Beleidsregel verkeersontheffingen gemeente Utrecht

Geldend van 01-07-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel verkeersontheffingen gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,

Overwegende dat met de vaststelling van het convenant ‘De Rode Loper uit’ (maart 2016), de uitbreiding van het voetgangersgebied (mei 2018) en de invoering van het raamwerk ‘Zero Emission Stadsdistributie Utrecht (ZES)’ (mei 2018) de beleidsregels voor ontheffingen aangepast en aangescherpt moeten worden,

Besluit vast te stellen de Beleidsregels verkeersontheffingen gemeente Utrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. binnenstad: gebied met postcodes 3511 en 3512;

b. busbaan: busbaan als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

c. busstrook: busstrook als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

d. eigen parkeervoorziening: eigen parkeervoorziening als bedoeld in artikel 19, onder a, van de Beleidsregels uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen 2017;

e. gesloten gebied: bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen gedeelte van de gemeente Utrecht, waarvan de toegang is aangeduid met het verkeersbord C1, C2, en C6 tot en met C21 van bijlage I van het RVV 1990;

f. motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

g. ontheffing: ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het RVV 1990;

h. organisatie: rechtspersoon;

i. Raamwerk Zero Emission Stadsdistributie Utrecht (ZES): raamwerk dat vastlegt hoe in Utrecht wordt toegewerkt naar schone en efficiënte stadsdistributie in 2025, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 september 2017;

j. taxivervoer: taxivervoer als bedoeld in artikel 1 Wet Personenvervoer 2000;

k. venstertijden: door het college van burgemeester en wethouders bij besluit vastgestelde tijden waarin het is toegestaan een gesloten gebied of voetgangersgebied in te rijden met een motorvoertuig ten behoeve van het laden en lossen van goederen, het in- en uit laten stappen van passagiers of in te rijden met een fiets;

l. voertuig: voertuig als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

m. voetgangersgebied: bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen gedeelte van de gemeente Utrecht, waarvan de toegang is aangeduid met het verkeersbord G7 van bijlage I van het RVV 1990;

n. vrachtauto: vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

o. woonadres: kadastraal geregistreerde wooneenheid conform de Basisregistratie Personen.

Artikel 2 Houder van een voertuig

De aanvrager van de ontheffing wordt aangemerkt als houder van het motorvoertuig als bedoeld in artikel 6, eerste lid onder c. en derde lid onder b., en artikel 11, eerste lid, onder a. als het kenteken volgens de Rijksdienst voor het wegverkeer op naam staat van:

a. de aanvrager;

b. de partner van de aanvrager en er sprake is van huwelijk, geregistreerd partnerschap of notarieel bekrachtigd samenlevingscontract;

c. een bedrijf of leasemaatschappij en de kentekenhouder een schriftelijke verklaring afgeeft waaruit blijkt dat de aanvrager dagelijks bestuurder is van het motorvoertuig.

Artikel 3 Aanvraag

1. Een aanvraag voor een ontheffing wordt ingediend op een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

2. Voordat een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 17 lid 4 (aslastbeperking voor kunstwerken (o.a. bruggen) of kwetsbare infrastructuur of straten met kwetsbare werf- of straatkelders) wordt ingediend, vindt verplicht vooroverleg plaats

Artikel 4 Algemene bepalingen over de ontheffing

1. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

2. Een ontheffing wordt gesteld op naam van de persoon of organisatie en op adres van de aanvrager, en indien van toepassing op kenteken van het motorvoertuig waarvoor de ontheffing is aangevraagd.

Artikel 5 Intrekken van de ontheffing

1. De ontheffing wordt ingetrokken of niet opnieuw verleend indien:

a. de ontheffinghouder niet langer voldoet aan de vereisten die voor het verkrijgen van de ontheffing zijn gesteld;

b. de ontheffinghouder dit verzoekt;

c. op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking noodzakelijk wordt geacht.

2. De ontheffing kan worden ingetrokken of niet opnieuw verleend indien:

a. ter verkrijging van de ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. de aan de ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

Hoofdstuk 2 Ontheffingen voor het rijden in voetgangersgebieden, gesloten gebieden en over busbanen en –stroken

Artikel 6 Ontheffing voor bewoner met motorvoertuig

1. Een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied wordt verleend aan een persoon die:

a. in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in het gesloten gebied of voetgangersgebied of op een woonadres dat uitsluitend bereikbaar is via het gesloten gebied of voetgangersgebied;

b. een eigen parkeervoorziening heeft, en

c. houder van een motorvoertuig is.

2. Een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied voor het in- en uitstappen wordt verleend aan een persoon die:

a. in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in het gesloten gebied of voetgangersgebied of op een woonadres dat uitsluitend bereikbaar is via het gesloten gebied of voetgangersgebied, en

b. een gehandicaptenparkeerkaart, type P-passagier, heeft op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

3. Een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig in het voetgangersgebied in de binnenstad tijdens de venstertijd ’s avonds wordt verleend aan een persoon die:

a. in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in het voetgangersgebied in de binnenstad of op een woonadres dat uitsluitend bereikbaar is via het voetgangersgebied in de binnenstad, en

b. houder van een motorvoertuig is.

4. Aan de persoon die een ontheffing aanvraagt op basis van het eerste lid wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend per eigen parkeervoorziening in combinatie met een motorvoertuig.

5. Aan de persoon die een ontheffing aanvraagt op basis van het tweede lid wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend.

6. Aan de persoon die een ontheffing aanvraagt op basis van het derde lid wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend.

7. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verleend voor onbepaalde tijd.

8. Een ontheffing als bedoeld in het derde lid wordt verleend tot 1 januari 2025.

Artikel 7 Ontheffing voor bewoner met een functiebeperking per fiets

1. Een ontheffing voor het rijden met en het kortdurend stallen van een fiets in een gesloten gebied of voetgangersgebied wordt verleend aan een persoon die:

a. in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres in de gemeente Utrecht, en

b. een aantoonbare beperking heeft.

2. De beperking, bedoeld in het eerste lid, onder b., is in elk geval aangetoond indien de persoon beschikt over:

a. een aangepaste fiets die is verstrekt op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, of

b. een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor onbepaalde tijd.

Artikel 8 Ontheffing voor een organisatie met een eigen parkeervoorziening of voor laden en lossen

1. Een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied om een eigen parkeervoorziening te bereiken, wordt verleend aan een organisatie die:

a. bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven op een vestigingsadres in het gesloten gebied of voetgangersgebied of op een vestigingsadres dat uitsluitend bereikbaar is via het gesloten gebied of voetgangersgebied, en

b. een eigen parkeervoorziening heeft.

2. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied zonder venstertijden voor laden en lossen, kan worden verleend aan een organisatie indien:

a. de organisatie bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven op een vestigingsadres in dat gesloten gebied of voetgangersgebied of op een vestigingsadres dat uitsluitend bereikbaar is via dat gesloten gebied of voetgangersgebied, en

b. in geval het een gesloten gebied of voetgangersgebied in de binnenstad betreft, de organisatie goederen niet door een aanbieder van stadsdistributie, zoals bedoeld in artikel 10, kan laten laden en lossen.

3. Aan een organisatie die een ontheffing aanvraagt als bedoeld in het eerste lid wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend per eigen parkeervoorziening.

4. Aan een organisatie die een ontheffing aanvraagt als bedoeld in het tweede lid wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend per vestigingsadres.

5. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verleend voor onbepaalde tijd.

Artikel 9 Ontheffing voor goederenvervoerder voor laden en lossen of het rijden over een busbaan met een motorvoertuig

1. Onder een goederenvervoerder als bedoeld in dit artikel wordt verstaan een bedrijf dat:

a. bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven, en

b. eigen goederen of goederen van derden vervoert en dient te laden en lossen.

2. Een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied zonder venstertijden, wordt verleend aan een goederenvervoerder voor laden en lossen indien:

a. noodzaak aanwezig is voor de goederenvervoerder om het betreffende gebied in te rijden, en

b. in geval het een gesloten gebied of voetgangersgebied in de binnenstad betreft, het niet mogelijk is om goederen te laten vervoeren door een aanbieder van stadsdistributie als bedoeld in artikel 10.

3. Per goederenvervoerder wordt per gesloten gebied of voetgangersgebied ten hoogste 1 ontheffing als bedoeld in het tweede lid verleend.

4. Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid wordt verleend voor een periode van 2 jaar.

5. Een ontheffing kan worden verleend aan een goederenvervoerder voor het rijden met een vrachtauto over de volgende busbanen:

a. de busbaan op de Vleutenseweg op het traject Majellaknoop – Westplein;

b. de busbaan op de Europalaan op het traject Europaplein – Anne Frankplein;

c. de busbaan op de Graadt van Roggenweg;

indien de vrachtauto minimaal voldoet aan de eisen voor schoon vervoer, zoals opgenomen in het Raamwerk Zero Emission Stadsdistributie Utrecht (ZES).

6. Met ingang van 1 januari 2018 worden per twee kalenderjaren maximaal 30 ontheffingen als bedoeld in het vijfde lid verleend.

7. Verlening van ontheffingen als bedoeld in het vijfde lid vindt plaats op volgorde van ontvangst van de aanvraag. Als de aanvraag niet volledig is, wordt de aanvrager in gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen en geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen als datum van ontvangst.

8. Een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid wordt verleend voor een periode van 4 jaar.

9. Een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid wordt slechts één keer verleend per kenteken.

10. Per goederenvervoerder worden maximaal drie ontheffingen als bedoeld in het vijfde lid verleend.

Artikel 10 Ontheffing voor stadsdistributie

1. Aan een aanbieder van stadsdistributie, zijnde een goederenvervoerder die voldoet aan de voorwaarden in het tweede tot en met het achtste lid, wordt een ontheffing verleend voor het rijden met een voertuig:

a. in een gesloten gebied of voetgangersgebied in de binnenstad buiten de venstertijden voor laden en lossen, en

b. over busbanen en -stroken die liggen op de directe route van het aanneem-overslagcentrum als bedoeld in het vierde lid naar de binnenstad en in de binnenstad zelf.

2. Een aanbieder van stadsdistributie verzorgt op één of meer aanneem-/overslagcentra de inslag, overslag, uitslag, fijndistributie en collectie van aangeboden goederen, bestemd voor of afkomstig uit de binnenstad en is daartoe gerechtigd op grond van de Wet wegvervoer goederen.

3. Een aanneem-/overslagcentrum als bedoeld in het tweede lid voldoet aan de volgende criteria:

a. het aanneem-/overslagcentrum is goed bereikbaar voor alle gangbare voertuigen in het wegtransport;

b. het aanneem-/overslagcentrum ligt binnen 5 kilometer van een rijksweg, en

c. het aanneem-/overslagcentrum is op werkdagen minimaal 16 uur per etmaal geopend voor het overdragen van goederen.

4. In elk geval één aanneem-overslagcentrum als bedoeld in het tweede lid is gelegen binnen een straal van 10 kilometer van de binnenstad.

5. Een ieder dient, zonder voorselectie of onderscheid in behandeling, een zending voor vervoer bij een aanbieder van stadsdistributie aan te kunnen bieden, wanneer deze zending voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. het gaat om één of meer colli van maximaal 30 kg per collo die al dan niet zijn aangeleverd op pallets van maximaal 500 kg per pallet of in rolcontainers van maximaal 300 kg per container;

b. de zending dient door één persoon te kunnen worden behandeld;

c. de zending behoort niet tot de in het zesde lid genoemde goederen; en

d. de zending omvat niet een complete vrachtwagenlading.

6. Een aanbieder van stadsdistributie is niet verplicht om de volgende goederen te vervoeren:

a. verse goederen, zoals groenten, fruit, bloemen en brood;

b. bulkgoederen, zoals zand, grind en meel;

c. als bulk vervoerde vloeistoffen, tenzij deze zijn verpakt overeenkomstig het vijfde lid, onder a;

d. gekoelde en/of bevroren producten;

e. brandstoffen;

f. afval;

g. hangend vervoer;

h. zendingen die niet voldoen aan de voorwaarden uit het vijfde lid.

7. Een aanbieder van stadsdistributie voldoet aan de eisen voor schoon vervoer uit het Raamwerk Zero Emission Stadsdistributie Utrecht (ZES).

8. Per Utrechts stadsdistributiecentrum dienen in de binnenstad, gemiddeld over de werkweek, minimaal 100 adressen per dag te worden bediend.

9. Een aanbieder van stadsdistributie overlegt bij zijn aanvraag een bedrijfsplan, waaruit blijkt dat op een verantwoorde wijze het volgende is geregeld:

a. het in ontvangst nemen van af te leveren zendingen;

b. het in behandeling nemen van opdrachten tot afhalen van zendingen;

c. de wijze van bezorging van de aangeboden zendingen;

d. de overdracht van de afgehaalde zendingen aan de opdrachtgever;

e. de wijze van verrekening van de vracht- en overige kosten;

f. de wijze waarop de algehele aansprakelijkheid is geregeld;

g. de wijze waarop wordt voldaan aan de vervoersplicht;

h. het toe te passen systeem van 'tracking en tracing' van zendingen, waarin minimaal de volgende elementen herkenbaar moeten zijn:

1⁰. de vastlegging van relevante gegevens (gescheiden in voor-/nacontrole en data-entry) met betrekking tot de in-, over- en uitslag;

2⁰. de klantenservice, en

3⁰. de administratie;

i. op welke wijze de aanbieder van stadsdistributie ervoor zorgt dat hij zo min mogelijk gebruik maakt van zijn ontheffing en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van goederenuitgiftepunten rondom de binnenstad;

j. de wijze waarop bundeling op langere afstand wordt bevorderd;

k. de wijze waarop er actief gecommuniceerd wordt over de SDC-functie (marketingparagraaf).

10. Per aanbieder van stadsdistributie worden ten hoogste 5 ontheffingen verleend.

11. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor een periode van 2 jaar.

Artikel 11 Ontheffing voor het rijden over het Domplein en door de Servetstraat

1. In afwijking van de artikelen 6, 8 en 9 wordt een ontheffing voor het rijden met een motorvoertuig over het Domplein en door de Servetstraat voor laden en lossen of in- en uitstappen verleend aan:

a. een persoon die in de Basisregistratie Personen staat ingeschreven op een woonadres op het Domplein of de Servetstraat en houder van een motorvoertuig is;

b. een organisatie die bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven op een vestigingsadres op het Domplein of de Servetstraat.

c. een goederenvervoerder die moet laden en lossen bij een organisatie die gevestigd is op het Domplein of in de Servetstraat.

2. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid onder a en b wordt verleend voor onbepaalde tijd.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid onder c wordt verleend voor een periode van 2 jaar.

Artikel 12 Ontheffing voor standplaatshouder

1. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied, wordt verleend aan een standplaatshouder indien:

a. de standplaatshouder beschikt over een vergunning voor een vaste standplaats als bedoeld in artikel 5:13, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2010;

b. de standplaats is gelegen in een gesloten gebied of voetgangersgebied, en

c. in geval het een voetgangersgebied met venstertijden betreft, de onmogelijkheid om binnen de venstertijden het voertuig of de verkoopwagen te verwijderen van de standplaats.

2. Een ontheffing voor het parkeren in een gesloten gebied of voetgangersgebied kan worden verleend aan de standplaatshouder indien:

a. een ontheffing is verleend als bedoeld in het eerste lid, en

b. de nabijheid van het voertuig noodzakelijk is op de standplaats.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verleend voor de duur van de vergunning voor een vaste standplaats als bedoeld in het eerste lid, onder a.

Artikel 13 Ontheffing voor marktkraamhouder

1. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied, wordt verleend aan een marktkraamhouder indien:

a. de marktkraamhouder beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Marktverordening gemeente Utrecht 2017, en

b. de standplaats van de marktkraam is gelegen in een gesloten gebied of voetgangersgebied.

2. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid mag worden gebruikt op marktdagen voor het opbouwen en afbreken van de marktkraam buiten de geldende venstertijden.

3. Een ontheffing voor het parkeren in een gesloten gebied of voetgangersgebied kan worden verleend aan de marktkraamhouder indien:

a. een ontheffing is verleend als bedoeld in het eerste lid, en

b. de nabijheid van het voertuig noodzakelijk is op de standplaats van de marktkraam.

4. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en derde lid wordt verleend voor de duur van de vergunning als bedoeld in het eerste lid, onder a.

Artikel 14 Ontheffing voor taxi

1. Een ontheffing voor taxivervoer in een gesloten gebied of voetgangersgebied of over busbanen en -stroken wordt verleend aan een bestuurder van een voertuig bestemd voor taxivervoer indien de bestuurder beschikt over een Utrechtse taxivergunning.

2. Een ontheffing voor taxivervoer in een gesloten gebied, voetgangersgebied, busbanen en -stroken wordt verleend aan een taxivervoerder indien:

a. de taxivervoerder als zodanig geregistreerd staat bij de KvK, en

b. het kenteken van het voertuig waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd bij de RDW geregistreerd staat als taxi.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid voor voetgangersgebieden en gesloten gebieden is uitsluitend geldig voor het vervoer van personen van of naar een adres in die gebieden.

4. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend zonder aanvraag.

5. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid is 24 uur per dag geldig, met dien verstande dat:

a. de ontheffing voor voetgangersgebieden beperkt is tot het taxivervoer van hulpbehoevende passagiers en passagiers met bagage van enige omvang, en

b. de ontheffing voor het taxivervoer van andere passagiers in het voetgangersgebied beperkt is tot de periode van 00:00 uur tot het einde van de venstertijd 's morgens en van het begin van de venstertijd 's avonds tot 24:00 uur.

6. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor de duur van de Utrechtse taxivergunning.

7. Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid wordt verleend voor een periode van 2 jaar.

Artikel 15 Ontheffing voor terugkerende activiteiten

1. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied of over busbanen en -stroken voor terugkerende activiteiten kan worden verleend indien er een noodzaak is.

2. Een noodzaak als bedoeld in het eerste lid is in elk geval aanwezig indien:

a. er sprake is van de uitoefening van een gemeentelijke taak of van een aan een gemeentelijk orgaan opgedragen publiekrechtelijke taak, het openbaar belang dienende, zoals toezichthouden en handhaven of beheer en onderhoud van de openbare ruimte;

b. er sprake is van een calamiteit of storing die acuut opgelost moet worden;

c. er sprake is van werkzaamheden inzake de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels en leidingen als bedoeld in de Kabels- en Leidingen Verordening Utrecht 2013 of de Telecomwet.

3. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied zonder venstertijden of over busbanen en –stroken kan worden verleend voor reguliere onderhoudsactiviteiten indien er een noodzaak is.

4. Een ontheffing voor het rijden met een fiets in een gesloten gebied of voetgangersgebied of met een motorvoertuig over busbanen en -stroken kan worden verleend aan huisartsen, verloskundigen en thuiszorgmedewerkers.

5. Een ontheffing voor het parkeren in een gesloten gebied, voetgangersgebied of op of nabij busbanen en –stroken kan worden verleend indien:

a. een ontheffing is verleend als bedoeld in het eerste, derde lid of vierde, en

b. de nabijheid van het voertuig noodzakelijk is voor de uitvoering van de terugkerende activiteiten of reguliere onderhoudsactiviteiten.

6. Een ontheffing als bedoeld in dit artikel wordt verleend voor een periode van 2 jaar.

Artikel 16 Ontheffing voor incidentele activiteiten

1. Een ontheffing voor het rijden met een voertuig in een gesloten gebied of voetgangersgebied voor laden en lossen of in- en uitstappen kan worden verleend voor incidentele activiteiten indien er een noodzaak is.

2. Van noodzaak als bedoeld in het eerste lid is in elk geval sprake indien het gaat om bouw-, installatie- onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, trouwplechtigheden en gehandicaptenvervoer, verhuizingen.

3. Een ontheffing voor het parkeren in een gesloten gebied of voetgangersgebied kan worden verleend indien:

a. een ontheffing is verleend als bedoeld in het eerste lid, en

b. de nabijheid van het voertuig noodzakelijk is voor de uitvoering van de incidentele activiteiten.

4. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid wordt per dag verstrekt voor maximaal vijf opeenvolgende dagen.

Artikel 17 Ontheffing aslast-, breedte-, hoogte- en lengtebeperking en vrachtautoverbod

1. Een ontheffing van een breedte- of lengtebeperking of van het vrachtautoverbod kan worden verleend indien er een noodzaak is en er in redelijkheid geen alternatieven zijn om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren.

2. Een ontheffing van de aslastbeperking op (delen van) straten waaronder zich geen (kwetsbare) werf- of straatkelders bevinden of waarop zich geen kwetsbare infrastructuur of kunstwerken (o.a. bruggen) bevinden, kan worden verleend indien er een noodzaak is en er in redelijkheid geen alternatieven zijn om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren.

  • 3. De aanvrager toont naar genoegen van het college van burgemeester en wethouders de noodzaak voor de ontheffing aan én dat er in redelijkheid geen alternatieven zijn om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren.

  • 4. Een ontheffing van de aslastbeperking voor een deel van de weg waarin kunstwerken (o.a. bruggen) of kwetsbare infrastructuur, of kwetsbare werf- of straatkelders liggen, wordt in beginsel niet verleend. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De aanvrager toont naar genoegen van het college van burgemeester en wethouders de noodzaak voor de ontheffing aan, dat er in redelijkheid geen alternatieven zijn om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren én dat er geen schade aan kunstwerken, infrastructuur of werf- en straatkelders kan ontstaan.

  • 5. Van een noodzaak als bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid is in elk geval sprake indien het gaat om bouw-, installatie- of reparatiewerkzaamheden. Alternatieven zoals bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, kunnen onder meer zijn het inzetten van kleinere of andere typen voertuigen en materieel, bevoorrading via het water van materiaal en materieel of anderszins mogelijke alternatieven om op de locatie te komen en/of de route te rijden, en/of het op alternatieve wijze uitvoeren van bouw-, installatie- of reparatiewerkzaamheden.

  • 6. Van de hoogtebeperking wordt geen ontheffing verleend.

  • 7. Een ontheffing als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verleend voor de duur die nodig is om de bestemming te bereiken (en weer te verlaten) en/of de activiteit uit te voeren. Wanneer sprake is van terugkerende activiteiten kan de ontheffing worden verleend voor een periode van maximaal 2 jaar.

  • 8. Een ontheffing als bedoeld in vierde lid wordt verleend voor de duur die nodig is om de bestemming te bereiken (en weer te verlaten) en/of de activiteit uit te voeren.

Artikel 18 Ontheffing voor musea

1. Een ontheffing voor het rijden over het Domplein met een touringcar wordt verleend aan de volgende musea:

a. Museum Catharijneconvent;

b. Universiteitsmuseum;

c. Centraal Museum;

d. Museum Speelklok;

om kwetsbare groepen naar bovengenoemde musea te brengen voor een museumbezoek.

2. Onder een kwetsbare groep wordt verstaan een groep die voor het grootste gedeelte bestaat uit:

a. leerlingen van een basisschoolklas;

b. mindervaliden; of

c. personen die ouder zijn dan zeventig jaar.

3. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend tot uiterlijk 31 december 2024.

Hoofdstuk 3 Plaats op de weg

Artikel 19 Ontheffing snorfiets op de rijbaan

  • 1.

    Een ontheffing van het rijden met een snorfiets op de rijbaan kan uitsluitend in uitzonderlijke gevallen, indien er sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden, worden verleend.

  • 2. De ontheffing wordt verleend voor bepaalde of onbepaalde tijd.

Artikel 20 Ontheffing speedpedelec op de rijbaan

  • 1.

    ontheffing van het rijden met een speedpedelec op de rijbaan wordt verleend aan de houder van een speedpedelec.

  • 2.

    De ontheffing wordt verleend voor het met de speedpedelec rijden op verplichte fietspaden (aangeduid met verkeersbord G11) en onverplichte fietspaden (aangeduid met verkeersbord G13).

  • 3.

    Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt verleend tot en met uiterlijk 30 juni 2025.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 21 Intrekking

Het Reglement Ontheffingen 2015 wordt ingetrokken per 1 mei 2018.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2018.

Artikel 23 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregel verkeersontheffingen gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Utrecht, gehouden op 20 maart 2018

De secretaris, De burgemeester,

Toelichting op de artikelen

ALGEMENE TOELICHTING

De gemeente kan als wegbeheerder, op grond van artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), ontheffing verlenen van bepaalde verkeersregels en verkeerstekens.

Artikel 87

Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98.

Een verkeersgebod of -verbod wordt op goede gronden genomen en dient de verkeersveiligheid en een goede doorstroming van het verkeer. De gemeente is dan ook terughoudend met het verlenen van ontheffingen van een verkeersgebod of -verbod. Zo geldt als algemene regel dat, indien er venstertijden zijn aangewezen voor het berijden van bijvoorbeeld een voetgangersgebied, de verschillende belanghebbenden hun activiteiten alleen binnen die venstertijden kunnen verrichten. In de praktijk zijn er, voor een goed functioneren van de verschillende functies in de stad, allerlei situaties waarin het voor verschillende doelgroepen toch noodzakelijk is met een voertuig in bijvoorbeeld een voetgangersgebied, gesloten gebied of op een busbaan/-strook te kunnen rijden.

Met de Beleidsregels verkeersontheffingen geeft het college invulling aan haar bevoegdheid tot het verlenen van verkeersontheffingen. In de beleidsregels staat helder omschreven aan welke doelgroepen het college verkeersontheffingen kan verlenen en aan welke vereisten daartoe voldaan moet worden. Hiermee borgt het college dat aanvragen voor een ontheffing op uniforme en transparante wijze worden getoetst.

Om het aantal voertuigen en het aantal voertuigbewegingen (buiten de venstertijden) te verminderen, krijgen organisaties en goederenvervoerders één ontheffing (in plaats van twee nu). Hierdoor kan maximaal één voertuig van de ontheffingshouder tegelijkertijd het gebied in. Om de nodige flexibiliteit te behouden, kunnen ontheffingshouders digitaal hun ontheffing op een ander kenteken zetten.

Een ontheffing wordt voor onbepaalde tijd verleend indien het vereiste waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor de ontheffing, een constante factor is in een door de gemeente te raadplegen database (bijvoorbeeld de inschrijving in de BRP op een woonadres in het betreffende gebied of registratie bij de KvK op een vestigingsadres) of gekoppeld is aan de looptijd van een andere door de gemeente toegekende vergunning of ontheffing (bijvoorbeeld een taxi-, marktplaats- of standplaatsvergunning of een Europese gehandicaptenparkeerkaart).

De doelgroepen, de vereisten, het aantal en de duur van de ontheffing staan beschreven in de artikelen in hoofdstuk 2 van de beleidsregels en worden hieronder waar nodig nader toegelicht.

Voetgangersgebied ‘kernwinkelgebied’

Gemeente Utrecht investeert voortdurend in kwalitatief hoogwaardige, gastvrije openbare ruimte in de binnenstad. Dit draagt bij aan een goede beleving van de stad, een aantrekkelijk verblijfsklimaat voor bezoekers en bewoners, een goede toegankelijkheid en een groter gevoel van veiligheid. Tegelijkertijd is het vitaal houden van centrumfuncties als winkelbestand, culturele instellingen en onderwijs van groot belang.

In het convenant ‘De Rode Loper uit’ streven gemeente en Centrum Management Utrecht (CMU) er naar om de openbare ruimte in het winkelgebied in de binnenstad dagelijks tussen 12.00 - 19.00 uur meer en meer vrij te krijgen voor het winkelend publiek. Het convenant stelt daartoe onder maatregel 4B: Doelen moeten zijn dat in het belang van de beleving van het historische centrum er bij hoge uitzondering in de winkelstraten buiten de venstertijden goederenvervoer plaatsvindt en dat de druk op de genoemde dynamische plekken aantoonbaar wordt verminderd. Dit geldt ook voor facilitaire diensten zoals afvalinzameling, taxi’s en veegdiensten.

Met de uitbreiding van het voetgangersgebied in 2018 is het streven naar een veilige, gezonde en prettige openbare ruimte, waarin het woon-, leef- en vestigingsklimaat goed met elkaar in balans is, onverminderd actueel. Voetgangers en fietsers zijn de hoofdgebruikers en krijgen meer ruimte.

Naast het streven naar een prettiger en veiliger verblijfsgebied heeft de gemeente in het raamwerk Zero Emission Stadslogistiek de ambitie vastgelegd om in 2025 in de binnenstad Zero Emission Stadsdistributie te realiseren. Goederen worden meer gebundeld en met efficiënter én schoner vervoer de binnenstad in en uit vervoerd.

De vereisten en criteria voor een ontheffing zijn aangescherpt om het gemotoriseerd verkeer in het voetgangersgebied in de binnenstad te verminderen. Dit uit zich met name in het (eerdergenoemde) uitgangspunt dat in het voetgangersgebied in de binnenstad buiten de venstertijden geen ontheffingen meer worden verstrekt. Daarnaast zijn de avondvenstertijden alleen nog toegankelijk voor schone voertuigen (met uitzondering van bewoners van het voetgangersgebied).

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Onder h.: Organisatie: rechtspersoon. Voorbeelden hiervan zijn stichtingen, bedrijven en overheidsorganen.

Onder i.: Raamwerk Zero Emission Stadsdistributie Utrecht (ZES); Utrecht heeft als eerste stad in Nederland concrete afspraken gemaakt met ondernemers en vervoerders om ervoor te zorgen dat de bevoorrading van de binnenstad in 2025 volledig uitstootvrij is. Als gevolg van de afspraken uit het raamwerk worden de tijden voor bevoorrading aangepast: schone voertuigen krijgen ruimere mogelijkheden om klanten te bevoorraden. Het volledig uitstootvrij maken van de logistiek maakt de binnenstad schoner, aantrekkelijker en gezonder.

Onder m.: Voetgangersgebied: een voetgangersgebied wordt aangeduid met verkeersteken G7. Artikel 87 RVV 1990 geeft geen mogelijkheid om ontheffing te verlenen van dit verkeersteken. Een ontheffing voor een voetgangersgebied is een ontheffing van artikel 5 of 10 RVV 1990. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:989) volgt dat artikel 87 RVV 1990 grondslag biedt voor het verlenen van ontheffing van artikel 10 RVV 1990 ten aanzien van een voetgangersgebied.

Artikel 3

De beslistermijn op een aanvraag is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de aanvraag van een ontheffing op grond van deze Beleidsregel zijn de artikelen 4:13, 4:14 en 4:15 Awb onverkort van toepassing: het college neemt binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag een besluit. Die redelijke termijn is in ieder geval (behoudens na verlenging) verstreken als niet binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit wordt genomen. De aanvrager dient ervoor zorg te dragen dat zijn aanvraag, met het oog op de beslistermijn, tijdig is ingediend.

Lid 2:

Een ontheffing van de aslastbeperking voor een deel van de weg waarin kunstwerken (o.a. bruggen) of kwetsbare infrastructuur, of kwetsbare werf- of straatkelders liggen, wordt in beginsel niet verleend. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De beoordeling van een aanvraag voor een ontheffing van de aslastbeperking is maatwerk. Daarom is het verplicht om vooroverleg te hebben alvorens een aanvraag wordt ingediend. In samenspraak met de aanvrager wordt bekeken of het verlenen van een ontheffing van de aslastbeperking tot de mogelijkheden behoort. Het voorkomen van schade is afhankelijk van vele factoren. Het soort activiteit, het (beschikken over kennis van het) draagvermogen van de kelders, het gewicht van het voertuig en de mogelijkheden om tijdelijk of permanent het draagvermogen van kelders te vergroten spelen hierbij een grote rol.

Het te verrichten onderzoek en de afstemming vergt potentieel veel tijd. Het is daarom van belang dat het vooroverleg tijdig wordt gestart. Wij gaan graag tijdig met de aanvrager in overleg over zijn plannen om zo in samenspraak met de aanvrager te bepalen of een ontheffing tot de mogelijkheden behoort en, indien dat het geval is, welke maatregelen en randvoorwaarden dan noodzakelijk zijn. Door het plegen van vooroverleg kan worden voorkomen dat een aanvraag wordt ingediend die naar het oordeel van het college onvoldoende gegevens bevat om over de aanvraag te kunnen beslissen, waardoor het college op grond van artikel 4:15 Awb moet vragen om de aanvraag aan te vullen en de beslistermijn moet opschorten tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld. Het vooroverleg dient ertoe om snel en efficiënt tot een ontvankelijke en volledige aanvraag te komen en vertragingen in de besluitvorming te voorkomen.  Geadviseerd wordt om het verplichte vooroverleg tijdig in gang te zetten (waarbij een termijn van 26 weken voor indiening van de aanvraag wordt aangeraden). Om te bepalen of een ontheffing mogelijk is en zo ja, onder welke voorwaarden en welke maatregelen getroffen dienen te worden, is het goed denkbaar dat meerdere overleggen nodig zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van benodigd aanvullend onderzoek.

Artikel 4

Lid 2: een ontheffing wordt op persoons- of bedrijfsnaam gesteld en is daarmee niet overdraagbaar aan een ander (rechts)persoon. Als een ontheffing op kenteken staat mag deze uitsluitend worden gebruikt voor dat betreffende motorvoertuig. Een ontheffing voor bewoners en voor taxivoertuigen staat altijd ook op kenteken. Een ontheffing voor een organisatie staat, wanneer er sprake is van een vast kenteken, eveneens op kenteken. Bij organisaties is het ook mogelijk dat de ontheffing wordt gebruikt voor wisselende kentekens. Omdat de toegang tot het kernwinkelgebied wordt geregeld met digitale kentekenherkenning, dient bij gebruik van de ontheffing in het kernwinkelgebied altijd een kenteken bekend te zijn. Van een ontheffing kan slechts één motorvoertuig tegelijkertijd gebruikmaken.

Artikel 5

Lid 1, onder a.: onder vereisten wordt verstaan hetgeen per doelgroep in het betreffende artikel voorwaardelijk wordt gesteld voor het verlenen van een ontheffing, zoals bijvoorbeeld het beschikken over een eigen parkeervoorziening, gehandicaptenparkeerkaart, standplaatsvergunning, etc.

Lid 1, onder c.: onder verandering van omstandigheden of inzichten wordt o.a. verstaan feitelijke omstandigheden waardoor de ontheffing niet meer van toepassing is, bijvoorbeeld als een ontheffing is verleend voor een busbaan maar deze busbaan is opgeheven of wanneer anderszins een verkeersmaatregel is ingetrokken. Ook gemeentelijke beleidswijzigingen zijn een voorbeeld van veranderende omstandigheden of inzichten.

Lid 2, onder b.: van ontheffinghouders waarvan geconstateerd is dat zij de voorschriften of beperkingen verbonden aan de ontheffing hebben overtreden, kan de ontheffing worden ingetrokken. De ontheffinghouder ontvangt bij de eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing dat de ontheffing bij een volgende overtreding kan worden ingetrokken. Bij een tweede overtreding wordt de ontheffing gedurende 3 maanden geschorst. Bij een derde overtreding wordt de ontheffing volledig ingetrokken en wordt binnen een periode van twaalf maanden na de intrekking een nieuwe aanvraag niet gehonoreerd.

Voor tijdelijke ontheffingen geldt dat bij een tweede overtreding de ontheffinghouder voor de duur van drie maanden wordt uitgesloten van ontheffingverlening en bij een derde overtreding voor de duur van twaalf maanden.

Artikel 6

De mogelijkheid voor bewoners om in aanmerking te komen voor een ontheffing is beperkt tot het bezit van een eigen parkeervoorziening (bijvoorbeeld een eigen garage, parkeerterrein of een plaats in een garage) in combinatie met een motorvoertuig waarvan de bewoner houder is (teneinde die parkeervoorziening te kunnen bereiken) en tot het beschikken over een Europese gehandicaptenparkeerkaart ‘passagier’ (teneinde ter hoogte van het woonadres te kunnen in- en uitstappen).

Lid 3.: Bewoners op een woonadres in het voetgangersgebied in de binnenstad of op een woonadres dat uitsluitend bereikbaar is via het voetgangersgebied in de binnenstad komen in aanmerking voor een ontheffing om in de avondvenstertijd het voetgangersgebied met een motorvoertuig in te kunnen rijden, ook als zij niet rijden in schoon vervoer. De ontheffing heeft, mits men aan de vereisten voldoet, een maximale geldigheidsduur tot 1-1-2025. Per die datum gaat voor alle binnenstadlogistiek zero emission in.

Lid 4.: Aan de persoon die een ontheffing aanvraagt wordt ten hoogste één ontheffing verleend per eigen parkeervoorziening in combinatie met een motorvoertuig waarvan de bewoner houder is. Dit betekent dat als de aanvrager meerdere eigen parkeervoorzieningen heeft maar slechts houder is van één motorvoertuig, de aanvrager in aanmerking komt voor één ontheffing.

Artikel 7

Uit gesprekken met mensen met een beperking blijkt dat zij soms sterk afhankelijk zijn van hun fiets voor het bezoeken van hun bestemming. Om de bereikbaarheid van winkels, woningen en andere voorzieningen in een voetgangersgebied of gesloten gebied voor mensen met een beperking mogelijk te maken, kan het college een ontheffing verlenen voor het rijden met en kortdurend stallen van een fiets in een voetgangersgebied of gesloten gebied.

Lid 1.: Onder kortdurend stallen wordt verstaan het stallen van de fiets voor de duur van het bezoek aan de woning, winkel(s) of andere voorziening(en).

Lid 2.: In aanvulling op het tweede lid onder a. en b. kan de beperking ook worden aangetoond met een verklaring van de huisarts of behandelend specialist, waarbij de verklaring naast het loopvermogen van de aanvrager, ook het energiepeil, psychische condities en andere relevante omstandigheden kan betreffen. De beperking dient dan minstens zes maanden te duren.

Artikel 8

De mogelijkheid voor organisaties om in aanmerking te kunnen komen voor een ontheffing is beperkt tot het bezit van een eigen parkeervoorziening (teneinde die parkeervoorziening te kunnen bereiken) en tot gebieden waar venstertijden voor laden en lossen ontbreken (teneinde daar laden en lossen toch mogelijk te maken).

Lid 2.: Voor voetgangers- en gesloten gebieden met venstertijden worden voor het laden en lossen van goederen geen ontheffingen verleend. Deze activiteit dient plaats te vinden binnen de juist daartoe vastgestelde venstertijden.

Lid 3.: Aan de organisatie die een ontheffing aanvraagt wordt ten hoogste 1 ontheffing verleend per eigen parkeervoorziening. Dit betekent dat als de aanvrager meerdere eigen parkeervoorzieningen heeft, de aanvrager in aanmerking komt voor even zoveel ontheffingen.

Artikel 9

Lid 1. t/m 4.: Voor voetgangers- en gesloten gebieden met venstertijden worden voor het laden en lossen van goederen geen ontheffingen verleend. Deze activiteit dient plaats te vinden binnen de juist daartoe vastgestelde venstertijden.

Lid 2 onder a.: Noodzaak kan worden aangetoond met een klantenlijst of transportbrief van te bevoorraden organisaties (1 of meerdere), gevestigd binnen het voetgangers- dan wel gesloten gebied. De af te leveren goederen kunnen alleen bezorgd worden door het gebied in te rijden.

Lid 5.: De busbanen genoemd onder a., b. en c. van dit lid zijn bepaald op basis van de belangrijkste invalswegen voor goederenvervoerders in de stad. Op deze busbanen heeft een reistijdmeting met bevoorradingsverkeer plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat het gebruik van de busbaan een kortere en betrouwbaarder reistijd oplevert. Het gebruikmaken van de busbaan door goederenvervoerders betekent een efficiëntere en schonere bevoorrading en het draagt bij aan een betere benutting van de bestaande infrastructuur. Een goederenvervoerder moet voldoen aan de eisen voor schoon vervoer uit het Raamwerk Zero Emission Stadslogistiek Utrecht. De huidige eis is dat vrachtauto’s >3,5 ton op minimaal Euro VI moeten rijden en dat vrachtauto’s <3,5 ton en bestelauto’s op elektrisch of biogas moeten rijden. Gemeente Utrecht stimuleert hiermee het bedrijfsleven om (sneller) over te gaan tot de aanschaf van schonere vrachtauto’s.

Lid 6. (juncto lid 8.): Per twee kalenderjaren worden maximaal 30 ontheffingen verleend, te starten in 2018. Per 1 mei 2018 zijn er dus (maximaal) 30 ontheffingen op kenteken beschikbaar, per 1 januari 2020 weer 30 ontheffingen. In de periode 2022 - 2023 komen er weer 30 ontheffingen bij maar vervallen er ook 30 ontheffingen (uit de jaren 2018-2019), enzovoort. In totaal zijn er dus maximaal 60 ontheffingen beschikbaar.

Lid 7.: De aanvraag voor de ontheffing kan maximaal 3 maanden voor de gewenste ingangsdatum van de ontheffing worden ingediend. Op basis van de volgorde van ontvangst van de aanvragen worden de ontheffingen verleend. Bij een onvolledige aanvraag wordt een aanvrager in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen conform artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht. De dag waarop de aanvraag compleet is, geldt als dag van ontvangst en die dag is bepalend voor volgorde van verlening.

Lid 8.: De ontheffingen worden verleend voor een periode van 4 jaar. De reden hiervoor is dat we ondernemers voldoende zekerheid willen bieden om te kunnen investeren in het verschonen van het wagenpark. Tegelijkertijd wil de gemeente Utrecht zo veel mogelijk goederenvervoerders de kans geven om in aanmerking te komen voor deze ontheffing, zonder de doorstroming van het openbaar vervoer te beperken.

Lid 9.: Een specifiek voertuig (uniek kenteken) kan slechts eenmaal een ontheffing op grond van dit artikel krijgen, omdat wij willen stimuleren dat steeds meer voertuigen schoon worden.

Lid 10.: Om iedere goederenvervoerder de mogelijkheid te geven om in aanmerking te komen voor een ontheffing, is er gekozen voor maximaal 3 ontheffingen per goederenvervoerder. Dit om te voorkomen dat alle ontheffingen naar één of enkele grote goederenvervoerders gaan.

Artikel 10

Een stadsdistributiecentrum (SDC) is een transportbedrijf met een distributiecentrum aan de stadsrand waar derden goederen kunnen afleveren. Bij een SDC lossen vervoerders en leveranciers hun lading bestemd voor de binnenstad. Vanuit hier worden de goederen met schone voertuigen (bijvoorbeeld elektrische busjes of (bak)fietsen) naar de binnenstad gebracht. De binnenstad is een A-zone met prioriteit voor voetganger en fiets. Gemotoriseerd vervoer moet zo schoon en stil mogelijk zijn. Door bundeling van goederen op de SDC’s hoeven er minder voertuigen de binnenstad in. Dit betekent minder vervuiling, betere verkeersveiligheid en een aantrekkelijker winkelgebied. Meer informatie over de eisen en aanvraagprocedure is te vinden op de website http://www.utrecht.nl/goederenvervoer.

Lid 7.: Een aanbieder van stadsdistributie moet voldoen aan de eisen voor schoon vervoer uit het Raamwerk Zero Emission Stadslogistiek Utrecht. De huidige eis is dat vrachtauto’s >3,5 ton op minimaal Euro VI en vrachtauto’s <3,5 ton en bestelauto’s op elektrisch of biogas moeten rijden.

Lid 9.: Het bij de aanvraag over te leggen bedrijfsplan dient een nieuw plan te zijn dan wel recentelijk geactualiseerd (niet ouder dan een jaar).

Artikel 11

Lid 1.: Het college heeft op 30 januari 1996 besloten tot het instellen van een geslotenverklaring voor het Domplein en de Servetstraat. Daarbij is door het college aangegeven dat bewoners woonachtig en organisaties gevestigd aan het Domplein en de Servetstraat, standaard in aanmerking komen voor een ontheffing. Deze bepaling blijft onveranderd van kracht.

Ook goederenvervoerders die moeten laden en lossen bij een organisatie gevestigd aan het Domplein of de Servetstraat komen standaard in aanmerking voor een ontheffing. De goederenvervoerder dient dit wel aan te kunnen tonen met een klantenlijst of transportbrief. De goederenvervoerder dient in eerste instantie gebruik te maken van de laad- en loshavens op en nabij het Domplein. Als deze bezet zijn, kan de ontheffing worden gebruikt om alsnog op het Domplein te laden en lossen.

Artikel 12

Een beperkt aantal standplaatshouders heeft een vergunning om standplaats in te nemen op een vaste locatie in een voetgangersgebied of gesloten gebied. Voor het op de vergunde verkoopdagen plaatsen en verwijderen van de verkoopinrichting dienen zij het gebied in en uit te kunnen rijden. Wanneer het gebied venstertijden heeft dient de plaatsing en verwijdering zo veel mogelijk binnen die venstertijden te geschieden en wordt hiervoor in principe geen ontheffing verleend.

Lid 2, onder b.: Van noodzaak is bijvoorbeeld sprake wanneer de stroomvoorziening van de verkoopinrichting (met een aggregaat) vanuit een (motor)voertuig wordt voorzien. Van noodzaak is geen sprake wanneer het (motor)voertuig wordt gebruikt voor de opslag van voorraad. Onder voertuig wordt hier niet verstaan de verkoopinrichting waarvoor de standplaatsvergunning is verleend.

Artikel 13

De vaste marktkraamhouders op het Vredenburg beginnen vanaf 4.00 uur ’s ochtends met het opbouwen en vanaf 16.30 uur ’s middags met het afbreken van hun kraam. Omdat deze tijdstippen buiten de vastgestelde venstertijden liggen hebben marktkraamhouders op de vergunde marktdagen een ontheffing nodig voor het plaatsen en het verwijderen van de marktkraam.

Marktkraamhouders die op de wachtlijst staan en incidenteel met een kraam op de markt staan, krijgen geen structurele ontheffing. De marktmeester is bevoegd hen incidenteel toegang te verlenen tot het gebied bij Vredenburg.

Lid 3, onder b.: Van noodzaak is bijvoorbeeld sprake wanneer de stroomvoorziening van de marktkraam (met een aggregaat) vanuit het (motor)voertuig wordt voorzien. Van noodzaak is geen sprake wanneer het (motor)voertuig wordt gebruikt voor de opslag van voorraad.

Artikel 14

Lid 1.: Het college verleent, door middel van een algemeen ontheffingsbesluit, alle taxichauffeurs die over een Utrechtse taxivergunning beschikken, een ontheffing voor taxivervoer in een gesloten gebied, voetgangersgebied en over busbanen en -stroken. Als taxichauffeurs de regels van die algemene ontheffing overtreden kan het college de taxivergunning intrekken.

Lid 2.: De taxichauffeurs die niet over een Utrechtse taxivergunning beschikken moeten een ontheffing aanvragen om te rijden in gesloten gebieden en voetgangersgebieden en/of om gebruik te maken van busbanen en -stroken.

Lid 3.: Taxichauffeurs die zich in het voetgangersgebied of gesloten gebied begeven moeten in het bezit zijn van een aantoonbare opdracht.

Lid 4.: Zie toelichting onder lid 1.

Artikel 15

In gesloten gebieden en voetgangersgebieden wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Die verschillende functies vragen om uiteenlopende redenen om bereikbaarheid met een motorvoertuig. Hierbij kan het gaan om reguliere activiteiten, zoals bijvoorbeeld de inzameling van afval, en om regelmatig voorkomende ‘acute’ situaties, zoals bijvoorbeeld storingen aan apparatuur of werkzaamheden aan ondergrondse kabels en leidingen. Om vergelijkbare redenen kan het noodzakelijk zijn om over busbanen en-stroken te rijden, bijvoorbeeld voor het verrichten van onderhoud en reparatie aan de busbaan. Voor dergelijke activiteiten en situaties komen de betreffende uitvoerende organisaties op aanvraag in aanmerking voor een ontheffing. In geval van venstertijden dient de aanvrager aan te tonen dat de reguliere activiteiten niet binnen de venstertijden kunnen plaatsvinden.

Politie, Brandweer en Diensten voor Spoedeisende medische hulpverlening beschikken, voor het vervullen van hun taken, over een algemene vrijstelling van de bepalingen van het RVV 1990. Deze vrijstelling voor zogenaamde voorrangsvoertuigen is gebaseerd op artikel 91 van het RVV 1990 en geeft bestuurders van die voorrangsvoertuigen de mogelijkheid van het RVV af te wijken voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. Geld- en waarde-transporten zijn vrijgesteld op grond van artikel 1 van de Regeling vrijstelling geld- en waardetransportbedrijven.

Lid 2, onder b.: Hierbij kan gedacht worden aan acute storingen aan tapinstallaties, koffie-installaties of aan het sanitair, of bijvoorbeeld aan de bestrijding van ongedierte. Bij deze situaties is direct optreden noodzakelijk, omdat de hygiëne in het geding is en/of de bedrijfsvoering in gevaar komt.

Lid 2, onder c.: Hierbij gaat het in vrijwel alle gevallen om werkzaamheden uitgevoerd door nutsbedrijven.

Lid 3.: Voor het begrip noodzaak wordt verwezen naar hetgeen hierover onder lid 2 onder a., b. en c. alsmede in de bijbehorende toelichting is gesteld.

Lid 4.: De behoefte aan een ontheffing bestaat, gelet op de omvang van het gebied, met name in het voetgangersgebied in de binnenstad. De bewoners in dit gebied worden bediend door een tweetal huisartsenpraktijken (in totaal circa 10 huisartsen) en Buurtzorg Utrecht (circa 10 medewerkers). Zij bezoeken hun cliënten deels te voet en deels met de fiets. Gelet op de aard van het werk (hulpverlening aan, vaak oudere, mensen in een op dat moment afhankelijke situatie, al dan niet met medische urgentie), komen huisartsen en thuiszorgmedewerkers in aanmerking voor een ontheffing. Ook verloskundigen kunnen voor een ontheffing voor de fiets in aanmerking komen. Daarnaast komt de huisartsenpost voor haar motorvoertuigen (uiterlijk herkenbaar als hulpverleningsvoertuig) in aanmerking voor een ontheffing om gebruik te maken van de busbaan. Hiermee verkorten zij hun aanrijtijd aanzienlijk. De huisartsenpost functioneert in de avond- en nachturen en in de weekenden.

Lid 5, onder b.: In de meeste gevallen zal, gelet op de aard en urgentie van de werkzaamheden, de aanwezigheid van het voertuig voor een snelle en adequate uitvoering van de werkzaamheden nuttig en noodzakelijk zijn. De aanwezigheid van het voertuig is slechts toegestaan voor de duur van de werkzaamheden.

Artikel 16

Van incidentele activiteiten is sprake wanneer het gaat om een voor de aanvrager eenmalige aanleiding, zoals bijvoorbeeld een trouwplechtigheid, een verhuizing of een verbouwing.

Lid 3, onder b.: Van noodzaak is sprake wanneer bij de uitvoering van de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van apparatuur (bijvoorbeeld een zaaginstallatie, hogedrukspuit of aggregaat) die in het motorvoertuig wordt vervoerd en vanuit het motorvoertuig functioneert. Wanneer gereedschappen kunnen worden uit- en ingeladen wordt geen ontheffing voor het parkeren verleend.

Artikel 17

Onder de meeste straten in het wervengebied bevinden zich unieke en eeuwenoude en kwetsbare werf- en straatkelders. De werven zijn een rijksmonument en belangrijk erfgoed. Ze zijn onderdeel van een middeleeuws havencomplex van werven en werfkelders die onder de straat in verbinding staan met grote opslagkelders van de grachtenpanden. Het wervengebied is het gebied binnen de singels en de waterlopen van de Oudegracht, Nieuwegracht, Kromme Nieuwegracht, Drift, Vismarkt, Zoutmarkt, Plompetorengracht, Choorstraat en de werven Lijnmarkt. Ter bescherming van deze kelders geldt een aslastbeperking en aanvullend daarop zijn nog diverse andere verkeersmaatregelen genomen. De verkeersmaatregelen zijn, gezien de draagkracht van de werfkelders, wegen en bruggen, noodzakelijk om schade te voorkomen. De verkeersmaatregelen zijn ook ingesteld in toeleidende straten, waaronder zich geen kwetsbare werf- en/of straatkelders bevinden, om vastrijden van voertuigen te voorkomen.

Een absoluut verbod op de vastgestelde aslastbeperkingen en de aanvullende verboden staat de functionaliteit van de stad in de weg. Het is nu en in de toekomst niet ondenkbaar dat, in uitzonderlijke gevallen, voor bouw-, installatie- of reparatiewerkzaamheden (bijvoorbeeld aan monumentale panden) transport met een hogere aslast, waarvoor geen alternatief beschikbaar is, noodzakelijk is. Het verlenen van een ontheffing hoeft niet per definitie (kans op) schade te geven. Het is voorstelbaar dat het niet altijd noodzakelijk is de kwetsbare delen van de infrastructuur met gewicht te belasten en/of dat er maatregelen mogelijk zijn om schade te voorkomen. Het is daarom gewenst een ontheffingsmogelijkheid op te nemen, waarbij het uitgangspunt is dat die voor delen van de weg waarin kunstwerken (o.a. bruggen), kwetsbare infrastructuur of kwetsbare werf- of straatkelders liggen, in beginsel niet wordt verleend.

Lid 1:

Bij het verlenen van een ontheffing van een lengte- of breedtebeperking kan gedacht worden aan een situatie dat het om een ondeelbare lading gaat. Een aanvraag wordt, naast op noodzaak en op de aanwezigheid van mogelijke en redelijke alternatieven om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren, getoetst op de te rijden route en de specifieke kenmerken van het voertuig, in het bijzonder waar het betreft het aantal meedraaiende assen.

Lid 2:

Om te voorkomen dat voertuigen in een onmogelijke manoeuvreerpositie geraken is op een beperkt aantal locaties (toeleidende straten) de aslastbeperking ook ingesteld en het bijbehorende bord met de maximale aslast-bepaling eerder geplaatst dan dat de aslastbeperking daadwerkelijk noodzakelijk is met het oog op de (werf- en straat) kelders. In die situaties kan voor het gedeelte tussen de bebording en de daadwerkelijke noodzaak van het beperken van de aslast op aanvraag ontheffing worden verleend. Voor de straten waar zich deze situatie voordoet geldt de gemeentelijke overzichtskaart met kelders als uitgangspunt. Deze kaart is opgesteld om alle bekende kelders onder de openbare weg in Utrecht inzichtelijk te maken en wordt blijvend geactualiseerd en bijgewerkt. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend. De kaart is voor een ieder te vinden op gemeentelijke website: Werfkelderkaart

Lid 3:

Het aantonen van de noodzaak van de ontheffing en van het ontbreken van (redelijke) alternatieven om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren geldt voor alle in artikel 17 genoemde ontheffingen. Voor de ontheffing voor lengte- en breedtebeperking leggen wij deze criteria nu ook vast en brengen hiermee de beleidsregel in overeenstemming met de werkwijze van het beoordelen van aanvragen in de praktijk.

Lid 4:

Op basis van gesprekken met stakeholders en onderzoek naar ontheffingsaanvragen in de afgelopen jaren zijn er geen situaties aangetroffen waarbij sprake was van noodzakelijke activiteiten waarvoor in redelijkheid geen alternatieven voorhanden bleken om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -.

    het inzetten van een andere kraan met lagere aslast zodat ontheffing op aslast niet nodig bleek,

  • -.

    het inzetten van een kraan met een langere arm, zodat deze geen gebruik hoefde te maken van straten waaronder zich werf- of straatkelders bevinden en alleen ontheffing op de lengtebeperking nog noodzakelijk was;

  • -.

    het inzetten van voertuigen met meerdere assen, zodat de aslastbeperking niet werd overschreden;

  • -.

    het gebruik van een betonauto met slang, zodat het (te zware) voertuig niet over straten met kelders hoefde te rijden;

  • -.

    ‘the last of first mile’ van het vervoer van materialen met kleinere wagens uitvoeren.

  • -.

    het aanpassen van de wagens zodat ze voldoen aan de voorwaarden.

In beginsel wordt dan ook geen ontheffing verleend van de aslastbeperking voor een deel van de weg waarin kunstwerken (o.a. bruggen) of kwetsbare infrastructuur, of kwetsbare werf- of straatkelders liggen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken in uitzonderlijke gevallen. Of er sprake is van een situatie waarin sprake is van noodzaak, waarin in redelijkheid geen alternatieven beschikbaar zijn om de bestemming te bereiken of de activiteit uit te voeren en waarin geen schade ontstaat, is afhankelijk van vele factoren zoals het soort activiteit, het (beschikken over kennis van het) draagvermogen van de kelders, het gewicht van het voertuig, de mogelijkheden om tijdelijk of permanent het draagvermogen van kelders te vergroten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van informatie die reeds beschikbaar is over de draagkracht van een specifieke werfkelder (bij gemeente of anderszins). Het is niet ondenkbaar dat de aanvrager op eigen kosten aanvullend onderzoek dient te (laten) verrichten. Uit het rapport moet in ieder geval voldoende blijken en eventueel ook of en zo ja welke maatregelen noodzakelijk zijn om schade te voorkomen. Die maatregelen kunnen dan als voorschrift in de ontheffing worden opgenomen. Vanwege de veelheid aan factoren en het belang van een zorgvuldige afweging van belangen is het houden van een vooroverleg verplicht. Zie voor een verdere toelichting de tekst bij lid 2 van artikel 3.

De verschillende verkeersmaatregelen hebben tot doel de unieke, eeuwenoude en kwetsbare werf- en straatkelders (en andere kwetsbare kunstwerken of infrastructuur) te beschermen en zijn ingevoerd ter bescherming en voorkoming van schade aan dit erfgoed. Anderzijds moet de bereikbaarheid en functionaliteit van de binnenstad behouden blijven. Wij zijn van mening dat aan een ontheffing, die alleen in uitzonderingssituaties kan worden verleend, strikte eisen mogen worden gesteld. Daarbij is het voorgeschreven verplichte vooroverleg juist bedoeld om in overleg tussen aanvrager en gemeente te bezien om wat voor activiteit het gaat, welke informatie over de draagkracht van een specifieke werfkelder reeds beschikbaar is, wat de (on)mogelijkheden/alternatieven zijn, etc., om aldus te bezien of een maatwerkoplossing mogelijk is.

Lid 5:

Voor concrete voorbeelden van alternatieven wordt verwezen naar hetgeen daarover hierboven in de toelichting op lid 4 is opgenomen.

Lid 7:

Voor voorbeelden van terugkerende activiteiten wordt verwezen naar hetgeen daarover in het algemene deel van de toelichting op artikel 15 is opgenomen.

Artikel 18

In de binnenstad liggen enkele musea -Museum Speelklok, Museum Catharijneconvent, Universiteitsmuseum en Centraal Museum (inclusief Nijntje museum)- die belangrijk zijn voor het cultureel en economisch functioneren van de (binnen)stad. De geslotenverklaring van het Domplein heeft gevolgen voor de bereikbaarheid van deze musea voor bepaalde groepen bezoekers. Bezoekers aan deze musea komen regelmatig in groepsverband met een touringcar. Voor deze touringcargroepen zijn in- en uitstapplaatsen net buiten de singel beschikbaar. Voor sommige groepen is de looproute van de singel naar het museum te lang of te (verkeers)onveilig. Voor deze kwetsbare groepen wordt het mogelijk gemaakt dat de touringcar door de binnenstad over het Domplein naar het museum rijdt. Dit betekent dat een ontheffing verkregen moet worden voor het rijden over het Domplein. Voor het vervoer van kwetsbare groepen naar de musea kan een grote hoeveelheid touroperators worden ingezet, waarbij de inzet van voertuigen tot op het laatste moment kan wisselen. Er is daarom voor gekozen om de musea aan te wijzen als ontheffingshouder. Zij kunnen een ontheffing aanvragen en die onder hun verantwoordelijkheid laten gebruiken door touringcars met kwetsbare groepen die hen komen bezoeken.

Lid 3: Het aantal kwetsbare groepen dat de binnenstad per touringcar wil betreden is onbekend. Er zijn slechts ruwe schattingen bekend. De noodzaak voor touringcars om de binnenstad in te rijden is mede afhankelijk van (nieuwe) haltevoorzieningen langs de singel en de looproute naar de musea. Het nieuwe ontheffingensysteem vraagt een actieve rol van de musea rond de administratie van het gebruik van de ontheffingen. Daarom is met de musea afgesproken om in 2018 het systeem, het aantal ontheffingen, de administratie en het gebruik te monitoren en daarna te evalueren. Op basis van de evaluatie wordt vervolgens besloten hoe vanaf 2019 wordt omgegaan met het toekennen van ontheffingen voor touringcars naar de genoemde musea.

Artikel 19 Ontheffing snorfiets op de rijbaan

Veel fietspaden zijn smal en druk. De groeiende aantallen snorfietsen veroorzaken door hun omvang en snelheid hinder voor fietsers. Ook hebben fietsers overlast van de uitlaatgassen, met name als snorfietsen stilstaan bij het verkeerslicht. Door meer ruimte te maken voor fietsers op het fietspad, kunnen meer mensen op een veilige en gezonde manier door de stad fietsen. Als snorfietsers op de rijbaan rijden, zijn ze bovendien beter zichtbaar voor automobilisten. Daardoor gebeuren er bijvoorbeeld minder ongelukken tussen afslaande automobilisten en rechtdoor rijdende snorfietsers. Dit draagt bij aan hun verkeersveiligheid.

Om de maatregel helder en duidelijk te houden, geldt de maatregel voor alle type snorfietsen met een blauw kenteken en worden bepaalde categorieën snorfietsen die afwijken van het standaard scootermodel niet vrijgesteld van de maatregel.

Gelet op de -beoogde- doelen en effecten van de maatregel ‘snorfiets naar de rijbaan’, zoals opgenomen in de tekst van het verkeersbesluit, zijn wij zeer terughoudend met het verlenen van ontheffingen. Zo wordt geen ontheffing verleend wanneer in de motivatie op de aanvraag een beroep wordt gedaan op -een gevoel van grotere- verkeersveiligheid, op het niet kunnen (ver)dragen van een helm, op het niet voorhanden zijn van een alternatieve route of wanneer een beroep wordt gedaan op een -gevorderde- leeftijd. Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager wel in staat is om op veilige wijze op het fietspad of op wegen met een rijbaan met gemengd verkeer te rijden en niet mét helm op de rijbaan. Daarnaast wordt bekeken in hoeverre het voor de aanvrager noodzakelijk is om een route via het invoeringsgebied te rijden.

Artikel 20 Ontheffing speedpedelec op de rijbaan

Utrecht is een stad waarin gezondheid en leefbaarheid voorop staan. Door de centrale ligging in het hart van Nederland, is Utrecht een aantrekkelijke plek om te wonen, te werken en te verblijven. Om onze stad gezond, aantrekkelijk en bereikbaar voor iedereen te houden geven we voorrang aan gezonde, schone, en veilige vervoersmiddelen. Een speedpedelec is een elektrische bromfiets met trapondersteuning waarvan de aandrijfkracht aanhoudt als het voertuig de snelheid van 25 km per uur overschrijdt. De speedpedelec wordt veelal gebruikt voor het afleggen van afstanden tussen de 10 en 50 kilometer en is voor woon-werkverkeer een goed alternatief voor de auto. Nu gelden voor speedpedelecs de regels voor bromfietsers, wat betekent dat zij op het bromfietspad moeten rijden en, bij afwezigheid van een bromfietspad, op de rijbaan. Door hun beperkte omvang en massa voelen bestuurders van een speedpedelecs zich kwetsbaar op de rijbaan ten opzichte van (vracht)auto’s, motoren en brommers. Door bestuurders van een speedpedelecss de keuzevrijheid te bieden tussen gebruik van de rijbaan of met ontheffing - als gast - van het fietspad, stimuleren we het gebruik van de speedpedelec.

De provincie Utrecht wil samen met Utrechtse en enkele Gelderse gemeenten, in de vorm van een pilot met een looptijd tot 1 juli 2025, het gebruik van de speedpedelec stimuleren als duurzame mobiliteitsoplossing. De bestuurders van een peedpedelec kan een ontheffing aanvragen om binnen de bebouwde kom van aan de pilot deelnemende gemeenten als gast (met gepaste snelheid) op het fietspad te rijden. De maximumsnelheid is daarbij bepaald op 30 km per uur, omdat dit op het fiets/bromfietspad de vastgestelde maximumsnelheid is binnen de bebouwde kom voor bromfietsen. Als de speedpedelecer harder wil rijden, dan kan dat op de rijbaan. De ontheffing wordt verleend voor de duur van de pilot.

Geen hardheidsclausule

De Beleidsregels verkeersontheffingen gemeente Utrecht bevatten geen hardheidsclausule. Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht kan worden afgeweken van beleid, indien het onverkort volgen van de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Aan een dergelijke afwijking zal een collegebesluit ten grondslag liggen, dat bij een actualisatie van de beleidsregels kan worden vertaald in een aangepaste of nieuwe regel.