Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oud-Beijerland houdende regels omtrent treasury Treasuryverordening 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oud-Beijerland houdende regels omtrent treasury Treasuryverordening 2018

1 Inleiding

1.1 Doelstelling

Het doel van deze verordening is om heldere doelstellingen, richtlijnen, een afbakening van verantwoordelijkheden en bevoegdheden en een daarop in te richten Administratieve Organisatie / Interne Controle (AO/IC) te geven. Dit moet ervoor zorgen dat ongeoorloofde financiële transacties worden tegengegaan en de efficiency en effectiviteit van de treasuryfunctie worden geoptimaliseerd.

De raad stelt de verordening vast. Daarmee wordt invulling gegeven aan de ‘Financiële verordening’ ex art. 212 van de Gemeentewet (GW).

1.2 Wettelijke voorschriften

Decentrale overheden vallen onder de werking van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Regeling Schatkistbankieren decentrale overheden.

In de Wet Fido zijn voorschriften opgenomen over:

  • het onderscheid tussen korte en lange financiering;

  • de kasgeldlimiet (t.a.v. kort geld);

  • de renterisiconorm (t.a.v. lang geld);

  • transparantie van beleid door het opstellen van een treasuryverordening;

  • de uitgangspunten o.b.v. de verordening voor de organisatie van en de controle op de administratie en het beheer van de vermogenswaarden (art. 212 Gemeentewet).

In de Regeling uitzetting derivaten decentrale overheden (Ruddo) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn de normen met betrekking tot kredietwaardigheid vastgelegd, waaraan de partijen waar de decentrale overheden middelen willen uitzetten moeten voldoen en is vermeld dat derivaten uitsluitend gebruikt mogen worden ter beperking van financiële risico’s.

In de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is nader uitgewerkt hoe schatkistbankieren voor decentrale overheden werkt en welke rechten en verplichtingen decentrale overheden en de Staat hebben.

Deze voorschriften worden in deze verordening uitgewerkt.

1.3 Opbouw

In de treasuryverordening worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury, risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

Treasuryverordening

I Begrippenkader

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Derivaten:

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • b.

    Financiering

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • c.

    Financiële onderneming:

    een onderneming die in een lidstaat het bedrijf van onderneming kredietinstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten mag verlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten van deelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.

  • d.

    Geldstromenbeheer

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • e.

    Intern

    De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en liquiditeitsrisico meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • f.

    Kasgeldlimiet

    Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • g.

    Koersrisico

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • h.

    Kredietrisico

    De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • i.

    Liquiditeitenbeheer

    Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • j.

    Liquiditeitenplanning

    Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • k.

    Offerte

    Het op verzoek aanbieden van een leverantie. Dit kan op diverse manieren geschieden. Bijvoorbeeld schriftelijk, telefonisch, via internet en dergelijke.

  • l.

    Rating

    De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • m.

    Renterisico

    Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • n.

    Renterisiconorm

    Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • o.

    Rentetypische looptijd

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;

  • p.

    Saldobeheer

    Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • q.

    Rentevisie

    Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • r.

    Treasuryfunctie

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • s.

    Uitzetting

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido, de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden respectievelijk de limieten en richtlijnen van de treasuryverordening.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan derde partijen, nadat vooraf advies van het team Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van deze treasuryverordening;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s; Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur.

  • 4.

    Overeenkomstig de Wet Fido kan de gemeente geen hypothecaire leningen verstrekken aan personeel en politieke ambtsdragers van betrokken openbare lichamen.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. Conform de Regeling schatkistbankieren mag gerekend over een heel kwartaal het gemiddeld op de rekening courant aangehouden geldbedrag, het drempelbedrag van 0,75% van het begrotingstotaal niet overschrijden;

  • 2. Als de gemiddelde liquiditeitspositie van drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt, dienen de drie kwartaalrapportages aan de provinciale toezichthouder te worden gezonden, met daarbij een plan om weer te voldoen aan de kasgeldlimiet;

  • 3. Conform de Wet Fido wordt de rente-risiconorm niet overschreden dan na voorafgaande toestemming van Gedeputeerde Staten;

  • 4. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 5. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6. De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks bij de begroting opgesteld;

  • 7. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen en leningen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij in principe de volgende producten te hanteren: rekening courant, Rijks schatkist, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligaties, garantieproducten en overeenkomst voor geïntegreerde dienstverlening bedoeld in artikel 11. Daarnaast is het toegestaan nieuwe producten te gebruiken die door een externe deskundige organisatie zijn voorzien van een Fido-proof ( Regeling schatkistbankieren en Ruddo) verklaring.

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • a.

      andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast en

    • b.

      financiële ondernemingen die:

      • -

        op grond van de Regeling Schatkistbankieren zijn opgenomen bij financiële ondernemingen waar deze leningen zijn aangegaan t.

      • -

        gevestigd zijn in een lidstaat van de EER 1 , Europese Economische Ruimte, die ten minste beschikt over een AA-rating;

      • -

        voor henzelf kunnen aantonen dat ze minimaal drie maanden over een AA-rating beschikken. Deze aantoonbare rating dient door ten minste twee erkende ratingbureaus: bijvoorbeeld Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA te zijn afgegeven;

  • 2. Het is slechts toegestaan om tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uit te zetten bij financiële ondernemingen waar deze leningen zijn aangegaan.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

  • 1. De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 2 jaar.

  • 2. Op basis van de in de liquiditeitenplanning bepaalde cash-flow wordt de mogelijke investeringsruimte bepaald en de daaruit voortvloeiende treasuryactiviteiten.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn in principe: vaste geldleningen, deposito’s, onderhandse leningen, commercial paper (CP), medium term notes (MTN) en overeenkomst voor geïntegreerde dienstverlening. Daarnaast is het toegestaan nieuwe producten te gebruiken die door een externe deskundige organisatie zijn voorzien van een Fido-proof verklaring;

  • 4.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen informatie op alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze mondelinge offertes wordt in een telefoonnotitie vastgelegd.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen informatie op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Dit wordt schriftelijk vastgelegd.

XI Relatiebeheer

Artikel 11.

  • 1. De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

    • 1.

      Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

    • 2.

      Publieke organen dienen opgenomen te zijn in Bijlage 1. Lijst van openbare lichamen als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling Schatkistbankieren voor decentrale overheden.

    • 3.

      Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 2 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 2. De gemeente kan met een bankrelatie een overeenkomst afsluiten voor geïntegreerde dienstverlening voor het betalingsverkeer en het opnemen en uitzetten van kortlopende en langlopende middelen.

  • 3. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Gewerkt met een raamovereenkomst met de NV Bank Nederlandse Gemeenten hebben waarin afspraken staan over het elektronisch betalingsverkeer en krediet- en depotfaciliteiten, waarmee voorkomen wordt dat bij onvoldoende liquiditeit er extra kosten gemaakt worden.

  • 2.

    Het liquiditeitgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 3.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 – op basis van de gemiddelde liquiditeitspositie van drie achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn in principe daggeld, kasgeldleningen, kredietlimiet op rekening courant en overeenkomst voor geïntegreerde dienstverlening en van publieke organen zoals bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling Schatkistbankieren voor decentrale overheden.Daarnaast is het toegestaan nieuwe producten te gebruiken die door een externe deskundige organisatie zijn voorzien van een Fido-proof verklaring;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn in principe rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s, schatkistrekeningen, overeenkomst voor geïntegreerde dienstverlening en bij publieke organen zoals bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Regeling Schatkistbankieren voor decentrale overheden.Daarnaast is het toegestaan nieuwe producten te gebruiken die door een externe deskundige organisatie zijn voorzien van een Fido-proof verklaring;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen informatie op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. Dit wordt schriftelijk vastgelegd.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

 

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

  • Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

  • Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasuryactiviteiten.

Auditcommissie

  • Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.

Het college van B&W

 

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het achteraf bekrachtigen van de via mandaatbesluit afgesloten transacties (voor zover de Gemeenteraad dit niet aan zich heeft voorbehouden);

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

Teamleider Financiën

  • Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

Algemeen directeur

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling Bedrijfsvoering, team Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De afdelingshoofden en teamleiders

(producteigenaren)

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Bedrijfsvoering, team Financiën;

  • Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Teamleider Financiën

 

  • Het uitvoeren van de aan haar/hem gemandateerde treasuryactiviteiten conformde treasuryverordening en de treasuryparagraaf;

  • Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

  • Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

  • Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

  • Autoriseert activiteiten van de beleidsmedewerker van het team Financiën die onder zijn verantwoordelijkheid belast is met het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot de deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer, zoals:

    • -

      Het opstellen van de rentevisie;

    • -

      Het opstellen van de liquiditeitsplanning;

    • -

      Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

    • -

      Het beheren van de geldstromen;

    • -

      Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

    • -

      Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

    • -

      Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

    • -

      Het adviseren van de afdelingen/diensten over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

    • -

      Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie.

Medewerker (financiële) administratie

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het rapporteren aan de teamleider Financiën belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Administrateur

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Betalingsfiatteur

Functionaris die door de Teamleider Financiën is aangewezen om werkzaamheden m.b.t. betalingsfiatteur uit te voeren.

  • Het controleren op de administratieve betalingsprocedure;

  • Het controleren van de uit te zetten middelen;

  • Het controleren van de aan te trekken middelen.

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van de treasuryverordening.

Treasury medewerker

Functionaris die door de Teamleider Financiën is aangewezen om werkzaamheden m.b.t. de treasuryfunctie uit te voeren.

XVI Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden mbt. treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering. Tevens zijn de functies gescheiden zoals bedoeld in artikel 14 lid 3 sub. a,b en c.

 

Beslisser

 

Controle

Uitvoering

Registratie

 

Bevoegd functionaris

(1e handtekening)

Autorisatie door

(2e handtekening)

 

 

 

Saldo-, liquiditeiten- en geld-

stromenbeheer

 

  • 1.

    Het uitzetten van middelen via deposito en spaarrekening

Treasury Medewerker

Teaml. FI

Betalingsfiatteur

 

Medew (financiele) adm 

Medew (financiele) adm 

  • 2.

    Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Treasury Medewerker

Teaml. FI

Betalingsfiatteur

 

Medew (financiele) adm

Medew (financiele) adm

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medew (financiele) adm

Teaml FI

 

Teaml. FI

Betalingsfiatteur

 

Medew (financiele) adm

N.v.t.

Bankrelatiebeheer

 

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Teaml. FI

Algemeen directeur

Administrateur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken inclusief geïntegreerde dienst-verleningsovereenkomst

Teaml. FI

Algemeen directeur

Administrateur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

Risicobeheer

 

  • 6.

    Het afsluiten van derivatentransacties

Teaml.FI

College van B&W

Algemeen directeur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

 Financiering en uitzetting

 

  • 7.

    Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Teaml.FI

Algemeen directeur

Admini-

strateur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

  • 8.

    Het aantrekken van middelen onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de Treasuryparagraaf

Teaml. FI

Algemeen directeur

Admini-

strateur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

  • 9.

    Het uitzetten van middelen (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de Treasuryparagraaf

Teaml. FI

Algemeen directeur

Admini-

strateur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

  • 10.

    Het beleggen van middelen in garantieproducten

 

Teaml. FI

College van B&W

Algemeen directeur

Treasurymedewerker

Medew (financiele) adm

  • 11.

    Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeente- raad

Treasury-medewerker

Producteigenaar

Financiën

  • 12.

    Het garanderen van middelen uithoofde van de publieke taak

College van B&W

Gemeente- raad

Treasuryme-

dewerker

Producteigenaar

Financiën

  • 13.

    Tekenen van contracten namens de burgemeester voorvloeiend uit treasuryactiviteiten (art. 171 gemeentewet)

Algemeen

directeur

-

Teaml. FI

Treasury-

medewerker

Treasuryme-

dewerker

XVII Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatieontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal

Teamleiders, afdelingshoofden en Algemeen directeur

Treasury-medewerker

  • 2.

    Liquiditeitenplanning

Kwartaal

Treasury-medewerker

Teamleider FI

  • 3.

    Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Teamleider FI

Gemeenteraad

  • 4.

    Evaluatie en verantwoording treasuryactiviteiten in de treasuryparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Teamleider FI

MT, B&W

Gemeenteraad

  • 5.

    Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via de bestuursrapportage

Jaarlijks

Teamleider FI

MT, B&W, Gemeenteraad

  • 6.

    Informatie aan derden zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Kwartaal

Teamleider FI

Derden

  • 7.

    Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

College van B&W

Provincie

XVIII Inwerkingtreding

Artikel 18.

  • 1. Deze Treasuryverordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. De verordening treedt in de plaats van de treasuryverordening vastgesteld door de raad op 18 april 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2017

De griffier

E.G. Bunt, J.H.M.

De voorzitter,

Hermans-Vloedbeld

Memorie van toelichting

In deze treasuryverordening is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in de treasuryverordening aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van de treasuryverordening. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido, de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Regeling Schatkistbankieren decentrale overheden en deze treasuryverordening dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

   

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van het team Financiën inwint voordat zij een beslissing neemt t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Oud-Beijerland heeft dit advies overgenomen. Het team Financiën adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat het team Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

   

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van deze treasuryverordening vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van deze treasuryverordening zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben zodoende géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

Artikel 4 lid 1

Op grond van de Regeling schatkistbankieren mag gerekend over een heel kwartaal het gemiddeld op de rekening courant aangehouden geldbedrag, het drempelbedrag van 0,75% van het begrotingstotaal niet overschrijden.

Artikel 4 lid 2

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 6

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 7

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld, schatkist, middelen uitgezet bij publieke organen of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido. 

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

 

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in deze treasuryverordening geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

lid 1a.

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen. In de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) gewijzigd (Stc. 65, 2009) is het landencriterium en de ratingeisen voor financiële ondernemingen opgenomen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

In de verordening is vestigingseis opgenomen om te voorkomen dat er geld wordt weggezet in niet euro landen. Het is hierbij van groot belang, dat de onderneming zijn verplichting in euro’s kan nakomen. Vanwege wisselkoersverschillen is een financiële onderneming buiten de eurozone mogelijk minder in staat om zijn verplichtingen na te komen. Om verdere risico’s in te perken is ook de voorwaarde gekomen, dat de lidstaat over de vereiste rating voor kredietwaardigheid en dus economische sterkte beschikt. 

 

Artikel 6 lid 2

Netting is eigenlijk de normale situatie waarbij schulden en vorderingen van twee partijen met elkaar worden gesaldeerd. Indien een openbaar lichaam een nettingovereenkomst heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering worden geen vereisten gesteld.

Het komt voor dat decentrale overheden op basis van een “rentevisie” vervroegd gelden aantrekken voor (project-) financiering die zij pas later nodig hebben. Idealiter lenen decentrale overheden ‘just-in-time’ voor de projecten waarvoor financiering benodigd is. Op die manier wordt vooraf het risico verbonden aan de noodzaak tot het uitzetten van geleende overtolligheid tot een minimum beperkt.

Artikel 6 lid 3

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 6 lid 4

De solvabiliteitsratio wordt als volgt bepaald: Solvabiliteitsratio = (aansprakelijk vermogen / naar risicograad gewogen activa) x 100%. Onder aansprakelijk vermogen wordt verstaan het aandelenkapitaal, de reserves, voorzieningen en de achtergestelde lange leningen. De solvabiliteitsvrije status wordt door de bancaire toezichthouder in de EER-lidstaat onder meer toegekend aan waardepapier uitgegeven of gegarandeerd door decentrale of centrale overheden. Het is decentrale overheden dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in waardepapier waaraan een overheidsgarantie is verbonden. Er is geen landenrating nodig wanneer uitgezet wordt tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt. Een voorbeeld daarvan zijn de leningen van woningcorporaties die door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw worden geborgd. Hieraan zijn ook overheidsgaranties verbonden.

Artikel 7 lid 1

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 2 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 7 lid 1

Om de verslechterde vermogenspositie te verbeteren, heeft de raad bij de Perspectiefnota 2014 besloten te willen sturen op de kasstromen en alleen te willen investeren als de kasstroom dit toelaat. Met dit beleid wordt eveneens uitvoering gegeven aan de doelstelling van de Wet Hof.

Artikel 8

 Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente Oud-Beijerland.. Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van ca. 450.000 Euro. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van informatie wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van informatie wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1.

Op grond van de RUDDO dienen financiële instellingen onder Nederlands of EER-toezicht te vallen ( hieronder vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Bankrelaties moeten qua kredietwaardigheid tenminste drie maanden minimaal over een AA-rating te beschikken. Publieke organen moeten zijn opgenomen in de Bijlage 1 van de Regeling Schatkistbankieren voor decentrale overheden.

Artikel 11 lid 2.

De gemeente heeft sinds 1993 een raamovereenkomst voor geïntegreerde dienstverlening met de Bank Nederlandse Gemeenten (vernieuwd per 1 juli 2003). Hierdoor kan de gemeente haar liquiditeitenbeheer tegen aantrekkelijke voorwaarden optimaliseren. Het is gewenst deze dienstverlening te continueren. Deze dienstverlening omvat:

  • -

    elektronisch betalingsverkeer via rekening-courant (hoofdrekening met nevenrekeningen)

  • -

    kort-kredietarrangement: daggeldverstrekking; daggeldopname; kasgeldleningen, termijndeposito’s

  • -

    langlopende kredietverlening: leningen met een looptijd van twee jaar of langer; termijndeposito’s voor langer dan twee jaar.

  • -

    online informatiedienst.

Artikel 11 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren werken we met een raamovereenkomst met de NV Bank Nederlandse Gemeenten hebben waarin afspraken staan over het elektronisch betalingsverkeer en krediet- en depotfaciliteiten, waarmee voorkomen wordt dat bij onvoldoende liquiditeit er extra kosten gemaakt worden.

Artikel 12 lid 2

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 3

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aangehouden.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities. Op grond van de Regeling Schatkistbankieren voor decentrale overheden zijn gemeenten verplicht om overtollige geldmiddelen boven het drempelbedrag van 0,75% van het begrotingstotaal bij de schatkist aan te houden.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. De treasuryverordening legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijk-heden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17 pt. 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).


Noot
1

De EER bestaat uit de 27 lidstaten van de Europese Unie en drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), te weten Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

Noot
2

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.