Regeling vervallen per 01-01-2018

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE OLST-WIJHE 2015

Geldend van 15-12-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE OLST-WIJHE 2015

De raad van de gemeente Olst-Wijhe,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe d.d. 14 oktober 2014 overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen:

  • ·

    over de door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening;

  • ·

    over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

  • ·

    voor de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt bepaald;

  • ·

    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • ·

    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid 4, van de Jeugdwet;

besluit:

vast te stellen de “verordening Jeugdhulp gemeente Olst-Wijhe 2015”.

HOOFDSTUK1:Begrippen

Artikel 1.Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      cliënt: de jeugdige als bedoeld in artikel 1.1. van de wet, waaronder begrepen en voor zover van belang, zijn ouders;

    • b.

      nadere Regels Olst-Wijhe: Het door het college vast te stellen document waar op grond van deze verordening nadere regels worden gesteld;

    • c.

      ingezetene: Cliënt die woonplaats heeft in de gemeente Olst-Wijhe;

    • d.

      algemeen gebruikelijke voorziening: Een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

    • e.

      maatwerkvoorziening: de via een beschikking toegankelijke op de cliënt toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

    • f.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • g.

      gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 6;

    • h.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • i.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college;

    • j.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • k.

      wet: Jeugdwet.

    • l.

      Ondersteuningsplan: de verwoording van het afgesproken arrangement aan ondersteuning voor cliënt (individu of gezin) bestaande uit de inzet van oplossingen in de eigen kracht van cliënt, mantelzorg, algemene voorzieningen, informele zorg en maatwerkvoorzieningen. Daarnaast worden in het ondersteuningsplan ook de te behalen resultaten, de looptijd (geldigheidsduur) en specifieke functies van maatwerkvoorzieningen benoemd. Het ondersteuningsplan wordt in overleg tussen cliënt en gemeente opgesteld.

    • m.

      familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de cliënt behoren.

    • n.

      verslag: het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 8.

    • o.

      beschikking: indien cliënt en gemeente beide het ondersteuningsplan ondertekenen, staat dit gelijk aan het verlenen van een beschikking. Indien dit niet het geval is, volgt een beschikking waartegen bezwaar en beroep ingesteld kan worden.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2: Melding, toegang jeugdhulp, onderzoek en aanvraag

Artikel 2. Melding en toegang jeugdhulp

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 5. De cliënt kan zich rechtstreeks wenden tot een algemeen gebruikelijke voorziening.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 4. Familiegroepsplan

  • 1. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid tot het indienen van een familiegroepsplan en stelt hem gedurende zes weken na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Het college start in dit geval het onderzoek na ontvangst van dit plan. Hierdoor heeft dit een opschortende werking.

  • 2. Het college betrekt het familiegroepsplan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. Indien er een familiegroepsplan opgesteld is, heeft dit dezelfde werking als een ondersteuningsplan.

Artikel 5. Informatie en identificatie

  • 1. Een cliënt verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. Bij het onderzoek, bedoelt in artikel 6, stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt.

  • 2. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en cliënt, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de cliënt en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de cliënt om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemeen gebruikelijke voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hem toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Indien een maatwerkvoorziening deel uitmaakt van het familiegroepsplan/ondersteuningsplan wordt tijdens het gesprek aan de cliënt in begrijpelijke bewoordingen verteld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze kunnen zijn.

  • 6. Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 8 in te dienen.

  • 7. Het college verstrekt op verzoek van de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 8. Indien een maatwerkvoorziening deel uitmaakt van het familiegroepsplan/ondersteuningsplan ondertekent de cliënt het verslag voor gezien of akkoord en stuurt een ondertekend exemplaar onverwijld naar het college. De cliënt kan feitelijke gegevens corrigeren en kan zijn opmerkingen bij het onderzoeksverslag kenbaar maken. Correcties en opmerkingen worden aan het onderzoeksverslag toegevoegd.

  • 9. Als de cliënt tekent voor gezien zoals bedoeld in het voorgaande lid, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 10. Als een maatwerkvoorziening onderdeel uitmaakt van het familiegroepsplan/ondersteuningsplan, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in dit artikel.

Artikel 7. Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek of voor de beoordeling van de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, degene door wie een melding of een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      Het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd;

    • b.

      Het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.

    • c.

      Het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een cliënt schriftelijk of elektronisch bij het college worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Een ondertekend verslag van het gesprek kan worden beschouwd als aanvraagformulier als de cliënt dit op het gespreksverslag heeft aangekruist.

HOOFDSTUK 3: Voorzieningen

Artikel 9. Vormen van beschikbare algemeen gebruikelijke- en maatwerkvoorzieningen

  • 1. De volgende vormen van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Universele preventie;

    • b.

      Selectieve preventie;

    • c.

      Opvoed- en opgroeiondersteuning;

    • d.

      Generieke opvoed- en opgroeiondersteuning.

  • 2. De volgende vormen van maatwerkvoorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Ambulante hulpverlening;

    • b.

      Intensieve ambulante hulpverlening;

    • c.

      Zorg overdag;

    • d.

      Verblijf.

  • 3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke vormen van algemeen gebruikelijke- en maatwerk voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 10. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien een cliënt jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg;

    • d.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      met gebruikmaking van andere en overige voorzieningen.

  • 2. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot:

    • a.

      gezond en veilig op te groeien;

    • b.

      te groeien naar zelfstandigheid, en

    • c.

      voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

  • 3. Het college kent eveneens een maatwerkvoorziening toe voor zover met betrekking tot de cliënt een verwijzing zoals bedoeld in artikel 2, lid 3 is afgegeven.

  • 4. Recht op een maatwerkvoorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst adequate compenserende voorziening is aan te merken.

Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een maatwerkvoorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de problemen kan wegnemen;

    • c.

      voor zover de cliënt met gebruikmaking van een andere of algemeen gebruikelijke voorziening de problemen kan wegnemen;

    • d.

      indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • e.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • f.

      indien de cliënt tekortschietend besef van (eigen) verantwoordelijkheid heeft betoond;

    • g.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Olst-Wijhe.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van de in dit artikel beschreven aspecten.

Artikel 12. Beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de maatwerkvoorziening verstrekt, en indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 13. Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.1., derde en vierde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      Is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      Is toereikend om effectieve en kwalitatief goed zorg in te kopen, en

    • c.

      Bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

  • 4. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de hoogte van het pgb, de voorwaarden van verstrekking van het pgb en de wijze van verstrekking van het pgb.

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 14. Bijdrage in de kosten

  • 1. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      Voor welke algemeen gebruikelijke voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      Wat per soort algemeen gebruikelijke voorziening de hoogte van deze bijdrage is.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

    • a.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald en;

    • b.

      Door welke andere instantie dan het CAK de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

HOOFDSTUK 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan in het besluit Jeugdhulp gemeente Olst-Wijhe nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de vertrekking van een voorziening.

HOOFDSTUK 6: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 18. Klachtregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door onder ander periodieke overleggen met aanbieders en het zo nodig in overleg ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 19. Medezeggenschap

Het college kan nadere regels vaststellen in welke gevallen aanbieders geen regeling voor medezeggenschap hoeven te hebben.

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vast stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 7: Slotbepalingen

Artikel 21. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of,

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een persoonsgebonden budget dient door de cliënt binnen zes maanden na uitbetaling te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

Artikel 22. Controle

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de versterkte voorzieningen worden besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze zijn verstrekt.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 23. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 24. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening. De nadere regels worden dan vermeld in de Nadere Regels Jeugdhulp Olst-Wijhe.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Olst-Wijhe 2015.

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK1:Begrippen

Artikel 1.Begripsbepalingen  

HOOFDSTUK 2: Melding, toegang jeugdhulp, onderzoek en aanvraag

Artikel 2. Melding en toegang jeugdhulp

Artikel 3. Cliëntondersteuning

Artikel 4. Familiegroepsplan

Artikel 5. Informatie en identificatie

Artikel 6. Onderzoek

Artikel 7. Advisering

Artikel 8. Aanvraag  

HOOFDSTUK 3: Voorzieningen

Artikel 9. Vormen van beschikbare algemeen gebruikelijke- en maatwerkvoorzieningen

Artikel 10. Criteria voor een maatwerkvoorziening

Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden

Artikel 12. Beschikking

Artikel 13. Persoonsgebonden budget (pgb)  

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 14. Bijdrage in de kosten  

HOOFDSTUK 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Artikel 16. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Artikel 17. Meldingsregeling calamiteiten en geweld  

HOOFDSTUK 6: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 18. Klachtregeling

Artikel 19. Medezeggenschap

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid  

HOOFDSTUK 7: Slotbepalingen

Artikel 21. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 22. Controle

Artikel 23. Evaluatie

Artikel 24. Nadere regels en hardheidsclausule

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel