Regeling vervallen per 14-02-2020

Jaarprogramma Wabo en Milieu 2018

Geldend van 23-03-2018 t/m 13-02-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Jaarprogramma Wabo en Milieu 2018

Uden, januari 2018

1 Samenvatting

Algemeen

Waarom een jaarprogramma?

Ten eerste wil de gemeente Uden voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Het opstellen van een jaarprogramma maakt daar onderdeel van uit. Daarnaast zijn wij ook een professionele organisatie. We willen nieuwe ontwikkelingen invoeren en uitvoeren binnen onze organisatie. Een planmatige aanpak en borging van kwaliteit, gebaseerd op de landelijk vastgestelde PUmA kwaliteitscriteria, is daarbij het leidend principe. Ook willen we onze inwoners zo helder mogelijk informeren

Omgevingswet

Vorig jaar hadden we nog de verwachting dat de Omgevingswet op 1 januari 2019 in werking zou treden. Inmiddels heeft de Rijksoverheid de inwerkingtreding uitgesteld tot 2021. De Omgevingswet integreert 26 sectorale wetten en behelst het nieuwe kader voor het ruimtelijke domein. De Omgevingswet brengt een ommekeer in de wijze waarop het ruimtelijk domein wordt ingericht. Uitnodigen in plaats van toelaten is daarbij uitgangspunt. Om deze uitnodigingsplanologie mogelijk te maken geeft de wet nieuwe instrumenten, gewijzigde procedures en veel mogelijkheden voor maatwerk om nieuwe ontwikkelingen op gang te brengen. Ook moeten procedures sneller en makkelijker. De verantwoordelijkheid komt veel meer bij de initiatiefnemer te liggen. Hij mag eerder een activiteit uitvoeren maar de controle achteraf, of er aan de wettelijke kaders wordt voldaan, krijgt meer nadruk en een grotere rol omdat de toetsing vooraf minder uitgebreid is. Uden is voortvarend gestart met de voorbereidingen op de invoering van de nieuwe omgevingswet.

Vergunningverlening

Voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn diverse procedures mogelijk. Denk hierbij aan procedures voor een bestemmingsplan, een wijzigings- of uitwerkingsplan, de drie verschillende soorten omgevings-vergunningen om af te wijken van een bestemmingsplan of een coördinatiebesluit. Naast deze bestaande procedures zijn we eind 2015 gestart met aanvragers de mogelijkheid te bieden om in Uden een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken door een ontwikkeling mee te nemen in een veegplan. Dit gaan we ook in 2018 doen. Een veegplan is in feite een bestemmingsplan waarin ruimtelijke ontwikkelingen van verschillende initiatiefnemers binnen één plangebied worden gebundeld. Voor alle ontwikkelingen wordt één procedure doorlopen. Er is daardoor ook maar één procedure voor zienswijzen en beroep. Op deze wijze kunnen er efficiency- en kostenvoordelen worden behaald. Goedkoper voor de gemeente en dus ook voor de initiatiefnemer. Ook ontstaat op deze manier meer uniformiteit van ruimtelijke plannen.

Toezicht en handhaving

  • Omgevingswet en Beleidsnota Wabo-handhaving

Ons handhavingsbeleid is opgenomen in onze Beleidsnota Wabo-handhaving. Deze nota is op 5 april 2012 in de gemeenteraad vastgesteld. De bestaande handhavingsnota is uiteraard nog niet gebaseerd op de uitgangspunten zoals die in de nieuwe omgevingswet zullen worden neergelegd. In de Omgevingswet komt de nadruk veel meer te liggen op handhaving achteraf in plaats van toetsing vooraf. De verantwoordelijkheid komt veel meer bij de initiatiefnemer te liggen. Hij mag eerder een activiteit uitvoeren, maar de controle achteraf of er aan de wettelijke kaders wordt voldaan krijgt meer nadruk en een grotere rol, omdat de toetsing vooraf minder uitgebreid is. In het licht van de nieuwe Omgevingswet zou er begin 2019 een handhavingsnota moeten liggen waarin deze veranderde uitgangspunten zouden zijn meegenomen. Echter nu de Omgevingswet wederom is uitgesteld tot 2021 is ervoor gekozen om de huidige nota te herzien in 2018 en niet langer te wachten op de nieuwe Omgevingswet.

  • Overige wetsontwikkelingen

Per 1 juli 2017 is de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Regeling omgevingsrecht (Mor) in werking getreden. Dat betekent een belangrijke wijziging voor alle gemeenten en waterschappen. Met deze wijzigingen is namelijk het toepassingsbereik van de kwaliteitscriteria uitgebreid. Vanaf 2018 moeten zowel het beleidsplan als het jaarprogramma en jaarverslag betrekking hebben op alle VTH-taken die onder de Wabo vallen. In hoofdstuk 2 van de Wabo zijn deze genoemd. Er is zo goed mogelijk geïnventariseerd welke van deze taken voor Uden relevant zijn en die zijn opgenomen in dit programma. Ook zullen al deze taken worden opgenomen in de nieuwe integrale handhavingsnota die in 2018 wordt opgesteld.

Bodem en ondergrond

Bodem en ondergrond beschouwen we in de lijn van ruimtelijke planvorming, bestemmen, bouwen en (milieu)gebruik waarbij een samenhang of overlap mogelijk is.

Bij planontwikkeling, bestemmen en bouwen heeft de initiatiefnemer de plicht om voor diverse duurzaamheidsthema’s, waaronder bodem, (historische) onderzoeken uit te voeren. Hierbij kan de gemeente ook initiatiefnemer zijn.

Bij het (milieu)gebruik -bodembedreigende activiteiten binnen inrichtingen- geven we het bodembeleid vorm via drie sporen :

  • Preventie (bescherming): voorzieningen voor het voorkomen van nieuwe verontreiniging zoals vloeistofdichte vloeren

  • Beheren: het verantwoord omgaan met bestaande kwaliteit, nul- en eindsituatie bodemonderzoek

  • Saneren: zorgplichtsanering met eventuele nazorg

Hierbij houdt de ODBN namens de gemeente toezicht en treden we handhavend op als dat nodig is.

Afvalinzameling

We zijn flink bezig het afvalbeheer verder te verduurzamen. In 2015 heeft de raad de beleidsnota ‘Koers Udens afval in beweging, 2015-2020’ vastgesteld. Hierin is de ambitie opgenomen van maximaal 75 kg restafval per persoon per jaar in 2020. In 2018 vinden geen verbeteracties plaats. De werkzaamheden en ontwikkelingen verlopen volgens planning in de beleidsnota.

Afvalwaterinzameling

In de komende jaren zal het stelsel verder geoptimaliseerd worden op basis van maatregelen die voortvloeien uit het Basisrioleringsplan. Hierdoor zal de hoeveelheid water die overstort op het oppervlaktewater verminderen ten opzichte van de huidige situatie. De kwaliteit van het oppervlaktewater zal hierdoor verbeteren.

Naast de noodzakelijke vervanging van ongeveer 2300 meter hoofdriolering per jaar verbeteren we de riolering door het uitvoeren van reparaties en het vervangen van de drukriolering in het buitengebied. Verder zijn we ook bezig om foutieve aansluitingen (van regenwater) op de drukriolering op te sporen en af te laten koppelen. Met het opstellen van een gemalenbeheerplan zetten we de eerste stap in de richting van efficiënter gemalenbeheer.

Door meer te meten aan de riolering krijgen we steeds meer inzicht in het functioneren van het stelsel in de praktijk. Hierbij speelt uitwisseling van gegevens met het waterschap Aa en Maas een belangrijke rol.

Geluid

Naast de reguliere taken door de ODBN zal voorsorteren op de Omgevingswet in 2018 de nodige aandacht vergen. Verder zal met name het saneringsproject vanwege wegverkeerslawaai in 2018 worden afgerond.

Lucht

Jaarlijks wordt een rapportage van de luchtkwaliteit opgesteld. Hiervoor leveren we gegevens aan en controleren deze. Op de site www.nsl-monitoring zijn de luchtkwaliteitswaarden te achterhalen. Wij voldoen aan de luchtkwaliteitseisen/-normen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen heeft geur een prominente plaats bij de afweging van een goede kwaliteit van de leefomgeving.

Externe veiligheid

De “Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) 2015-2018” bestaat uit meerjaren-deelprogramma’s en loopt af in 2018. Doel was om de lokale aandacht voor externe veiligheid bij planontwikkeling en vergunningverlening te verbeteren. Onduidelijk is of hieraan vervolg wordt gegeven. Alle relevante ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen worden beoordeeld op het aspect EV door met name het uitvoeren van risicoberekeningen en het opstellen van verantwoordingen groepsrisico.

Volksgezondheid

Volksgezondheid is voor het eerst opgenomen in de p&c-cyclus van Wabo en Milieu in het jaarprogramma 2017. Volksgezondheid in relatie tot de kwaliteit van de leefomgeving krijgt steeds meer aandacht bij ruimtelijke ontwikkelingen. Traditioneel werd volksgezondheid vooral gelinkt aan persoons- en leefstijlgerelateerde zaken die veelal in portefeuille zijn bij gemeentelijke afdelingen Sociale Zaken en/of Welzijn. Steeds meer spelen technische- en ruimtelijke aspecten een rol bij de zorg om de volksgezondheid. Er wordt gewerkt aan een nieuwe gemeentelijke nota gezondheidsbeleid en bij vergunningverlening voor intensieve veehouderijbedrijven krijgt volksgezondheid steeds meer aandacht. Dit zal in 2018 worden voortgezet. 

2 Algemeen

2.1 Inleiding

Status

Artikel 7.3 van het Bor stelt dat we het handhavingsbeleid jaarlijks moeten uitwerken in een uitvoeringsprogramma. Ook moeten we het programma afstemmen met andere betrokken organen en ter kennisname aan de raad en de provincie aanbieden. Met de vaststelling van dit jaarprogramma door het College van burgemeester en wethouders leggen we het uitvoeringsniveau van onze wettelijke taakuitvoering voor 2018 vast.

Reikwijdte

In dit programma hebben we VTH-taken voor de volgende beleidsterreinen opgenomen.

  • Bouwen/slopen en RO

  • Milieu en brandveiligheid

  • Uitwegen en objecten

  • Kapvergunningen

Sommige Wabo-taken komen erg weinig voor of worden structureel opgenomen in integrale Wabo-vergunningen. Deze zijn daarom niet separaat genoemd in dit programma. Denk hierbij aan aanlegvergunningen, archeologie-taken en monumenten-taken. Zo nodig worden zij ad hoc opgepakt.

Voor overige milieutaken is verder opgenomen wat we hier in 2018 aan gaan doen:

  • Bodem

  • Afvalinzameling

  • Water en riolering

  • Geluid

  • Lucht (inclusief geur)

  • Externe veiligheid

  • Volksgezondheid

Concernplan en afdelingsplan

Op basis van het concernplan stellen we de afdelingsplannen op. Deze plannen maken onderdeel uit van de HRM-cyclus waarin de start-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken met de individuele werknemers plaatsvinden. Het doel van het concernplan is meer gericht op het leggen van accenten in de organisatie. Het is niet gericht op sturing van de “goïng-concern” taken.

Functie

Wij kennen de volgende functies aan het jaarprogramma toe.

  • Invulling geven aan wettelijke verplichtingen.

  • Informatieverstrekking naar de raad en onze burgers.

  • Ondersteunend instrument voor het afdelingshoofd en teamleiders.

2.2 Opbouw programma

De hiervoor bij “reikwijdte” aangegeven beleidsvelden zijn in afzonderlijke hoofdstukken uitgewerkt. Ontwikkelingen vormen een belangrijke basis voor een jaarprogramma. Daarom laten we dit onderdeel bij elk beleidsthema zo goed mogelijk terugkomen. Daarnaast is het belangrijk om de daadwerkelijke uitvoering in beeld te brengen. Met andere woorden: wat is ons doel en wat gaan we doen? Zoals gezegd handelen we vanuit een beleidscyclische benadering. Dit houdt in dat we smart gerichte doel¬stellingen formuleren en daarbij behorende indicatoren. Dit laten we per beleidsthema terug¬komen.

De ODBN-taken hebben betrekking op verschillende beleidsvelden:

  • Basistaken (Vergunningverlening en toezicht milieu)

  • Verzoektaken (Geluid, lucht, Externe veiligheid,volksgezondheid)

  • Collectieve taken (Innovatie, verbeteren keten aanpak en milieu criminaliteit)

Deze zijn op hoofdlijnen opgenomen in dit programma maar de ODBN heeft met name voor de basistaken haar eigen p&c-cyclus waarvan de programma- en verantwoordingsdocumenten steeds aan ons college en aan onze raad worden voorgelegd.

2.3 Uitvoering

Uitvoering van het jaarprogramma gebeurt mede door de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN). Waar mogelijk is in dit programma opgenomen wat onze gemeentelijke inspanningen zijn bij de uitvoering.

3 Bouwen/slopen en RO

3.1 Vergunningverlening

Ontwikkelingen

In de komende jaren gaat de Omgevingswet een steeds grotere invloed uitoefenen op de vergunningverlening. Hoewel de invoering van de Omgevingswet is uitgesteld, worden in 2018 al wel voorbereidingen getroffen om de invoering soepel te laten verlopen. Er zijn projectplannen opgesteld om de voorbereidingen zo soepel mogelijk te laten verlopen en in 2018 zal de nadruk liggen op inventarisatie van de Wabo-taken en evaluatie van het huidige VTH-beleid.

De Wet private kwaliteitsborging (WKB) is op 21 februari 2017 aangenomen door de Tweede kamer en op 11 juli 2017 ter stemming aangeboden aan de Eerste kamer. Gelet op de vele vragen rondom het wetsvoorstel heeft de Eerste kamer, op verzoek van de minister, besloten de stemming aan te houden en de invoeringsdatum uitgesteld met ten minste 1 jaar, tot 1 januari 2019. Er is een samenloop met het VTH-spoor van het project Omgevingswet. Er is een projectplan opgesteld om de implementatie van de wet zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Op 21.11.2017 is door het College van burgemeester en wethouders het bedrijfsplan ICT-samenwerking met gemeentes Bernheze, Landerd, Oss en Uden (BLOU) vastgesteld. Op deze manier worden specifieke en specialistische deskundigheden ontwikkeld om aan de eisen van steeds complexere vraagstukken en groeiende verantwoordelijkheid te voldoen die ook gebied van vergunningverlening raken. In 2018 wordt een Transitieplan vastgesteld.

Doel van gemeente Uden

  • Kwalitatief hoogwaardige integrale advisering en vergunningverlening op het gebied van bouwen binnen de gestelde wettelijke termijnen (8 weken bij reguliere vergunningprocedures en 26 weken bij uitgebreide vergunningprocedures) met oog voor de specifieke wensen van de aanvrager, waarbij de focus ligt op maatwerk waar dat mogelijk is, naast de wens om de afhandelingstermijnen zo kort mogelijk te houden.

  • Vergunningen houden stand in bezwaar-en beroepsprocedures.

  • Implementatie Wet Private kwaliteitsborging: Komen tot een optimaal functionerende organisatie die is afgestemd op de nieuwe Wet Private kwaliteitsborging en aansluit bij de inhoudelijke doelen van de afdeling Ruimte.

  • Opstellen van een nieuw VTH-beleidsplan: Actualisatie van het huidige vergunningenbeleid wordt meegenomen bij het opstellen van een nieuw VTH-beleidsplan in 2018. Actualisatie kan niet meer wachten op de invoering van de omgevingswet, zoals eerder het uitgangspunt was.

  • Samenwerken op het gebied van VTH: Met de Maashorstgemeenten (Landerd, Oss en Bernheze) zoeken naar mogelijkheden om elkaar te versterken op het gebied van VTH/kwaliteitscriteria en waar mogelijk samen optrekken in de regio.

  • Zoeken naar vermindering en vereenvoudiging van de administratieve lasten: Op dit moment is voor vergunningverlening registratie noodzakelijk in Corsa en SBA.

  • Integraliteit van advisering en samenwerking bevorderen

Verbeteracties

De verbeteracties zijn deels reeds verwerkt in de doelen en te behalen resultaten voor 2018. De nadruk op integraliteit van de advisering en het maatwerk bij vergunningverlening volgen uit de doelen en resultaten van het jaarprogramma van 2016. Ook hebben we andere verbeteringen doorgevoerd. We hebben onze administratieve controle op de bouwkosten verbeterd, we hebben de berekeningen van de bouwkosten eenduidiger vastgelegd door aan te sluiten bij de ROEB-lijst (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht). In de legesverordening van 2017 hebben we de ROEB-lijst voor het eerst benoemd en vastgesteld als basis voor de berekening van de bouwkosten bij aanvragen omgevingsvergunningen. Ook hebben we in de afdelingsplannen en teamplannen de nadruk gelegd op het bevorderen van de integraliteit en daarmee de doelen niet alleen in dit jaarprogramma geborgd.

Resultaat

  • Alle vergunningen worden binnen de wettelijk vastgestelde termijnen verleend waarbij de focus ligt op maatwerk waar dat mogelijk is. Deze verschuiving van focus (snelheid van afhandeling naar maatwerk met integrale afstemming) is noodzakelijk omdat de complexiteit van plannen, de zorgvuldige integrale benadering, het meedenken over alternatieven en afstemming op de wensen van de aanvragers, meer tijd kosten.

  • Motivering bij afwijkingsvergunningen en weigeringsbesluiten is verbeterd waarmee de vergunning ongewijzigd in stand blijft.

  • De Wet Private kwaliteitsborging is geïmplementeerd in de organisatie conform projectplan.

  • Het beleidsplan VTH is vastgesteld.

  • Er worden periodiek overleggen gevoerd op het gebied van VTH met de Maashorstgemeenten (Landerd, Oss en Bernheze) waarin is gezocht naar mogelijkheden om elkaar te versterken op het gebied van VTH/kwaliteitscriteria.

  • Er is met invoering van Corsa Next een vermindering en vereenvoudiging van de administratieve lasten gerealiseerd.

  • De werkgroep Afwijkende bouwplannen is geëvalueerd en er is een vaste werkwijze voor integrale afstemming waarin parkeerbehoeftes, milieuwetgeving, maatschappelijke, stedenbouwkundige en volkshuisvestelijke afwegingen worden afgewogen. Dit komt tegemoet aan de veranderende wens van aanvragers.

Personele/financiële capaciteit

Onderstaande formatie is geborgd in formatie en bezettingsstaten en de begroting van de gemeente Uden.

Tabel benodigde uren kwaliteitscriteria

Criteria

Functie

Benodigde formatie

Uren per jaar

Generieke deskundigen

Casemanagen – Complex

Regisseur

2 x 1/3

967

Juristen

2 x 1/3

967

Vergunningverlening bouwen en RO – Complex

Regisseur

2 x 2/3

1933

Juristen

3 x 2/3

2900

Planjuristen

2 x 2/3

1933

Toezicht en handhaving bouwen en RO- Complex

Juristen

2 x 1/3

967

Planjurist

1/3

483

Inspecteurs

2 x 1/3

967

Juridische deskundigen

Behandelen juridische aspecten vergunningverlening

Juristen

1

1450

Planjurist

1/3

483

Behandelen juridische aspecten handhaving

Juristen

2 x 2/3

1933

Behandelen juridische aspecten afwijkingsbesluiten

Juristen

1

1450

Plan juristen

2 x 2/3

1933

Buitengewone opsporing milieu, welzijn en infrastructuur

Inspecteurs

3 x 1/3

1450

Boa

1/3

483

Specialistische (accent bouwen) deskundigen

Bouwfysica – Complex

Regisseurs

2 x 2/3

1933

Inspecteurs

1/3

483

ODBN

1/3

483

Brandveiligheid

Brandweer

2x 2/3

3867

Constructieve veiligheid – Complex

Regisseurs

2/3

967

Inspecteurs

2/3

967

Constructeur via Oss

1/9

250

Bouwakoestiek – Complex

ODBN

1/3

1933

cultuurhistorie

Regisseur

1/3

483

Specialistische (accent RO) deskundigheden

Stedenbouw en inrichting openbare ruimte – Complex

Stedenbouw/Landschapsarch.

2 x 1

2900

Exploitatie en planeconomie

planeconoom

1 x 2/3

967

Bedrijfsec. Adv.

1 x 2/3

967

3.2 Handhaving

Ontwikkelingen

In de komende jaren gaat de Omgevingswet een steeds grotere invloed uitoefenen op de handhaving. Hoewel de invoering van de Omgevingswet is uitgesteld, worden in 2018 al wel voorbereidingen getroffen om de invoering soepel te laten verlopen. Er zijn projectplannen opgesteld om de voorbereidingen zo soepel mogelijk te laten verlopen en in 2018 zal de nadruk liggen op inventarisatie van de Wabo-taken op het gebied van handhaving en evaluatie van het huidige VTH-beleid.

Op 21-11-2017 is door het College van burgemeester en wethouders het bedrijfsplan ICT-samenwerking met gemeentes Bernheze, Landerd, Oss en Uden (BLOU) vastgesteld. Op deze manier worden specifieke en specialistische deskundigheden ontwikkeld om aan de eisen van steeds complexere vraagstukken en groeiende verantwoordelijkheid te voldoen die ook het werkgebied van handhaving raken. In 2018 wordt een Transitieplan vastgesteld.

Doel van gemeente Uden

  • Opstellen en vaststellen van een VTH-beleidsplan: Het huidige handhavingsbeleid is van 2012. Actualisatie kan niet meer wachten op de invoering van de omgevingswet, zoals eerder het uitgangspunt was.

  • Formuleren beleid intrekking verleende vergunningen: Niet alle verleende vergunningen worden gerealiseerd. Het is noodzakelijk om het digitale archief “verleende vergunningen” in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid. Vergunningen van bouwplannen die niet uitgevoerd worden, moeten worden ingetrokken. Hiermee wordt voorkomen dat het digitale archief vervuilt met bouwplannen die nooit zullen worden uitgevoerd. Daarnaast wordt hiermee ook bevorderd dat nieuwe gebouwen voldoen aan recente eisen van het Bouwbesluit.

  • Opsporing en toezicht van het gehele grondgebied van de gemeente Uden verzorgen, inclusief juridisch vervolg.

  • Integrale handhaving: Themagerichte integrale handhaving wordt gestart door het cluster veiligheid, zij vragen hierbij ondersteuning van de inspecteurs bouwzaken. Thema’s waarop gecontroleerd wordt zijn: Preventieve voorzieningen Campings en huisvesting arbeidsmigranten, Controle vastgoed en bedrijventerrein, gebruik bedrijfspanden.

Verbeteracties

Met vaststelling van een nieuw VTH-beleidsplan wordt in 2018 een nieuwe prioritering vastgesteld. Evaluatie van de prioritering in 2017 heeft niet geleid tot aanpassing in deze. De prioritering van 2017 blijft voor 2018 dan ook ongewijzigd:

  • 1.

    Stilleggingen

  • 2.

    Handhavingszaken waar de veiligheid in het geding is (bouwen en/of gebruik)

  • 3.

    Verzoeken tot handhaving

  • 4.

    Politiek gevoelige zaken

  • 5.

    Combinaties van illegaal gebruik en bouwen

  • 6.

    Zonder of in afwijking van een vergunning in gebruik nemen van een bedrijf

  • 7.

    Zonder of in afwijking van een vergunning bewonen van een gebouw

  • 8.

    Zonder of in afwijking van een vergunning gebruiken van perceel of bebouwing

  • 9.

    Zonder of in afwijking van een vergunning bouwen of verbouwen

  • (a)

    verbouwen bedrijfspanden

  • (b)

    illegaal bouwen bij combinatievergunningen

  • (c)

    aanbouwen

  • (d)

    bijgebouwen

  • (e)

    erfafscheidingen

  • (f)

    dakkapellen

  • (g)

    reclame

  • (h)

    verbouwen binnen de woning

  • (i)

    isolatie/ventilatie/bouwbesluit ODBN

Resultaat

  • Het VTH-beleidsplan is vastgesteld.

  • Beleid intrekking verleende vergunningen is vastgesteld en er is een plan van aanpak voor de uitvoering ervan

  • Opsporing en toezicht van het gehele grondgebied van de gemeente Uden wordt verzorgd, inclusief juridisch vervolg. Dat betekent dat 1 keer per 3 maanden het gehele grondgebied wordt gecontroleerd, waarna de handhavingsprocedures worden gestart conform de in dit jaarprogramma opgenomen prioritering.

  • Integrale thema gerichte handhaving: er is vervolg gegeven aan handhaving op de campings (het Hultje en de Pier) en het integrale interventieteam spoort zaken op en er is integraal afgewogen waar het juiste vervolg kan worden verzorgd.

Personele/financiële capaciteit

Dit is opgenomen in de tabel onder 3.1 vergunningverlening

4 Milieu en brandveiligheid

4.1 Vergunningverlening

Ontwikkelingen

Ons vergunningen beleid is opgenomen in de Beleidsnota Wabo-Vergunningen. Deze nota is op 9 oktober 2014 in de gemeenteraad vastgesteld. Hoewel formeel geen expiratiedatum van toepassing is, houden we in de praktijk, in verband met de dynamiek in wet- en regelgeving en organisatorische veranderingen, een actualiteitsperiode van 4 jaren aan. We willen zoveel als mogelijk voorsorteren op de Omgevingswet. Vanuit die gedachte is het wenselijk dat we integraal VTH beleid gaan opstellen waarin zowel het Vergunningen- als het Toezicht en Handhaving-domein is opgenomen.

Het grootste gedeelte van ons bedrijvenbestand valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. De veranderingen in het Activiteitenbesluit vinden plaats in het kader van het project "Modernisering algemene regels", ook wel dereguleringstraject genoemd. Dit valt onder het nieuwe Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. We zitten nu in de vierde tranche van de 2e fase. Er zullen nog beperkte wijzigingen plaatsvinden zoals de implementatie van de Richtlijn middelgrote stookinstallaties en de Wijziging erkende maatregelen voor energiebesparing. Eventuele toekomstige grootschalige wijzigingen zullen binnen het kader van de Omgevingswet gaan plaatsvinden.

In 2016 is de Wet Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH-wet) gedeeltelijk in werking getreden. De wet regelt onder andere de randvoorwaarden voor gemeenten om tot een hogere kwaliteit van vergunningverlening en handhaving te komen. Op basis hiervan hebben we een verordening kwaliteit VTH vastgesteld. Op 1 juli 2017 is een ander deel van de VTH wet inwerking getreden. In deze wijziging is onder andere de uitvoering van het basistakenpakket door de omgevingsdiensten formeel vastgelegd. Dit was voorheen gebaseerd op de “Packagedeal” afspraken.

Met de inwerkingtreding van de vierde tranche van het Activiteitenbesluit zijn nog meer vergunningplichtige activiteiten onder het Activiteitenbesluit gebracht. Door het dereguleringstraject vallen steeds meer inrichtingen onder de algemene regels. In onze gemeente zijn bijna 1230 inrichtingen (Wet Milieubeheer bedrijven) gevestigd waarvan de gemeente het bevoegd gezag is. Dit houdt in dat minder dan 5% van het inrichtingenbestand vergunningplichtig is. Dit beeld voldoet aan de verwachting zoals door het ministerie geschetst bij de invoering van het Activiteitenbesluit.

Doel van gemeente Uden

De uitgangspunten van de vergunningverlening (onderdeel milieu) hebben we vastgelegd in de Beleidsnota Wabo-vergunningen. Het volgende doel en indicator hebben we daarin opgenomen:

Doel: Kwalitatief juiste vergunningverlening uitvoeren zodat de gewenste milieukwaliteit wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Indicator: Milieu inrichtingen hebben adequate milieu voorschriften

Verbeteracties

In de VTH wet is het hebben van een regionaal VTH beleid voor tenminste de basistaken verplicht. In het domein toezicht en handhaving hebben we hier al invulling aan gegeven. Voor het onderdeel vergunningverlening dient het regionaal beleid nog opgesteld te worden. Dit zal in de loop van 2018 gaan plaatsvinden. Het regionale beleid stemmen we af met onze eigen VTH beleidsnota.

Resultaat

De werkzaamheden voor inrichting-gebonden vergunningverlening omvatten:

  • Behandelen aanvragen Omgevingsvergunning Wabo milieu.

  • Behandelen milieuneutrale wijziging Omgevingsvergunning Wabo milieu.

  • Beoordelen meldingen Activiteitenbesluit.

  • Beoordelen Omgevingsvergunning beperkte milieutoets.

  • Actualiseren voorschriften Wabo milieu.

  • Intrekken vergunningen Wabo milieu/ Intrekken OBM.

  • Opstellen maatwerkvoorschriften/beoordelen gelijkwaardigheid.

  • Overige adviezen mbt vergunningen Wabo milieu (b.v. beoordelen aanmeldnotitie, beoordelen MER voorafgaande aan vergunningprocedure).

  • Beoordelen meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.

  • Toetsen asbestinventarisatierapporten en meldingen Besluit mobiel breken.

Het betreft het behandelen van een aanvraag/melding inclusief het beoordelen van onderzoeken die deel uitmaken van de aanvraag en eventuele juridische inzet zoals zienswijzen, bezwaar- en beroepsprocedures.

Personele/financiële capaciteit

In het werkprogramma 2018 van de ODBN hebben we in 2018 de uren opgenomen voor de uitvoering van:

  • Vergunningverlening.

  • Toezicht en handhaving

  • Collectieve taken

  • Bodem

  • Verzoektaken

In totaal zijn voor de uitvoering van deze taken ongeveer 6700 uren geraamd. De benodigde middelen vallen onder het gemeentelijke FCL47230090 budget voor de ODBN. Deze middelen zijn in de gemeentelijke begroting opgenomen. In totaal is hiervoor €583.840 beschikbaar.

4.2 Handhaving

Ontwikkelingen

Ons handhavingsbeleid is opgenomen in de Beleidsnota Wabo-handhaving. Deze nota is op 5 april 2012 in de gemeenteraad vastgesteld. De reden dat we niet eerder tot actualisatie zijn overgegaan houdt verband met de ontwikkelingen van de Omgevingswet. Afgelopen zomer is duidelijk geworden dat de invoering opnieuw is uitgesteld. In dit geval naar 2021. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat we kunnen voorsorteren op de concept wetsteksten. We gaan in 2018 een integrale VTH beleidsnota opstellen voor zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving.

De gemeente Uden participeert in de ODBN en staat achter één regionaal uitvoeringsniveau. De uitvoering van het toezicht en de handhaving hebben we immers ondergebracht bij de ODBN. In opdracht van alle deelnemers heeft de ODBN in 2016, samen met haar deelnemers, een regionale probleemanalyse uitgevoerd bestaande uit een omgevingsanalyse en een risicoanalyse. In de uitkomst van de probleemanalyse is, naast de landelijke en provinciale omgevingsfactoren, tevens de som van alle lokale deelnemers meegenomen. In de analyse hebben we de volgende effecten beoordeeld: gezondheid; veiligheid; leefbaarheid; duurzaamheid; financieel; bestuurlijk afbreuk risico. De risicoafweging leidt tot een prioriteitstelling op activiteitenniveau. De beoordeling leidde tot een nieuwe toezichtstrategie met de volgende risicoklassen:

  • hoog risico

  • gemiddeld risico

  • laag risico

Per risicoklasse wordt de volgende toezichtstrategie gehanteerd:

  • Activiteiten met een hoog risico worden onderworpen aan periodiek toezicht afgestemd op de risico’s, het naleefgedrag en de (veiligheids)cultuur van elk bedrijf.

  • Bij activiteiten met een gemiddeld risico wordt regiobreed, uniform en generiek programmatisch toezicht uitgevoerd zo veel mogelijk afgestemd op risico’s, naleefgedrag en naleefmotieven binnen een bepaalde doelgroep.

  • Voor alle activiteiten met een laag risico wordt een ‘piepsysteem’ toegepast. Er worden geen preventieve controles uitgevoerd. Op grond van meldingen of andere signalen kan er eventueel voor gekozen worden een steekproef uit te voeren.

Doel van gemeente Uden

In de VTH wet is een verdergaande verplichting tot regionale samenwerking opgenomen. Vanwege die reden hebben we in 2016 het Regionaal operationeel kader (ROK) milieutaken toezicht en handhaving vastgesteld. Hierdoor ontstaat uniform handhavingsbeleid en creëren we een gelijk speelveld voor alle bedrijven in de regio. In 2017 zijn we gestart met het ROK en hebben het in enkele branches toegepast. De eerste ervaringen zijn goed maar de implementatie dient wel over de volle breedte van het bedrijvenbestand plaats te vinden. Daarom hebben we in het ODBN-werkprogramma 2018 de doelstelling opgenomen het verder implementeren van het ROK waarbij meer ingezet wordt op de voorbereidingsfase en monitoring zodat toezicht efficiënter en effectiever uitgevoerd kan worden. Indicator: Alle geselecteerde branches/doelgroepen zijn middels een branche/doelgroepenaanpak uitgevoerd.

Verbeteracties

Een kwalitatief goed inrichtingenbestand (volledig, juist en actueel) is belangrijk voor een effectieve en efficiënte taakuitvoering van zowel de ODBN als de deelnemers. De ODBN wil daarom, samen met de deelnemers, haar inrichtingenbestand nog beter op orde brengen. In 2017 is daartoe een pilotproject gestart in de gemeenten Oss en Uden. Door middel van gevelverificatie zijn de gegevens in het inrichtingenbestand gecontroleerd. Uit de resultaten hiervan blijkt duidelijk de noodzaak van een opschoningsactie. Een evaluatie moet nog worden gemaakt maar in eerste instantie lijkt de gekozen aanpak succesvol. Wat in ieder geval al wel kan worden geconcludeerd is dat de opwaardering van het inrichtingenbestand in de hele regio belangrijk is. Na de evaluatie zal een voorstel opgesteld worden om te komen tot een regiobrede aanpak. Ook is het belangrijk om samen met de ODBN-deelnemers te komen tot uniforme en heldere afspraken over het beheer van dit inrichtingenbestand om er voor te zorgen dat het inrichtingenbestand blijft voldoen aan het gewenste kwaliteitsniveau.

Resultaat

We hebben in regionaal verband de volgende prioriteiten vastgesteld:

  • Verbod op asbestdaken per 2024

  • Veehouderij en volksgezondheid

  • Transitie zorgvuldige veehouderij

  • Terugdringen van milieuklachten

  • Energiebesparing bij bedrijven (energieakkoord 2013).

Deze prioriteiten betrekken we bij de toezichtaanpak voor de bedrijven/branches. Bij de toezichtaanpak gaan we uit van de eerdergenoemde risicoklassen hoog, gemiddeld en laag.

Toezicht hoog risico bedrijven. Jaarlijks te bezoeken bedrijven! Een bepaalde groep bedrijven wordt jaarlijks 1 of 2 keer bezocht. Hiervoor kunnen meerdere redenen zijn zoals omvang van het bedrijf, risicoprofiel, ligging, bestuurlijke gevoeligheid en dergelijke. In 2018 selecteren we de bedrijven op basis van ervaring-gegevens. In 2019 gaan we hiervoor selectiecriteria opstellen:

  • Veehouderijen. Wij hebben er voor gekozen om deel te nemen aan het Provinciale project Intensivering toezicht veehouderijen waarbij alle veehouderijen binnen 3 jaar minimaal 1 keer conform de projectaanpak bezocht worden. We stellen daarvoor een meerjarenprogramma (2018, 2019, 2020) op. De uitvoering van het project start op 1 januari 2018.

  • Risicorelevante bedrijven. In 2016 en 2017 zijn in samenwerking met de veiligheidsregio Brabant Noord de risico’s van de risicorelevante bedrijven in beeld gebracht. In 2018 gaan we, samen met de Veiligheidsregio Brabant Noord, op basis van de resultaten interventiestrategie(ën) opstellen om deze risico’s te beheersen en indien mogelijk te beperken. Tot die tijd worden de bedrijven jaarlijks bezocht en wordt het toezicht uitgevoerd conform de geldende afspraken.

Toezicht gemiddeld risico bedrijven. In 2018 gaan we bij een aantal branches in de risicoklasse “gemiddeld” het toezicht projectmatig uitvoeren. Deze branche-aanpak spreiden we uit over geheel 2018.

In enkele branches is het aantal bedrijven dusdanig groot dat we gekozen hebben om deze branches jaarlijks terug te laten keren. Elk jaar bepalen we op basis van een gegevensanalyse of periodieke frequentie welke bedrijven we in het betreffende jaar selecteren. De jaarlijks terugkerende branches zijn:

  • Bijeenkomstfunctie; Horeca - restaurants en overig (zacht)

  • Industrie; Garages en autoherstel bedrijven

  • Industrie; Metaalelektro bedrijven

Daarnaast is bij enkele branches het toezicht in 2017 gestart maar nog niet volledig afgerond. Deze laten we doorlopen in 2018.

  • Uitvoering brancheaanpak meubelindustrie 2017 loopt nog door in 2018

  • Uitvoering brancheaanpak autodemontage 2017 loopt nog door in 2018

  • Uitvoering brancheaanpak betonindustrie 2017 loopt nog door in 2018

Toezicht laag risico bedrijven. Toezicht bij laag risico bedrijven vindt alleen plaats op basis van klachten of andere signalen waarvoor nader onderzoek gewenst is. De ROK-categorie glastuinbouw is ingedeeld bij de laag risico bedrijven. Per 1 januari 2018 geldt er een zuiveringsplicht voor glastuinbouwers die gewasbeschermingsmiddelen gebruiken en lozen op de riolering of het oppervlaktewater. De overige bedrijven, de zogeheten “nul-lozers” moeten aantonen dat ze niet lozen. Op basis van informatieanalyse en overleg met de waterschappen gaan we bepalen voor welke bedrijven het nodig is in 2018 een interventiestrategie op te stellen en uit te voeren. Daarbij staat een risicogerichte aanpak centraal.

Thematisch toezicht. Naast het hiervoor genoemde toezicht per risicoklasse vindt er in 2018 ook op andere wijze (thema gericht) toezicht plaats:

  • Energiebesparing bij bedrijven

Mede met behulp van subsidie van Omgevingsdienst.nl en VNG hebben we in 2017 specifiek energietoezicht uitgevoerd bij kantoren, scholen en zwembaden/sauna’s. De verwachting is dat deze subsidie wordt verlengd naar 2018. We selecteren de te bezoeken inrichtingen op basis van het te verwachten besparingspotentieel, te beoordelen aan de hand van energieverbruik, leeftijd gebouw en eventuele ervaringen rond naleefgedrag.

  • Ammoniak koelinstallaties

De eerste bevindingen vanuit het project risicorelevante bedrijven laten zien dat de veiligheid van

Ammoniak-koelinstallaties mogelijk onvoldoende is geborgd. In 2017 zijn de kleinere installaties

(<1500 kg ammoniak) geïnventariseerd. Deze installaties staan namelijk niet op de risicokaart. In

2018 gaan we voor deze installaties een interventiestrategie opstellen.

  • Koeltorens

De koeltorens zijn geïnventariseerd en opgenomen in de Atlas leefomgeving. Bij de invoer bleken niet alle noodzakelijke gegevens bekend te zijn. In 2018 gaan we de ontbrekende gegevens inventariseren. Verder gaan we bekijken of een aanpak ontwikkeld kan worden voor het opsporen van nog niet bekende koeltorens.

  • Aanpak illegaliteit

Aanpak van illegaliteit vindt op verschillende momenten bij verschillende onderdelen van het toezicht plaats zoals bijvoorbeeld bij de actualisatie van het Inrichtingenbestand en het reguliere toezicht. Dit betekent onder andere dat dit wordt meegenomen in de branche-aanpak en dat binnen de ketenaanpak de aanpak van illegaliteit verder wordt doorontwikkeld. Voor de niet-inrichting gebonden taak ingevolge het Besluit bodemkwaliteit is capaciteit beschikbaar voor het vrije veld toezicht.

  • Particuliere verkooppunten vuurwerk

Jaarlijks controleren we de particuliere verkooppunten voor vuurwerk.

  • Behandelen van klachten- en incidentmeldingen

De behandeling van klachten, incidenten, meldingen ongewone voorvallen en meldingen

voorgenomen activiteit pakken we op een voorgeschreven wijze op. Na een eerste beoordeling wordt de melding doorgezet naar het reguliere toezicht of specialisten. Het gaat hier om klachten over zowel

inrichtingen als niet-inrichtingen (dumpingen e.d.).

  • Toezicht Besluit bodemkwaliteit

Het toezicht op basis van het Besluit bodemkwaliteit voeren we uit overeenkomstig een vastgestelde beleidsnotitie 2018. Het toezicht op werken en grote infrastructurele voorzieningen valt hier ook onder. Het beoordelen van de meldingen daarentegen valt hier niet onder. Dat zit in het onderdeel vergunningverlening. De toegepaste werkwijze gaan we evalueren aan het ROK. Mogelijk leidt dat nog tot aanpassing.

  • Toezicht asbest en mobiel breken

Voor de uitvoering van het toezicht op asbest en mobiel puinbreken vallen we terug op de vastgestelde Notitie Uitvoering Asbesttaken en Besluit mobiel breken. Het beoordelen van de meldingen valt onder vergunningverlening.

  • Ketenaanpak en milieucriminaliteit

De ketenaanpak en milieucriminaliteit is opgenomen in het programma Collectieve taken.

  • Repressieve handhaving

Dit gaat over werkzaamheden die betrekking hebben op het ten uitvoer brengen van bestuursdwang en last onder dwangsom zoals het effectueren van bestuursdwang en inningprocedures bij een verbeurde dwangsom, het beschikken op een verzoek om handhaving of het opstellen van een gedoogbeschikking. En dit gaat ook over repressieve strafrechtelijke handhaving. Het opstellen van een proces-verbaal milieu of een bestuurlijke strafbeschikking bij, tijdens toezicht, geconstateerde overtredingen.

Personele/financiële capaciteit

Dit is vermeld onder 4.1 “vergunningverlening”.

4.3 Collectieve taken

Ontwikkelingen

Naast de basistaken en verzoektaken voeren we in ODBN-verband ook werkzaamheden uit als collectief van alle deelnemende gemeenten, de provincie en het waterschap Aa en Maas, de zogenaamde collectieve taken. Jaarlijks stellen we een programma op. Het programma beschrijft op hoofdlijnen de werkzaamheden en wordt gedetailleerd uitgewerkt in een uitvoeringsplan. Het programma is gebaseerd op de meerjaren-kadernota en begroting van de ODBN. Sommige onderdelen worden ook Brabant breed (door alle drie omgevingsdiensten) uitgevoerd.

Doel van gemeente Uden

De collectieve taken richten zich op:

  • Het uitvoeren van ketentoezicht en het verbeteren van de ketenaanpak en de aanpak van milieucriminaliteit

  • Het verbeteren van de kwaliteit van de VTH-taakuitvoering

  • Het verbeteren van de doelmatigheid van de VTH-taakuitvoering

Verbeteracties

Uit de hiervoor genoemde taakstelling is af te leiden dat de collectieve taken met name faciliterend zijn en zich richten op de verbetering van de VTH-taakuitvoering. In die zin moeten ze vooral verbeterend werken voor anderen. Uit het laatste jaarverslag zijn geen aanbevelingen en of verbeteracties voor het programma collectieve taken opgenomen.

Resultaat

De volgende onderwerpen zijn in het programma opgenomen:

  • Transitie veehouderij. Hierbij gaat het onder andere over:

    • 1.

      Interne kennis- en innovatie-overdracht. Doel is goed geïnformeerde VTH’ers die hun werk goed kunnen uitvoeren.

    • 2.

      Uitbouwen netwerk. Het projectteam BPO speerpunt Veehouderij wordt als het netwerk gezien van waaruit kennisuitwisseling en afstemming plaatsvindt naar provincie, omgevingsdiensten, gemeenten en waterschappen. Onder andere via uitbrengen notities en organiseren bijeenkomsten.

    • 3.

      Actualiseren plan van aanpak vergunningen. Naar aanleiding van de vaststelling en publicatie van de BBT-conclusies in februari 2017 gaan we bestaande vergunningen vanaf 21 februari 2017 actualiseren. We gaan een gezamenlijk plan van aanpak opstellen om dit binnen Brabant op een uniforme wijze op te pakken.

    • 4.

      Problematiek veehouderij en gezondheid. In 2016 is het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid geformeerd, ter ondersteuning van gemeenten, provincie en omgevingsdiensten. Nieuwe ontwikkelingen worden bijgehouden en vertaald naar uitvoering. Deze werkzaamheden zetten we voort.

    • 5.

      Vergunningverlening innovatie stalsystemen. Ontwikkeling van innovatieve stalsystemen komt aan de orde in het kader van de Versnelling Transitie Veehouderij. Omdat het nog geen erkende systemen zijn, vormt dit vaak een belemmering bij de vergunningverlening. We gaan onderzoeken of de Crises en Herstelwet hierin mogelijkheden biedt.

    • 6.

      Problematiek stalbranden. In verband met roering over stalbranden gaan we onderzoeken of in Brabant in het kader van VTH nog aparte preventieve maatregelen kunnen/moeten worden getroffen.

    • 7.

      Electronische monitoring luchtwassers. Dit moet nog nader uitgewerkt worden.

  • Energie

(Beleids) ontwikkelingen binnen het thema energie, duurzaamheid en klimaat worden gevolgd. Verbetermogelijkheden worden gesignaleerd en zo mogelijk direct opgepakt dan wel vertaald in een advies voor de VTH-taakuitvoering.

  • Asbestdaken

Vanuit de Routekaart zullen een aantal activiteiten collectief uitgevoerd worden. Hierbij gaat het dan om: Kennisplatform met gemeenten (informatiebijeenkomst organiseren), periodieke afstemming Brabantse Omgevingsdiensten en provincie.

  • Verbinding bestuur en strafrecht

In januari vindt een “bestuurlijke werkconferentie samenwerking bestuursrecht – strafrecht” plaats. Acties die daar uit voortkomen ten aanzien van verdergaande afstemming, overleg en informatie-uitwisseling pakken we op. Doel is verbetering en professionalisering van de samenwerking tussen bestuursrecht en strafrecht.

4.4 Brandveiligheid

In 2017 hebben we het nieuwe risicogerichte brandveiligheidsbeleid toegepast. De focus ligt hierin primair op het voorkomen of beperken van slachtoffers bij brand. Secundair gaat de aandacht uit naar het voorkomen van onherstelbare schade bij brand en het voorkomen van grootse maatschappelijke ontwrichting bij brand. Deze benadering vertalen we naar het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Hierin zijn de volgende vier belangrijkste inspectie-onderwerpen voor alle gebruiksfuncties opgenomen:

  • Organisatorische maatregelen

  • Compartimentering

  • Vangnet en zorgplicht

  • Melden en alarmeren

De toezichtstrategie is samengevat in onderstaande tabel, met van boven naar beneden afnemend risico.

2018

2019

2020

2021

A alle

A 4

A alle

A 4

B 4 50%

B alle 50%

B 4 50%

B alle 50%

C4 50 %

C4 50 %

C4 50 %

C4 50 %

D4 25%

D4 25%

D4 25%

D4 25%

E Op basis van klacht / melding / handhavingsverzoek

E Op basis van klacht / melding / handhavingsverzoek

E Op basis van klacht / melding / handhavingsverzoek

E Op basis van klacht / melding / handhavingsverzoek

Onvoorzien

Onvoorzien

Onvoorzien

Onvoorzien

5 Uitwegen en objecten

5.1 Uitwegen

Ontwikkelingen

Voor 2018 zijn er geen specifieke ontwikkelingen op het gebied van inritten. Inritvergunningen maken onderdeel uit van de Wabo-taken en als zodanig heeft het taakveld op lange termijn te maken met de invoering van de Omgevingswet

Doel van gemeente Uden

Kwalitatief hoogwaardige advisering en vergunningverlening op het gebied van uitwegen binnen de wettelijk gestelde termijn (8 weken).

Verbeteracties

  • Terugkoppeling over het toezicht vindt momenteel mondeling plaats tussen de inhoudelijk specialist en jurist. In geval van afwijkingen is een schriftelijke afstemming noodzakelijk, gelet op de dossiervorming voor de handhavingsprocedure. Dit zal in 2018 in de werkwijze worden opgenomen.

  • Achtervang voor de specialist formaliseren.

Resultaat

Omgevingsvergunning voor de activiteit uitwegen die onderdeel uitmaken van een aanvraag om omgevingsvergunning met diverse activiteiten

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren

  • Inhoudelijk beoordelen van de aanvraag en in samenwerking met de Wabo-regisseur komen tot een vergunning of weigering van de aanvraag

  • Advisering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek om inhoudelijke beoordeling is uitgezet.

  • Adviezen worden verwerkt in Corsa en Sba.

Aanvragen omgevingsvergunningen enkel voor de activiteit uitwegen

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren

  • Inhoudelijk beoordelen van de aanvraag en in samenwerking met de Wabo-regisseur komen tot een vergunning of weigering van de aanvraag

  • Advisering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek om inhoudelijke beoordeling is uitgezet

  • Adviezen worden verwerkt in Corsa en Sba.

Toezicht op de verleende omgevingsvergunning

  • Na telefonisch contact met de vergunninghouder wordt toezicht uitgeoefend ter plaatse over de materialen, breedte, wijze van aanleggen

  • In de bebouwde kom worden de uitwegen in opdracht van de gemeente Uden aangelegd. Op industrieterreinen e.d. leggen bedrijven of particulieren de uitwegen aan

  • Wanneer er afwijkingen ten opzichte van de verleende vergunning worden geconstateerd, wordt in overleg met vergunninghouder aangegeven binnen welke termijn zij op eigen initiatief tot aanpassing conform vergunning kunnen komen. Deze afspraak wordt per mail bevestigd en vastgelegd in Corsa en SBA. Wanneer vergunninghouder niet tot aanpassing overgaat, wordt een handhavingsprocedure gestart. Deze verloopt volgens dezelfde procedure/werkwijze als de handhavingsprocedures die voor de overige Wabo-activiteiten worden opgestart

Illegale aanleg van uitwegen.

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren. Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld om alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit uitwegen aan te vragen. Wanneer een vergunning niet mogelijk is, wordt in overleg met betrokkene aangegeven binnen welke termijn zij op eigen initiatief tot verwijdering/herstel in oude staat kunnen overgaan. Deze afspraak wordt per mail bevestigd en vastgelegd in Corsa en SBA. Wanneer vergunninghouder niet tot aanpassing overgaat, wordt een handhavingsprocedure gestart.

Personele/financiële capaciteit

  • 0,33 fte specialist vergunningverlening openbare ruimte.

  • 0,25 fte juridisch adviseur openbare ruimte.

  • Minimale tijdsbesteding door overige adviseurs: groen, verkeer, kabels en leidingen.

Deze personele capaciteit is geborgd in de formatie en begroting van de gemeente Uden.

5.2 Objecten (zoals hijskranen, steigers en containers in de openbare ruimte)

Ontwikkelingen

Voor 2018 zijn er geen specifieke ontwikkelingen op het gebied van objecten in de openbare ruimte.. Deze vergunningen maken onderdeel uit van de Wabo-taken en als zodanig heeft het taakveld op lange termijn te maken met de invoering van de Omgevingswet

Doel van gemeente Uden

Kwalitatief hoogwaardige advisering en vergunningverlening op het gebied van objecten in de openbare ruimte binnen de wettelijk gestelde termijn (8 weken).

Verbeteracties

  • Terugkoppeling over het toezicht vindt momenteel mondeling plaats tussen de inhoudelijk specialist en jurist. In geval van afwijkingen is een schriftelijke afstemming noodzakelijk, gelet op de dossiervorming voor de handhavingsprocedure. Dit zal in 2018 in de werkwijze worden opgenomen.

  • Achtervang voor de specialist formaliseren.

Resultaat

Omgevingsvergunning voor de activiteit objecten in de openbare ruimte die onderdeel uitmaken van een aanvraag om omgevingsvergunning met diverse activiteiten

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren

  • Inhoudelijk beoordelen van de aanvraag en de vergunning verlenen of weigeren.

  • Advisering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek om inhoudelijke beoordeling is uitgezet.

  • Adviezen worden verwerkt in Corsa.

Aanvragen omgevingsvergunningen enkel voor de activiteit objecten in de openbare ruimte

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren

  • Inhoudelijk beoordelen van de aanvraag en de vergunningaanvraag vergunnen of weigeren.

  • Advisering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek om inhoudelijke beoordeling is uitgezet

  • Adviezen worden verwerkt in Corsa.

Toezicht op de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit objecten in de openbare ruimte

  • Na telefonisch contact met de vergunninghouder wordt toezicht uitgeoefend ter plaatse over de locatie van de objecten in relatie tot verkeersveiligheid, kwaliteit van de openbare ruimte, constructief veilige plaatsing.

  • Wanneer er afwijkingen ten opzichte van de verleende vergunning worden geconstateerd, wordt in overleg met vergunninghouder aangegeven binnen welke termijn zij op eigen initiatief tot aanpassing conform vergunning kunnen komen. Deze afspraak wordt per mail bevestigd en vastgelegd in Corsa. Wanneer vergunninghouder niet tot aanpassing overgaat, wordt een handhavingsprocedure gestart. Dan volgt verbalisering door de Buitengewoon opsporingsambtenaar

Illegale plaatsing van objecten in de openbare ruimte.

  • Onderzoek ter plaatse uitvoeren.

  • Betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld om alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit objecten in de openbare ruimte aan te vragen. Wanneer een vergunning niet mogelijk is, wordt in overleg met betrokkene aangegeven binnen welke termijn zij op eigen initiatief tot verwijdering kunnen overgaan. Deze afspraak wordt per mail bevestigd en vastgelegd in Corsa en SBA. Wanneer vergunninghouder niet tot aanpassing overgaat, wordt er geverbaliseerd door de Buitengewoon opsporingsambtenaar.

Personele/financiële capaciteit (hoeveel is beschikbaar en waar is dat geborgd)

  • 0,33 fte; specialist vergunningverlening openbare ruimte.

  • 0,33 fte Buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze personele capaciteit is geborgd in de formatie en begroting van de gemeente Uden.

6 Kapvergunningen

Ontwikkelingen

Begin 2018 is een aanpassing A.P.V. voorzien. Dit op basis van het vast te stellen bomenbeleidsplan. Dit betekent dat er minder aanvragen zullen komen. Daarnaast zal in relatie tot de natuurwet een bepaling worden opgenomen dat de gemeente Uden ook een toetsende rol heeft bij kapvergunningen in het buitengebied.

Doel van gemeente Uden

Instandhouding en bevordering van een kwalitatief goed bomenbestand

Verbeteracties

N.v.t.

Resultaat

Beperking van regelgeving en daarmee samenhangend een beperking van ambtelijke inzit, dit met behoud van het omschreven doel.

Personele/financiële capaciteit

Deze personele capaciteit is geborgd in de formatie en begroting van de gemeente Uden.

7 Milieutaken

Het specialisme Geluid, Lucht, Externe Veiligheid en grotendeels ook Bodem is overgedragen aan de ODBN. De ondersteuning wordt jaarlijks in het werkprogramma van de ODBN onder de noemer “verzoektaken” vastgelegd. In 2018 nemen we in totaal voor bijna 1.500 uren specialistische taken af.

7.1 Bodem

Ontwikkelingen

Ruimte is een schaars goed. Daarom is het van groot belang dat we zuinig omgaan met de beschikbare ruimte en de bodem en ondergrond als drager van deze ruimte goed (duurzaam) te beheren. De bodem moet op een verantwoorde wijze worden gebruikt, zodat maatschappelijke ontwikkelingen doorgang kunnen vinden en op de langere termijn de bodem de gewenste functies kan blijven of gaan vervullen. De bodemkwaliteit bestaat bij duurzaamheid niet meer alleen uit de chemische samenstelling maar ook uit de organismen die erop en erin leven en de omstandigheden die voor dit bodemleven en diverse nutsfuncties nodig zijn. Om dit te bereiken moeten we nieuwe bodemverontreinigingen voorkomen. Het bodembeleid geven we vorm via drie sporen.

  • Preventie (bescherming): het voorkomen van nieuwe verontreiniging

  • Beheren: het verantwoord omgaan met bestaande kwaliteit

  • Saneren

BodemInformatieSysteem (BIS)

Alle beschikbare fysisch chemische bodeminformatie en data worden opgeslagen in een BodemInformatieSysteem (BIS). Met een BIS zijn bodemgegevens te raadplegen en te analyseren. Sinds half 2017 zijn de gegevens van het gemeentelijk BIS (Squit-bodem) overgebracht naar het BIS van de ODBN (Nazca-i) die het systeem ook beheert. Via de invoermodule zijn gegevens te muteren. Via de rapportagemodule voor bedrijven en particulieren kunnen bepaalde gegevens uit het BIS op de website van de ODBN worden ingezien. Het BIS is niet ingericht voor het maken van selecties t.b.v. bestuursrapportages. Mutaties in het BIS worden voor het basistakenpakket uitgevoerd door de ODBN. Daarnaast kan middels een verzoektaak het muteren bij de ODBN worden ondergebracht. Denk hierbij aan onderzoeken voor bestemmingsplannen of calamiteiten. Bij op verzoek ontvangen bodemonderzoeken voor private transacties, onderzoeken voor het leggen van kabels en leidingen of onderzoeken voor civieltechnische projecten worden deze door de bodemadviseur van de gemeente ingevoerd in het BIS. Het contract voor het BIS wat wordt beheerd door de ODBN liep eind 2017 af. Via een Europese aanbesteding (eind 2017) wordt een nieuw (ander) BIS mogelijk aan een andere partij gegund.

Historisch onderzoek

Waarschijnlijk wordt in 2018 een herziene NEN 5725 van kracht. Dit leidt mogelijk tot meer opvragen van dossiers bij de gemeente. Op het moment van schrijven van dit stuk is nog niet inzichtelijk wat de herziene NEN 5725 inhoudt. Waarschijnlijk wordt deze uitgebreid met verplicht historisch onderzoek voor het leggen van kabels en leidingen en met herkomst en toepassing van grond.

Bodemkwaliteitskaart (BKK) en Nota Bodembeheer

Met de gegevens uit het BIS en een statistische berekening hebben we een regionale BKK gemaakt. Op de bodemkwaliteitskaart in combinatie met de Nota bodembeheer geven we aan wat de gemiddelde bodemkwaliteit in een bepaald gebied is en welke bodemkwaliteit wordt nagestreefd. De BKK en Nota bodembeheer staan op de website van de gemeente Uden en die van de ODBN. In 2018 worden de BKK en de Nota bodembeheer geactualiseerd waarbij de ODBN de regie heeft.

Omgevingswet

Ook de bodemregelgeving gaat deel uitmaken van de Omgevingswet. Dit gebeurt met een aparte aan-vullingswet en aanvullingsbesluit. De nieuwe regels komen in plaats van de huidige regels zoals de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit Uniforme saneringen. Het voorkomen van nieuwe verontreinigingen of aantastingen blijft een belangrijk onderdeel van de regelgeving. Waar de huidige regelgeving zich richt op het saneren van gevallen van bodemverontreiniging wordt dit onder de Omgevingswet meer gekoppeld aan activiteiten. Een andere belangrijke wijziging is dat de gemeente het bevoegd gezag wordt. Bij de Wet bodembescherming ligt deze taak voor de kleinere gemeenten nog bij de provincies. Ontwikkelingen over de omgevingswet worden op de voet gevolgd. Volgens de laatste berichten treedt de omgevingswet in 2021 in werking.

Warmte-Koude-Opslag installaties (WKO)

Nieuwe WKO installaties moeten worden gemeld op grond van het Activiteitenbesluit of van het Besluit lozen buiten inrichtingen. Deze laatste betreft veelal WKO installaties van particulieren en worden door de bodemadviseur van de gemeente getoetst op volledigheid en ingevoerd in het Landelijk Grondwater Register (LGR). Als dit is gebeurd worden deze zichtbaar in WKOtool.nl

Dumping drugsafval

In het buitengebied van de gemeente Uden wordt soms drugsafval gedumpt. Dit wordt in eerste instantie afgehandeld door het team uitvoering met een kennisgeving naar de bodemadviseur. Er wordt aangifte gedaan en het afval wordt door een externe gecertificeerde partij, in opdracht van het team uitvoering (buitendienst), opgeruimd. Indien deze dumpingen leiden tot bodemverontreinigingen wordt de bodem direct gesaneerd. Voor het opruimen van het drugsafval is er een contract met een externe gecertificeerde partij. Voor de kosten van het opruimen van drugsafval was in 2017 subsidie beschikbaar bij de Provincie Noord-Brabant. In 2017 is door het team Uitvoering subsidie aangevraagd voor de kosten die in 2016 zijn gemaakt. Of dat voor 2018 wederom mogelijk is is nog niet bekend.

Doel van gemeente Uden en resultaten

Het primaire doel is het voorkomen, beperken of ongedaan maken van veranderingen van de hoedanigheid van de bodem die een vermindering of bedreiging betekent van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Het aantal keren per jaar dat actie moet worden ondernomen is daarmee een indicator voor verantwoording in het jaarverslag Wabo en Milieu.

Bodem en ondergrond beschouwen we in de lijn van ruimtelijke planvorming, bestemmen, bouwen en (milieu)gebruik waarbij een samenhang of overlap mogelijk is. Bij planontwikkeling, bestemmen en bouwen heeft de initiatiefnemer de plicht om voor diverse milieuthema’s, waaronder bodem, (historische) onderzoeken uit te voeren. Hierbij kan de gemeente ook initiatiefnemer zijn. Bij bodembedreigende activiteiten binnen inrichtingen spelen preventie, nul- en eindsituatie-bodemonderzoek een belangrijke rol. Maar ook bijvoorbeeld het aanleggen van bodembeschermende voorzieningen, zoals vloeistofdichte vloeren. Bij een geconstateerde bodemverontreiniging volgt een zorgplichtsanering met eventuele nazorg. Hierbij houdt de ODBN namens de gemeente toezicht en treden we handhavend op als dat nodig is.

Een initiatiefnemer draagt zorg voor de aanlevering van bodemonderzoeken in het kader van gemeentelijke grondtransacties, ruimtelijke-, bouw- en milieuaspecten evenals voor locaties met een vermoeden van bodemverontreiniging. Onderzoeken worden getoetst en er wordt advies uitgebracht aan interne ambtelijke opdrachtgevers. Afhankelijk van het aspect gebeurt dit door de ODBN of de gemeentelijke bodemadviseur. Hierbij nemen we een functiescheiding in acht op dossier- of afdelingsniveau. Indien nodig brengen we voor alle relevante thema’s advies uit aan het bestuur en management waarbij betrokkenen worden geïnformeerd en geadviseerd.

Wettelijk toezicht en handhaving, het zogenaamde basistaken pakket, wordt uitgevoerd door de ODBN. Hierin is het besluit VTH 21 april 2017 zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-193.html leidend. Daarnaast kan middels een verzoektaak toezicht en handhaving bij de ODBN worden ondergebracht. Bij calamiteiten en “geen geval van bodemverontreiniging” (verontreinigingen < 25 m3) gebeurt toezicht en handhaving middels een plan van aanpak door de bodemadviseur van de gemeente Uden danwel een verzoektaak aan de ODBN.

Het besluit bodemkwaliteit (Bbk) is van toepassing op grondverzet. Omdat er in het verleden regelmatig foute handelingen plaatsvonden met grondverzet is afgesproken dat hier ketentoezicht plaatsvindt. Dit ketentoezicht gebeurt door de ODBN waarbij zij streeft naar een meer risico-gerichte benadering van de beoordeling van meldingen en het houden van toezicht in het kader van het Bbk. Ook is het voornemen zich (jaarlijks terugkerend) meer te richten op informeren d.m.v. bijeenkomsten. Er wordt binnen het werkprogramma 2018 tijd vrijgemaakt om ook te kijken naar Grootschalige Bodemtoepassingen (GBT’s), monitoringen van het grondwater bij Teerhoudende AsfaltGranulaten (TAG) en eventueel aanwezige immobilisaten. Deze werkwijze is dan gebaseerd op de inmiddels uitgevoerde evaluatie van de overdracht basistaak Besluit bodemkwaliteit. Deze notitie zal begin 2018 aan het OGP worden aangeboden

Verbeteracties

De gemeente Uden heeft naar haar mening de bodemtaken goed op orde. Met betrekking tot preventie zijn voorschriften gesteld in milieu- en omgevingsvergunningen en meldingen activiteitenbesluit. Op de naleving van de voorschriften vindt toezicht en indien nodig, handhaving plaats. De bestaande bodemkwaliteit wordt gehandhaafd door meldingen Besluit bodemkwaliteit en de hiervoor genoemde naleving van de voorschriften. Als er onverwacht toch nog ergens een bodemverontreiniging wordt vastgesteld wordt deze opgenomen op het moment dat er ontwikkelingen zoals bestemmingswijzigingen of bouwactiviteiten plaatsvinden. Alle bekende bodemgegevens worden opgenomen in het BIS. Bij de geautomatiseerde omzetting van de gegevens van Squit naar Nazca-i is het niet gelukt om de rapporten van de bodemonderzoeken (PDF) te koppelen. Het streven is om alsnog zoveel mogelijk gescande rapporten (handmatig) te koppelen. Dit gebeurt in ieder geval bij nieuwe en in behandeling zijnde rapporten. Mogelijk dat voor een nieuw BIS andere (aanvullende) gegevens vereist zijn. Bij nieuwe mutaties wordt dit dan verwerkt.

Personele/financiële capaciteit

De taakomvang van de gemeentelijke bodemadviseur is 0,5 fte. In 2018 gaan we ongeveer 400 uren aan bodemtaken bij de ODBN neerleggen. Dit betreffen zowel basis- als verzoektaken. Gemiddeld komt het uurtarief uit op ongeveer €80. In totaal is het benodigde budget voor bodem ongeveer €32.000. De benodigde middelen vallen onder het gemeentelijke FCL47230090 budget voor de ODBN. Hierin zitten zowel de basistaken, verzoektaken als de collectieve taken. Deze middelen zijn in de gemeentelijke begroting opgenomen. In totaal is hiervoor € 583.840 beschikbaar.

7.2 Afvalinzameling

Ontwikkelingen

Europese afvalregelgeving stelt dat er meer afval gerecycled moet worden. Ook wordt aangegeven dat de kosten voor de verwijdering van afvalstoffen volgens het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ voor rekening moeten komen van de houder die afvalstoffen afgeeft of de producent van het product. Deze regelgeving is nationaal vertaald naar de Wet milieubeheer en in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP). De Rijksoverheid werkt met maatschappelijke partijen aan het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) om de gevraagde transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Daar is de ambitie uitgesproken dat in 2020 maximaal 100 kg restafval per inwoner per jaar wordt ingezameld. Het resterende afval wordt gescheiden en recyclet. De Rijksoverheid heeft ondertussen ook haar ambities uitgesproken over na 2020. In 2050 wil zij een economie waar al het afval maximaal wordt hergebruikt als grondstof.

Doel van gemeente Uden

Het Udense bestuur heeft in 2015 uitgesproken dat zij zich sterk wil maken voor duurzaamheid en de coalitie onderschrijft het principe van de circulaire economie. De ambitie van het gemeentebestuur is dat in 2020 maximaal 75 kg restafval per inwoner per jaar wordt ingezameld en het overig afval beschikbaar is voor hergebruik.

Verbeteracties

In 2018 vinden geen verbeteracties plaats. De werkzaamheden en ontwikkelingen verlopen volgens planning in de beleidsnotitie ‘Udens afval in beweging, 2015-2020’.

Resultaat

In 2015 heeft de raad ‘Koers Udens afval in beweging, 2015-2020’ vastgesteld. Hierin staan voorstellen om de ambitie van 75 kg restafval per inwoner per jaar in 2020 te bereiken.

Voor 2018 houdt dit in:

  • Monitoren nieuwe inzamelmethode afval bij laagbouw

Voor de gescheiden inzameling van GFT+Etensresten (GFT+E), papier en karton, Plastic verpakkingen met blik en drinkkarton (PBD) en restafval zijn bij de laagbouw een jaar lang diverse inzamelmethoden getest. Deze afvalproeven zijn geëvalueerd eind 2016 en heeft het gemeentebestuur begin 2017 een nieuwe afval inzamelmethode voor de laagbouw per 1 december 2017 vastgesteld. In 2018 wordt de invoering gevolgd, de resultaten gemonitord en getoetst aan het gestelde doel van 75 kg restafval per persoon. Indien de 75 kg niet worden behaald, wordt nagegaan welke vervolgstappen mogelijk zijn.

  • Afvalproef hoogbouw

In de afvalproef bij 4 hoogbouwcomplexen wordt getest welke inzamelmethode voor restafval, papier, keukenafval, plastic verpakkingen met blik en drinkkartons het beste helpt om deze beschikbaar te krijgen voor recycling. De afvalproef wordt in 2018 geëvalueerd.

Personele/financiële capaciteit

Voor de werkzaamheden rondom het inzamelen van huishoudelijk afval zijn een beleidsadviseur, werkvoorbereider en administratief medewerker afvalbeheer (2,1 fte) in dienst. In het jaarprogramma van de Toezichthouders zijn 200 uur opgenomen voor hun toezichthoudende werkzaamheden rondom huishoudelijk afval (bv. bijplaatsingen, containers op tijd op eigen terrein terugzetten of zonder vergunning inzamelen van oude metalen of textiel).

7.3 Afvalwaterinzameling

Ontwikkelingen

Volgens de wet Milieubeheer zijn Nederlandse gemeenten verplicht een Gemeentelijk Rioleringsplan op te stellen. Sinds de introductie van de Wet gemeentelijke watertaken op 1 januari 2008, heeft de gemeente naast de zorgplicht voor stedelijk afvalwater, ook de zorgplicht voor hemelwater en grondwater. Hiermee is de zorgplicht verbreed. Wij hebben er voor gekozen het Waterplan en het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) samen te voegen tot één verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017 – 2021 (vGRP+). De plus staat voor de opname van de visie en onderdelen uit het Waterplan in het vGRP. Verder is voor de kernen Uden, Volkel en Odiliapeel een Basisrioleringsplan opgesteld. Het team Water en Rioleringen heeft de afgelopen jaren een inhaalslag gemaakt op het gebied van rioolbeheer. Om hiervan optimaal gebruik te maken heeft de gemeente er voor gekozen om invulling te geven aan de werkzaamheden, zoals aangegeven in het vGRP+ 2017-2021.

Doel van gemeente Uden

Ten opzichte van het in het verleden gevoerde rioleringsbeleid is voor de planperiode 2017-2021 een koerswijziging voorzien. Enerzijds komt dit door de verbreding van de zorgplichten. Anderzijds komt dit doordat het fysieke rioolsysteem en de kwaliteit ervan nu bekend zijn en dat het beheer van de riolering gestuurd kan worden op kwaliteit en risico. Verder heeft het Udense bestuur zich uitgesproken dat zij zich sterk willen maken voor duurzaamheid. Bij het maken van afwegingen staat doelmatigheid voorop en worden beheerkosten gereduceerd. De afschrijvingstermijn van de riolen is veranderd van 60 naar 70 jaar, die van de pompen is veranderd van 15 naar 20 jaar. De afschrijvingstermijnen zijn ten opzichte van de voorgaande planperiodes aangepast op basis van praktijkervaring en geoptimaliseerde berekeningen.

Verbeteracties

In de komende planperiode zal het stelsel van “Afvalwaterzorgplicht” verder geoptimaliseerd worden op basis van maatregelen die voortvloeien uit het Basisrioleringsplan. Hierdoor zal de hoeveelheid water die overstort op het oppervlaktewater verminderen ten opzichte van de huidige situatie. De kwaliteit van het oppervlaktewater zal hierdoor verbeteren. Naast de noodzakelijke vervanging van hoofdriolering verbeteren we de riolering door het uitvoeren van reparaties en het vervangen van de drukriolering in het buitengebied. Verder zijn we ook bezig om foutieve aansluitingen (van regenwater) op de drukriolering op te sporen en af te laten koppelen. Met het opstellen van een gemalenbeheerplan zetten we de eerste stap in de richting van efficiënter gemalenbeheer. Door meer te meten aan de riolering krijgen we steeds meer inzicht in het functioneren van het stelsel in de praktijk. Hierbij speelt uitwisseling van gegevens met het waterschap Aa en Maas een belangrijke rol.

Om een meer klimaatbestendige inrichting te realiseren is door de gemeente Uden budget opgenomen waarmee uiteindelijk 50% van het verhard oppervlak kan worden afgekoppeld. Dit is een doelmatige invulling van de hemelwateropgave waarbij de afkoppelkansen worden benut. Deze keuze past uitstekend bij de gemeente, omdat we beschikken over een bijzonder watersysteem. 'De wijst' is uniek in Europa en heeft een grote cultuurhistorische, aardkundige en landschappelijke waarde. Het streven naar een duurzaam en veerkrachtig watersysteem komt tot uiting in het vanuit het Waterplan geïnitieerde motto: “Uden, gastvrij voor water.”

Door het uitvoeren van het beleid op het gebied van kolkenreiniging en straatvegen, voorkomen we overbodige vervuiling van de riolering, dat een aanzienlijke kostenbesparing oplevert op het gebied van rioolreiniging.

Voor zover bekend komt grondwateroverlast bij ons slechts in een aantal individuele gevallen voor. Voor de komende planperiode hebben we de ambitie om de nieuwe zorgplicht in te vullen door het verkrijgen van inzicht in het grondwatersysteem door middel van grondwatermonitoring. In 2017 zijn 67 peilbuizen over de gehele gemeente geplaatst die continue de hoogte van de grondwaterpeilen meet.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) hebben in het kader van “Samenwerken in de waterketen” een gezamenlijke aanpak voor de afvalwaterketen (riolering en afvalwaterzuivering) uitgewerkt.

De gemeente Uden participeert in de werkeenheid As50⁺ samen met waterschap Aa en Maas en de gemeenten Bernheze, Boekel, Landerd, Oss en Meierijstad. Een ambtelijke werkgroep heeft in het afgelopen jaar de regionale situatie in beeld gebracht, potenties in besparingsmogelijkheden geformuleerd en de ‘best practices’ gedeeld. Ook is een richting geformuleerd voor de samenwerking. Vooral dit aspect zal in de komende jaren verder worden uitgewerkt en ingevuld.

Resultaat

In 2020 dient een landelijke jaarlijkse besparing in de lasten te zijn gerealiseerd van 380 miljoen euro (140 miljoen door gemeenten, 100 miljoen door waterschappen en 140 miljoen gezamenlijk). Door de drinkwaterbedrijven dient dan structureel 70 miljoen euro te worden bespaard. Als uitgangsdatum (0-meting) hiervoor wordt 2010 gehanteerd. In 2020 wordt voor klimaatadaptatie, rioolvervanging en waterkwaliteitsverbetering een kostenverhoging van 600 miljoen euro t.o.v. 2010 verwacht. Het is mogelijk dat hierdoor de heffingen stijgen. Verder voeren we in Uden werkzaamheden uit zoals aangegeven staan in Operationeel Programma 2018. Dit zijn o.a.:

  • Onderzoeken in risico gestuurd beheer, vervuilingsgraad persleidingen, medicijnresten en

  • klimaatadaptatie

  • Inventarisatie van de grondwatermonitoring in de As50⁺.

  • Overleg met waterschap Aa en Maas over o.a. het gebiedsproces (Kaderrichtlijn Water).

  • Het vervangen van de drukriolering in het buitengebied. Parallel hieraan worden de foutieve

  • regenwater aansluitingen op de drukriolering opgespoord en afgekoppeld.

  • Onderhoud/beheer vrijvervalstelsel.

  • Het treffen van maatregelen die voortvloeien uit het Basis rioleringsplan. De kwaliteit van het

  • oppervlaktewater zal hierdoor verbeteren.

  • Herstelwerkzaamheden op basis van inspectie van voorgaande jaren.

  • Renovatie van overstortputten.

  • Relinen Burenstraat

  • Relinen Bronkhorstsingel

  • Relinen Rentmeesterhoef

  • Reconstructie Marktstraat

  • Reconstructie Oude Maasstraat

  • Reconstructie van de Sint Janstraat/Birgittinessenstraat.

  • Reconstructie Rechtestraat

Personele/financiële capaciteit

Op dit moment zijn 7 medewerkers werkzaam bij de cluster water en rioleringen. Het budget hiervoor is meegenomen in het vGRP+ Uden 2017 – 2021 en geborgd in de gemeentelijke begroting.

7.4 Geluid

Ontwikkelingen

De invoering van de omgevingswet is uitgesteld van 2019 naar 2021. Hoewel nog niet alles even duidelijk is, zal het er voor geluid in grote lijnen op neerkomen dat de gemeente bevoegd is om gebiedsgerichte normen binnen een bepaalde bandbreedte vast te stellen. In de Omgevingswet zullen deze grenzen (ondergrens en bovengrens) worden vastgelegd voor industrielawaai, verkeerslawaai en vliegtuiglawaai. Gemeente krijgen dus de mogelijkheid om voor hun eigen gebied geluidbeleid te gaan opstellen. Dit zal betekenen dat gemeenten min of meer verplicht zijn om gebiedsgericht naar geluid te gaan kijken. De gemeentelijke normen zullen worden vastgelegd in een omgevingsplan. De voorwaarden die hieraan worden gesteld en hoe dat moet, is nog niet uitgekristalliseerd. De belangrijkste afwegingen die de gemeente moet maken, betreffen de hoogte van de normen, differentiatie van de normen per gebied en welke type objecten de gemeente wenst te beschermen.

Daarnaast is het opstellen van geluidbelastingkaarten voor verkeerslawaai verplicht binnen de Omgevingswet. Voor lokale (niet provinciaal of rijks)wegen wordt daarmee een preventieve toets mogelijk voor ruimtelijke ontwikkelingen en worden de kaarten gebruikt voor monitoring van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer. Met deze methodiek kan de ontwikkeling van het geluid in de loop van de jaren worden beheerst en getoetst aan doelstellingen uit het geluidbeleid.

Doel van gemeente Uden

Wij ontvangen rapportages van akoestische onderzoeken voor onder andere Wabo-vergunningverlening en ruimtelijke plannen. Daarnaast moeten we akoestische onderzoeken uitvoeren en beoordelen in het kader van nieuwe bestemmingsplannen, bestemmingsplanwijzigingen, vrijstellingen of reconstructies van wegen. Ook in het kader van toezicht en handhaving bij bedrijven en bij geluidklachten wordt onderzoek uitgevoerd of beoordeeld.

In 2015 is een VerkeersMilieuKaart (VMK) opgesteld. Veel wegen van ons zijn hierin opgenomen. De provincie heeft het verkeersmodel omgezet naar een milieukaart zodat de verkeersintensiteiten en voertuigverdeling voor zwaar, middel zwaar en licht verkeer gebruikt kunnen worden voor berekeningen wegverkeerslawaai. Onze verkeerskundige voert hierin de regie. Het wegdektype is echter niet in het model opgenomen. Het wegdektype wordt per project op aanvraag geïnventariseerd. Medewerkers van openbare werken zorgen voor ondersteuning.

Eind 2017 heeft de provincie Noord Brabant de BrabantBrede ModelAanpak (BBMA) uitgerold. Hierin zijn (nieuwe) verkeersmodellen opgenomen met nieuwe verkeersprognoses ten opzichte van de VMK uit 2015. Deze verkeersmodellen zullen door de gemeente worden gecheckt en als basis worden gebruikt voor de actualisatie van de verkeersmilieukaart van de gemeente.

In het kader van geluidwetgeving zijn gemeenten verplicht te onderzoeken of vanwege verkeerslawaai woningen moeten worden gesaneerd. Dit zijn woningen die voor 1 maart 1986 zijn gebouwd en op dat moment een te hoge geluidsbelasting hadden. Na onderzoek en benadering van de eigenaren blijken een aantal geïnventariseerde woningen niet voor sanering in aanmerking te komen. Dit zijn woningen die bleken te voldoen aan het vereiste binnenniveau of waarvan de geluidsbelasting lager is dan 63 dB, gesloopte woningen of gebouwd na 1986, aanwezige bedrijven in plaats van woningen en woningen buiten de gemeentegrenzen. Deze moeten worden afgevoerd van de saneringsvoorraad. Hiertoe moet een besluit genomen worden, zodat er sprake is van een formele afhandeling. De voorbereidingen hiertoe hebben in 2017 plaatsgevonden en de besluitvorming vindt in 2018 plaats. Na besluitvorming worden alle belanghebbenden (bewoners) met een brief op de hoogte gebracht van dit besluit.

In het kader van het saneringsproject voor de 70+ woningen (woningen met een geluidbelasting van meer dan 70 dB) aan de Karperdijk (11 stuks) loopt het onderzoek naar de mogelijkheid om gevelmaatregelen te treffen nog. Hiervoor is voorbereidingssubsidie ontvangen. De volgende stap in het lopende onderzoek is dat het akoestisch rekenmodel voor deze woningen wordt geactualiseerd en de resultaten gerapporteerd. Afhankelijk van de resultaten wordt een schouw uitgevoerd of wordt een gedetailleerde bouwkundige opname van de gevel verricht om de huidige gevelisolatie te bepalen. Indien het aannemelijk is dat er aan het binnengeluidsniveau van 43 dB, streefwaarde 38 dB, kan worden voldaan, worden de woningen van de saneringslijst afgevoerd. Indien verwacht wordt dat er niet aan de binnenwaarde kan worden voldaan, wordt onderzocht welke gevelwerende maatregelen er kunnen worden getroffen en worden deze ook uitgevoerd. De sanering is dan afgerond en de woningen worden van de saneringslijst afgevoerd. Van de overige 70+-woningen elders in de gemeente is het saneringsonderzoek al gereed. Deze woningen worden samen met de woningen aan de Karperdijk van de saneringslijst afgevoerd. De begeleiding van en het toezicht op de uitvoering van het treffen van de gevelmaatregelen is overigens gesubsidieerd.

Gebiedsgericht geluidbeleid heeft duidelijk voordelen ten opzichte van het aansluiten bij standaard geluidgrenswaarden. De veranderingen van de wetgeving en verschuivingen van verantwoordelijkheden gekoppeld aan de noodzaak om ontwikkeling passend aan de lokale omstandigheden te maken, zorgen voor een steeds sterkere wens voor gebiedsgerichte aanpak. De nieuwe Omgevingswet maakt deze ontwikkeling noodzakelijk door het koppelen van verschillende aspecten aan elkaar in één omgevingsplan. Het opstellen van een gebiedsgericht geluidsbeleid kan gezien worden, niet alleen als een manier om de kwaliteit van de omgeving beter te beschermen, maar ook als voorbereiding op de toekomstige ontwikkelingen. In 2018 wordt voor het aspect geluid een start gemaakt tot het komen naar een gebiedsgericht geluidbeleid, in overeenstemming met de systematiek die de Omgevingwet voorstaat.

Jaarlijks wordt een programma opgesteld en uitgevoerd voor geluidsmetingen bij horeca en evenementen. In het programma is aangegeven waar en wanneer geluidcontroles plaatsvinden. Tevens is opgenomen welke type meting wordt uitgevoerd, zoals een onbemande meting bij een evenement of een horeca-controleronde. Ook zijn een aantal bedrijven genoemd die in 2018 akoestisch worden onderzocht in het kader van toezicht en zullen geluidmetingen (adhoc) nodig zijn voor gemelde klachten en andere onvoorziene zaken. We beoordelen aanvragen om evenementenvergunningen op het aspect geluid (en overige milieuaspecten). Indien noodzakelijk vragen we om een akoestische onderbouwing van de aanvraag of voeren we zelf geluidberekeningen uit om vooraf de impact van het evenement naar de omgeving inzichtelijk te maken. Afhankelijk van de impact stellen we maatwerkvoorschriften geluid op, die we in de (bijlage van de) evenementenvergunning opnemen. In 2017 is het evenementenbeleid van de gemeente aangepast. De evenementen worden getoetst, beoordeeld en aangestuurd in overeenstemming met het geactualiseerde beleid. Evenementen worden zo veel als mogelijk middels (onbemande) metingen gemonitord om de normen in het evenementenbeleid te toetsen. De meetresultaten worden gebruikt als input voor de te verlenen vergunning voor de komende jaren en om te analyseren of het beleid voldoet of aangepast moet gaan worden. Hierbij wordt rekening gehouden met locatiespecifieke omstandigheden. Daarnaast worden organisatoren meer betrokken en verantwoordelijk gemaakt voor de geluidbelasting in de omgeving. Zo zullen bijvoorbeeld organisatoren realtime inzicht in de geluidbelasting gegeven worden zodat deze tijdens het evenement het geluidsniveau kunnen bijsturen als dat nodig is.

7.5 Luchtkwaliteit en geur

Ontwikkelingen

Onze taken op het gebied van lucht (kwaliteit) vloeien voort uit de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 luchtkwaliteit, ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd) en Europese regelgeving en beleid. In hoofdstuk 5 titel 5.2: luchtkwaliteitseisen is omschreven welk plan overheden in welke situatie moeten opstellen. Het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) vormt momenteel het belangrijkste luchtkwaliteitsplan. Het NSL kent een rapportageplicht waarvoor een deadline geldt. In de gemeente Uden vinden geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitseisen plaats. Daarom zijn er vanuit de wet- en regelgeving geen maatregelen noodzakelijk.

Bij nagenoeg elke planontwikkeling moet aandacht worden gegeven aan de luchtkwaliteit. Bij nieuwe inrichtingen en bij de uitbreiding van inrichtingen moet expliciet aandacht worden besteed aan de NO2, PM10 en PM2,5 emissies (stikstofdioxide en fijnstof).

In 2016 is door de Raad een nieuwe geurgebiedsvisie, geurverordening en beleidsregel geur (geur van veehouderijen) vastgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Uden. Ruimtelijke ontwikkelingen en aanvragen omgevingsvergunningen activiteit milieu moeten hier aan getoetst worden. In 2017 is een evaluatie hiervan uitgevoerd. Hieruit volgde dat er geen aanleiding was om het geurbeleid voor de veehouderijen aan te passen.

Mestverwerking en mestbewerking is in opkomst. Dit gebeurt niet alleen bij een veehouderij op het terrein maar kan ook als zelfstandig bedrijf. De geuremissie van deze activiteiten wordt getoetst aan het Activiteitenbesluit en aan de provinciale geurregelgeving. De toepassing van deze regelgeving is in ontwikkeling. Een aspect dat speelt is onder andere de cumulatie van geur. Dit betreft zowel de cumulatie van geur afkomstig van soortgelijke bedrijven in de omgeving als de cumulatie van geur afkomstig van de mestbe-/verwerking samen met de geur van veehouderijen. De ontwikkelingen worden gevolgd en zo nodig worden de gevolgen en consequenties inzichtelijk gemaakt.

Doel van gemeente Uden

Jaarlijks wordt aan de provincie gerapporteerd hoe het is gesteld met de luchtkwaliteit. Op de landelijke site www.nsl-monitoring.nl zijn de landelijke luchtkwaliteitswaarden te achterhalen. Wij voldoen aan de luchtkwaliteitseisen/-normen. Er zijn dus geen knelpunten waarvoor we een actieplan moeten opstellen. Wel houden we de vinger aan de pols. We voeren de redelijkerwijs toe te passen maatregelen uit die een bijdrage leveren aan een verbetering van de luchtkwaliteit zoals het stimuleren van duurzame mobiliteit, de boomfeestdag, toepassen van duurzame energiebronnen en dergelijke.

Bij elk bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien, bij het verlenen van vrijstelling, bij uitwerking of wijziging moeten we nagaan wat de consequenties zijn van het plan voor de luchtkwaliteit (inclusief geur). Daarnaast ondersteunen, beoordelen (toetsen) en adviseren wij op gebied van luchtkwaliteit bij Wabo vergunningen/meldingen.

7.6 Externe Veiligheid

Ontwikkelingen

Om de kwaliteit van de omgevingsveiligheid te verbeteren, zijn overheden samen met de brandweer in 2015 gestart met de “Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) 2015-2018”. Dit bestaat uit meerjarendeelprogramma’svoor de afgesproken focuspunten “Besluit Risico’s Zware Ongevallen” (BRZO), “Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen” (PGS), “Informatie en Kennisinfrastructuur” en “Lokaal Externe Veiligheidsbeleid”. De eerste drie focuspunten worden landelijk opgepakt. Voor het laatste focuspunt zijn per provincie gelden beschikbaar gesteld aan de ODBN. De voor de provincie Noord-Brabant gereserveerde gelden worden verdeeld middels een verdeelsleutel over de drie Brabantse omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s. De provincie voert hierin de regie. Voor focuspunt 4 is een provinciaal programma opgesteld dat ter goedkeuring is voorgelegd aan het Rijk (subsidie verstrekker). Dit programma bevat de volgende onderwerpen:

  • Ondersteuning professionele taakuitvoering;

  • Ondersteunen opstellen structuurvisies;

  • Kwaliteitsverbetering groepsrisico;

  • Transport gevaarlijke stoffen.

Het jaar 2018 is het laatste jaar van de IOV 2015-2018. Onduidelijk is of hierop een vervolg komt.

Doel van gemeente Uden

De doelstelling van de gemeente op het onderwerp externe veiligheid is, de veilige en leefbare status van de gemeente in stand te houden en zo mogelijk verbeteren. Om dit te bereiken zal het onderwerp externe veiligheid bij ruimtelijke planvorming en bij de verlening van omgevingsvergunningen telkens op een verantwoorde manier worden meegewogen.

Ook in 2018 toetsen we alle nieuwe ruimtelijke plannen en structuurvisies aan de wet- en regelgeving voor het aspect externe veiligheid en onze beleidsvisie externe veiligheid. Het betreft het toetsen van (ruimtelijke) risico’s gerelateerd aan het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen, inrichtingen Wet milieubeheer en de opslag van gevaarlijke stoffen. Indien nodig, dan laten wij specifieke risicoberekeningen uitvoeren naar de hoogte van het risico (plaatsgebonden en groepsrisico).

Bij RO-plannen en omgevingsvergunningen wordt -indien wettelijk verplicht- een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Hierbij wordt om advies gevraagd bij de veiligheidsregio over de zelfredzaamheid van personen en bestrijdbaarheid van een ramp binnen het plangebied of de omgeving van een inrichting. Dit advies wordt verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico.

De provinciale risicokaart geeft een digitaal overzicht van alle risicovolle objecten/activiteiten en kwetsbare objecten binnen ons grondgebied. De risicokaart is via het internet te raadplegen via www.risicokaart.nl. Het Risico Informatie Systeem (RIS) en het overzicht met kwetsbare objecten (ISOR) voor de gemeente wordt bijgehouden door de ODBN.

De beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Uden wordt in 2018 geëvalueerd met als doel te bezien of deze nog voldoet aan de huidige wet- en regelgeving en aan de nieuwste inzichten op het gebied van de externe veiligheid.

7.7 Volksgezondheid

Ontwikkelingen

Op het gebied van endotoxine bij veehouderijen hebben geen nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden. De beoordelingssystematiek die opgenomen is in de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Gezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0 uit 2016 wordt toegepast bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij aanvragen voor omgevingsvergunningen. Ontwikkelingen en nieuwe onderzoeksrapporten over de veehouderij en de gezondheid voor omwonenden worden nauwlettend in de gaten gehouden.

Uit het aanvullende VGO-2 rapport (Veehouderij en gezondheid omwonenden) blijkt dat gemiddeld over de onderzoeksjaren 2009 - 2013 een 29% verhoogde kans op longontsteking bestaat voor mensen die rondom een geitenhouderij wonen, tot een afstand van 1,5 – 2 km. Het provinciaal verbod op het uitbreiden van het bestaand oppervlakte dierenverblijf (staloppervlak) voor geiten dient te voorkomen dat (nieuwe of grotere) knelpunten ontstaan vanwege de volksgezondheid rond geitenhouderijen, die later met veel inspanning en kosten moeten worden weggenomen.

Bij ruimtelijke besluiten - zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor afwijkend gebruik – moet altijd worden afgewogen of er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Eén van de leidende principes van een goede ruimtelijke ordening is dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor (toekomstige) bewoners geborgd moet zijn. In lijn met het VGO2-rapport, de bepalingen in de Verordening ruimte Noord-Brabant vanwege het geitenmoratorium en vanwege het verhoogde gezondheidsrisico, betekent dit dat moet worden afgewogen of er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’ bij het voornemen tot het bouwen en het oprichten van gevoelige bestemmingen binnen een afstand tot 2 km rond geitenhouderijen (met meer dan 50 geiten). Het is aan het gemeentebestuur om bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen deze afweging te maken. Het VGO-onderzoek (en de aanvullende studies) biedt geen handvatten om kleinere afstanden te hanteren bij minder dieren of bij lagere emissies van bijvoorbeeld fijnstof en dergelijke. In het VGO-onderzoek zijn deze relaties namelijk niet gevonden. In 2018 zullen bestuurlijke keuzes worden gemaakt over hoe om te gaan met deze omgekeerde werking.

Een nota volksgezondheidsbeleid zal als uitwerking van de Wet publieke gezondheid worden opgesteld. Hierbij wordt gepoogd het fysieke met het sociale domein samen te voegen zodat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gezondheid een prominentere rol krijgt in de te maken keuzes bij het ontwerpen en inrichten van een bestemmingsplan. Gedacht moet worden aan het toepassen van het beleid bij het bestemmen van nieuwe woonwijken of andere functies. Hiervoor is het de bedoeling om een checklist en toolbox op te stellen die bij de planvorming gehanteerd kan worden. Het doel is om te stimuleren om gezondheidsaspecten een betere plek te geven in de afweging van de invulling van een ruimtelijk ontwerp.

Ondertekening