Regeling vervallen per 31-12-2016

Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant 2016

Geldend van 09-04-2016 t/m 30-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 31-03-2016

Intitulé

Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de Cultuuragenda van Brabant 2020 hebben vastgesteld, waarin het cultuurbeleid van de provincie Noord-Brabant is vastgelegd;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten naar aanleiding daarvan op 14 oktober 2014 de Subsidieregeling kunsteducatie en amateurkunstbeoefening Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met die regeling beogen om het provinciale cultuursysteem van de amateurkunstbeoefening en de kunsteducatie te versterken door het ondersteunen van provinciaal opererende amateurkunstorganisaties, die zich richten op inhoudelijke vernieuwing en maatschappelijke verankering van de amateurkunst, door het geven van impulsen aan de ontwikkeling van kunstencentra in de provincie Noord-Brabant en door het stimuleren van gemeenten om zich aan te sluiten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant, zodat ook voor jongeren in achterstandsituaties het meedoen aan cultuur mogelijk blijft;

Overwegende dat enkele paragrafen in de Subsidieregeling kunsteducatie en amateurkunstbeoefening Noord-Brabant zijn uitgewerkt en Gedeputeerde Staten voor de overige paragrafen nieuwe subsidieplafonds en een flexibelere nummering wensen vast te stellen;

Overwegende dat het opschonen van de regeling een groot aantal technische wijzigingen met zich mee brengt en Gedeputeerde Staten derhalve een geheel nieuwe regeling wensen vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§1 Stimulering amateurkunstsector

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

     achterban: lokale culturele organisaties die zich vertegenwoordigd weten door een provinciale koepelorganisatie;

  • b.

     achterstandsgroep: groep die in een sociale achterstandssituatie zit of een lichamelijke of verstandelijke functiebeperking heeft;

  • c.

     Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • d.

     beeldverslag: verslag van een activiteit met behulp van foto's of filmbeelden;

  • e.

     concours: wedstrijd op een bepaald vakgebied waarin deelnemers strijden om de eerste plaats in hun discipline, zulks ter beoordeling van een vakjury;

  • f.

     koepelorganisatie of bond: stichting of vereniging die optreedt als belangenbehartiger van de organisaties van amateurkunst;

  • g.

     topensemble: non-profitorganisatie gericht op het beoefenen van een bepaalde kunstdiscipline door amateurs op een hoog artistiek niveau;

  • h.

     talentontwikkeling: activiteiten met als doel om talentvolle kunstbeoefenaars te ontdekken en te begeleiden naar een hoger niveau

 

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen, met uitzondering van scholen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op stimulering of versterking van de amateurkunst.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     met de activiteiten reeds is gestart voor indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

     voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de activiteiten worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de activiteiten hebben een regionale of provinciale uitstraling;

    • c.

       de subsidieaanvrager is een organisatie met een culturele doelstelling gericht op de stimulering van de amateurkunst;

    • d.

       d. de activiteiten dragen bij aan de zichtbaarheid van de amateurkunst;

    • e.

       de activiteiten dragen bij aan de ontwikkeling van de amateurkunst;

    • f.

       aan de aanvraag liggen ten grondslag:

      • 1.

         een werkplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid wordt, indien de subsidieaanvrager een koepelorganisatie of bond is, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de subsidieaanvrager toont aan dat hij een koepelorganisatie of bond is door overlegging van het adressenbestand van de achterban.

    • b.

       de activiteiten van de subsidieaanvrager sluiten aan bij de behoeften van de achterban;

    • c.

       de subsidieaanvrager organiseert activiteiten met een samenbindend, deskundigheid bevorderend of innovatief karakter.

  • 3  Onverminderd het eerste lid wordt, indien de subsidieaanvrager als primaire werkzaamheden het organiseren van een concours of ander project heeft, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het concours of project is:

      • 1°.

         artistiek inhoudelijk van toegevoegde waarde, of;

      • 2°.

         van belang voor de promotie van de amateurkunst in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het concours of project is vrij toegankelijk.

  • 4  Onverminderd het eerste lid wordt, indien de subsidieaanvrager een topensemble is, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de subsidieaanvrager heeft een artistiek topniveau;

    • b.

       de deelnemers aan de activiteiten van de subsidieaanvrager zijn ten minste voor 50 procent afkomstig uit de provincie Noord-Brabant;

    • c.

       de subsidieaanvrager werkt systematisch aan talentontwikkeling van haar deelnemers of leden.

  • 5  Onverminderd het eerste lid wordt, indien de subsidieaanvrager een organisatie is, gericht op het organiseren van kaderscholing, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de organisatie is ingebed in de sector waarvoor de scholing wordt georganiseerd;

    • b.

       de organisatie werkt met gekwalificeerde docenten en biedt een passend programma aan voor de doelgroep;

    • c.

       de scholing is gericht op ontwikkeling van vaardigheden om amateurkunstorganisaties artistiek te leiden.

  • 6  Onverminderd het eerste lid wordt, indien de subsidieaanvrager een organisatie is die tot doel heeft cultuurparticipatie te bevorderen, voldaan aan het vereiste dat de activiteiten gericht zijn op achterstandsgroepen.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 31 maart 2016 tot en met 15 april 2016.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, vast op € 276.450..

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 75 procent van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 90.000.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 voor advies over artikel 1.6 voor aan de Adviescommissie amateurkunst.

Artikel 1.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting om de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk te maken voor derden.

Artikel 1.15 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       inhoudelijk verslag van de activiteiten;

    • b.

       beeldverslag.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een inhoudelijk verslag van de activiteiten;

    • b.

       een beeldverslag.

Artikel 1.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, in een keer.

§ 2 Stimulering maatschappelijke opgaven

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

  • a.

     Adviescommissie regeling lokale partners: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     beeldverslag: verslag van een activiteit met behulp van foto's of filmbeelden;

  • c.

     community-arts: artistieke oplossing voor een maatschappelijk probleem;

  • d.

     cultuurparticipatie: actief of passief deelnemen van een individu of groep aan een culturele activiteit;

  • e.

     cultuursysteem: totale culturele infrastructuur van Noord-Brabant in samenhang bekeken;

  • f.

     maatschappelijke opgave: het verkleinen van achterstandssituaties door inzet van kunst cultuur of community arts.

     

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

       rechtspersonen zonder winstoogmerk, die kunst- en cultuurprojecten verbinden met maatschappelijke opgaven;

    • b.

       samenwerkingsverbanden van de rechtspersonen, bedoeld onder a, met andere rechtspersonen of natuurlijke personen;

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoel in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt de subsidie aangevraagd door de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbinden van maatschappelijke opgaven aan kunst en cultuur door

  • a.

     het voeren van de lokale regie op de terreinen van cultuureducatie, amateurkunst of community arts;

  • b.

     het bereiken van nieuwe klantgroepen, of;

  • c.

     het organiseren van lokale platforms.

     

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     met het project reeds is gestart voor indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

 

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project is gericht op het verbinden van maatschappelijke opgaven aan kunst en cultuur;

  • b.

     het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • c.

     het project of het samenwerkingsverband is innovatief;

  • d.

     de subsidieaanvrager werkt samen met lokale partners;

  • e.

     bij de subsidieaanvrager is er sprake van goed ondernemerschap dat tot uiting komt in:

    • 1°.

       het aannemen van een maatschappelijk verantwoorde houding;

    • 2°.

       het werken aan de kwaliteit van de organisatie en de bedrijfsprocessen;

  • f.

     het project is gericht op het stimuleren of vergroten van de cultuurparticipatie van de inwoners van de provincie Noord-Brabant;

  • g.

     de subsidieaanvrager is de regisseur over de lokale keten van organisaties die zich bezighouden met cultuurparticipatie;

  • h.

     het project draagt bij aan een duurzame versterking van het cultuursysteem;

  • i.

     aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder a, en artikel 11 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de kosten voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 15 april 2016 tot en met 15 mei 2016.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9 vast op € 166.500.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • a.

     De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000.

  • b.

     Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin het project innovatief is, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

       de mate waarin het project inhoudelijk interessant is, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

       de mate waarin het project is verankerd in het beleid van de instelling, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.5 en artikel 2.12 voor aan de Adviescommissie regeling lokale partners.

Artikel 2.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting om de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk te maken voor derden.

Artikel 2.15 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     een inhoudelijk verslag van de activiteiten;

  • b.

     een beeldverslag.

§ 3 Jeugdcultuurfonds Brabant

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Jeugdcultuurfonds Brabant: stichting, die zich als afdeling van het landelijke Jeugdcultuurfonds inzet om kinderen in de provincie Noord-Brabant te ondersteunen, die door het ontbreken van financiële middelen bij de ouders of verzorgers, geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging of zich niet kunnen scholen in een bepaalde kunstdiscipline;

  • b.

     kansarm kind: kind dat leeft op het bestaansminimum zoals vastgesteld door het CBS.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op deelname van jeugd aan kunst en cultuurbeoefening.

Artikel 3.5 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de aanvrager is aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

    • c.

       het project creëert kansen voor de culturele ontwikkeling van kansarme kinderen van 4 tot en met 17 jaar die om financiële redenen:

      • 1°.

         geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging, of;

      • 2°.

         geen lessen in een bepaalde kunstdiscipline kunnen volgen;

    • d.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een berekening van het aantal kinderen, bedoeld onder c;

      • 3°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt indien het project is of mede is gericht op het volgen van lessen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

       de lessen worden gevolgd bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent, of;

    • b.

       de lessen worden gevolgd binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

Artikel 3.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor contributie van een amateurkunstvereniging;

  • b.

     lesgelden voor het volgen van lessen.

Artikel 3.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018.

Artikel 3.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4:

  • a.

     voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, vast op € 100.000;

  • b.

     voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, vast op € 100.000;

  • c.

     voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, vast op € 100.000.

Artikel 3.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

     € 10.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van 750 of meer als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onder c;

  • b.

     € 7.500 voor gemeenten met een aantal kinderen tussen de 250 en 750 als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onder c;

  • c.

     € 5.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van maximaal 250 als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onder c.

Artikel 3.10 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de subsidieontvanger blijft ten minste twee jaar aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

  • b.

     indien het project is gericht op het volgen van lessen als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, worden deze gevolgd:

    • 1°.

       bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent; of,

    • 2°.

       binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

Artikel 3.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een inhoudelijk verslag van de activiteiten.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking

De Subsidieregeling kunsteducatie en amateurkunstbeoefening Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling.

Artikel 4.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling amateurkunst Noord-Brabant 2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 15 december 2015
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk 
de secretaris mw. ir. A.M. Burger