Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende belastingregels omtrent afval en reiniging Verordening afvalstoffenheffing 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2017

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen:

  • -

    het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 27 september 2016;

gelet op:

artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; 

Besluit  

  • 1.

    de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2017 vast te stellen.

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2017

HOOFDSTUK I – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

HOOFDSTUK II – Afvalstoffenheffing

Artikel 2 - Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 - Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 4 - Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 - Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 - Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5. Indien in de loop van het belastingjaar het aantal personen waardoor het perceel wordt gebruikt, wijzigt van twee of meer personen naar één persoon en bij het opleggen van de aanslag de opslag van onderdeel 1.2 van de bij deze verordening horende tarieventabel is toegepast, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van deze opslag als er in dat jaar, na de wijziging van het aantal gebruikers, nog volle kalendermaanden overblijven waarin het perceel wordt gebruikt door één persoon.

  • 6. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 - Termijnen en wijze van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 6, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 2.500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de in artikel 6, eerste lid, bedoelde aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 6, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen zes weken na dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK III – Reinigingsrechten

Artikel 9 - Belastbaar feit

Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 10 - Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 11 - Maatstaf van heffing en belastingtarief

Het recht bedraagt voor het – in het kader van de gewone huisvuilophaaldienst – periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid per bedrijfspand per belastingjaar € 251,57, indien beschikt wordt over één minicontainer voor restafval, waarbij het geheven recht wordt verhoogd met € 164,00 voor de tweede en volgende minicontainer voor restafval. Dit tarief is inclusief omzetbelasting, indien verschuldigd.

Artikel 12 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 13 - Wijze van heffing

De rechten worden geheven door middel van een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt door toezending van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 14 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de rechten voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 15 - Termijnen en wijze van betaling

De rechten moeten worden betaald binnen zes weken na dagtekening van de toegezonden kennisgeving.

HOOFDSTUK IV – Aanvullende bepalingen

Artikel 16 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en/of de reinigingsrechten.

Artikel 17 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening afvalstoffenheffing 2016 van 9 november 2015, gewijzigd op 25 januari 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 november 2016
de voorzitter, 
de griffier, 

Bijlage 1 Tarieventabel

Tarieventabel

behorende bij en deel uitmakende van de Verordening afvalstoffenheffing 2017.

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: € 161,73.

1.2 De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 wordt, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door twee of meer personen, vermeerderd met: € 89,84.

1.3 De belasting bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.2 wordt, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht beschikt over één minicontainer voor restafval en deze minicontainer een inhoud van 240 liter heeft, vermeerderd met: € 70,00.

1.4 In afwijking van hetgeen in onderdeel 1.2 staat, wordt de belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van een éxtra (= boven hetgeen volgens de Afvalstoffenverordening Wageningen 2016 aan het perceel is verstrekt) minicontainer voor restafval met: € 89,84,

welk bedrag per extra minicontainer voor restafval vermeerderd wordt met: € 164,00.

1.5 Bij de bepaling van het tarief overeenkomstig de onderdelen 1.3 en 1.4 worden die containers die blijkens een beschikking van het college van burgemeester en wethouders wegens een medische noodzaak zijn verstrekt buiten beschouwing gelaten.

1.6 De in de onderdelen 1.3 en 1.4 genoemde tarieven vinden geen toepassing indien de gebruiker binnen drie maanden na ingebruikname van een perceel de in deze onderdelen genoemde (extra) containers omwisselt dan wel inlevert. Indien de aanslag terzake reeds is opgelegd, bestaat er een aanspraak op ontheffing van de toegepaste opslagtarieven.

Hoofdstuk 2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag ophalen grof huishoudelijk restafval aan huis, per rit, per adres: € 15,00.

2.2 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag omwisselen van een minicontainer, per keer: € 27,50.

2.3 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het op aanvraag verstrekken van een vervangende milieupas bij verlies of diefstal, per keer: € 17,50.

2.4 De in de onderdelen 2.2 en 2.4 genoemde tarieven vinden eenmalig geen toepassing indien de gebruiker binnen drie maanden na ingebruikname van een perceel een aanvraag als bedoeld in deze onderdelen doet.