Regeling vervallen per 31-12-2022

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Geldend van 28-03-2006 t/m 30-12-2022

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Gemeenteblad 2006

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de Rotterdam, elk voorzover het zijn bevoegdheid betreft;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2005; 05BSD15355; raadsstuk 2005-1511;

overwegende:

dat bij algemene maatregel van bestuur van 18 mei 2004 tot vaststelling van de regio-indeling van gemeenten met betrekking tot taken in het kader van de Brandweerwet 1985 en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Besluit territoriale indeling brandweer- en GHOR-regio's) de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne zijn aangewezen die tezamen een regio vormen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Brandweerwet 1985;

dat voornoemde gemeenten, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn gemeenschappelijke regelingen te treffen op grond van artikel 3, eerste lid, van de Brandweerwet 1985 en van artikel 3 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

dat het gewenst is dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in artikel 4 van de Brandweerwet 1985;

dat het voorts gewenst is dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in artikel 4 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

dat het gewenst is dat de gemeenschappelijke regeling wordt belast met het verrichten van ambulancezorg voor zover dat onder verantwoordelijkheid van de gemeenten in het samenwerkingsgebied wordt uitgevoerd;

dat het gewenst is dat de gemeenschappelijke regeling wordt belast met het beheer en instandhouding van een gemeenschappelijk multidisciplinair geïntegreerd meldkamersysteem ten behoeve van de meldkamers van de politieregio, de regionale brandweer en de centrale post voor het ambulance vervoer (meldkamer ambulancezorg);

dat de gemeenten op grond van de Wet rampen en zware ongevallen verplicht zijn hun rampenplannen af te stemmen op de calamiteitenplannen van beheerders van waterstaatswerken, en dat beheerders van waterstaatswerken op grond van de Waterstaatwet 1900 verplicht zijn hun calamiteitenplannen op de rampenplannen van de gemeenten af te stemmen;

dat de organisatie en voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing en de hiermee verbandhoudende multidisciplinaire samenwerking een doelstelling is van de op te richten veiligheidsregio, en dat beheerders van waterschappen hierbij betrokken dienen te worden;

dat het voorts gewenst is de beleidsvoornemens van het kabinet zoals neergelegd in het Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 517, nr. 1), en de Beleidsnota Crisisbeheersing 2004-2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29 668, nr.1) nader gestalte te geven en daartoe uiterlijk medio 2006 een veiligheidsregio zoals bedoeld in voorgaande stukken tot stand te brengen;

gelet op de Brandweerwet 1985, de Wet ambulancevervoer, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, de Gemeentewet, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding, artikel 69 tweede lid van de Waterstaatswet 1990en de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten:

vast te stellen de hierna volgende:

Gemeenschappelijke regeling voor de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 2, tweede lid, genoemde gemeenten;

    • b.

      districten: de door het algemeen bestuur als zodanig aangewezen subregionale gebieden waarbinnen op bovenlokaal niveau gemeentelijke en regionale brandweertaken worden uitgevoerd en gemeentelijke brandweerkorpsen en regionale onderdelen samenwerken;

    • c.

      algemeen bestuur: het bestuur van het openbaar lichaam veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond tevens zijnde het regionale bestuur van de regionale brandweer, de gemeenschappelijke meldkamer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, en het ‘veiligheidsbestuur’ zoals genoemd in het kabinetsstandpunt veiligheidsregio’s en de beleidsnota crisisbeheersing overeenkomstig het terzake bepaalde in deze regeling;

    • d.

      dienst: het ambtelijk apparaat dat belast is met de realisatie van de doelstelling en de uitvoering van de taken van het openbaar lichaam;

    • e.

      gemeenschappelijke meldkamer: het gemeenschappelijk, multidisciplinair geïntegreerd meldkamersysteem, de organisatie daaronder begrepen, ten behoeve van de meldkamers van de politieregio, de regionale brandweer en de centrale post voor het ambulance vervoer. Nader onderzoek zal uitmaken welke delen van de monodisciplinaire politiemeldkamer deel zullen gaan uitmaken van deze gemeenschappelijke meldkamer;

    • f.

      regionale brandweer: het deel van de dienst dat belast is met de uitvoering van de overige taken die de Brandweerwet 1985 aan het openbaar lichaam opdraagt;

    • g.

      regionale ambulancedienst: het deel van de dienst dat belast is met de uitvoering van de ambulancezorgtaken;

    • h.

      directie: een of meer van de door het dagelijks bestuur benoemde functionarissen die belast zijn met de dagelijkse leiding van de dienst en die de bestuursorganen bijstaan bij de vervulling van hun taken;

    • i.

      korpschef: de korpschef van de politieregio Rotterdam-Rijnmond, als bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk artikel 38 Politiewet1993;

    • j.

      de regionaal geneeskundig functionaris: de functionaris bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • k.

      de directeur regionale ambulancedienst: degene die leiding geeft aan de regionale ambulancedienst;

    • l.

      de veiligheidsdirectie: het ambtelijk overlegorgaan op directieniveau belast met de coördinatie en afstemming van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • m.

      de districtscommandant: commandant van een subregionaal gebied bedoeld artikel 1, eerste lid, onder b;

    • n.

      rijksheren: ambtenaren van rijksdiensten die, gemandateerd, bevoegdheden hanteren die aan een minister op grond van noodwetgeving zijn toegekend;

    • o.

      Waterschappen: beheerders van waterstaatswerken (waterkeringen en oppervlaktewateren inclusief daarin begrepen kunstwerken) die op grond van de Waterstaatswet 1900 verregaande noodbevoegdheden zijn toegekend;

    • p.

      Gezamenlijke brandweer: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam Gezamenlijke Brandweer zoals ingesteld in de gemeenschappelijke regeling gezamenlijke brandweer voor het haven- en industriegebied van Rotterdam en Rozenburg.

  • 2. Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de gemeenteraad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Instelling en plaats van vestiging

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR).

  • 2. a. Het openbaar lichaam Rotterdam-Rijnmond is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne.

  • 3. Het openbaar lichaam is gevestigd in Rotterdam.

HOOFDSTUK II (Doel en taken)

Artikel 3 Doel en reikwijdte

Het openbaar lichaam heeft tot doel:

  • a.

    het doelmatig organiseren en coördineren van werkzaamheden ter voorkoming, beperking en bestrijding van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand, het beperken en bestrijden van rampen en overigens het bevorderen van een goede hulpverlening bij ongevallen en rampen;

  • b.

    het doelmatig organiseren en coördineren van het vervoer van zieken en ongevalslachtoffers, de registratie daarvan en het bevorderen van adequate opname van zieken en ongevalslachtoffers in ziekenhuizen of andere instelling voor intramurale zorg;

  • c.

    het voorbereiden en bewerkstelligen van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

  • d.

    het geven van invulling aan de regionale taken ten aanzien van de organisatie en voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing en de hiermee verbandhoudende multidisciplinaire samenwerking.

Artikel 4 Taken

  • 1. Het openbaar lichaam draagt zorg voor de volgende wettelijke taken en beschikt daarbij over de daarbij genoemde bevoegdheden:

    • a.

      genoemd in artikel 4 van de Brandweerwet 1985;

    • b.

      genoemd in artikel 4 van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • c.

      overige taken die bij of krachtens wet aan het openbaar lichaam worden opgedragen.

  • 2. Het openbaar lichaam draagt voorts zorg voor:

    • a.

      het verzorgen van andere aangelegenheden die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan de uitvoering door de gemeente, na besluitvorming in het algemeen bestuur, aan het openbaar lichaam wordt opgedragen;

    • b.

      het uitvoering geven aan de taken van de Regionale Ambulancevoorziening (RAD) voor zover en voor zolang daartoe het openbaar lichaam vergunninghouder is als bedoeld in de Wet Ambulancevervoer;

    • c.

      het gezamenlijk met de politieregio en de RAD inrichten en instandhouden van de gemeenschappelijke meldkamer;

    • d.

      het adviseren van de gemeentebesturen voor welke objecten een rampbestrijdingsplan vastgesteld moet worden en over de inhoud van de rampbestrijdingsplannen;

    • e.

      het adviseren van de gemeenten ten aanzien van het pro-actie- en preventiebeleid;

    • f.

      het op verzoek bijstaan en/of verzorgen van de ambtelijke ondersteuning voor het gezag van de burgemeester in geval van een calamiteit;

    • g.

      het regionaal coördineren van de voorbereiding van de gemeentelijke processen op het gebied van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

    • h.

      het met het oog op de verantwoordelijkheid voor het grootschalig optreden toezien op de kwaliteit van de basisbrandweerzorg;

    • i.

      het bij verordening vastleggen van beleidskaders, operationele procedures en operationele leiding op het gebied van de rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • j.

      de afstemming met de waterschappen en rijksheren voor wat betreft risico-inventarisatie, planvorming, multidisciplinaire opleidingen en multidisciplinaire oefeningen.

  • 3. Het openbaar lichaam kan dienstverleningsovereenkomsten aangaan met deelnemende gemeenten, strekkende tot uitvoering van bepaalde taken ten behoeve en ten laste van die gemeenten.

HOOFDSTUK III (Organen)

Artikel 5

Het openbaar lichaam kent de volgende organisatiestructuur:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter;

  • d.

    de veiligheidsdirectie;

  • e.

    het directieteam-beheer;

  • f.

    het directieteam-meldkamer.

HOOFDSTUK IV (Algemeen bestuur)

Artikel 6 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Per deelnemende gemeente worden één lid en één plaatsvervangend lid aangewezen voor het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar aangesteld door of vanwege het openbaar lichaam of daaraan ondergeschikt.

  • 3. De aanwijzing van de leden en plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling, te houden op de dag met ingang waarvan de leden van de gemeenteraad in oude samenstelling aftreden. De raden sturen hiervan schriftelijk bericht aan het openbaar lichaam.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid of een plaatsvervangend lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid of een plaatsvervangend lid benoemd.

Artikel 7 Vergaderingen van het algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordelen, of indien het door drie leden schriftelijk met opgave van redenen aan de voorzitter wordt gevraagd.

  • 2. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving tevens door de burgemeester van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 3. De algemeen directeur, de hoofdofficier van justitie, de regionaal commandant, de korpschef en de regionaal geneeskundig functionaris kunnen de vergaderingen van het algemeen bestuur bijwonen en hebben een adviserende stem ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding, crisisbeheersing en het multidisciplinair optreden in groter verband.

  • 4. De algemeen directeur, de regionaal commandant, de regionaal geneeskundig functionaris, de voorzitter van een bestuurscommissie en de directeur ambulancedienst kunnen de vergaderingen van het algemeen bestuur bijwonen en hebben een adviserende stem ten aanzien van beleids- en beheerszaken ten aanzien van hun onderscheidenlijke organisatieonderdelen.

  • 5. De Hoofdinspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor de provincie Zuid-Holland, de door Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Wet ambulancevervoer en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, alsmede de aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Brandweerwet 1985, wordt een kennisgeving van de vergaderingen van het algemeen bestuur toegezonden. Zij zijn bevoegd deze vergaderingen bij te wonen en hebben daarin een adviserende stem.

  • 6. De in het samenwerkingsgebied functionerende dijkgraven, de rijkshavenmeester en de directeur van de milieudienst DCMR, wordt een kennisgeving van de vergaderingen van het algemeen bestuur toegezonden. Zij zijn bevoegd deze vergaderingen bij te wonen en hebben een adviserende stem voor wat betreft de voorbereiding op de crisisbeheersing en rampenbestrijding voor zover zulks relatie heeft met de taakstelling van hun onderscheidenlijke publiekrechtelijke organen.

  • 7. Anderen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 8

  • 1. Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwonertal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van elf stemmen per gemeente.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 9

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Door het algemeen bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden of indien de voorzitter dat nodig acht.

  • 2. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan noch worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

    • f.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • g.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • h.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • 3. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 10

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de gemeenteraad, door wie het lid is aangewezen, alle inlichtingen die door de gemeenteraad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door de gemeenteraad die het lid heeft aangewezen, op de in die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop het lid de gemeente in dat bestuur heeft vertegenwoordigd.

  • 3. Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad die hem/haar heeft aangewezen kan deze hem/haar als zodanig ontslaan.

Artikel 11

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

  • 4. Het in het derde lid genoemde reglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden

HOOFDSTUK V (Dagelijks bestuur)

Artikel 12 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit minimaal zeven leden en maximaal acht leden, aan te wijzen door en uit de leden van het algemeen bestuur. Onder hen bevinden zich in ieder geval de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. Bij het samenstellen van het dagelijks bestuur zal uit alle districten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, een afgevaardigde worden gekozen.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur worden gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 4. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd.

  • 5. Degene die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 6. Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Taak en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en dan naar door dat bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk XV;

    • e.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • f.

      het oprichten van of deelnemen in stichting, maatschappen, vennootschappen en coöperatieven en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • g.

      het vaststellen van het algemeen beleid.

  • 2. Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid, doet het dagelijks bestuur binnen vijf werkdagen mededeling aan de aan de regeling deelnemende gemeenten. Verslagen van het algemeen bestuur worden binnen vijf werkdagen na vaststelling gezonden aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 14

  • 1. Voor de vervulling van de in artikel 4 vermelde taken oefent het dagelijks bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet zijn toegekend aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      een voortdurend toezicht op al wat het openbaar lichaam aangaat;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • e.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • f.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • h.

      de zorg voor en het houden van toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam naar een, door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995, te treffen voorziening;

    • i.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de (leden van de) directie, de algemeen directeur, de regionaal commandant en de regionaal geneeskundig functionaris;

    • j.

      het op voordracht van de bestuurscommissie voor de ambulancedienst benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur regionale ambulancedienst.

Artikel 15 Vergaderingen dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. De algemeen directeur, de regionaal commandant, de korpschef, de voorzitters van bestuurscommissies en de regionaal geneeskundig functionaris kunnen de vergaderingen bijwonen en hebben daarin een adviserende stem.

  • 3. Andere personen dan genoemd in artikel 7, derde en vierde lid, kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen.

  • 4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 5. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 7. Op de vergadering bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 16 Geheimhouding

  • 1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.

  • 2. Op grond van een belang, genoemd in de artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter, de algemeen directeur of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd dan wel het algemeen bestuur, haar opheft.

  • 3. Indien het dagelijks bestuur zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 17 Inlichtingen en verantwoording

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 3. Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 4. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.

HOOFDSTUK VI (De voorzitter en secretaris)

Artikel 18 De voorzitter

  • 1. Door en uit het algemeen bestuur wordt een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

  • 2. In de regel zal het algemeen bestuur de burgemeester van de grootste gemeente die deelneemt aan deze regeling aanwijzen als voorzitter.

  • 3. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

  • 6. Met inachtneming van hetgeen hieromtrent in het reglement van orde voor de vergaderingen van dagelijks bestuur en algemeen bestuur is voorzien, bepaalt de voorzitter plaats, dag en uur van de vergaderingen.

  • 7. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur roept hij de leden - spoedeisende gevallen daargelaten - ten minste tien werkdagen voor het houden van de vergadering door middel van een schriftelijke kennisgeving op. In deze kennisgeving zijn de punten vermeld, die ter vergadering zullen worden behandeld, terwijl de daarbij behorende bescheiden zoveel mogelijk zullen worden toegezonden.

  • 8. De voorzitter is belast met de leiding van de vergadering en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 9. De voorzitter vertegenwoordigt het open lichaam in rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het dagelijks bestuur bij buitengerechtelijke rechtshandelingen aan een door hem schriftelijk gemachtigde opdragen.

  • 10. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 19 De secretaris

  • 1. De algemeen directeur van de dienst fungeert als ambtelijk secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 3. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede-ondertekend.

HOOFDSTUK VII (Bestuurs- en adviescommissies)

Artikel 20

Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

Artikel 21 Commissie van advies voor brandweeraangelegenheden (CAB)

  • 1. Er is een commissie van advies voor brandweeraangelegenheden, bestaande uit de districtscommandanten en de directeur van de gezamenlijke brandweer.

  • 2. De regionaal commandant is voorzitter van de commissie.

  • 3. Minimaal eenmaal per jaar wordt een bijzondere vergadering van de commissie georganiseerd waarvoor alle gemeentelijke commandanten in het samenwerkingsgebied worden uitgenodigd.

  • 4. De districtscommandant draagt er zorg voor dat hetgeen besproken wordt tijdens de vergadering van de commissie bekend is bij alle gemeentelijke commandanten in het district.

  • 5. De commissie geeft, door tussenkomst van de veiligheidsdirectie, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur ten aanzien van de taak van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onder a.

  • 6. De CAB stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 22 Commissie van advies gemeenten (CAGEM)

  • 1. Er is een commissie van advies gemeenten.

  • 2. Op voordracht van de kring van gemeentesecretarissen wordt door het dagelijks bestuur een coördinerend gemeentesecretaris benoemd. De coördinerend gemeentesecretaris is voorzitter van de commissie van advies gemeenten.

  • 3. De commissie bestaat uit gemeentesecretarissen uit de regio en is onder meer belast met de sturing van de actualisatie van de crisisbeheersingsplannen in de gemeenten en de gemeentelijke uitwerking van de deelprocessen.

  • 4. De commissie geeft, door tussenkomst van de veiligheidsdirectie, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuurten aanzien van de taak van het openbaar lichaam als genoemd in artikel 4, tweede lid onder f en g.

  • 5. De commissie van advies gemeenten stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 23 Commissie van advies GHOR (CAG)

  • 1. Er is een commissie van advies GHOR, bestaande uit leden die benoemd worden door de in het samenwerkingsgebied opererende ketenpartners.

  • 2. De regionaal geneeskundig functionaris is voorzitter van de CAG.

  • 3. De commissie van advies GHOR geeft, door tussenkomst van de veiligheidsdirectie, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur ten aanzien van de taak van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 4 eerste lid, onder b artikel 4 tweede lid onder b.

  • 4. De CAG stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

HOOFDSTUK VIII (Ambtelijke organisatie)

Artikel 24

De werkzaamheden ter uitvoering van de taakstelling, bedoeld in artikel 4, worden opgedragen aan een algemeen directeur, de regionaal commandant, de regionaal geneeskundig functionaris, de directeur ambulancedienst en de korpschef ieder voor zover het hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft. Zij zijn hiervoor ieder afzonderlijk (beleidsmatig) verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Artikel 25 De algemeen directeur

  • 1. De algemeen directeur is namens het dagelijks bestuur belast met de integrale dagelijkse leiding over de dienst en de procesvoering ten aanzien van de geïntegreerde voorbereiding en uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 4.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de algemeen directeur de in dit artikel genoemde taken verricht.

  • 3. De algemeen directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij in de hun opgedragen taken en kan gemachtigd worden om namens hen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, bepaalde besluiten te nemen en om bepaalde stukken die namens het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, namens het desbetreffende bestuur te ondertekenen.

  • 4. Bij afwezigheid van de algemeen directeur zullen zijn taken worden waargenomen door één van de leden van de directie van de dienst.

Artikel 26 De regionaal commandant

  • 1. De regionaal commandant, hieronder tevens te verstaan de onder zijn verantwoordelijkheid functionerende regionaal commandanten van dienst, bepaalt, mede aan de hand van de gegevens die aan hem door de gemeenschappelijke meldkamer zijn verstrekt, welke lokale brandweer bijstand verleent en welke lokale brandweer eventueel in staat van paraatheid wordt gebracht. De brandbestrijding en hulpverlening in de bijstandverlenende gemeente of gemeenten blijven hierbij gewaarborgd.

  • 2. Aan elke opdracht van de regionaal commandant tot het verlenen van bijstand dan wel het in paraatheid brengen van de brandweer moet worden voldaan.

  • 3. Op verzoek van de burgemeester(s) van de betreffende gemeente(n) kan de regionaal commandant belast worden met de operationele leiding van de bestrijding van een ramp, of een andere zich daartoe lenende gebeurtenis. De regionaal commandant maakt daarbij gebruik van een regionale commandostructuur zoals vastgelegd in een Regionaal Operationeel Basisplan.

  • 4. Het algemeen bestuur kan, gehoord de betrokken burgemeesters, instructies geven omtrent de wijze waarop het derde lid van dit artikel toegepast, onderscheidenlijk voorbereid wordt.

  • 5. Bij afwezigheid of ontstentenis van de regionaal commandant en zijn vervangers wijst de algemeen directeur in overeenstemming met de voorzitter een waarnemer aan.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de regionaal commandant de in dit artikel genoemde, alsmede andere, hem door het dagelijks bestuur opgedragen, taken verricht.

Artikel 27 De regionaal geneeskundig functionaris (RGF)

  • 1. De regionaal geneeskundig functionaris is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de voorbereiding en organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen in het samenwerkingsgebied. In het geval van een ramp of een zwaar ongeval of de dreiging daartoe, kan hij, mede aan de hand van de gegevens die aan hem door gemeenschappelijke meldkamer zijn verstrekt, en in overeenstemming met de partners in de keten gemaakte afspraken, bepalen door welke geneeskundige capaciteit/organisatie bijstand worden verleend en welke geneeskundige organisaties eventueel in staat van paraatheid worden gebracht. De hulpverlening in de bijstand­verlenende gemeente of gemeenten blijft hierbij gewaarborgd.

  • 2. Aan elke opdracht van de regionaal geneeskundig functionaris tot het verlenen van bijstand dan wel het in paraatheid brengen van de geneeskundige organisatie-eenheden moet worden voldaan.

  • 3. Op verzoek van de burgemeester(s) van de betreffende gemeente(n) kan de regionaal geneeskundig functionaris belast worden met de operationele leiding over het optreden van geneeskundige keten bij de bestrijding van een ramp, of een andere zich daartoe lenende gebeurtenis. De regionaal geneeskundig functionaris maakt daarbij gebruik van de regionale structuur zoals vastgelegd in het Regionaal Operationeel Basisplan.

  • 4. Het algemeen bestuur kan, gehoord de betrokken burgemeesters, instructies geven omtrent de wijze waarop het derde lid van dit artikel toegepast, onderscheidenlijk voorbereid wordt.

  • 5. Bij afwezigheid of ontstentenis van de regionaal geneeskundig functionaris wijst de algemeen directeur in overeenstemming met de voorzitter een waarnemer aan.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de regionaal geneeskundig functionaris de in dit artikel genoemde, alsmede andere, hem door het dagelijks bestuur opgedragen taken, verricht.

Artikel 28 Veiligheidsdirectie

  • 1.

    Er is een veiligheidsdirectie.

  • 2.

    De veiligheidsdirectie bestaat uit vaste leden en leden die op ad hoc basis deelnemen aan de besprekingen.

  • 3.

    De vaste leden van de veiligheidsdirectie zijn:

    • a.

      de algemeen directeur (voorzitter);

    • b.

      de korpschef van regiopolitie;

    • c.

      de regionaal commandant;

    • d.

      de regionaal geneeskundig functionaris;

    • e.

      de Port Security Officer, tevens in zijn hoedanigheid als Rijks/gemeentelijk havenmeester;

    • f.

      de directeur van de milieudienst DCMR;

    • g.

      een door de hoofdofficier van justitie aangewezen vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie (OM);

    • h.

      een door de coördinerend burgemeester aangewezen vertegenwoordiger;

    • i.

      een coördinerend gemeentesecretaris namens de gemeenten; en

    • j.

      Directeur Stafdirectie Risico- en Crisisbeheersing (secretaris).

De leden van de veiligheidsdirectie kunnen zich laten vervangen door een gemandateerde vertegenwoordiger op directieniveau.

  • 4.

    De ad hoc leden van de veiligheidsdirectie zijn: de vertegenwoordigers op directieniveau van de Waterschappen, vertegenwoordigers van de verschillende rijksheren en inspectieorganen met een uitvoerende taak.

  • 5.

    De veiligheidsdirectie is belast met de multidisciplinaire afstemming en coördinatie van de voorbereiding op de crisisbeheersing en rampenbestrijding en is uit dien hoofde het primaire adviesorgaan van het bestuur.

  • 6.

    Ter uitvoering van deze taken kan de veiligheidsdirectie comités, werkgroepen en projecten instellen.

  • 7.

    De vaste leden van de veiligheidsdirectie zijn tevens de ambtelijke leden van de regionale veiligheidsstaf, zoals genoemd in hoofdstuk XI.

  • 8.

    De veiligheidsdirectie aangevuld met de Port Security Officer, het hoofd van de Douane en de districtschef Zeehaven politie vormen tezamen het Port Security Policy Board, dat de burgemeester van Rotterdam als designated authority voor de Port Security adviseert.

  • 9.

    De veiligheidsdirectie wordt ondersteund door een multidisciplinaire staf.

  • 10.

    De veiligheidsdirectie stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 29 Directieteam-beheer

Ten behoeve van het integraal beheer bestaat er een directieteam-beheer. Dit directieteam bestaat uit de algemeen directeur (voorzitter), de regionaal commandant, de directeur middelen, de regionaal geneeskundig functionaris en de directeur regionale ambulancedienst.

Artikel 30 Directieteam-meldkamer

Ten behoeve van een adequate mono- en multidisciplinaire aansturing en beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en gezamenlijke operationele ruimtes bestaat er een directieteam meldkamer. Dit directieteam bestaat uit de korpschef, de regionaal commandant, de directeur regionale ambulancedienst en de algemeen directeur (voorzitter).

HOOFDSTUK IX (Uniformiteit beleid en beheer)

Artikel 31 Verordening op de veiligheidsregio

  • 1. Het algemeen bestuur legt de door haar genomen besluiten ten aanzien van de aan haar opgedragen taken omtrent het beleid en beheer van de organisatie van rampenbestrijding, en crisisbeheersing alsmede het grootschalig brandweeroptreden vast in een verordening op de veiligheidsregio.

  • 2. De besluiten in het eerste lid hebben betrekking op het verkrijgen van uniformiteit in de regio ten aanzien van:

    • a.

      het beleid op het terrein van de taken, genoemd in artikel 4;

    • b.

      de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de preparatiefase;

    • c.

      de organisatie van de (multidisciplinaire) operationele leiding in de responsefase;

    • d.

      de multidisciplinaire informatievoorziening;

    • e.

      het werkgebied van de districten;

    • f.

      de plaatsen van vestiging van de regionale onderdelen;

    • g.

      de minimumsterkte en kwaliteitseisen van het brandweerpersoneel en het materieel van de gemeentelijke basiseenheden en van de regionale onderdelen;

    • h.

      de kwaliteit van het materieel;

    • i.

      het verzorgen van een goede alarmering en aansturing van eenheden door het instandhouden van een gemeenschappelijke meldkamer en een regionaal coördinatiecentrum;

    • j.

      operationele procedures;

    • k.

      het aanschaffen en het beheren van materieel voor de regionale onderdelen;

    • l.

      het verzorgen van opleidingen;

    • m.

      het verzorgen van een regionaal management-development programma;

    • n.

      het doen houden van oefeningen;

    • o.

      het toetsen van de operationele kwaliteit van de regionale onderdelen en de gemeentelijke brandweren;

    • p.

      het verlenen van bijstand aan een gemeentelijke brandweer door de andere gemeentelijke brandweren en door de regionale onderdelen;

    • q.

      een model-verordening over de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer;

    • r.

      een regionaal model crisisbeheersingsplan;

    • s.

      de rol, taken en werkwijze van commissies en adviesorganen.

  • 3. Het dagelijks bestuur doet geen voorstel aan het algemeen bestuur over de verordening en de wijziging daarvan dan nadat zij het ontwerp van het voorstel voor advies hebben voorgelegd aan de gemeenten en het regionaal college.

  • 4. Bij het opstellen van de verordening als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Brandweerwet 1985, houdt de gemeenteraad rekening met het gestelde bij of krachtens dit artikel.

HOOFDSTUK X (De gemeenschappelijke meldkamer)

Artikel 32

  • 1. De gemeenschappelijke meldkamer, tevens regionaal operationeel centrum (ROC) bestaat uit:

    • a.

      Het multidisciplinaire deel van de meldkamer politie;

    • b.

      de regionale alarmcentrale voor de brandweer;

    • c.

      de meldkamer ambulancezorg; en

    • d.

      de gemeenschappelijke operationele ruimten en actiecentra van het openbaar lichaam.

  • 2. De gemeenschappelijke meldkamer beschikt over een net van vaste verbindingen alsmede over een geïntegreerd radionetwerk waarmee de alarmering van de operationele eenheden in het samenwerkingsgebied kan worden verzorgd en waarmee de verbindingen met de politie-, brandweer-, operationele GHOR- voertuigen en ambulances kunnen worden onderhouden.

  • 3. De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur gemeenschappelijke meldkamer die voor wat betreft de bedrijfseigen processen wordt aangestuurd door het directieteam-meldkamer, als bedoeld in artikel 30.

HOOFDSTUK XI (Bestuurlijke en Operationele leiding)

Artikel 33

  • 1. In de responsefase bij rampen en crises van meer dan plaatselijke betekenis zal de geïntegreerde multidisciplinaire operationele leiding gestalte krijgen door middel van een regionale veiligheidsstaf.

  • 2. Bij rampen en crises van meer dan plaatselijke betekenis, fungeert de voorzitter, en bij zijn afwezigheid de plaatsvervangend voorzitter, als coördinerend bestuurder.

  • 3. Indien de coördinerend bestuurder als zodanig in functie is, draagt deze zorg voor het (doen) informeren van de Commissaris van de Koningin in de Provincie en kan deze bij verschillen van inzicht tussen de burgemeesters een verzoek indienen bij de Commissaris van de Koningin om door middel van een aanwijzing een voorziening te treffen.

  • 4. De operationele en bestuurlijke opschaling is vastgelegd in de Gecoördineerde Regionale Incidenten Bestrijdingsprocedure (GRIP-procedure).

  • 5. Het bestuur stelt een regionaal Operationeel Basisplan vast waarin het multidisciplinaire optreden van de operationele diensten is vastgelegd. In de verordening als bedoeld in artikel 31 wordt aansluitend op de bepalingen in dit artikel nader uitwerking gegeven aan de bestuurlijke en operationele leiding, alsmede de daarmee samenhangende procedures.

HOOFDSTUK XII (Personeel)

Artikel 34

  • 1. Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de algemeen directeur, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de algemeen directeur ressorteren.

  • 3. Districtscommandanten worden benoemd na instemming van de burgemeesters van het betreffende district.

Artikel 35

  • 1. Op het personeel in dienst van het openbaar lichaam zijn de rechtspositieregelingen die zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Rotterdam van overeenkomstige toepassing, tenzij het algemeen bestuur van het openbaar lichaam anders besluit.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan zelf voorstellen doen ter vaststelling door het algemeen bestuur, met betrekking tot de vaststelling van uitvoeringsregelingen die, in verband met de specifieke taakuitoefening door de dienst, voor het personeel van belang worden geacht.

HOOFDSTUK XIII (Financiële bepalingen)

Artikel 36 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De begroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten verband houden met de taak genoemd in artikel 4.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij wordt vastgesteld, doch uiterlijk voor 1 mei, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden, onderscheidenlijk zes weken voordat zij wordt vastgesteld, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 37 Rekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar op.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 38 Verdeling der kosten

  • 1. De verdeling van de algemene kosten, alsmede de specifieke kosten die gemaakt worden ten behoeve van meerdere deelnemende gemeenten als bedoeld in artikel 4 eerste en tweede lid, met uitzondering van artikel 4 tweede lid onder b, geschiedt naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 2. De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4 tweede lid onder b, worden bestreden uit de NZA-tarieven op de ambulancetarieven en uit de ambulancetarieven zelf. Een eventueel voor- of nadelig saldo wordt naar de reserve aanvaardbare kosten overgeschreven.

  • 3. De specifieke kosten die verband houden met werkzaamheden ten behoeve van (een) gemeente(n) als bedoeld in artikel 4 derde lid, worden gedragen door de betrokken gemeente(n).

  • 4. De deelnemers betalen de in het eerste lid bedoelde bijdrage bij wijze van voorschot aan het openbaar lichaam in vier termijnen, telkens vóór de vijftiende dag van de eerste maand van elk kwartaal van een boekjaar, na aanbieding van een factuur door het openbaar lichaam.

  • 5. Binnen een maand na vaststelling van de jaarrekening door het algemeen bestuur wordt op basis daarvan de door iedere deelnemer verschuldigde bijdrage definitief vastgesteld en aan de deelnemers ter kennis gebracht, waarbij verrekening van de betaalde voorschotten plaatsvindt.

  • 6. De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door het openbaar lichaam gesloten geldleningen volgens door het algemeen bestuur vast te stellen regels en naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten, welke de wet aan borgen toelaat.

Artikel 39 Financiële voorschriften

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van het geldelijk beheer, de financiële organisatie en de verzekering van eigendommen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast ter zake van de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 3. De voorschriften als bedoeld in de leden 1 en 2 worden binnen twee weken na vaststelling gezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 4. Het lichaam verzorgt verzekeringen tegen:

    • a.

      burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 5. Als de verzekering een voor rekening van het lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het lichaam voor zover een deelnemer geen beroep kan doen op uitkeringen bij of krachtens de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.

HOOFDSTUK XIV (Archivering en klachtbehandeling)

Artikel 40 Archiefbescheiden

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt, overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels, zorg voor de archiefbescheiden van de bij de regeling ingestelde organen.

  • 2. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de onder het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 30, juncto artikel 28 van de Archiefwet 1995 voor zover deze artikelen van toepassing zijn op de organen van de gemeenten.

  • 3. De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 4. De archivaris van de gemeente Rotterdam oefent toezicht uit op het in het derde lid van dit artikel genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 4, derde lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.

  • 6. De in het vijfde lid van dit artikel bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Rotterdam.

Artikel 41 De behandeling van klachten en ombudsvoorziening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast over de behandeling van klachten over gedragingen van personen werkzaam bij het openbaar lichaam.

  • 2. De gemeentelijke ombudsman van de gemeente Rotterdam functioneert als ombudsman in de zin van artikel 9:17 en verder van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK XV (Toe- en uittreding)

Artikel 42 Toetreding en uittreding

1.Toetreding van gemeenten tot de regeling of uittreding van gemeenten uit de regeling is slechts mogelijk voorzover zulks in overeenstemming is met de Algemene maatregel van Bestuur als bedoeld in artikel 3 van de Brandweerwet 1985.

Artikel 43

  • 1. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.

  • 2. Aan de toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3. Toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de opname in het register als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij anders bepaald.

Artikel 44

  • 1. De uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari na de datum, waarop de opname van het besluit om uit de regeling te treden in het register als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de gevolgen van uittreding.

Artikel 45 Wijzigingen of opheffing

  • 1. Een voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de bestuursorganen van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten, zulks onverminderd de ter zake van toepassing zijnde bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Brandweerwet 1985 en/of de Wet ambulancevervoer en/of de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en/of de Wet rampen en zware ongevallen.

  • 2. Een besluit tot wijziging van deze regeling wordt slechts na instemming van de bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten genomen.

  • 3. Opheffing van de regeling is mogelijk indien de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Brandweerwet 1985, wordt gewijzigd of ingetrokken. Het algemeen bestuur stelt, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de vereffening van het vermogen.

HOOFDSTUK XVI (Inwerkingtreding en overgangsbepalingen)

Artikel 46

  • 1. De gemeenschappelijke regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregistreerd. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het gemeentebestuur van Rotterdam zendt de regeling aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 47 Overgangsbepalingen

  • 1. De eerste aanwijzing van leden van het bestuur moet uiterlijk een maand na de dag van het inwerkingtreden van de regeling hebben plaatsgevonden.

  • 2. De leden van het eerste dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur na de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3. Het eerste boekjaar wordt geacht aan te vangen op 1 januari 2006, met dien verstande dat het dagelijks bestuur van de RHRR verantwoordelijk zijn voor het gevoerde financiële beheer tot aan het moment van inwerkingtreden van deze gemeenschappelijke regeling.

  • 4. Bij inwerkingtreding van deze regeling zal het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter tevens fungeren als de bestuursorganen van het openbaar lichaam Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam Rijnmond.

  • 5. Het algemeen bestuur doet binnen een jaar na inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling een voorstel tot intrekking van de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 2002.

  • 6. Totdat terzake een nieuw besluit wordt genomen, blijven besluiten en verordeningen die door de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond zijn genomen onderscheidenlijk vastgesteld van toepassing, met dien verstande dat voor “Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond” wordt gelezen: Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Artikel 48

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2005.

De Griffier, De Voorzitter,

K.D. Handstede I.W. Opstelten

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 november 2005.

De Secretaris, De Burgemeester,

A.H.P. van Gils I.W. Opstelten

Aldus vastgesteld op 3 november 2005.

De Burgemeester,

I.W. Opstelten

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 7 april 2006 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, ingang Rodezand 18, begane grond.