Regeling vervallen per 13-05-2020

Verordening toeslagen en verlagingen normen Wet investeren in jongeren

Geldend van 06-02-2010 t/m 12-05-2020

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen normen Wet investeren in jongeren

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet investeren in jongeren;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal;

    • c.

      alleenwonende alleenstaande : de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • d.

      medebewoner: de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning ook een ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • e.

      thuiswonend kind: de medebewoner, die evenals de huurder of de eigenaar van een woning in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die het kind is van de huurder of de eigenaar dan wel van diens echtgeno(o)t(e);

    • f.

      schoolverlater: de persoon als bedoeld in artikel 33 van de wet;

    • g.

      woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

    • h.

      woonkosten:

      • I.

        indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

      • II.

        2°. Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

    • i.

      Woonlasten:

      • I.

        indien een huurwoning wordt bewoond, de huurprijs verminderd met de huurtoeslag (Wet op de huurtoeslag) en de door belanghebbende verschuldigde kosten van onroerende-zaakbelasting, rioolrechten, waterschapslasten en vastrecht water en energie;

      • II.

        indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten per maand, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de kosten van opstalverzekering en de verschuldigde kosten van de onroerende-zaakbelasting, de rioolrechten, de waterschapslasten en het vastrecht water en energie;

    • j.

      verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingshuis.

    • k.

      gehuwdennorm: norm als bedoeld in artikel 28, eerste lid onderdeel d van de wet

Artikel 2

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 41 van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 3

  • 1. Voor jongeren aan wie een inkomensvoorziening met een toeslag kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwde.

  • 3. Een toeslag of verlaging volgens deze verordening kan alleen worden gegeven als er recht bestaat op een inkomensvoorziening.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de norm inkomensvoorziening

Artikel 4 Alleenwonende alleenstaande

Voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn

hoofdverblijf heeft, wordt de norm verhoogd met een toeslag, die is bepaald op

het in artikel 30 tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag.

Artikel 5 De medebewoner

Voor de medebewoner wordt de norm verhoogd met een toeslag van 10% van de

gehuwdennorm.

Artikel 6 De medebewoner met woonlasten van tenminste 18% van de gehuwdennorm per maand

  • 1. Voor de medebewoner die aantoonbare woonlasten heeft, die tenminste 18% van de gehuwdennorm per maand bedragen, wordt in afwijking van artikel 5 de norm verhoogd met een toeslag van 20% van de gehuwdennorm.

  • 2. Voor de medebewoner die verzorgingsbehoevend is, wordt in afwijking van artikel 5 de norm verhoogd met 20% van de gehuwdennorm.

Artikel 7 Thuiswonend kind

Voor het thuiswonende kind wordt de norm overeenkomstig artikel 5 verhoogd met 10% van de gehuwdennorm. Voor het thuiswonend kind is artikel 6 niet van toepassing.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de norm inkomensvoorziening of de toeslag

Artikel 8 Schoolverlaters

Voor de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde die aangemerkt wordt als een schoolverlater wordt de norm en/of de toeslag, zoals vastgesteld in hoofdstuk 3 van deze verordening, verlaagd met 15% van de gehuwdennorm. De verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 9 21-jarigen

Voor een alleenstaande van 21 jaar wordt de toeslag zoals vastgesteld in hoofdstuk 3 van

deze verordening, verlaagd met 10% van de gehuwdennorm. Artikel 9 is alleen van toepassing als de belanghebbende geen schoolverlater in de zin van artikel 1 lid 2 sub f juncto artikel 8 is.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10 Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren”.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie van dit besluit.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 2 februari 2010.

De griffier, De voorzitter,

K.M. Schaap drs. J.H. Klein Molekamp