Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Schouwen-Duiveland (Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2017)

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2022

Intitulé

verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Schouwen-Duiveland (Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2017)

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 oktober 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet

besluit :

vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Schouwen-Duiveland (Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2017).

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • a. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie voor het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Schouwen-Duiveland voor de verantwoording die daarover wordt afgelegd;

  • b. administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging voor de verantwoordelijke leiding;

  • c. financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van de rechten van de gemeente;

  • d. rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten voorzover deze collegebesluiten betrekking hebben op een noodzakelijke uitwerking van Europese-, rijks-, provinciale of door de gemeenteraad vastgestelde regelgeving;

  • e. doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • f. doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt op voorstel van het college een programma-indeling vast, met daaronder eventueel een sub-programma-indeling.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college de taakvelden per (sub)-programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per (sub)-programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad kan vaststellen over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De begroting en de jaarstukken bevatten:

    • a.

      een overzicht van baten en lasten per sub-programma, van de algemene dekkingsmiddelen, van de overhead, van de vennootschapsbelasting, van onvoorzien en van de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per sub-programma en het resultaat;

    • b.

      een overzicht van baten en lasten per taakveld.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Planning & controlcyclus

  • 1. Voor de aanvang van een begrotingsjaar stelt het college de planning&control-cyclus vast met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de kadernota (voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming), de programmabegroting, de tussentijdse rapportage(s) en de programmarekening.

  • 2. De planning&controlcyclus wordt door het college voor de aanvang van een begrotingsjaar aan de raad aangeboden.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en waar een programma in sub-programma’s is verdeeld per sub-programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad desgewenst aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4. Voor lasten, baten, investeringskredieten, mutaties van reserves en dotaties aan voorzieningen die niet in de programmabegroting zijn opgenomen, legt het college een afzonderlijk voorstel ter autorisatie aan de raad voor.

  • 5. In afwijking van lid 4 geldt dat autorisatie door de raad plaatsvindt via het raadsvoorstel begrotingswijziging voor niet in de programmabegroting opgenomen:

    • a.

      investeringskredieten tot en met € 100.000;

    • b.

      mutaties van eenmalige of structurele baten en lasten tot en met € 25.000;

    • c.

      mutaties van reserves en dotaties aan voorzieningen tot en met € 25.000.

  • 6. In afwijking van lid 5 geldt voor mutaties voor de post onvoorzien dat het college bevoegd is besluiten te nemen over begrotingswijzigingen voor eenmalige mutaties tot € 25.000 die de raad achteraf autoriseert via het raadsvoorstel begrotingswijziging.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad via minimaal één tussentijdse rapportage over de afwijkingen in de realisatie van de begroting van de gemeente in het lopende boekjaar. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de (sub-)programma-indeling van de programmabegroting.

  • 2. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per sub-programma;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het overzicht van de overhead, de geraamde vennootschapsbelasting en onvoorzien;

    d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per sub-programma;

    f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

Uitvoering van beleid voor activering, waardering en afschrijving van activa gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals genoemd in de nota afschrijvings- en waarderingsbeleid.

Artikel 8. Reserves en voorzieningen

Uitvoering van beleid voor reserves en voorzieningen gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals opgenomen in de nota reserves en voorzieningen.

Artikel 9.Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten wordt via de omslagrente de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 3. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de bouwgrondexploitaties, investeringen en subsidieprojecten aan die betreffende taakvelden toegerekend en binnen het taakveld overhead apart als toegerekende overhead geadministreerd.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan het aandeel van de kosten overhead in de totale apparaatskosten exclusief direct aan taakvelden toe te rekenen materieel- en externe huisvestingskosten.

  • 7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het tweede lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid.

  • 8. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.

  • 9. In afwijking van het tweede lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 10. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en prijzen.

Artikel 11. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de programmabegroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kedietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het eerste lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 3. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid en legt deze regels en de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 12. Administratie

De opzet en inrichting van de administratie is zodanig dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over de indicatoren voor de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens en van de daaraan ontleende informatie, en voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 13. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

Artikel 14. Interne controle

Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 15. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college draagt zorg voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 16. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt de interne regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten.

Artikel 17. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt de interne regels vast voor de toekenning van subsidies en steunverlening.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. De raad kan geconstateerde onrechtmatige uitvoeringsaspecten bij financiële beheershandelingen uit de eigen verordeningen en beleidsregels die geen directe of indirecte gevolgen hebben voor wetgeving van hogerhand, na afloop van het begrotingsjaar alsnog rechtmatig vaststellen.

  • 2. De raad verklaart deze financiële beheershandelingen rechtmatig uiterlijk in de raadsvergadering waarin de jaarrekening over het desbetreffende jaar wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2012, voor het laatst gewijzigd op 26 mei 2016, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2012 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2017.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 10 november 2016.
T.van Oostenbrugge, G.C.G.M. Rabelink
griffier, voorzitter