Subsidieverordening wijkorganen

1. Deze verordening is een bijzondere verordening als bedoeld in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening 2004.

2. Subsidieverstrekking krachtens deze verordening vindt plaats ten behoeve van de organisatie- en representatiekosten van een wijkorgaan.

1. Elk wijkorgaan, heeft recht op het normbedrag van de subsidie, tenzij het wijkorgaan beschikt over de in art. 10, lid 3 genoemde maximale egalisatiereserve.

2. De subsidieaanvraag wordt schriftelijk door de aanvrager op een daartoe bestemd formulier ingediend bij het college. Als datum van binnenkomst geldt de datum van ontvangst door het college.

3. De aanvraag wordt uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend.

4. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van:

a.een indicatie van de stand van de egalisatiereserve per 1 januari van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft.

a.Artikel 7 Ontvangst aanvraag; aanvulling aanvraag; buiten behandeling laten

• 1.

  Het college bevestigt binnen 2 weken de ontvangst van de aanvraag.

• 2.

  Het college verzoekt de aanvrager binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag desgewenst om aanvulling van de aanvraag.

a.Artikel 8 Beslistermijn

• 1.

  Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of aanvulling van de aanvraag.

• 2.

  Het college kan voornoemde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met 4 weken verlengen. Hiervan wordt schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

1. Subsidievaststelling op grond van artikel 3 vindt plaats in de maand januari van het subsidietijdvak.

2. De subsidie wordt vastgesteld onder de voorwaarde dat:

• a.

  het wijkorgaan tijdens het subsidietijdvak zijn werkzaamheden niet heeft beëindigd, en/of

• b.

  tijdens het subsidietijdvak de erkenning van het wijkorgaan door het college niet is ingetrokken.

3. Indien een wijkorgaan niet voldoet aan één van de onder artikel 10:2 genoemde voorwaarden, betaalt het wijkorgaan het verschil tussen de werkelijk gemaakte kosten en het normbedrag terug aan de Gemeente.

1. De subsidieaanvrager vormt een egalisatiereserve.

2. Het positieve dan wel negatieve verschil tussen de werkelijke kosten en de vastgestelde subsidie wordt ten bate cq ten laste gebracht van de egalisatiereserve.

3. Indien de aanvrager op 1 januari van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft een egalisatiereserve heeft van meer dan éénmaal het bedrag van de op dat moment geldende subsidie, bestaat voor het daarop volgende tijdvak geen recht op de subsidie.

4. Voor de toepassing van lid 3 van dit artikel worden niet tot de egalisatiereserve gerekend: gereserveerde bedragen ten aanzien waarvan de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven, dat er in het lopende subsidietijdvak een bepaalde bestemming aan zal worden gegeven.

5. Een opgebouwde egalisatiereserve dient te worden terugbetaald in het geval een wijkorgaan zijn erkenning verliest en/of zijn taak gedurende het subsidietijdvak heeft neergelegd.