zorgovereenkomst inhoudelijk, keurt deze goed en geeft een maximumtarief door aan de SVB. De gemeente bepaalt zelf per zorgindicatie of per budgethouder het maximumtarief.

  • De budgethouder declareert de zorg op basis van de zorgovereenkomst.

  • De SVB controleert en registreert de declaraties en betaalt deze uit bij voldoende budget. In geval van onvoldoende budget kan de budgethouder een vrijwillige storting doen: het aanvullen van het budget vanuit eigen middelen. De SVB neemt contact op met de budgethouder als blijkt dat er een vrijwillige storting nodig is.

  • Zowel de budgethouder als het college krijgt inzicht in de besteding van het PGB en beide ontvangen overzichten, waarin de betalingen en de declaraties zijn opgenomen. Zo wordt duidelijk hoeveel van het PGB waaraan is besteed en wat er nog over is. Budgethouders hebben via Mijn PGB toegang tot deze gegevens. Ook ontvangen zij wanneer ze dat willen papieren budgetoverzichten.

  • Achter de schermen deelt de SVB gegevens met de Belastingdienst. Hierbij gaat het om de fiscale afdrachten waarvoor men inhoudingsplichtig is. Dit zijn de mensen waarvoor de SVB de salarisadministratie uitvoert. Daarnaast geeft de SVB aan de Belastingdienst door welke bedragen namens de budgethouder aan individuele zorgverleners zijn betaald. Dit betreft alle betalingen waarbij de budgethouder niet inhoudingsplichtig is, maar waar de zorgverlener zelf bij zijn/ haar opgave inkomstenbelasting het juiste ontvangen inkomen aangeeft bij de Belastingdienst.

Vooralsnog geldt in 2015 dat éénmalige pgb’s voor bijvoorbeeld hulpmiddelen en voorzieningen wel rechtstreeks aan de cliënt betaald worden.

4.4 Hoogte pgb

Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Het college maakt onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, professionals en niet professionals.

Voor een persoonsgebonden budget wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat gelijk is aan 90% van de kosten in natura of € 20,- per uur wanneer de zorg wordt uitgevoerd door het eigen sociale netwerk.

De hoogte van het bedrag is afhankelijk van de vorm van ondersteuning waar de indicatie voor is gesteld.

Tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het pgb betaald worden.

4.5 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers

In het gemotiveerd plan van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten.

Hoewel de inzet van het sociale netwerk waardevol is, is het wenselijk de beloning van het sociale netwerk met een pgb te beperken tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

4.6 Uitbetaling van het pgb

Het pgb zal door de SVB maandelijks achteraf uitbetaald worden aan de hulpverlener. Aan de uitbetaling zitten de volgende voorwaarden:

  • We kennen geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • Pgb-houders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven wel doen:

    • o

      Alle bijkomende kosten voor de zorgverleners, zoals de werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen, zoals reiskostenvergoedingen voor woon-werkverkeer, verlofregelingen, pensioenvoorziening en spaarloon.

    • o

      Vervoerskosten, maar alleen als er een beschikking is voor begeleiding in dagdelen (ondersteuning maatschappelijk leven), samen met een indicatie voor vervoer van en naar de plek waar die begeleiding geboden wordt.

  • Pgb-houders mogen vanuit het budget in ieder geval de volgende uitgaven niet doen:

    • o

      Kosten voor bemiddeling; 

    • o

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • o

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het pgb;

    • o

      Contributie voor het lidmaatschap van Per Saldo, kosten voor het volgen van cursussen over het pgb, kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;

    • o

      Alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo 2015 vallen;

    • o

      Alle zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen;

    • o

      Ondersteuning inkopen buiten EU-landen. Controle op kwaliteit en financiën is dan nauwelijks mogelijk.

De cliënt dient de gemaakte kosten te declareren bij de SVB. Op het moment dat het pgb teruggevorderd dient te worden zal de SVB overgaan tot incasso.

Levering van het pgb in het buitenland kan uitsluitend onder extra voorwaarden. Zo moet bijvoorbeeld uit het ondersteunigsplan blijken dat dit noodzakelijk is voor de jeugdig of ouders.

4.7 Overgangsrecht.

Voor bestaande Pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De Pgb houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016.

Het overgangsrecht heeft geen betrekking op het overeengekomen tarief. Onder strikte voorwaarden is het mogelijk om het tarief aan te passen:

  • 1.

    Er is instemming van de budgethouder vereist

  • 2.

    De bestaande zorg moet onder dit nieuwe tarief te leveren zijn.

De vóór 2015 afgegeven indicaties voor jeugdhulp die doorlopen na 1 januari 2016, eindigen per 1 januari 2016 op grond van het overgangsrecht. De hulp/zorgvraag van deze cliënten zal voor 1 januari 2016 opnieuw worden beoordeeld.

5. OUDERBIJDRAGE

Als een kind hulp met verblijf buiten het gezin krijgt, zijn ouders verplicht bij te dragen in de kosten. De ouderbijdrage in de Jeugdwet komt voort uit het besparingsmotief: ouders van wie kinderen buiten het gezin worden verzorgd, hebben minder kosten voor die kinderen, waardoor de bijdrage gerechtvaardigd is.

Het college legt de ouderbijdrage op, maar het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt de hoogte vast en int de bijdrage. De wettelijke verplichting is opgenomen in de Jeugdwet

5.1 Voor welke jeugdhulp?

Een ouderbijdrage is verschuldigd voor:

  • alle jeugdhulp waarbij een jongere een etmaal of een deel daarvan bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft

  • hieronder valt ook verblijf (gedurende een etmaal of een dagdeel) in een ggz-instelling.

Er wordt door het CJG aan de jeugdige en/of ouders gemeld of er sprake is van een ouderbijdrage.

Omdat de eigen bijdrage vastgesteld en geïnd wordt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK), zal niet de hoogte van de ouderbijdrage in de beschikking worden opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar het CAK.

In Besluit Jeugdwet staan bepalingen over de ouderbijdrage die het CAK kan opleggen. Dit betreft de betalingstermijn (artikel 8.1.5), het moment van vaststelling van de ouderbijdrage (artikel 8.1.6) en de mogelijkheid de ouderbijdrage te herzien (artikel 8.1.7). De tarieven staan in het Besluit Jeugdwet .

6 POSITIE VAN JEUGDIGEN EN OUDERS

6.1 Clientparticipatie

Het college moet clienten in de gelegenheid stellen voorstellen voor beleid te doen en hen vroegtijdig in staat stellen gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen.

Verder moeten de burgers worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Ze moeten deel kunnen nemen aan periodiek overleg en hiervoor agendapunten voor kunnen aanmelden. Tenslotte moet de burger worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

Er is dus een wettelijk kader waarbij burgers en cliënten moeten worden betrokken, maar hoe, dat mag een gemeente zelf bepalen.

In de gemeente Losser is contact gezocht met de Cliëntenraad Werk en Inkomen om te bezien of ze medevormgever willen zijn van een overkoepelende raad waarin alle cliëntgroepen uit de decentralisaties een stem krijgen.

Het doel is om te komen tot een geïntegreerde burger/cliëntparticipatie op het gebied van WMO en Werk en Inkomen waar de doelgroep jeugd nadrukkelijk bij is betrokken. Met het nieuw ontwikkelde advies-platform wordt vier maal per jaar overleg gevoerd, waarvan eenmaal per jaar een evaluatie-overleg. Tijdens dit jaarlijkse evaluatie-overleg wordt besproken of zowel het college als het advies-platform van mening zijn dat het beoogde effect al dan niet behaald is.

6.2 Clientondersteuning

Het CJG is een plek waar ondersteuning gegeven wordt aan jeugdigen en ouders door hen informatie en advies te geven. Ook denken professionals van het CJG met hen mee om antwoorden te vinden op vragen. Binnen het CJG zijn professionals werkzaam die specifiek mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking kunnen ondersteunen met hun hulpvraag.

Voor gesprekken met het CJG mogen jeugdigen en ouders altijd iemand meenemen ter ondersteuning zoals een partner, familielid of vriend. Ook mogen zij ondersteuners van bijvoorbeeld steunpunten, cliëntorganisaties of een lid van het sociaal team meevragen naar een gesprek met het CJG.

6.3 Medezeggenschap

In de Jeugdwet staan bepalingen die aangeven hoe jeugdhulpaanbieders invulling moeten geven aan de medezeggenschap van cliënten. De gemeente verwacht in de jaarrapportages van de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders een verantwoording over de invulling van medezeggenschap.

6.4 Vertrouwenspersoon

Jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen, kunnen gratis een beroep doen op de ondersteuning door een onafhankelijk vertrouwenspersoon. Dit is landelijk geregeld. Het vertrouwenswerk is met name gericht op het geven van informatie, advies en hulp bij klachten of problemen over de (rechts-) positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp. Het CJG attendeert en informeert jeugdigen en ouders op het werk van vertrouwenspersonen.

6.5 Klachtafhandeling

6.5.1 Bij de jeugdhulpaanbieder

In de Jeugdwet is bepaald dat jeugdhulpaanbieders een regeling voor de behandeling van klachten treffen. Hierbij gaat het over klachten – over gedragingen van de aanbieder en zijn werknemers jegens een jeugdige of ouders- in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een maatregel kinderbescherming of jeugdreclassering.

De aanbieder moet een klachtencommissie instellen, die bestaat uit ten minste drie leden, waaronder een voorzitter die niet werkzaam is voor of bij de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling.

Aan de behandeling van een klacht mag niet worden deelgenomen door een persoon op wiens gedraging de klacht rechtstreeks betrekking heeft. Als jeugdigen of hun ouders een klacht hebben dan kunnen zij deze klacht indienen bij de aanbieder in kwestie of bij de klachtencommissie van die aanbieder.

6.5.2 Bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Indien mensen niet tevreden zijn over de benadering en het contact met de hulpverlener werkzaam binnen het CJG dan kunnen zij dit melden bij het CJG.

Klachten die bij het CJG worden ingediend, worden ontvangen door de procescoördinator(en) van het CJG. De procescoördinator(en) bekijkt de klacht en zet deze waar nodig door naar de werkgever van de professional.

6.5.3 Bij de gemeente

Klachten die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen, worden behandeld volgens de in hoofdstuk 9 Algemene wet bestuursrecht beschreven procedure. Dit houdt in dat een klacht eerst wordt ingediend bij de gemeente (kenbaarheidsvereiste). De gemeente onderzoekt dan de klacht en geeft een schriftelijk gemotiveerd oordeel. Verloopt de behandeling van de klacht niet naar tevredenheid van de klager, dan bestaat de mogelijkheid om de Nationale ombudsman als tweede instantie schriftelijk te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan (in dit geval het college van de gemeente) zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen. (externe procedure). De conclusie van de Ombudsman wordt schriftelijk in een rapport vastgelegd.

Zowel de gemeente als de Nationale Ombudsman proberen veel klachten in onderling overleg of via mediation af te handelen. Zo wordt de formele procedure vermeden, terwijl de resultaten vaak veel bevredigender zijn. Deze afwijkende procedure wordt overigens alleen gevolgd na instemming van de klager.

Het aantal en de aard van de klachten die zijn behandeld worden jaarlijks gepubliceerd zonder dat dit terug te herleiden is naar individuele gevallen.

6.6 Premediation, bezwaar en beroep

Jeugdigen en ouders kunnen bezwaar- en beroep procedures instellen tegen een besluit door het college over jeugdhulp. Het besluit staat beschreven in de beschikking die de jeugdige en zijn/haar ouders hebben ontvangen. .Een beschikking wordt in mandaat (dus namens het college) door een daartoe aangewezen functionaris afgegeven. Het college beslist zelf op het bezwaarschrift. Bezwaar en beroep is uitgesloten voor door de rechter opgelegde jeugdhulp in het gedwongen kader zoals jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het college geeft hier namelijk geen beschikking voor af.

6.6.1 Premediation en bezwaar

Iedere jeugdige of ouder heeft het recht om, als hij het met een beschikking niet eens is, bezwaar te maken. Om bezwaarschriften te voorkomen streeft het college ernaar om, voordat een negatief of afwijkend besluit over een aanvraag valt, jeugdigen en ouders in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Willen jeugdigen en ouders (als nog) bezwaar maken dan kan dit door een bezwaarschrift in te dienen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na verzending van het besluit.

Voordat het college start met de inhoudelijke behandeling van het bezwaarschrift, wordt eerst geprobeerd om via premediation (aangaan van het gesprek) tot een oplossing van het geschil te komen. Mocht premediation voor de inwoner niet tot een bevredigend resultaat leiden, dan wordt de juridische behandeling van het bezwaar doorlopen. Dat resulteert in een besluit op het bezwaarschrift.

6.6.2 Voorlopige voorziening

Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van het besluit niet op. Daarvoor kunnen jeugdigen en ouders een voorlopige voorziening aanvragen bij de voorzieningenrechter.

6.6.3 Beroep

Mochten jeugdigen of hun ouders niet tevreden zijn het met het besluit op hun bezwaarschrift, dan kunnen zij een beroepsschrift indienen bij de Rechtbank Almelo? . Het gemotiveerde beroepsschrift moet binnen zes weken na de dag waarop het besluit op bezwaar verzonden is, ingediend zijn.

7 KWALITEIT

7.1 Kwaliteit van voorzieningen

De Over kwaliteit is al veel in de wet geregeld. In aanvulling hierop zijn, afhankelijk van het soort voorzieningen in de overeenkomsten met zorgaanbieders nadere kwaliteitseisen aan de aanbieders en de deskundigheid van hun medewerkers gesteld.

.

De gemeente Losser stelt de volgende aanvullende (kwaliteits-)eisen aan de partners, organisaties en instellingen waarmee zij samenwerkt of waarvan zij afneemt:

  • Er worden professionals geleverd die integraal en creatief kunnen denken en werken

  • Er geldt een verplichting tot samenwerking met andere organisaties in netwerkverband

  • De professional legt verantwoording af aan de procescoördinator en indien noodzakelijk aan de werkgever. De professional moet hiervoor van de werkgever de ruimte krijgen.

  • Na verwijzing naar andere vormen van zorg is de ontvangende instantie verplicht terug te koppelen aan de leverende instantie en waar nodig aan de procescoördinator.

  • Werkprocessen dienen goed op elkaar afgestemd te zijn.

  • Indien een aanbieder van mening is dat meer hulp nodig is dan stemt de instelling dit af met het CJG/ regisseur van het gezin.

7.2 Calamiteiten

Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten gedurende de zorgverlening door een aanbieder. Hiervoor wordt toezichthoudend ambtenaar aangewezen

Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan deze toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

De regeling wordt als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

7.3 Privacy

Het college stelt, zoals vastgelegd in de verordening, een protocol over de verwerking van persoonsgegevens vast.

BIJLAGE 1 DEFINITIES EN BEGRIPPEN

verklarende woordenlijst

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het besluit.

Algemene voorziening Voorziening:  die vrij- toegankelijk is voor jeugdigen en ouders zonder voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de verordening;

AWBZ - Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

Begeleiding- Activiteiten waarmee een Jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoerenvan dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven;

Beschikking- Beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht afgegeven doorGemeente aan Jeugdige of ouder, waarmee Jeugdige in aanmerking komt voor de Individuele voorziening;

CAK - Centraal Administratie Kantoor (orgaan dat de ouder bijdragen voor de Jeugdwet berekent en int);

CJG- Centrum voor Jeugd en Gezin;

College- College van burgemeester en wethouders;

Gebruikelijke zorg- Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden;

Ondersteuningsplan- Een voor een Jeugdige opgesteld afsprakenkader over de inzet van de jeugdige, zijn sociaal netwerk, algemene voorzieningen en/of individuele voorziening door partijen om Jeugdige zo zelfredzaam mogelijk te laten participeren en zo gezond en veilig mogelijk te laten opgroeien. Het plan bevat op zijn minst de gestelde gezinsdoelen en de gemaakte afspraken over ondersteuning en jeugdhulp bevat en waarin wordt beschreven de wijze van onderlinge afstemming tussen de betrokkenen en over de evaluatie, inclusief gegevens van de betrokkenen. Als nodig of wenselijk wordt bij het opstellen van een ondersteuningsplan de expertise van een specialist ingebracht. Plan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.1.3 van de wet;

Hulpvraag- Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband meopgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;t

Individuele voorziening - Een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening die alleen na zorgvuldig onderzoek toegankelijk is voor jeugdigen en ouders; als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de verordening;

Intake - Gesprek tussen een medewerker van het CJG en een jeugdige of ouder over de situatie en problematiek van de jeugdige of ouder, waarbij samen gezocht wordt naar oplossingen. (als bedoeld in artikel 6 van de verordening);

Jeugdhulpaanbieder - Organisaties of personen die voor de gemeente daadwerkelijk de jeugdhulp uitvoeren en de organisaties die in het bezit zijn van een (voorlopig) certificaat om kinderbescherming en jeugdreclassering uit te voeren (of wel de gecertificeerde instellingen);

Jeugdige - Persoon tot achttien jaar (in sommige gevallen tot drieëntwintig jaar) die aanspraak kan maken op ondersteuning vanuit de Jeugdwet met toepassing van het woonplaatsbeginsel;

Maatwerk – een traject toegespitst op de specifieke wensen en behoeften van een cliënt/jeugdige.

Mandaat - de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag of naar aanleiding van een melding over het aanbieden van jeugdhulp, namens het college van burgemeester en wethouders;

Melding - Melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid van deverordening;

Niet-professionele hulp- Hulp door iemand vanuit het sociaal netwerk;

Ouder -Ouder, stiefouder, pleegouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

Pgb- Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijndeeen door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

Sociaal netwerk -Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdigeeen sociale relatie onderhoudt;

Sociaal Team -Multidisciplinair team dat binnen een dorp het eerste aanspreekpunt is voorhulp- en zorgvragen

Spoed - Naar het oordeel van gemeente of een verwijzer niet uitstelbare zorg, achteraf te bevestigen door Gemeente door een besluit;

SVB -Sociale Verzekeringsbank;

Veilig Thuis - Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) voor meldingen over (ernstige) vormen van kindermishandeling en huiselijk geweld, voor alle leeftijden;

Veiligheidshuis - In het Veiligheidshuis Twente werken partners uit de strafrecht- en zorgketen samen. Doel is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit.

De partners signaleren problemen, bedenken oplossingen en voeren die samen uit.

Verordening - Verordening Jeugdhulp gemeente Losser 2015;

Verwijzer- Een door gemeente gemandateerde persoon voor het verrichten vanactiviteiten op het gebied van toeleiding, de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts (artikel 2.6 van de wet);

Wet  - Jeugdwet;

Wlz - Wet langdurige zorg;

Wmo - Wet maatschappelijke ondersteuning;

Zvw -Zorgverzekeringswet.

Enkele begrippen nader toegelicht

Onderstaand zijn de begrippen algemene voorziening, collectieve voorziening en individuele voorziening toegelicht.

Algemene voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze diensten en/of producten zijn voor iedereen toegankelijk en/of verkrijgbaar, zonder toets of beschikking.

Wanneer het niveau van algemene voorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op collectieve of individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”.

Algemene voorzieningen worden deels door de overheid aangestuurd en gefinancierd. Dit zijn vaak basisvoorzieningen die in iedere gemeente aanwezig moeten zijn. Maar ook initiatieven van particulieren of vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen. Naar verwachting zal dit laatste aanbod verder toenemen.

Voorbeelden van algemene voorzieningen:

  • onderwijs

  • kinderopvang, buitenschoolse opvang

  • jeugdcentra

  • jeugdwelzijnswerk en jongerenwerk

  • consultatiebureau

  • opvoedondersteuning

Collectieve voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat bedoeld is voor een groep mensen met specifieke kenmerken en hiervoor makkelijk toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Deze voorzieningen zijn bestemd voor inwoners met specifieke kenmerken. Het gebruik van een collectieve voorziening wordt vaak gedeeld met anderen. De gemeente stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. Na een lichte toets kunnen inwoners van deze voorzieningen gebruik maken. Er is geen sprake van een gemeentelijke beschikking.

Voorbeelden van collectieve voorzieningen:

  • voor- en vroegschoolse educatie (vve)

  • licht ambulante begeleiding

  • kortdurende coaching

Individuele voorziening

Definitie: Aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp.

Maatwerk is hierbij belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden.

Een individuele voorziening wordt bij beschikking toegekend en de inwoner heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep.

Voorbeelden van individuele voorzieningen:

  • ambulante psychiatrische zorg

  • dagbesteding

  • residentieel verblijf voor jeugdigen

  • pleegzorg