Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen Breda

Geldend van 01-02-1997 t/m heden

Intitulé

Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen Breda

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 30c, eerste lid, onder c, en artikel 30d, eerste lid, van de Wet op de kansspelen alsmede artikel 167 van de gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen Breda, overeenkomstig het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ontwerp.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: Koninklijk Besluit van 24 november 1986, Stb. 589;

  • c.

    speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gestelde mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middelijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies;

    daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • d.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan:

    • 1.

      het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen, en

    • 2.

      het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt;

  • e.

    kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

  • f.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c van de wet;

  • g.

    ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die een speelautomatenhal exploiteert;

  • h.

    beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in een speelautomatenhal is belast;

  • i.

    openbare weg: alle voor het openbare rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Hoofdstuk 2 Speelautomatenhallen

Artikel 2

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester kan uitsluitend vergunning verlenen voor het vestigen of exploiteren van maximaal 3 speelautomatenhallen.

Artikel 3

De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  • a.

    een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

  • b.

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • c.

    een verklaring waaruit blijkt, dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

  • d.

    een verklaring omtrent het gedrag:

    • -

      van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die

      de onderneming krachtens de bij te voegen statuten vertegenwoordigt(en) en

    • -

      van de beheerder.

Artikel 4

  • 1. De burgemeester beslist binnen drie maanden na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste drie maanden worden verdaagd;

  • 2. Op aanvragen om vergunning wordt beslist in de volgorde waarin de aanvragen, met bijbehorende bescheiden, zijn ontvangen.

  • 3. Voor zoveel nodig in afwijking van het tweede lid wordt, bij gelijktijdig in behandeling zijnde aanvragen, als eerste beslist op een aanvraag die betrekking heeft op een speelautomatenhal  welke wordt geëxploiteerd door de aanvrager:

    • a.

      met een vergunning op grond van artikel 30 (oud) van de wet, of

    • b.

      met een vergunning op grond van deze verordening.

Artikel 5

  • 1. Indien de vergunningaanvraag niet voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen, aanvraag wordt de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid gesteld binnen twee weken, nadat hem dit is medegedeeld, de aanvraag aan te vullen of te verbeteren.

  • 2. Indien de aanvrager van de vergunning van de in het voorgaande lid bedoelde gelegenheid geen gebruik maakt, kan de burgemeester de aanvrager in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 6

  • 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

  • 2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld.

  • 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval  betrekking op:

    • a.

      de sluitingstijden van de speelautomatenhal;

    • b.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • c.

      het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld;

    • d.

      de exploitatie van de hal, waaronder begrepen:

      • -

        de zorg voor het voorkomen van nadelen voor de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving;

      • -

        het erop toezien, dat er geen overmatig gokgedrag plaatsvindt en dat per persoon gedurende niet langer dan één uur achtereen op een kansspelautomaat wordt gespeeld;

      • -

        het door middel van stickers op kansspelautomaten waarschuwen voor het risico van gokverslaving;

      • -

        de opleiding van de beheerder en het personeel van de hal met betrekking tot opvang en begeleiding van gokverslaafden; het wijzen van personen waarbij sprake is van overmatig gokgedrag op de gevaren daarvan; het daartoe beschikbaar stellen van voorlichtingsmateriaal;

      • -

        het weren van gokverslaafden uit de hal en het verwijzen van hen naar hulpverleningsinstellingen;

    • e.

      de geldigheidsduur van de vergunning.

Artikel 7

De vergunning wordt geweigerd, indien:

  • a.

    het maximum aantal af te geven vergunningen voor speelautomaten is verleend;

  • b.

    de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

  • c.

    de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

  • d.

    de ondernemer of beheerder(s) onder curatele staat(staan) of bewind is ingesteld over één of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

  • e.

    door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

  • f.

    de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel met een van kracht zijnd stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

  • g.

    de vrees gewettigd is, dat het verlenen van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

Artikel 8

  • 1.

    Indien de overeenkomstig artikel 6, tweede lid, in vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer:

    • a.

      binnen een week daarvan kennis te geven aan de burgemeester;

    • b.

      binnen drie weken na het verstrijken van de onder artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag, de burgemeester in kennis te stellen van de naam van de nieuwe beheerder.

    De overeenkomstig het eerste lid, onder b, aangemelde beheerder wordt geacht in de vergunning te zijn vermeld in de plaats van de oorspronkelijke beheerder.

    De vergunning vervalt, indien de ondernemer de in het eerste lid genoemde verplichtingen niet is nagekomen.

Artikel 9

  • 1. De burgemeester kan de vergunning intrekken, indien:

    • a.

      blijkt, dat de vergunning tengevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd, dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 7, onder e;

    • c.

      gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • d.

      de exploitatie van de speelautomatenhal voor een periode langer dan zes maanden is of wordt onderbroken;

    • e.

      de vrees gewettigd is, dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou

      opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 2. Intrekking van de vergunning geschiedt niet, spoedeisende gevallen uitgezonderd, voordat de vergunninghouder bij aangetekende brief van dit voornemen is kennis is gesteld. Daarbij wordt hem medegedeeld, dat hij in de gelegenheid wordt gesteld in persoon of bij gemachtigde door de burgemeester of een door deze aangewezen ambtenaar te worden gehoord.

Artikel 10

  • 1. Ondernemers, die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening met een vergunning op grond van artikel 30 (oud) van de wet een speelautomatenhal exploiteren, en voortzetting van deze exploitatie beogen, dienen binnen drie maanden een nieuwe vergunning aan te vragen.

  • 2. Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen drie maanden een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 3. In alle andere gevallen van wisseling van ondernemer dient binnen één maand na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 4. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

Artikel 11

Overtreding van artikel 2 van deze verordening en van de krachtens artikel 6 gegeven beperkingen en voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 12

De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 13

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde is vereist, wordt de bevoegdheid te allen tijde een speelautomatenhal, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker, te betreden verleend aan de ambtenaren:

  • a.

    die door het bevoegd gezag belast zijn met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    die belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Hoofdstuk 3 Speelautomaten in overige inrichtingen

Artikel 14

Aan een vergunning, bedoeld in artikel 30b van de wet, voor het aanwezig hebben van speelautomaten in inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a, of b van de wet, wordt:

  • 1.

    de beperking verbonden, dat maximaal twee speelautomaten, aanwezig mogen zijn, met dien verstande, dat:

    • a.

      Type automaat a in het geval het betreft een inrichting of een gedeelte van een inrichting:

      • -

        zoals bedoeld in artikel 30c, eerste lid, sub b van de wet (droge horeca), dan wel

      • -

        zoals bedoeld in artikel 30c, eerste lid, sub a van de wet (natte horeca) doch welke door het publiek in de eerste plaats pleegt te worden bezocht voor het kopen en nuttige van alcoholvrije drangen en/of geringe etenswaren;

        voor zover niet tevens zijnde een inrichting zoals bedoeld onder b, maximaal één van de twee een kansspelautomaat mag zijn;

    • b.

      in het geval het betreft een inrichting welke deel uitmaakt van een sportcomplex, gemeenschaps- of buurthuis, jeugdhonk dan wel dansschool, dit uitsluitend behendigheidsautomaten mogen zijn.

  • 2.

    het voorschrift verbonden, dat er op wordt toegezien, dat er geen overmatig gokgedrag plaatsvindt en dat per persoon gedurende niet langer dan één uur achtereen op een kansspelautomaat wordt gespeeld;

  • 3.

    het voorschrift verbonden, dat op kansspelautomaten door middel van stickers dient te worden gewaarschuwd voor het risico van gokverslaving;

  • 4.

    het voorschrift verbonden, dat personen waarbij sprake is of kan zijn van overmatig gokgedrag worden gewezen op de gevaren daarvan, ten behoeve waarvan voorlichtingsmateriaal beschikbaar dient te zijn;

  • 5.

    het voorschrift verbonden, dat door de exploitant/beheerder van de inrichting verslaafden gokverslaafden worden geweerd uit die inrichting en dat zij worden verwezen naar hulpverleningsinstellingen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening op speelautomatenhallen en speelautomaten Breda”.

  • 2. Zij treedt in wering met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de afkondiging heeft plaatsgevonden.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Breda, gehouden op 23 januari 1997.
de secretaris B. Ouwerkerk
de voorzitter C.G.J. Rutten