Beleidsregels omgevingsvergunning bewoning recreatiewoning

Geldend van 20-10-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels omgevingsvergunning bewoning recreatiewoning

BELEIDSREGELS OMGEVINGSVERGUNNING BEWONING RECREATIEWONING

Algemeen

Op grond van de voorschriften uit de vigerende bestemmingsplannen is in recreatiewoningen uitsluitend recreatief verblijf toegestaan. Ander gebruik is verboden en in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt onder andere verstaan een gebruik voor doeleinden ten behoeve van permanente bewoning.

Op grond van de artikel 2.1 lid 1 sub c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.

Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning wordt getoetst aan de beleidsregels. Voldoet een aanvraag niet aan onderstaande beleidsregels, dan weigert het college de omgevingsvergunning.

Wettelijke grondslag

De gemeenteraad heeft op 16 september 2010 de beleidsnota ‘Aanpak van permanente bewoning recreatiewoningen Winterswijk (versie juli 2010)’ vastgesteld. In die beleidsnota staat dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden op aanvraag een persoonsgebonden ontheffing te verlenen aan personen die vóór, maar in elk geval op 31 oktober 2003 onrechtmatig een recreatiewoning bewoonden en dat sindsdien onafgebroken doen.

Per 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Sindsdien is de persoonsgebonden ontheffing vervangen door de omgevingsvergunning. Zowel met een omgevingsvergunning als met een ontheffing mag de recreatiewoning bewoond blijven door de betreffende persoon.

De wettelijke basis voor de vergunningverlening is artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2° Wabo in samenhang met artikel 4 lid 10, van bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor).

Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning.

Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning kan worden verleend, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • b.

    de bewoning is niet in strijd met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;

  • c.

    de bewoner had op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik en heeft deze sedertdien onafgebroken bewoond, en

  • d.

    de bewoner was op 31 oktober 2003 meerderjarig.

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien er sprake is van een reeds onherroepelijk besluit tot oplegging van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

Zoals reeds is aangegeven kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als de betreffende recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan bestaande woning gestelde eisen. De aanvrager moet zelf gegevens overleggen waaruit blijkt dat de betreffende recreatiewoning aan die eisen voldoet.

Middels ten minste twee soorten bewijsmiddelen die in de hiernavolgende onderdelen a tot en met g zijn genoemd, moet zijn aangetoond dat de bewoning vóór 1 november 2003 bestond en sindsdien onafgebroken heeft voortgeduurd:

  • a.

    een bewijs van inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van de recreatiewoning;

  • b.

    bescheiden waaruit blijkt dat de recreatiewoning in de aangifte inkomstenbelasting is opgegeven als eigen woning en door de Belastingdienst als zodanig is aangemerkt;

  • c.

    een polis voor een ziektekostenverzekering waarbij als adres van de bewoner het adres van de recreatiewoning is vermeld, gevoegd bij een inschrijving van die bewoner bij een huisartsenpraktijk in de gemeente waarin de recreatiewoning is gelegen of een aangrenzende gemeente;

  • d.

    bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door burgemeester en wethouders genomen besluit met betrekking tot bekostiging van leerlingenvervoer vanaf het adres van de recreatiewoning;

  • e.

    door de werkgever van de bewoner aan die bewoner verstrekte jaaropgaven waaruit blijkt dat sprake is van een inkomen van die bewoner op het adres van de recreatiewoning;

  • f.

    bescheiden van een uitkeringsinstantie of pensioenfonds waaruit blijkt dat sprake is van een uitkering of pensioen van die bewoner op het adres van de recreatiewoning, of

  • g.

    bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een door die bewoner genoten huursubsidie, respectievelijk huurtoeslag op het adres van de recreatiewoning.

Indien een bewoner in onvoldoende mate of niet beschikt over de bovengenoemde bewijsmiddelen, kan op diens aanvraag wel een vergunning worden verleend indien hij de bewoning van de recreatiewoning met aanvullende of andere bewijsmiddelen naar genoegen aantoont. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld rekeningafschriften van een energie- en waterleidingbedrijf en bankafschriften.

Geldigheid omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning geldt slechts voor degene aan wie zij is verleend. Daarnaast geldt de omgevingsvergunning slechts voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de betreffende recreatiewoning onafgebroken bewoont. Een eventuele nieuwe partner of kinderen die na 31 oktober 2003 zijn gaan ‘medebewonen’ vallen niet onder de vergunning en hebben dus geen zelfstandig recht om in de recreatiewoning te blijven wonen. Wel kunnen zij in de recreatiewoning blijven wonen, tot het moment dat de vergunninghouder de bewoning beëindigt. Staakt de laatste bewoner met een vergunning de bewoning van de recreatiewoning, dan zal de recreatiebestemming weer actief gehandhaafd worden.

Handhaving

Indien geen beroep kan worden gedaan op een omgevingsvergunning zal handhavend worden opgetreden bij constatering van een overtreding van het bestemmingsplan wegens permanente bewoning van een recreatiewoning. De gemeente Winterswijk zal in dat geval juridische maatregelen treffen. Zo wordt in eerste instantie een last onder dwangsom opgelegd om de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. De dwangsom wordt gesteld op € 1000 per week dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 50.000. Het betalen van de dwangsom betekent niet dat de overtreding is beëindigd. Als de overtreding na het innen van de dwangsommen nog niet is beëindigd, kan er een hogere dwangsom opgelegd worden. Ook kan de gemeente besluiten tot het toepassen van bestuursdwang. Toepassing van het strafrecht wordt ook niet uitgesloten. Voor wat betreft de begunstigingstermijn (termijn die de overtreder in de gelegenheid stelt een einde te maken aan de overtreding) wordt uitgegaan van één jaar.

Leges

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning worden leges geheven conform de legesverordening van de gemeente Winterswijk.

Ondertekening

Vaststelling
Deze beleidsregels zijn vastgesteld in de collegevergadering van 12 oktober 2010.
Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.