Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2009

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2008;gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede begrepen het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater en de van gemeentewege gerealiseerde en in gemeentelijk eigendom zijnde individuele behandelingssystemen voor afvalwater (IBA’s).

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam "rioolrecht" wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid is gebruiker:

    • a.

      degene, die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte, niet als bedoeld in artikel 3, van het eigendom ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande, dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

  • 1. Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. Het aantal kubieke meters wordt gesteld op het aantal kubieke meters dat in het belastingtijdvak naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt en bedraagt:

    • a.

      indien in het perceel een watermeter van Vitens is geplaatst, dan wel de gebruiker beschikt over een eigen installatie voor het oppompen van water en in beide gevallen het totale waterverbruik niet meer bedraagt dan 600 kubieke meter per jaar: een vast bedrag van € 100,32, vermeerderd met € 0,62 per kubieke meter water, afgenomen van Vitens dan wel door middel van een eigen installatie opgepompt;

    • b.

      indien in het perceel geen watermeter, als bedoeld onder a, aanwezig is, hoewel dit perceel is aangesloten op het waterleidingnet van Vitens, noch over een eigen pompinstallatie wordt beschikt: een vast bedrag van € 174,72 per jaar;

    • c.

      bij een waterverbruik van meer dan 600 kubieke meter per jaar, ongeacht of het water is afgenomen van Vitens dan wel door middel van een eigen pompinstallatie is verkregen: € 0,87 per kubieke meter verbruikt water.

  • 2. Indien gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet deze zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de opgepompte hoeveelheid water kan worden afgelezen of;

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 3. De op voet van het eerste lid, onder c berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid is het tarief, indien het belastingtijdvak een gedeelte van een kalenderjaar of gedeelten van kalenderjaren omvat, gelijk aan de som van zoveel twaalfde delen van het voor het desbetreffende kalenderjaar geldende tarief als daarvan volle kalendermaanden behoren tot het belastingtijdvak.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Vitens plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige voor het desbetreffende belastingobject geldt.

  • 2. In andere gevallen dan in het eerste lid is het belastingtijdvak gelijk aan het belastingjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de eindafrekening, inclusief specificatie, van Vitens. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de eindafrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt de voorschotnota van Vitens aangemerkt of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

  • 2. De rechten als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder a en c, met betrekking tot het verkrijgen van water door middel van een eigen pompinstallatie, worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Termijnen en wijze van betaling

  • 1. Het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag moet worden voldaan tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de eindafrekening van Vitens moet worden voldaan, met dien verstande, dat de termijn van betaling ten minste vijf dagen na de dagtekening van de (voorschot)nota beloopt.

  • 2. Het recht dat wordt geheven bij wege van aanslag moet worden betaald binnen 30 dagen na dagtekening zoals vermeld op het aanslagbiljet.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd met ingang van de dag, waarop het perceel in gebruik wordt genomen.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, is het vaste bedrag op grond van artikel 4, lid 1 onder a en b verschuldigd tot en met de laatste dag van gebruik van het perceel; het variabel recht is verschuldigd op basis van de meterstand, zoals deze bij Vitens bekend is ten tijde van de beëindiging van het gebruik van het perceel.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het rioolrecht.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening Rioolrecht 2008" van 13 december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Rioolrecht 2009”.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 22 december 2008, nr. 08.0041474, afdeling FIbl.