Monumentenverordening 2005

Geldend van 03-03-2012 t/m heden

Intitulé

Monumentenverordening Blaricum 2012

De raad van de gemeente Blaricum;

gelezen het voorstel d.d. 20 december 2011 van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T :

I. vast te stellen de:

Monumentenverordening Blaricum 2012

Paragraaf Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen, wordt verstaan onder:

a. monumenten:

1. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

2. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

c. beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten ingevolge deze verordening en de subsidieverordening Dorpsvernieuwing Blaricum 2000;

d. beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten, die zijn geschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

e. kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

f. commissie: de BEL-commissie Ruimtelijke kwaliteit;

g. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

h. vergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid of artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Paragraaf Beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 3

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2 Voordat burgemeester en wethouders terzake een beschikking geven, vragen zij advies aan de commissie.

  • 3 Burgemeester en wethouders doen mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld in het tweede lid, aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 4 Met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden tot het moment dat plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, bedoeld in het zevende lid, plaatsvindt dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn de artikelen 5 tot en met 8 en de artikelen 10 en 11 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Burgemeester en wethouders geven een beschikking over de aanwijzing van onroerende monumenten als gemeentelijke monumenten en plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de commissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

  • 6 Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking tot aanwijzing als gemeentelijke monumenten dan na overleg met de eigenaar.

  • 7 Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de commissie een advies heeft uitgebracht, een beschikking als bedoeld in het vijfde lid. De beschikking wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 8 Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 9 De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 10 Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van het vijfde en zesde lid achterwege.

  • 11 Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 12 Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, of die worden geplaatst op een lijst van monumenten op grond van een monumentenverordening van de provincie Noord-Holland, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4

De gemeentelijke monumentenlijst ligt in het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

Paragraaf Verbodsbepalingen

Artikel 5

  • 1 Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder of in afwijking van de omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:

    a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Paragraaf Aanvraagbepalingen

Artikel 6

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 van deze verordening, met de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden, wordt in 4-voud ingediend.

  • 2 Het bevoegd gezag brengt de aanvraag terstond ter kennis van de commissie en verzoekt haar om advies.

  • 3 Binnen vier weken na de datum van verzending van het adviesverzoek brengt de commissie haar advies uit aan het bevoegd gezag.

  • 4 Bij overschrijding van de in het derde lid genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

  • 5 De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op de aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

  • 6 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden in het belang van het monument.

  • 7 De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Paragraaf Kerkelijke monumenten

Artikel 7

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voorzover het een beschikking betreft waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Paragraaf Intrekking

Artikel 8

  • 1 De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften, bedoeld in het zesde lid van artikel 6, niet naleeft;

    c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    d niet binnen een jaar na verzending gebruik wordt gemaakt van de vergunning.

  • 2 De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de commissie.

Paragraaf Beschermde rijksmonumenten

Artikel 9

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk na ontvangst een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de commissie.

  • 2 De commissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de commissie geacht geadviseerd te hebben.

Paragraaf Schadevergoeding

Artikel 10

  • 1 Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    b. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2 Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf Strafbepaling

Artikel 11

Overtreding van artikel 5 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van het gerechtelijk vonnis.

Paragraaf Opsporingsbepaling

Artikel 12

  • 1 De opsporing van de bij artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders zijn belast met de zorg voor de naleving van deze verordening, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2 Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Paragraaf Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13

  • 1 Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten, treedt zij in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2 De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 28 april 2005, voor zover het betreft bepalingen over beschermde gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 3 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4 De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 28 april 2005, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5 De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6 Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

  • 7 Deze verordening kan worden aangehaald als: Monumentenverordening Blaricum 2012.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 21 februari 2012.
P.C.M. de Groot mevrouw J.N. de Zwart-Bloch
griffier voorzitter