Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent de jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019)

Geldend van 01-06-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 16-03-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal houdende regels omtrent de jeugdhulp (Verordening jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019)

De raad van de gemeente Rozendaal;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 april 2019, nummer TB-19-01;

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;

BESLUIT

Vast te stellen, de navolgende verordening:

Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • b.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

    • c.

      budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet

    • d.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

    • e.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

    • f.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • g.

      integraal plan: een document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

    • h.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • i.

      sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of mantelzorger of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie onderhoudt;

    • j.

      wet: Jeugdwet.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

Artikel 2. Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Artikel 3. Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1. De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Welzijnswerk;

    • b.

      Jongerenwerk;

    • c.

      Preventieve / lichte opvoedondersteuning.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

Artikel 4. Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ambulante trajecten jeugd op het gebied van begeleiding en jeugd- en opvoedhulp;

    • b.

      ambulante trajecten jeugd op het gebied van behandeling, zoals basis en specialistische jeugd ggz;

    • c.

      ambulante trajecten jeugd op het gebied van observatie en diagnostiek;

    • d.

      dagbesteding, kortdurend verblijf jeugd;

    • e.

      pleegzorg;

    • f.

      residentiële en semi-residentiële jeugdhulp.

    • g.

      gesloten jeugdhulp;

    • h.

      preventieve jeugdbescherming en beschermingsmaatregelen door gecertificeerde instellingen;

    • i.

      crisisjeugdhulp.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Paragraaf 2. Toegang procedureel

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een jeugdige of ouder schriftelijk en ondertekend worden ingediend bij het college.

  • 2. De ontvangst van de aanvraag wordt schriftelijk bevestigd.

  • 3. Een voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag als integraal plan, of ondertekend integraal plan, wordt door het college als complete aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd.

  • 4. Als een jeugdige of ouder de jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening. Het pgb-plan geldt als een aanvraag voor een pgb.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

Artikel 6. Toegang en besluit

  • 1. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag, evenals het onderzoek en het daaruit volgende integraal plan als bedoeld in artikel 8.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen zes weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 4. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Het college legt de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 5. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, als de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder.

Artikel 7. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      de omvang van de verstrekking;

    • d.

      de vervaltermijn van de beschikking als bedoeld in artikel 6, vijfde lid;

    • e.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • f.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de duur van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Bij het besluit wordt aan de belanghebbende informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en zijn ouders op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5. Voor zover een integraal plan en/of gespreksverslag is opgesteld, maakt dat deel uit van de beschikking.

Paragraaf 3. Beoordeling

Artikel 8. Gesprek en onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 2. Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 3. Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in het integraal plan en/of gespreksverslag.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 9. Advisering

  • 1. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • 2. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd;

  • 3. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 6 heeft gevoerd, maar waarvan de persoonlijke omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

  • 4. het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 10. Criteria individuele voorzieningen

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    • b.

      gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Als de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3. Het college verstrekt geen individuele voorzieningen waarvan het effect niet wetenschappelijk onderbouwd is, tenzij een dergelijke voorziening in een individuele situatie toch het meest passend wordt geacht.

  • 4. Als de aanvraag betrekking heeft op ondersteuning bij dyslexie verstrekt het college alleen een individuele voorziening als het gaat om diagnose en/of behandeling van kinderen met enkelvoudige ernstige dyslexie in de leeftijd tussen 7 en 12 jaar die (speciaal) basisonderwijs volgen.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen ter uitwerking van de criteria in het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 11. Aanvullende criteria pgb

  • 1. Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format, waarbij hij aangeeft:

    • a.

      wat hij met het pgb wenst in te kopen en welk resultaat hij wenst te behalen;

    • b.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren en de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd in het geval van informele hulp, waarbij de volgende kwaliteitseisen gelden;

      • 1°.

        De hulpverlener dient een verklaring omtrent gedrag (niet ouder dan twee jaar) te kunnen overleggen, met uitzondering van bloed- en aanverwanten van jeugdige in de eerste en tweede graad;

      • 2°.

        De hulpverlener kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en kan aangeven wanneer professionele of specialistische hulp nodig is;

      • 3°.

        De hulpverlener heeft aangegeven dat de zorg aan de jeugdige voor hem niet tot overbelasting leidt, en;

      • 4°.

        De hulpverlener werkt actief samen met andere hulpverleners wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige of betrokkenen.

    • e.

      wat de te verwachten kosten zijn, onderbouwd in een begroting.

  • 2. Het pgb mag alleen besteed worden aan het doel waarvoor het is verstrekt. De volgende kosten zijn in ieder geval uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling

    • b.

      Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

    • c.

      Kosten voor het voeren van een pgb-administratie

    • d.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb

    • e.

      Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

    • f.

      Woonlasten

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, behalve wanneer het gaat om behandeling (ggz / jeugd- en opvoedhulp).

  • 4. Een pgb moet binnen drie maanden na toekenning worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 5. Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet (SKJ: Stichting Kwaliteitsregister Jeugd), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2. Als de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 3. Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 13. Hoogte pgb

  • 1. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt 85% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende pgb-plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2. Als het op basis van het eerste lid vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één jeugdhulpaanbieder kan worden ingekocht voor maximaal het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura.

  • 3. Het tarief voor een pgb voor informele hulp wordt vastgesteld op het hoogste uurbedrag (gebaseerd op een 36-urige werkweek voor een persoon van 22 jaar of ouder) van het wettelijk minimumloon zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen over de hoogte van het pgb.

Hoofdstuk 4. Herziening, intrekking, terugvordering, bestrijding misbruik en controle

Artikel 14. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid, aanhef en onder a, heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, aanhef en onder a, d, of e, van de jeugdwet.

  • 5. Het college stelt de jeugdige of zijn ouders schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het vierde lid.

Artikel 15. Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik.

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 16. Controle

  • 1. Het college kan, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek doen naar het gebruik van individuele en algemene voorzieningen met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en de recht- en doelmatigheid.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Hoofdstuk 5. Privacy en afstemming met andere voorzieningen

Artikel 17. Privacy

  • 1. Het college verwerkt geen gegevens betreffende een jeugdige en ouders, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.

  • 2. Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een jeugdige en ouders zonder daartoe van de jeugdige en ouders toestemming te verkrijgen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een jeugdige en ouders verwerken zonder daartoe de toestemming van die jeugdige en ouders te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de jeugdige of een wettelijke bevoegdheid bestaat om te mogen handelen zonder toestemming.

  • 4. Het college beveiligt de persoonsgegevens die zijn verkregen ten behoeve van de uitvoering van de wet deugdelijk en adequaat.

Artikel 18. Wmo‐voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. In het kader van deze voorgenoemde verantwoordelijkheden van het college wisselen consulenten jeugd en consulenten Wmo persoonsgegevens uit indien dat noodzakelijk is en daar een grondslag voor is.

  • 3. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 19. Voorzieningen werk en inkomen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re‐integratie)voorzieningen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2. In het kader van deze voorgenoemde verantwoordelijkheden van het college wisselen consulenten jeugd en consulenten werk en inkomen persoonsgegevens uit indien dat noodzakelijk is en daar een grondslag voor is.

Hoofdstuk 6. Verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 7. Klachten en medezeggenschap

Artikel 21. Second opinion

  • 1. Als de cliënt het niet eens is met de gang van zaken tijdens de procedure van het onderzoek, tussen de melding en aanvraag, dan heeft hij eenmalig de mogelijkheid tot een second opinion. Deze second opinion betekent een nieuw onderzoek met een andere gespreksvoerder.

  • 2. Als de uitvoering van onderzoek in het kader van een second opinion een overschrijding van de onderzoekstermijn, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015 met zich brengt, dan wordt cliënt hierover zo spoedig als mogelijk voorgelicht. Aan cliënt wordt tevens expliciet gevraagd in te stemmen met de verlenging van de onderzoekstermijn.

Artikel 22. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de Verordening interne afhandeling klachten gemeente Rozendaal.

Artikel 23. Betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 24. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt in ieder geval eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, kan het beleid met inachtneming van de bevindingen van de evaluatie worden aangepast. Het college zendt hiertoe in ieder geval telkens vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening een verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal (2015) wordt ingetrokken.

  • 2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal (2015) totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Rozendaal (2015) en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 16 maart 2019;

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Rozendaal 2019.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 21 mei 2019

de griffier

K.M. Schaap

de voorzitter

drs. E. Weststeijn