Regeling vervallen per 03-07-2010

Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Moerdijk 2005

Geldend van 27-12-2004 t/m 02-07-2010

Intitulé

Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Moerdijk 2005

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 27 september 2004,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.10 augustus 2004,

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 25 van de Wet Kinderopvang,

overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming door de gemeente in de kosten kinderopvang bij verordening te regelen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING UITVOERING WET KINDEROPVANG GEMEENTE MOERDIJK 2005

Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang

  • c.

    kinderopvang: de opvang zoals omschreven in artikel 1 lid 1 sub b van de wet;

  • d.

    gastouderopvang: de opvang zoals omschreven in artikel 1 lid 1 sub c van de wet;

  • e.

    kindercentrum: een voorziening zoals omschreven in artikel 1 sub d van de wet;

  • f.

    gastouderbureau: een organisatie zoals omschreven in artikel 1 sub e van de wet;

  • g.

    ouder: een persoon zoals omschreven in artikel 1 lid 1 sub i van de wet;

  • h.

    partner: een persoon zoals omschreven in artikel 2 van de wet;

  • i.

    tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang door de gemeente, zoals omschreven in artikel 1 lid 1 sub j van de wet;

  • j.

    sociaal medische indicatie: een indicatie zoals bedoeld in artikel 23 van de wet.

Hoofdstuk 2: AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 2.1 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen bedoeld in artikel 6 lid 1 sub ct/m g of j of artikel 22 lid 2 van de wet omvat:

    • a.

      naam, adres en (zo mogelijk) sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      als dit van toepassing is: naam en (zo mogelijk) sofi-nummer van de partner en, als dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum, en (zo mogelijk) sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      (zo mogelijk) een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per week, de kostprijs per uur en de aanvangdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen bedoelt in artikel 6 lid 1 sub k en/of l van de wet bevat de gegevens zoals aangegeven in het vorige lid onder a, b, c, e en f.

  • 3. Voordat het college een besluit neemt op de aanvraag zoals bedoelt onder lid 2 wint zij advies in bij een onafhankelijke organisatie die over voldoende deskundigheid beschikt.

  • 4. Het college kan bepalen dat voor de aanvraag gebruik gemaakt wordt van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier;

  • 5. Als de aanvrager een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Hoofdstuk 3: VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3.1 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college informeert de aanvrager hierover schriftelijk.

Artikel 3.2 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de aanvrager niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub ct/m g of j of artikel 22 lid 2 van de wet en personen als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub k en/of l van de wet.

Artikel 3.3 Ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 3.4 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een afwijkende periode verlenen.

Artikel 3.5 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming

Het college verstrekt de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 3.6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per week waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    het maximaal toegekende bedrag per kalenderjaar of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder;

Als de aanvraag betrekking heeft op een persoon bedoelt in art. 23 bevat het besluit tevens:

  • a.

    of er al of niet sprake is van een indicatie;

  • b.

    wat de geldigheidsduur van de indicatie is;

  • c.

    wie de geïndiceerde persoon is.

Artikel 3.7 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Hoofdstuk 4. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 4.1 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen zes weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 4.2 Verrekening met de voorschotten

  • 1. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten;

  • 2. Teveel betaalde voorschotten worden zo mogelijk verrekend met lopende voorschotten dan wel teruggevorderd op grond van het bepaalde in de wet.

Hoofdstuk 5: VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 5.1 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder of de partner informeert het college onmiddellijk, uit eigen beweging, gebruik makend van een daarvoor ter beschikking gesteld formulier, over gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of de partner informeert desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, over alle gegevens van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 5.2 Bewaarplicht

De ouder bewaart alle bewijsstukken die aan de vertrekking van de tegemoetkoming ten grondslag liggen ten minste gedurende vijf jaar na de vaststelling en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

Hoofdstuk 6: HET REGISTER, DE HANDHAVING EN SANCTIONERING

Artikel 6.1 Het register

Het college houdt een register bij zoals bedoeld in artikel 46 van de wet.

Artikel 6.2 De handhaving

Het college zorgt voor de naleving van de wet zoals bedoeld in Hoofdstuk 4 van de wet.

Artikel 6.3 De sanctionering

Het college zorgt voor sanctionering zoals bedoeld in Hoofdstuk 5 paragraaf 2 van de wet.

Hoofdstuk 7: SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Beleidsregels

Het college kan beleidsregels formuleren waarin nadere invulling gegeven wordt aan het bepaalde in de artikelen 2.1 lid 1 sub d en f, 2.1 lid 4, 3.1 lid 2, 3.4 lid 2, 3.5 en hoofdstuk 6 van deze verordening.

Artikel 7.2 Afwijken van bepalingen; hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7.3 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7.4 Inwerkingtreding

  • 1. Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet treedt deze verordening in werking 3 dagen na haar bekendmaking.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 1.1 sub j., 2.1 lid 2 en 3 en 3.6 sub h, i en j in werking op het moment dat artikel 23 van de Wet op de kinderopvang in werking treedt.

  • 3. De verordening wordt met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet bekendgemaakt in huis aan huis blad de Moerdijkse Bode.

  • 4. De Verordening Kinderopvang 1997 wordt per 1 januari 2005 ingetrokken.

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening uitvoering Wet kinderopvang gemeente Moerdijk 2005.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 27 september 2004.

De griffier

J.A.M. Hereijgers

De voorzitter

H.W. den Duijn