Subsidiedeelverordening middelbanen en doelbanen

Geldend van 15-07-2005 t/m heden

Intitulé

Subsidiedeelverordening middelbanen en doelbanen

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van de rekenkamer gemeente Wageningen van 10 mei 2005;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 6, zesde lid van de Reïntegratieverordening WWB,IOAW en IOAZ;

onverminderd artikel 6, tweede lid en artikel 6, vierde lid van de Reïntegratieverordening WWB,IOAW en IOAZ;

in afwijking van de Algemene subsidieverordening Wageningen 1998;

Besluit

Vast te stellen de Subsidiedeelverordening middelbanen en doelbanen.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 juni 2005.

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES

Artikel 1 Begrippenlijst

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a.

    het college

    :

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen;

    b.

    de gemeente

    :

    de gemeente Wageningen;

    c.

    de arbeidsovereenkomst

    :

    een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht; met een arbeidsovereenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

    d.

    productieve waarde

    :

    de loonwaarde van de werknemer;

    e.

    IOAW

    :

    Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    f.

    IOAZ

    :

    Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    g.

    uitkering

    :

    de uitkering op grond van de WWB, IOAW en IOAZ.

HOOFDSTUK 2 LOONKOSTENSUBSIDIE VOOR MIDDELBANEN

Artikel 2 Middelbaan

  • 1. Onder een middelbaan wordt verstaan: een formatieplaats ten behoeve van een persoon als bedoeld in het derde lid, gecreëerd door een werkgever, waaraan tijdelijk loonkostensubsidie wordt verstrekt, met tot doel om door middel van het uitoefenen van de betreffende functie gedurende de subsidieperiode de productieve waarde van de gesubsidieerde werknemer zodanig te verhogen dat deze productieve waarde na afloop van de subsidieperiode gelijkgesteld kan worden aan de productieve waarde van een niet-gesubsidieerde werknemer op een vergelijkbare functie.

  • 2. Het maximum aantal middelbanen dat per jaar kan worden toegewezen wordt vastgesteld door de gemeenteraad in het jaarlijkse Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ.

  • 3. De middelbaan is beschikbaar voor personen uit alle doelgroepen van het reïntegratiebeleid van de gemeente, waarvan op basis van een individuele beoordeling wordt verwacht dat de productieve waarde na maximaal 24 maanden gesubsidieerde arbeid gelijkgesteld kan worden aan de productieve waarde van niet-gesubsidieerde werknemers op een vergelijkbare functie.

  • 4. De werkgever die een middelbaan ter beschikking stelt, ontvangt hiervoor van het college tijdelijk loonkostensubsidie voor de betreffende werknemer.

  • 5. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan de subsidieverlening met betrekking tot de inzet van de werkgever ten behoeve van het vergroten van de productieve waarde van de gesubsidieerde werknemer. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking door de werkgever aan het volgen van scholing door de werknemer, indien deze scholing door het college als noodzakelijk wordt geacht om de kansen op reguliere arbeid van de werknemer te vergroten.

  • 6. De toekenning van de loonkostensubsidie en de hierbij geldende voorwaarden en bepalingen, worden in een beschikking vastgelegd.

  • 7. Indien bij toekenning van een middelbaan sprake is van gelijke geschiktheid van werkplekken bij verschillende werkgevers, wordt de middelbaan bij voorrang verleend aan een instelling in de publieke sector met maatschappelijke relevantie voor de Wageningse samenleving (zorg, welzijn, educatie, cultuur, sport).

Artikel 3 Grondslag subsidiabel loon middelbaan

  • 1. Als grondslag voor de berekening van de loonkostensubsidie voor een middelbaan geldt het wettelijk minimumloon dat op de gesubsidieerde werknemer van toepassing zou zijn, vermeerderd met de daarover verschuldigde werkgeverslasten en verminderd met alle tegemoetkomingen van welke aard dan ook die de werkgever ontvangt of kan ontvangen met betrekking tot het loon en de werkgeverslasten.

  • 2. Looncomponenten die in elk geval niet voor vergoeding in aanmerking komen zijn:

    • a.

      loon over uren die de overeengekomen arbeidsomvang per week te boven gaan (overwerk);

    • b.

      beloningen zoals tantièmes die in de regel eenmalig worden verstrekt;

    • c.

      vergoedingen die worden verstrekt in het kader van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten;

    • d.

      loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard als gevolg van een spaarloonregeling;

    • e.

      loon waarover belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige als gevolg van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964;

    • f.

      (incidentele) toeslagen op het loon in verband met werk op ongebruikelijke tijdstippen, zoals bijvoorbeeld ORT;

    • g.

      reiskosten en persoonlijke toelagen;

    • h.

      onkostenvergoedingen, scholingskosten en vergoeding van werkkleding.

Artikel 4 Tijdelijke duur loonkostensubsidie middelbaan

  • 1. Loonkostensubsidie voor een middelbaan wordt incidenteel verleend voor een periode van maximaal 24 maanden.

  • 2. Het college kan besluiten om loonkostensubsidie voor een middelbaan te verlenen voor een periode korter dan 24 maanden, indien de productieve waarde van de werknemer bij aanvang van de middelbaan hiertoe aanleiding geeft.

  • 3. Na afloop van de periode ingevolge het eerste en tweede lid wordt niet opnieuw loonkostensubsidie verleend.

Artikel 5 Hoogte loonkostensubsidie middelbaan

  • 1. De hoogte van de loonkostensubsidie voor een middelbaan wordt door het college vastgesteld en wordt afgestemd op de productieve waarde van de werknemer en de uitstroomkansen bij de werkgever. De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 90% van de grondslag als bedoeld in artikel 3, naar rato van het aantal arbeidsuren, uitgaande van een normomvang van 32 uur per week.

  • 2. De productieve waarde van de werknemer wordt na 12 maanden na aanvang van de subsidieverlening opnieuw beoordeeld door het college, waarna het college kan besluiten om de hoogte van de loonkostensubsidie aan te passen. De wijziging van de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgelegd in een beschikking.

  • 3. Het college kan besluiten om de loonkostensubsidie voor een middelbaan te verhogen tot 100% van de grondslag als bedoeld in artikel 3, indien de werkgever meer dan 5% van zijn jaarlijkse exploitatie aan directe loonkosten van de gesubsidieerde werknemer moet betalen.

  • 4. Het college kan besluiten om het aantal te subsidiëren arbeidsuren te verhogen, indien verhoging van het aantal arbeidsuren vereist is om volledige uitstroom van de gesubsidieerde werknemer uit de uitkering te realiseren.

  • 5. Het college kan besluiten om loonkostensubsidie te verstrekken voor een middelbaan op basis van een arbeidsovereenkomst van minder dan 32 uur per week, indien:

    • a.

      aan de werknemer niet de volledige arbeidsverplichtingen zijn opgelegd;

    • b.

      de werknemer als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) kan worden aangemerkt.

HOOFDSTUK 3 LOONKOSTENSUBSIDIE VOOR DOELBANEN

Artikel 6 Doelbaan

  • 1. Onder een doelbaan wordt verstaan: een formatieplaats ten behoeve van een persoon als bedoeld in het derde lid, gecreëerd door een werkgever, waaraan loonkostensubsidie wordt verstrekt.

  • 2. Het maximum aantal doelbanen dat per jaar kan worden toegewezen wordt vastgesteld door de gemeenteraad in het jaarlijkse Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ.

  • 3. De doelbaan is beschikbaar voor personen uit alle doelgroepen van het reïntegratiebeleid van de gemeente, van wie op basis van een individuele beoordeling moet worden geconcludeerd dat deze persoon zodanige belemmeringen ervaart met betrekking tot het verrichten van arbeid, dat zijn productieve waarde weliswaar voldoende is om gesubsidieerde arbeid te kunnen verrichten, doch onvoldoende toe zal nemen om aansluiting met de reguliere arbeidsmarkt te realiseren.

  • 4. Voor loonkostensubsidie voor een doelbaan komen alleen in aanmerking werkgevers in de publieke sector met een maatschappelijke doelstelling, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de organisatie is in Wageningen gevestigd, en;

    • b.

      de organisatie heeft geen winstoogmerk, en;

    • c.

      de organisatie is voor tenminste 75% afhankelijk van subsidies, donaties en/of giften, en;

    • d.

      de organisatie is werkzaam op het gebied van zorg, welzijn, educatie, cultuur, recreatie of sport, en;

    • e.

      het management van de organisatie waarborgt een directe, dagelijkse begeleiding van en toezicht op de betrokken werknemer, door te garanderen dat minimaal 50% van de arbeidstijd een leidinggevende van de betrokken werknemer aanwezig is, tenzij hierover door het college op basis van een overleg tussen de organisatie en het college wordt afgeweken, en;

    • f.

      de werkgever stelt de gesubsidieerde werknemer niet ter beschikking voor het verrichten van arbeid in een andere door een andere ondernemer of de werkgever in stand gehouden onderneming, en;

    • g.

      de arbeidsovereenkomst met de werknemer wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, met als uitzondering daarop, dat een arbeidsovereenkomst met een bepaalde werknemer slechts éénmaal kan worden aangegaan voor een bepaalde tijd van ten hoogste één jaar, en;

    • h.

      het door de werkgever betaalde loon bedraagt bij aanvang van de arbeidsovereenkomst niet meer dan 100% van het voor de belanghebbende geldende wettelijk minimumloon, en;

    • i.

      het door de werkgever betaalde loon bedraagt gedurende de arbeidsovereenkomst ten hoogste 130% van het voor de belanghebbende geldende wettelijk minimumloon.

  • 5. Indien het maximum aantal doelbanen in een jaar niet toereikend is om in alle aanvragen te voorzien, wordt voorrang verleend aan organisaties die werkzaam zijn op de gebieden zorg, welzijn, educatie en cultuur.

  • 6. De werkgever als bedoeld in het tweede lid die een doelbaan ter beschikking stelt, ontvangt hiervoor loonkostensubsidie van het college voor de betreffende werknemer.

  • 7. Het college kan nadere voorwaarden stellen aan de subsidieverlening met betrekking tot de inzet van de werkgever ten behoeve van het vergroten van de productieve waarde van de gesubsidieerde werknemer. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking door de werkgever aan het volgen van scholing door de werknemer, indien deze scholing door het college als noodzakelijk wordt geacht om de kansen op reguliere arbeid van de werknemer te vergroten.

  • 8. De toekenning van de loonkostensubsidie en de hierbij geldende voorwaarden en bepalingen, worden in een beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Grondslag subsidiabel loon doelbaan

  • 1. Als grondslag voor de berekening van de loonkostensubsidie voor een doelbaan geldt:

    • a.

      het overeengekomen bruto loon, waarbij gedurende de eerste vier jaren van de arbeidsovereenkomst de loonkostensubsidie wordt berekend op basis van een maximum bruto loon van 115% van het wettelijk minimum loon, én;

    • b.

      de daarover verschuldigde werkgeverslasten, verminderd met alle tegemoetkomingen van welke aard dan ook die de werkgever ontvangt of kan ontvangen met betrekking tot het loon en de werkgeverslasten.

  • 2. Looncomponenten die in elk geval niet voor vergoeding in aanmerking komen zijn:

    • a.

      loon over uren die de overeengekomen arbeidsomvang per week te boven gaan (overwerk);

    • b.

      beloningen zoals tantièmes die in de regel eenmalig worden verstrekt;

    • c.

      vergoedingen die worden verstrekt in het kader van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten;

    • d.

      loon dat in geblokkeerde vorm wordt gespaard als gevolg van een spaarloonregeling;

    • e.

      loon waarover belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige als gevolg van artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964;

    • f.

      (incidentele) toeslagen op het loon in verband met werk op ongebruikelijke tijdstippen, zoals bijvoorbeeld ORT;

    • g.

      reiskosten en persoonlijke toelagen;

    • h.

      onkostenvergoedingen, scholingskosten en vergoeding van werkkleding.

Artikel 8 Duur loonkostensubsidie doelbaan

  • 1. Loonkostensubsidie voor een doelbaan wordt periodiek verleend, telkens voor een tijdvak van twee kalenderjaren.

  • 2. Op aanvraag van de werkgever besluit het college tot voortzetting van de loonkostensubsidie na verstrijken van het in het eerste lid vastgestelde tijdvak, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is sprake van voortzetting van de arbeidsovereenkomst, en;

    • b.

      de werkgever voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 6, vierde en zevende lid van deze verordening, en;

    • c.

      het college acht aannemelijk dat inschakeling in reguliere arbeid van de gesubsidieerde werknemer (nog) niet mogelijk is, en

    • d.

      de gesubsidieerde werknemer behoort tot de doelgroepen van het reïntegratiebeleid van de gemeente, en;

    • e.

      de gesubsidieerde werknemer is woonachtig in de gemeente Wageningen.

  • 3. Van het tweede lid wordt afgeweken indien wijziging van wet- en regelgeving hiertoe noodzaakt. In die gevallen wordt door het college een redelijke termijn voor beëindiging van de subsidie vastgesteld.

Artikel 9 Hoogte loonkostensubsidie doelbaan

  • 1. De door het college verstrekte loonkostensubsidie voor een doelbaan bedraagt 90% van de grondslag als bedoeld in artikel 7, naar rato van het aantal arbeidsuren, uitgaande van een normomvang van 32 uur per week.

  • 2. Het college kan besluiten om de loonkostensubsidie voor een doelbaan te verhogen tot 100% van de grondslag als bedoeld in artikel 7, indien de werkgever meer dan 5% van zijn jaarlijkse exploitatie aan directe loonkosten van de gesubsidieerde werknemer moet betalen.

  • 3. Het college kan besluiten om het aantal te subsidiëren arbeidsuren te verhogen, indien verhoging van het aantal arbeidsuren vereist is om volledige uitstroom uit de uitkering te realiseren.

HOOFDSTUK 4 VOORLOPIGE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 10 Termijn van aanvraag voorlopige subsidieverlening

  • 1. De aanvraag tot voorlopige verlening van loonkostensubsidie voor een middelbaan wordt ingediend door de werkgever uiterlijk twee maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

  • 2. De eerste aanvraag tot voorlopige verlening van loonkostensubsidie van een doelbaan wordt ingediend door de werkgever uiterlijk twee maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

  • 3. De tweede en volgende aanvragen voor voorlopige verlening van loonkostensubsidie van een doelbaan worden ingediend door de werkgever uiterlijk 1 juli van het laatste kalenderjaar waarvoor de lopende subsidie is verleend.

Artikel 11 Gegevens bij de aanvraag tot voorlopige subsidieverlening

  • 1. De werkgever verstrekt bij de aanvraag voor voorlopige verlening van loonkostensubsidie voor een middelbaan of doelbaan de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, woonplaats en sofi-nummer van de werknemer, en;

    • b.

      een kopie van een geldig legitimatiebewijs, en;

    • c.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit de aard, de duur, de omvang en de beloning van het dienstverband blijkt, en;

    • d.

      een verklaring van de werkgever, waarin wordt verklaard dat in het afgelopen jaar geen inkrimping van het personeelsbestand heeft plaatsgevonden middels gedwongen ontslagen, en;

    • e.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de subsidieaanvraag.

  • 2. Het college kan met betrekking tot de in te dienen gegevens aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Artikel 12 Beslistermijn met betrekking tot de aanvraag tot voorlopige subsidieverlening

Het college beschikt op een aanvraag tot voorlopige subsidieverlening voor een middelbaan of doelbaan binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 13 Betaling van voorschotten

  • 1. De loonkostensubsidie wordt bij wijze van voorschot per kwartaal betaalbaar gesteld, na ontvangst van afschriften van de individuele loonspecificaties van de gesubsidieerde werknemer over het voorafgaande kwartaal.

  • 2. De hoogte van de kwartaalbetaling wordt in de beschikking tot voorlopige subsidieverlening door het college vastgesteld.

HOOFDSTUK 5 DEFINITIEVE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 14 Termijn van aanvraag definitieve subsidievaststelling

De aanvraag tot definitieve vaststelling van loonkostensubsidie voor een middelbaan of doelbaan wordt ingediend uiterlijk drie maanden na afsluiting van elk kalenderjaar.

Artikel 15 Gegevens bij de aanvraag tot definitieve subsidievaststelling

Bij de aanvraag tot definitieve vaststelling van loonkostensubsidie voor een middelbaan of doelbaan overlegt de werkgever een overzicht van de gemaakte kosten en een accountantsverklaring aan de gemeente. In het overzicht worden de werkgeverslasten per looncomponent als genoemd in artikel 3 en artikel 7 van deze verordening weergegeven. Het college ontvangt deze stukken jaarlijks voor 1 april van het kalenderjaar volgend op het subsidiejaar.

Artikel 16 Beslistermijn met betrekking tot de aanvraag tot definitieve subsidievaststelling

Het college beschikt op een aanvraag tot definitieve subsidievaststelling voor een middelbaan of doelbaan binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK 6 VOORKOMING CONCURRENTIEVERVALSING

Artikel 17 Toetsing concurrentieverhoudingen

  • 1. Het college toetst of de beschikbaar gestelde middel- of doelbaan geen verdringend effect heeft op de reguliere arbeid.

  • 2. Het college kan voor deze toetsing van de werkgever een verklaring van geen bezwaar vragen, ondertekend door of namens een medezeggenschapsorgaan.

  • 3. Indien het realiseren van een middel- of doelbaan leidt tot onverantwoorde beïnvloeding van concurrentieverhoudingen, beëindigt de gemeente de loonkostensubsidie.

HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN WERKGEVER

Artikel 18 Inlichtingenplicht werkgever inzake loonkostensubsidie

  • 1. De werkgever informeert het college op verzoek of uit eigen beweging over alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een loonkostensubsidie.

  • 2. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de gesubsidieerde werknemer stelt de werkgever binnen drie werkdagen na beëindiging van de overeenkomst het college hiervan in kennis.

  • 3. De werkgever vraagt voorafgaand aan een voorgenomen wijziging van de met de gesubsidieerde werknemer contractueel overeengekomen arbeidsomvang of bij functiewijziging hiervoor toestemming aan het college.

  • 4. Indien de inlichtingenplicht zoals bedoeld in dit artikel, niet of niet behoorlijk of niet binnen de gestelde termijn is nagekomen, kan het college het besluit tot toekenning van loonkostensubsidie geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken.

  • 5. Loonkostensubsidie die ten onrechte of tot een te hoog bedrag door het college is verstrekt, wordt van de werkgever teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan artikel 4 en artikel 8, tweede lid van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van een doeltreffend reïntegratiebeleid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 15 juli 2005

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidiedeelverordening middelbanen en doelbanen.

Artikel 22 Bekendmaking

Het besluit tot vaststelling van deze verordening wordt bekendgemaakt door publicatie op de gemeentepagina van De Stad Wageningen.

Toelichting op de Subsidiedeelverordening middelbanen en doelbanen

Algemene toelichting

Per 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. De WWB stelt de eigen verantwoordelijkheid van de burger, om al datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in het eigen bestaan te voorzien, centraal. Pas als mensen niet in staat blijken te zijn om in het eigen bestaan te voorzien, hebben zij een aanspraak op de overheid om hen daarbij te ondersteunen.

Zoals voorgeschreven door de WWB heeft de gemeenteraad de Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ vastgesteld. Deze verordening is op 1 januari 2005 in werking getreden. Ter uitvoering van de verordening stelt de gemeenteraad jaarlijks een Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ vast, waarin het inhoudelijke reïntegratiebeleid van de gemeente wordt beschreven. Het betreft onder andere de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de vereiste evenwichtige aanpak van de verschillende in de WWB genoemde doelgroepen, de voorzieningen die kunnen worden ingezet in het kader van reïntegratie en de gronden voor tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen.

De reïntegratieverordening en het reïntegratieplan voorzien in de mogelijkheid van gesubsidieerde arbeid. Gesubsidieerde arbeid wordt door de raad van de gemeente Wageningen primair beschouwd als een belangrijk middel om de uitstroomkansen van personen uit de doelgroepen van de gemeente naar de reguliere arbeidsmarkt te vergroten. Secundair wordt gesubsidieerde arbeid beschouwd als doel voor personen uit de doelgroepen van de gemeente met zodanige belemmeringen dat uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt geen reële optie is.

Onderscheiden worden middelbanen en doelbanen. Middelbanen zijn bestemd voor personen uit de doelgroepen van het reïntegratiebeleid, waarvan op basis van een individuele beoordeling wordt verwacht dat de productieve waarde (de loonwaarde van de werknemer) na maximaal twee jaar gesubsidieerd werk gelijkgesteld kan worden aan de productieve waarde van niet-gesubsidieerde werknemers op een vergelijkbare functie. Hoogte en duur van de loonkostensubsidie worden bij aanvang van de subsidieperiode afgestemd op de productieve waarde van de werknemer. De productieve waarde wordt na één jaar opnieuw beoordeeld, waarna de hoogte van de subsidie kan worden aangepast.

Doelbanen zijn bestemd voor personen uit de doelgroepen van het reïntegratiebeleid, waarvan op basis van een individuele beoordeling van het reïntegratiebeleid moet worden geconcludeerd dat zij zodanige belemmeringen ervaren, dat hun productieve waarde weliswaar voldoende is om gesubsidieerde arbeid te kunnen verrichten, doch onvoldoende toe zal nemen om aansluiting met de reguliere arbeidsmarkt te realiseren. Bij doelbanen bedraagt de loonkostensubsidie in principe 90%, met een mogelijkheid van verhoging tot 100% voor organisaties die meer dan 5% van hun jaarlijkse exploitatie aan directe loonkosten van de gesubsidieerde werknemer moeten betalen.

Voor de vormgeving van de loonkostensubsidie wordt aangesloten bij de systematiek van het Besluit Instroom/Doorstroombanen (dat per 1 januari 2004 is vervangen door de WWB): aan een werkgever die een persoon uit de doelgroepen van het gemeentelijke reïntegratiebeleid onder de WWB in dienst neemt, kan onder voorwaarden loonkostensubsidie worden toegekend. De regels voor het verstrekken van loonkostensubsidie door de gemeente Wageningen zijn vastgelegd in deze verordening.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippenlijst

In deze verordening hebben de begrippen die niet nader in artikel 1 zijn omschreven dezelfde betekenis als in de WWB en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Middelbaan

De omschrijving van de middelbaan komt inhoudelijk overeen met de omschrijving in het Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ 2005, doch de tekst is aangepast ten behoeve van een éénduidige uitleg.

Artikel 3 Grondslag subsidiabel loon middelbaan

Voor de grondslag voor het te subsidiëren loon is aangesloten bij de systematiek van het oude Besluit Instroom/Doorstroombanen. Middelbanen zijn bedoeld om klanten uit de reïntegratiedoelgroepen van de gemeente gedurende een bepaalde tijd in de gelegenheid de benodigde werkervaring op te doen, opdat hun productieve waarde na afloop voldoet aan de eisen van de reguliere arbeidsmarkt. Subsidiëring vindt plaats op basis van het wettelijk minimumloon. Eventuele extra looncomponenten worden niet gesubsidieerd.

Onderdeel e onder het tweede lid van dit artikel betreft de zogenaamde eindheffingsbestanddelen. De loonbedragen die vallen onder de eindheffingen vielen ook onder het Besluit Instroom/Doorstroombanen niet onder het te subsidiëren loon. De bedragen die vallen onder de eindheffingen kunnen door de werkgever naast het (gesubsidieerde) minimumloon worden betaald.

Artikel 4 Tijdelijke duur loonkostensubsidie middelbanen

Gezien het doel van het instrument middelbaan, is de duur van de loonkostensubsidie voor deze banen tijdelijk van aard. Op grond van dit artikel wordt de loonkostensubsidie voor een middelbaan maximaal 24 maanden toegekend.

Artikel 5 Hoogte loonkostensubsidie middelbaan

Hoogte en duur van de loonkostensubsidie worden bij aanvang van de subsidieperiode afgestemd op de productieve waarde van de werknemer. De productieve waarde wordt bepaald aan de hand van een aantal variabelen, zoals: beroepsvaardigheid, kenmerken samenhangend met zelfstandigheid, sociale communicatieve- en taalvaardigheden, motivatie, opleidingsniveau, ontwikkelingsvermogen en belastbaarheid. De productieve waarde wordt na één jaar opnieuw beoordeeld, waarna de hoogte van de subsidie kan worden aangepast.

Onderdeel a van het vijfde lid betreft personen aan wie op grond van het jaarlijkse Reïntegratieplan een gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichtingen is verleend. Zo kan op grond van het Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ 2005 onder omstandigheden (volledige of gedeeltelijke) ontheffing worden verleend aan alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar en aan alleenstaande ouders met gehandicapte kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. Indien aan een persoon voor een aantal uren ontheffing is verleend én een middelbaan voor de betreffende persoon het geschikte instrument blijkt om de kansen op reguliere arbeid te vergroten, biedt onderdeel a de mogelijkheid om de middelbaan voor minder dan 32 uur toe te kennen.

Artikel 6 Doelbaan

De omschrijving van de doelbaan komt inhoudelijk overeen met de omschrijving in het Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ 2005, doch de tekst is aangepast ten behoeve van een éénduidige uitleg. Ook de voorwaarden zoals opgenomen onder het vierde lid onderdeel a tot en met e zijn eerder vastgesteld in het Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ 2005. Voor de onderdelen f en g onder het vierde lid is aangesloten bij het oude Besluit Instroom/Doorstroombanen. Aan de doelbaan wordt, overeenkomstig het oude Besluit Instroom/Doorstroombanen, de voorwaarde gesteld dat het loon niet meer bedraagt dan 130% van het wettelijk minimum loon.

Met betrekking tot het vijfde lid van dit artikel het volgende. In het Reïntegratieplan WWB, IOAW en IOAZ 2005 is opgenomen, dat voorrang wordt verleend aan organisaties die werkzaam zijn op de gebieden zorg, welzijn en educatie, in de situatie dat het maximum aantal doelbanen in een jaar niet toereikend is om in alle aanvragen te voorzien. Op basis van ervaringsgegevens is het gewenst geacht, om ook aan organisaties die werkzaam zijn op het gebied van cultuur een dergelijke voorrangspositie te verlenen.

Artikel 7 Grondslag subsidiabel loon doelbaan

Voor de grondslag voor het te subsidiëren loon is aangesloten bij de systematiek van het oude Besluit Instroom/Doorstroombanen. De basis voor de loonkostensubsidie is het wettelijk minimumloon. Door een grens te stellen aan het te subsidiëren loon gedurende de eerste vier jaren van het dienstverband, wordt voorkomen dat de kosten onevenredig snel toenemen.

Onderdeel e van het tweede lid van dit artikel betreft de zogenaamde eindheffingsbestanddelen. De loonbedragen die vallen onder de eindheffingen vielen ook onder het Besluit Instroom/Doorstroombanen niet onder het te subsidiëren loon. De bedragen die vallen onder de eindheffingen kunnen door de werkgever naast het (gesubsidieerde) minimumloon worden betaald.

Artikel 8 Duur loonkostensubsidie doelbaan

Gezien de aard van dit reïntegratieinstrument kan de loonkostensubsidie in beginsel worden verlengd zolang het dienstverband voortduurt, mits wordt voldaan aan de in dit artikel genoemde voorwaarden.

Artikel 9 Hoogte loonkostensubsidie doelbaan

Voor dit artikel is aangesloten bij het collegebesluit “Bepaling criteria doelbanen WWB aan locale organisaties en voortzetting compensatieregeling vanaf 2006”, d.d. 17 augustus 2004.

Artikel 10 Termijn van aanvraag voorlopige subsidieverlening

Overeenkomstig afdeling 4.2.3 en afdeling 4.2.5 Awb is gekozen voor een systematiek, waarin voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening wordt gegeven. De betalingen op grond van de subsidieverlening zijn voorschotten. Uiteindelijk vindt bij de subsidievaststelling (artikel 14 tot en met 16 van de verordening) de eindafrekening plaats. Op deze wijze worden ook kleinere organisaties in de gelegenheid gesteld een middel- of doelbaan ter beschikking te stellen, zonder de loonkosten voor langere periode te moeten voorschieten. In dit artikel worden de termijnen voor de aanvraag voor voorlopige subsidieverlening geregeld.

Artikel 11 Gegevens bij de aanvraag tot voorlopige subsidieverlening

De verklaring van de werkgever zoals bedoeld onder het eerste lid onderdeel d van dit artikel is vereist om de toetsing zoals bedoeld in artikel 17 van de verordening mogelijk te maken.

Artikel 12 Beslistermijn met betrekking tot de aanvraag tot voorlopige subsidieverlening

Dit artikel geeft de maximale termijn aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik zal worden gemaakt. Gekozen is voor een langere termijn dan de standaardtermijn van acht weken, omdat de aanvragen op grond van artikel 10 derde lid binnen eenzelfde periode moeten worden afgehandeld. Door de besluittermijn te verlengen met vijf weken, biedt dit de uitvoering de nodige ruimte om alle aanvragen zonder termijnoverschrijding af te handelen.

Artikel 13 Betaling van voorschotten

Om ook kleine organisaties, met beperkte financiële middelen, in de gelegenheid te stellen een doel- of middelbaan te creëren, wordt de loonkostensubsidie bij wijze van voorschot verstrekt. De voorschotverlening gebeurt per kwartaal, waarbij de tweede en volgende termijnen niet eerder worden betaald dan wanneer de loonspecificaties over het voorafgaande kwartaal zijn ontvangen. Dit betekent dat betaling over het algemeen in de eerste maand van het kwartaal zal plaatsvinden.

Artikel 14 Termijn van aanvraag definitieve subsidievaststelling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Gegevens bij de aanvraag tot definitieve subsidievaststelling

Ten behoeve van de eindafrekening, waarop de definitieve subsidiebeschikking berust, wordt na afloop van een kalenderjaar een overzicht gevraagd van de werkgever van de gemaakte loonkosten. Uit dit overzicht moet blijken welk bedrag aan werkgeverslasten berust op de extra looncomponenten zoals genoemd in artikel 3 tweede lid en artikel 7 tweede lid. Deze kosten worden tenslotte niet vergoed. Vanwege rechtmatigheidseisen wordt tevens een accountantsverklaring omtrent het overzicht gevraagd.

Artikel 16 Beslistermijn met betrekking tot de aanvraag tot definitieve subsidievaststelling

Dit artikel geeft de maximale termijn aan waarbinnen het college moet beslissen. Dit betekent niet dat daarvan in de praktijk ook steeds volledig gebruik zal worden gemaakt. Gekozen is voor een langere termijn dan de standaardtermijn van acht weken, omdat de aanvragen tot definitieve subsidievaststelling binnen eenzelfde periode moeten worden afgehandeld. Door de besluittermijn te verlengen met vijf weken, biedt dit de uitvoering de nodige ruimte om alle aanvragen zonder termijnoverschrijding af te handelen.

Artikel 17 Toetsing concurrentieverhoudingen

Gesubsidieerde arbeid is een reïntegratieinstrument. Inzet van dit instrument mag niet leiden tot verstoring van de concurrentieverhoudingen.

Artikel 18 Inlichtingenplicht werkgever inzake loonkostensubsidie

Ten behoeve van een doelmatige besteding van overheidsgelden moet aangetoond kunnen worden dat de loonkostensubsidie rechtmatig wordt verstrekt. Hiertoe is onder andere vereist dat de werkgever het college tijdig op de hoogte stelt van eventuele wijzigingen of omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op het recht op loonkostensubsidie. In dit artikel wordt de inlichtingenplicht van de werkgever omschreven.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het kan zijn dat zich bepaalde situaties voordoen die niet voorzien zijn bij het opstellen van deze verordening en waarin toepassing van de bepalingen in deze verordening kennelijk onredelijke gevolgen zou hebben voor de belanghebbende. Het college heeft op grond van dit artikel de bevoegdheid om in dergelijke situaties af te wijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 21 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Bekendmaking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.