Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent het afwijkingenbeleid voor bestemmingsplannen (Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen gemeente Duiven 2020)

Geldend van 16-07-2020 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven houdende regels omtrent het afwijkingenbeleid voor bestemmingsplannen (Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen gemeente Duiven 2020)

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Het college van de gemeente Duiven heeft op 8 februari 2011 de ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Duiven’ vastgesteld. Deze beleidsregels geven een verdere uitwerking van de in artikel 4 bijlage II Besluit Omgevingsrecht (hierna: Bor) gegeven mogelijkheden om af te wijken van het geldende bestemmingplan. De gemeente Westervoort heeft op 25 november 2014 uitsluitend ‘Beleidsregels voor een bedrijf en beroep aan huis’ vastgesteld.

Per 1 november 2014 is bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) gewijzigd. Door de ingevoerde wijzigingen zijn de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen en afwijken van een bestemmingsplan met toepassing van de zogenoemde kruimelgevallenlijst (Bor, bijlage II, artikel 4) verruimd. Een beschrijving van de verschillende aanpassingen is gegeven in bijlage 2.

Daarnaast werken de medewerkers van de gemeenten Duiven en Westervoort per 1 januari 2018 samen in de nieuwe organisatie 1Stroom. Het is wenselijk om voor beide gemeenten zoveel mogelijk hetzelfde beleid te hanteren. Dit biedt duidelijkheid en rechtszekerheid aan inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, bestuur en medewerkers.

Het college wil om deze redenen haar afwijkingenbeleid harmoniseren en actualiseren om te komen tot één integraal beleidsstuk dat binnen het gehele grondgebied van de gemeenten Duiven en Westervoort wordt toegepast. Waar nodig worden elementen uit het tot nu toe geldende afwijkingenbeleid aangepast, samengevoegd of uit het beleid geschrapt. Het nieuwe beleidskader moet uniform, helder, praktisch en uitvoerbaar zijn voor zowel burgers als de gemeente.

1.2. Doel en reikwijdte

1.2.1.Doel

Het doel van het afwijkingenbeleid is meerledig:

  • 1.

    Het bieden van een duidelijk en actueel kader, met voldoende flexibiliteit, voor beperkte planologische afwijkingen van het bestemmingsplan met toepassing van het afwijkingenbeleid binnen de gemeente.

  • 2.

    Duidelijkheid bieden over het toepassingsbereik van de afwijkingsmogelijkheden en de wijze waarop dit wordt toegepast. Er worden zowel algemene als artikelsgewijze regels opgesteld.

  • 3.

    Het opstellen van een beleidsstuk dat zowel voor inwoners als voor de gemeente begrijpelijk en toepasbaar is en tevens leidt tot een meer effectieve en efficiënte afdoening van aanvragen.

1.2.2.Wettelijk kader en reikwijdte van het afwijkingenbeleid

Wettelijk kader

Het geldende bestemmingsplan is het planologisch regime waaraan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en verzoeken worden getoetst. Het bestemmingsplan is het instrument bij uitstek waarin het ruimtelijke beleid van de gemeente vastgelegd wordt. Bij het opstellen van een bestemmingsplan is een gedegen afweging gemaakt. In het bestemmingsplan wordt aangegeven waar kan worden gebouwd, met welke afmetingen en hoe percelen en gebouwen mogen worden gebruikt. De geboden mogelijkheden worden als ruimtelijk aanvaardbaar beschouwd.

Een aanvraag die in strijd is met het bestemmingsplan moet van rechtswege worden beschouwd als een verzoek om van het bestemmingsplan af te wijken. Het afwijken van bestemmingsplannen is overigens geen verplichting, maar een bevoegdheid van het bevoegd gezag (het college van burgemeester en wethouders).

Wanneer een bouwplan of ontwikkeling niet valt onder de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen en in strijd is met het bestemmingsplan zijn er drie manieren om van het bestemmingsplan af te wijken (artikel 2.12 lid 1 onder a, onder 1°, 2° en 3° van de Wabo):

  • 1.

    Binnenplanse afwijkingen (onder 1°) afwijken met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake de afwijking.

  • 2.

    Buitenplanse afwijkingen (onder 2°) afwijken met toepassing van de lijst uit artikel 4 van bijlage II van de Bor. Dit wordt ook wel de ‘kruimellijst’ genoemd.

  • 3.

    Overige afwijkingen (onder 3°). Hiertoe dient een uitgebreide procedure te worden gevolgd (in tegenstelling tot het binnenplans en buitenplans afwijken, waarvoor een reguliere procedure geldt). Daarnaast dient een goede ruimtelijke onderbouwing te worden aangeleverd.

Reikwijdte afwijkingenbeleid

Dit beleidskader ziet met name op het toepassen van de hierboven genoemde tweede categorie van de hierboven genoemde manieren. In artikel 4 van Bijlage II Bor zijn 11 categorieën van gevallen genoemd, waarbij deze afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast. De wet geeft de gemeente beleidsvrijheid in de wijze van toepassing van deze bevoegdheid en legt niet vast wanneer de gemeente een vergunning al dan niet moet verlenen. Het besluit om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen dient altijd gemotiveerd te worden. Omdat het toepassingsbereik van deze bevoegdheid in potentie ruim is, is het wenselijk om duidelijke kaders op te stellen voor het toepassen ervan. Om die reden is de voorliggende beleidsnota opgesteld.

Dit beleidskader geeft aan in welke gevallen wij een omgevingsvergunning voor de categorieën van gevallen kunnen verlenen. Als zich een geval voordoet die niet is opgenomen in dit beleidskader maar wel is opgenomen in artikel 4 van bijlage II van de Bor, zal aparte afweging (ad hoc) plaatsvinden.

Ook voor de afwijkingsmogelijkheden genoemd in bestemmingplannen is het zinvol om een aanvullend afwegingskader te hebben. Op grond van artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan het bestuursorgaan toekomende bevoegdheid, zoals de bevoegdheid om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan. Dit beleidskader voorziet hierin.

1.3. Leeswijzer

Dit eerste hoofdstuk (Inleiding) geeft aan wat de aanleiding is voor het opstellen van het Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen. In hoofdstuk 2 (Algemeen) zijn de voor dit beleid van belang zijnde begripsomschrijvingen en de wijze van meten opgenomen. Inhoudelijk is het afwijkingenbeleid opgenomen in de hoofdstukken 3 en 4. In hoofdstuk 3 (Algemeen afwegingskader) zijn de algemene afwegingen opgenomen die gelden voor elke afwijking van het bestemmingsplan, zowel binnenplans als buitenplans. Hoofdstuk 4 (Beleidsregels) gaat specifiek in op de (toepassing van de) beleidsregels. In hoofdstuk 5 (Slotbepalingen) zijn tot slot enkele algemene bepalingen opgenomen. Ten slotte is er een bijlage met een toelichting op de beleidsregels toegevoegd, een overzicht van beroepen en bedrijven aan huis en het artikel van de kruimgevallenlijst.

2. Algemeen

2.1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Aan huis verbonden bedrijf:

Een bedrijf dat in een (gedeelte van een) woning wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Aan huis verbonden (vrij) beroep:

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Achtererfgebied ( Bor ):

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

Antennedrager ( Bor ):

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie ( Bor ):

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of

meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Bebouwingsgebied ( Bor ):

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, met uitzondering van de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

Bed en Breakfast :

Het verstrekken van logies met ontbijt. Onder een Bed en Breakfast-voorziening wordt niet verstaan: het geven van gelegenheid voor overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

Bijbehorend bouwwerk ( Bor ):

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels (van een bestemmingsplan of beheersverordening) een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

Bouwperceelsgrens :

De grens van een bouwperceel.

Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Carport:

Een bijbehorend bouwwerk dat, voorzien van een dak en ten hoogste twee al dan niet tot de constructie behorende wanden, door zijn plaatsing, indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor het stallen van motorvoertuigen.

Daknok ( Bor ):

Hoogste punt van een schuin dak.

Dakopbouw:

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van de bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging

van de vorm en het profiel van het dak.

Dakkapel:

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt.

Dakvoet ( Bor ):

Laagste punt van een schuin dak.

Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder eventueel de uitstalling ten behoeve van die verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Erf ( Bor ):

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Hoofdgebouw ( Bor ):

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,

gelet op die bestemming het belangrijkst is.

Kavel:

Een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven dor een duidelijk herkenbare grens in de vorm van heggen, afrasteringen of sloten.

Kelder:

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,3 meter boven peil, volledig gelegen onder een gebouw.

Mantelzorg ( Bor ):

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

Oorspronkelijke woning:

Het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning is opgeleverd (het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gebouwd). Van het hoofdgebouw te onderscheiden aan- en uitbouwen (bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken of serre), die onderdeel uitmaken van de vergunning (niet vergunningvrij gerealiseerd), die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd, worden geacht deel uit te maken van het oorspronkelijk hoofdgebouw. In bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden, zoals een aangebouwde garage/berging, maken geen deel uit van de oorspronkelijke woning.

Openbaar toegankelijk gebied ( Bor ):

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Overkapping:

Een bijbehorend bouwwerk op het erf van een gebouw, dat functioneel verbonden is met het hoofdgebouw en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

Recreatiewoning:

Een gebouw bedoeld voor tijdelijk recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben gedurende een gedeelte van het jaar.

Roaming:

Het gezamenlijk gebruik van een (telefonie)netwerk.

Schuilgelegenheid:

Een overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende hobbydier(en) gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit het oogpunt van dierwelzijn en waarbij uitsluitend binnenopslag in de vorm van voer en stro is toegestaan.

Site- sharing :

Een (antenne-)installatie die door meerdere providers kan worden gebruikt.

Voorerf(gebied) ( Bor ):

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel, die als zodanig dient te worden aangemerkt.

Voorgevelrooilijn ( Bor ):

Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Webwinkel:

Een website waarop artikelen te koop worden aangeboden, ook wel: verkoop van goederen waarvan de handel uitsluitend via een elektronische of schriftelijke opdracht plaatsvindt (geen fysieke bezoekmogelijkheid) en waarbij de toelevering, opslag en uitlevering van goederen vanuit een daartoe correct bestemde locatie plaats vinden (geen breng- retourneer- en afhaalpunt).

Woning:

Een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Zijerf:

Gedeelte van een erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn.

  • a.

    beschermd zijerf: een zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waarbij het oprichten van bouwwerken niet, of alleen met afwijking van het bestemmingsplan, is toegestaan, zoals de bestemming Tuin;

  • b.

    niet-beschermd zijerf: zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waar het oprichten van bouwwerken is toegestaan, zoals de bestemming Wonen.

Zonnepaneleninstallatie:

Constructie in of op de grond speciaal bedoeld voor het plaatsen van zonnepanelen.

2.2. Wijze van meten

Bij toepassing van de beleidsregels wordt als volgt gemeten en berekend:

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a.

    afstanden loodrecht;

  • b.

    hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. Bij toepassing hiervan wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

  • c.

    maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 1 m buitenbeschouwing blijven.

de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 meter, respectievelijk overstekken van meer dan 1 meter, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

de (bouw-)hoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de horizontale diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met uitzondering van een eventueel aanwezige kelder.

de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de oppervlakte van een overkapping/carport

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte buitenterrein ter plaatse van de overkapping.

3. Algemene afwijkingsregels

De inhoudelijke beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning om af te wijken van een bestemmingsplan vindt plaats via een zorgvuldige belangenafweging en aan de hand van de aspecten voor een goede ruimtelijke ordening, het gemeentelijk beleid en de verplichtingen uit (milieu)wetgeving. Afwijkingen van het bestemmingsplan moeten gemotiveerd worden vanuit een daarvoor geformuleerd beleidskader. Dit om te voorkomen dat ad hoc op bepaalde verzoeken wordt gereageerd. Bij het beslissen over aanvragen om af te wijken van het bestemmingsplan, moet afgewogen worden of de afwijking ruimtelijk gewenst is. In deze beleidsnota is die afweging voor een aantal gevallen al (soms deels) gemaakt. De beleidsregels zien toe op een aantal situaties, waarvoor het wenselijk is om tot een uniforme regeling te komen welke voor de gehele gemeente geldt. Afhankelijk van de situatie, kan het zijn dat er nog een nadere afweging moet worden gemaakt.

De afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast wanneer naar het oordeel van het college:

  • 1.

    het woon- en leefmilieu van de omgeving onevenredig wordt aangetast;

  • 2.

    het straat- en bebouwingsbeeld wordt geschaad (strijd met redelijke eisen van welstand);

  • 3.

    het plan de verkeersveiligheid in het geding brengt;

  • 4.

    de activiteit leidt tot landschappelijke en/of stedenbouwkundige bezwaren;

  • 5.

    er niet voldoende parkeergelegenheid kan worden gegarandeerd op eigen terrein conform het op dat moment geldend gemeentelijk beleid dan wel de CROW kencijfers;

  • 6.

    de aanwezige waarden van (naastgelegen) monumentale gebouwen/objecten onevenredig worden aangetast;

  • 7.

    de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden (indien van toepassing) worden aangetast;

  • 8.

    het plan leidt tot bebouwing ten behoeve van recreatiewoningen / stacaravans / chalets;

  • 9.

    de activiteit strijdig is met provinciale belangen;

  • 10.

    de activiteit strijdig is met enige milieuwetgeving, tenzij op grond van de betreffende milieu-wetgeving daarvan ontheffing, vrijstelling of hogere waarden verleend zijn;

  • 11.

    de afwijking in verband met de externe veiligheid niet te verantwoorden valt.

Een omgevingsvergunning heeft naast publiekrechtelijke ook privaatrechtelijke aspecten. De relatie tussen de bepalingen uit bestemmingsplan of verordening enerzijds en het burenrecht anderzijds kunnen tot uiting komen bij het realiseren van onder andere bijgebouwen en erfafscheidingen. Hierbij kan de uitvoering leiden tot onenigheid tussen buren. Bezwaren die ten aanzien van de hiervoor genoemde bouwwerken kenbaar zijn gemaakt, zijn vaak privaatrechtelijk van aard. Is op een bouwplan passend binnen het bestemmingsplan geen van de in artikel 2.10 van de Wabo genoemde weigeringsgronden van toepassing, dan kunnen privaatrechtelijke aspecten niet leiden tot een weigering van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

In het kader van een afwijkingsprocedure dienen privaatrechtelijke belangen echter wel te worden meegewogen. Indien er sprake is van een duidelijke privaatrechtelijke belemmering, wordt geen medewerking verleend en zal de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan geweigerd worden.

Een privaatrechtelijke afweging die moet worden gemaakt door het bevoegd gezag voor verlening van een omgevingsvergunning volgt uit boek 5 titel 4 van het Burgerlijk Wetboek.

Hieronder valt te denken aan:

  • 1.

    Bezonningaspecten

  • 2.

    Zakelijke rechten

  • 3.

    Burenrecht

  • 4.

    Eigendom verhoudingen

4. Beleidsregels

Elke gemeente kan in beleidsregels aangeven hoe met de in artikel 4 bijlage II Bor opgenomen categorieën gevallen wordt omgegaan. Hieronder staan per artikellid de beleidsregels van de gemeente Duiven. Medewerking kan worden verleend aan de volgende gevallen:

4.1. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 1

een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 150 m.

4.1.1. Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een entree voor de feitelijke voorgevel van een woning, mits het profiel van de straat respectievelijk het straatbeeld dit toelaat en het bijbehorend bouwwerk voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 meter dan wel maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;

    • b.

      de afstand van de entree tot de voorzijde van het perceel moet tenminste 2,5 meter bedragen;

    • c.

      de maximale diepte van de entree bedraagt, wanneer het bijbehorend bouwwerk vanuit het oorspronkelijk ontwerp, bij een tussenwoning dan wel een hoekwoning van een rij, voor de woning is gesitueerd, maximaal 2,5 meter. In dat geval kan worden afgeweken om de ruimte tussen het bijbehorend bouwwerk en de woning op te vullen als entree.

  • 2.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij een woning, gelegen op het achtererfgebied en/of niet-beschermd zijerf dat voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 70% van het bij het oorspronkelijk hoofgebouw behorende achtererfgebied en niet-beschermd zijerf met, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, een maximum van:

      • i.

        60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m²;

      • ii.

        75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 250 tot en met 500 m²;

      • iii.

        135 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m².

    • Indien geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding, wordt met een bouwvlak gelijkgesteld de oorspronkelijke woning;

    • b.

      het bijbehorend bouwwerk wordt minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw gebouwd of in geval van een carport tenminste 0,3 meter achter de voorgevel;

    • c.

      de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, maximaal 4 meter en is niet hoger dan het hoofdgebouw;

    • d.

      de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6,6 meter bedraagt;

    • e.

      de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3;

    • f.

      de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6 meter bedraagt;

    • g.

      binnen het bouwvlak is ondergronds bouwen toegestaan tot maximaal het oppervlakte van het hoofdgebouw, waarbij een maximale bouwdiepte van 3 meter is toegestaan.

  • 3.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.1.2. Een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan bij woningen gelegen op het achtererfgebied en niet- beschermd zijerf dat voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      de gezamenlijk te bebouwen oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bij het oorspronkelijk hoofgebouw behorende achtererfgebied en niet-beschermd zijerf bedragen met, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak, een maximum van 135 m².

      Indien geen bouwvlak is aangegeven op de verbeelding, wordt met een bouwvak gelijkgesteld de oorspronkelijke woning;

    • b.

      het bijbehorend bouwwerk wordt minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd of is in geval van een carport tenminste 0,3 meter achter de voorgevel gesitueerd;

    • c.

      de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter en is niet hoger dan het hoofdgebouw;

    • d.

      de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6,6 meter bedraagt;

    • e.

      de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3;

    • f.

      de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 1 meter, waarbij de bouwhoogte minimaal 3,25 meter en maximaal 6 meter bedraagt;

    • g.

      binnen het bouwvlak is ondergronds bouwen toegestaan tot maximaal het oppervlakte van het hoofdgebouw, waarbij een maximale bouwdiepte van 3 meter is toegestaan.

  • 2.

    een schuilgelegenheid voor het hobbymatig houden van dieren dat voldoet aan de volgende kenmerken:

    • a.

      de schuilgelegenheid wordt op een aaneengesloten kavel van tenminste 2.500 m² opgericht;

    • b.

      het oppervlak van de schuilgelegenheid bedraagt maximaal 20 m²;

    • c.

      de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;

    • d.

      de schuilgelegenheid mag aan maximaal 3 zijden worden omsloten door wanden en is niet voorzien van een deur;

    • e.

      de schuilgelegenheid wordt landschappelijk ingepast door gebruik te maken van een bij het landschap passend materiaal- en kleurgebruik;

    • f.

      er is maximaal 1 schuilgelegenheid per (bedrijfs)woning toegestaan;

    • g.

      de onderlinge afstand tot schuilgelegenheden bedraagt minimaal 25 meter;

    • h.

      de belangen van omliggende functies worden niet onevenredig geschaad en de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;

    • i.

      de schuilgelegenheid is niet toegestaan op gronden welke mede zijn bestemd voor "Waarde - Landschap";

    • j.

      er is uitsluitend binnenopslag in de vorm van voer en stro toegestaan.

  • 3.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.2. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 2

een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 5 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m².

Deze gevallen zijn dermate specifiek dat er geen nadere beleidsregels voor zijn opgesteld. Elk individueel verzoek om af te wijken zal op integrale wijze worden beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.3. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 3

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a.

    niet hoger dan 10 m, en

  • b.

    de oppervlakte niet meer dan 50 m².

4.3.1. Grondgebonden zonnepaneleninstallatie

Zonnepaneleninstallaties worden buiten de bebouwde kom toegestaan, mits aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    bij een agrarisch bedrijf dient de zonnepaneleninstallatie binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak van het agrarisch bedrijf gesitueerd te worden;

  • b.

    binnen de bestemmingen Wonen, Bedrijf en Tuin (niet zijnde voor de voorgevel) dient de zonnepaneleninstallatie binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak van de (bedrijfs)woning gesitueerd te worden;

  • c.

    in afwijking van het bepaalde onder a en b is het toegestaan een zonnepaneleninstallatie t.b.v. een (bedrijfs)woning te situeren in de bestemming Agrarisch direct grenzend aan het bestemmingsvlak met de bestemmingen Agrarisch-Glastuinbouw, Bedrijf, Wonen, Wonen-1 of Tuin;

  • d.

    uitgesloten zijn gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Landschap’;

  • e.

    de totale oppervlakte van de zonnepaneleninstallatie inclusief tussenruimte bedraagt maximaal 50 m²;

  • f.

    de bouwhoogte inclusief zonnepanelen is maximaal 2 meter;

  • g.

    aangetoond moet worden dat de verwachte opbrengst op bestaande gebouwen binnen het bouwvlak minder dan 60% van de optimale opbrengst bedraagt;

  • h.

    er dient sprake te zijn van voornamelijk energie opwekken voor eigen gebruik. Indien men in overwegende mate terug levert aan de energiemaatschappijen, dan is er sprake van een bedrijfsmatige activiteit. En dat vergt een geheel andere ruimtelijke beoordeling;

  • i.

    indien de zonnepaneleninstallatie buiten het bouwvlak wordt gesitueerd, dient de zonnepaneleninstallatie te worden voorzien van een gebiedseigen landschappelijke inpassing;

  • j.

    plaatsing van zonnepaneleninstallatie leidt niet tot bomenkap en er mag geen sprake zijn van hinderlijke schittering.

Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.4. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 4

een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw.

4.4.1. Plaatsen van een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor bouwwerken die voldoen aan de uitgangspunten zoals verwoord in het vigerende welstandsbeleid en voldoen aan de redelijke eisen van welstand naar het oordeel van de welstandcommissie. Hierbij rekening houdend met eerdere precedenten op naburige gebouwen.

Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.5. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 5

een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.

4.5.1. Antenne-installatie

Een afwijking van het bestemmingsplan voor een antenne-installatie ten behoeve van telecombedrijven is mogelijk, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    uit onderzoek blijkt dat site-sharing bij bestaande antenne-installaties of bestaande hoge(re) gebouwen niet mogelijk is;

  • b.

    de antenne-installatie biedt de mogelijkheid tot site-sharing en roaming;

  • c.

    de antenne-installatie wordt zoveel mogelijk ingepast in de omgeving;

  • d.

    de antenne-installatie wordt bij voorkeur geplaats in de directe nabijheid van bestaande bebouwing (geen woonbebouwing);

  • e.

    de antenne-installatie wordt niet gebouwd op en bij monumenten;

  • f.

    de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 40 meter;

  • g.

    de ontwikkeling past binnen de kaders van het geldende gemeentelijke en/of landelijke antennebeleid;

  • h.

    voor zover binnen de bebouwde kom, wordt de antenne-installatie niet gesitueerd op gronden die in het bestemmingsplan zijn voorzien van een woonbestemming.

Overige situaties zijn niet gewenst.

4.6. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 6

een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

Dergelijke installaties worden zelden aangevraagd. Om die reden is er geen specifieke beleidsregel, maar zullen de aanvragen per concreet geval worden beoordeeld. Bij de beoordeling worden uiteraard de algemene afwijkingsregels in acht genomen.

4.7. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 7

een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

Dergelijke installaties worden zelden aangevraagd. Om die reden is er geen specifieke beleidsregel, maar zullen de aanvragen per concreet geval worden beoordeeld. Bij de beoordeling worden uiteraard de algemene afwijkingsregels in acht genomen.

4.8. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 8

het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.

Deze gevallen zijn dermate specifiek dat er geen beleidsregels voor zijn opgesteld. De aanvragen worden per concreet geval beoordeeld. Bij de beoordeling worden uiteraard de algemene afwijkingsregels in acht genomen.

4.9. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 9

het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

4.9.1. Beroep en/of kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis

Een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis is mogelijk, mits wordt voldaan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;

  • b.

    het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten blijft beperkt tot maximaal 40% van de oppervlakte van de woning en/of bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m²;

  • c.

    het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning;

  • d.

    het geen publieksgerichte functie betreft, waaronder detailhandel en horeca. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, die in direct verband staat tot het beroep/bedrijf en die als zodanig ook herkenbaar is, is wel toegestaan. Een bed & breakfast is wel toegestaan.

  • e.

    op de bij de desbetreffende woningen behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden;

  • f.

    het parkeren vindt op eigen terrein plaats; als dat niet het geval of niet mogelijk is, dan wordt beoordeeld of de parkeerdruk in de directe omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toeneemt;

  • g.

    de desbetreffende bedrijfsactiviteiten hebben een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie, dit houdt onder andere in dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  • h.

    de activiteit zorgt er niet voor dat een inrichting ontstaat waarvoor een melding of vergunning nodig is op grond van de Wet milieubeheer;

  • i.

    eventuele handelsreclame voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Algemeen plaatselijke verordening.

4.9.2. Webwinkels

Een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een webwinkel is mogelijk, mits wordt voldaan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;

  • b.

    het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten beperkt blijft tot maximaal 40% van de inhoud van de woning en/of bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 45 m²;

  • c.

    de webwinkel wordt uitgeoefend door de (hoofd)bewoner van de woning;

  • d.

    op de bij de desbetreffende woningen behorende gronden mag geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvinden. Opslag is slechts toegestaan vanuit een daartoe correct bestemde plaats;

  • e.

    de activiteit zorgt er niet voor dat een inrichting ontstaat waarvoor een melding of vergunning nodig is op grond van de Wet milieubeheer;

  • f.

    de desbetreffende bedrijfsactiviteiten hebben een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie, dit houdt onder andere in dat het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

  • g.

    eventuele handelsreclame voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Algemeen plaatselijke verordening.

Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.10. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 10

het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • 1.

    de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

  • 2.

    de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;

  • 3.

    de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

  • 4.

    de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

Er wordt geen vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het veranderen van de gebruiksfunctie, recreatief woongebruik, naar een woongebruik voor permanente bewoning.

Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld, waarbij alle belangen zorgvuldig worden afgewogen.

4.11. Bijlage II Bor, artikel 4 lid 11

ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

4.11.1.Tijdelijke woonvoorziening in verband met bouwwerkzaamheden

Een afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van een tijdelijke woonvoorziening is mogelijk, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er dient sprake te zijn van aantoonbaar bouwen, herbouwen of verbouwen van een woning op hetzelfde perceel;

  • b.

    de tijdelijke woning mag alleen gebruikt worden door de hoofdgebruiker van de woning genoemd onder a;

  • c.

    de tijdelijke woonvoorziening mag pas geplaatst dan wel gebruikt worden indien voor de nieuwe woning/verbouw noodzakelijke omgevingsvergunning onherroepelijk is of aangetoond is dat er sprake is van een omgevingsvergunningsvrije verbouwing;

  • d.

    de maximale termijn voor het gebruiken van de tijdelijke woonvoorziening is 2 jaar;

  • e.

    voor alle gevallen geldt dat de tijdelijke bewoning gestaakt moet worden nadat de nieuwe / verbouwde woning bewoond wordt;

  • f.

    mocht de tijdelijke bewoning impliceren dat het maximaal toegestane bebouwd oppervlak overschreden wordt, dient dit nadat de bewoning van de gewenste nieuwbouw/verbouw gestart is in overeenstemming gebracht te worden met planologisch regime of vergunning;

  • g.

    de tijdelijke woonvoorziening dient goed bereikbaar te zijn voor hulpdiensten;

  • h.

    in het geval een stacaravan of woonunit(s) geplaatst word(t)(en):

    • i.

      op hetzelfde perceel als waar de nieuwbouw/verbouw plaatsvindt;

    • ii.

      niet hoger dan 3,5 meter;

    • iii.

      niet meer dan 100 m²;

    • iv.

      deze niet is gelegen voor de voorgevel van de te (ver)bouwen woning, tenzij het perceel is gelegen buiten de bebouwde kom en het niet mogelijk is om de unit elders op het perceel te plaatsen;

    • v.

      de stacaravan of woonunit zodanig is gelegen dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de privacy van de omwonenden. Een voorbeeld is dat een raam of deur van de unit niet binnen twee meter van de erfgrens van de buren mag zijn gelegen;

    • vi.

      zes weken nadat 4.11.1 onder e van toepassing is dient de stacaravan of woonunit(s) verwijderd te zijn;

    • vii.

      het gebouw dient te voldoen aan de gebruiksfunctie ‘woonfunctie-woonwagen’ zoals genoemd in het Bouwbesluit;

    • viii.

      na het plaatsen van de unit, moet er op het perceel nog voldoende ruimte zijn voor het opslaan van bouwmaterialen op eigen terrein. We geven geen toestemming om daarvoor de openbare weg te gebruiken.

  • i.

    in het geval een bestaand gebouw tijdelijk gebruikt wordt:

    • I.

      op hetzelfde perceel als waar de nieuwbouw/verbouw plaatsvindt;

    • II.

      zes weken nadat 4.11.1 onder e van toepassing is, mag de inrichting van het bestaand gebouw niet meer als een zelfstandige wooneenheid kunnen functioneren;

    • III.

      artikel 4.11.1 onder f is niet van toepassing bij het gebruik van bestaande bijgebouwen;

    • IV.

      het gebouw dient te voldoen aan de gebruiksfunctie ‘wonen’ zoals genoemd in het Bouwbesluit.

5. Slotbepalingen

5.1. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van deze beleidsregel wanneer die voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In een dergelijk geval zal een aparte gemotiveerde beoordeling plaatsvinden (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht).

In het algemeen kan een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan indien er bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld medisch, welstandstechnisch etc.) worden aangevoerd die tot medewerking in afwijking van het beleid noodzaken en er geen redelijke alternatieven bestaan om hierin te voorzien, mits de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en er geen sprake is van (ongewenste) precedentwerking.

Indien de hardheidsclausule wordt toegepast of in afwijking van de in de beleidsregels opgenomen criteria geen medewerking aan een aanvraag wordt verleend, wordt de aanvraag aan het college voorgelegd.

5.2. Planschadeovereenkomst

Het besluit op een omgevingsvergunning op basis van deze beleidsregel is een planschade

veroorzakend besluit zoals omschreven in artikel 6.1, tweede lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening. Het onderhavige beleid is bedoeld voor geringe afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze hebben invloed op de omgeving, echter zouden niet een dusdanige nadelig invloed mogen hebben dat er sprake is van planschade. Wanneer toepassing van het beleid, na inschatting van het planschaderisico, leidt tot grote waardevermindering van omliggende bebouwing moet worden onderzocht of toepassing van het afwijkingenbeleid redelijk is en zo ja, of een planschadeovereenkomst met de aanvrager moet worden aangegaan. Middels deze overeenkomst, opgesteld door de gemeente, verklaart de initiatiefnemer de planschadekosten voortkomend uit het initiatief voor zijn of haar rekening te nemen.

Een planschadeovereenkomst behoort niet tot de indieningsvereiste conform de Regeling omgevingsrecht. Het in behandeling nemen van de aanvraag tot omgevingsvergunning is niet onderhavig aan de gemeentelijke wens van een getekende planschadeovereenkomst. Het is dus zeer belangrijk dat er spoedig een planschadeovereenkomst opgesteld wordt, na binnenkomst aanvraag.

In de situatie dat de noodzakelijke planschadeovereenkomst niet gesloten wordt, vanuit welke reden dan ook, op basis van dit beleid geen medewerking verleend. Dit beleid is immers gebaseerd op een bevoegdheid.

5.3. Toepasselijkheid Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer)

Ingevolge artikel 5 onderdeel 6 van bijlage II Bor, zijn onderdelen 9 en 11 (in voorliggend geval artikel2.9 en 2.11) niet van toepassing op activiteiten als bedoeld in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

5.4. Citeerartikel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Afwijkingenbeleid bestemmingsplannen gemeente Duiven 2020’.

5.5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie. Met de inwerkingtreding van deze regels vervalt de beleidsnota ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden, gemeente Duiven d.d. 8 februari 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 7 juli 2020,

Burgemeester en wethouders van Duiven,

ing C.J (Chris) Papjes

secretaris

mr. H.B. (Huub) Hieltjes

burgemeester

Bijlage 1 Toelichting op de beleidsregels

Algemeen

De beleidsregels zijn gebaseerd op de verschillende mogelijkheden die de lijst in bijlage II, artikel 4 bij de Bor geeft. Per sub van dit artikel is aangegeven welke beleidsregels van toepassing zijn bij de behandeling van een aanvraag. Omdat er enkele sub-leden zijn waar in de afgelopen jaren geen of nauwelijks gebruik van is gemaakt om af te wijken van een bestemmingsplan, is er voor gekozen om voor deze sub-leden geen beleidsregels op te stellen. Belangrijk is dat de wettelijke mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan worden gezien als toevoegingen op de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen geven.

In hoofdstuk 3 zijn bepalingen opgenomen die op elke aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan, zowel binnenplans als buitenplans, van toepassing zijn.

Toelichting per artikel

Artikel 2.1 en 2.2

De begripsomschrijvingen sluiten zo veel mogelijk aan bij de begripsomschrijvingen uit het Bor. Daarnaast zijn veel gebruikte begrippen uit bestemmingsplannen overgenomen.

Artikel 4.1

De beleidsregels voor bijbehorende bouwwerken zijn gesplitst in regels voor bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Omdat voor de voorgevel bijbehorende bouwwerken een grote impact hebben op de uitstraling van het hoofdgebouw, is gekozen voor beperkte mogelijkheden welke voldoende ruimte bieden om tot een vergroting van het woongenot te kunnen komen. De erkerregeling is weggelaten, omdat deze reeds met dezelfde criteria in de bestemmingsplannen is opgenomen.

Achter de voorgevel (1 meter achter het verlengde van de voorgevel) is de impact op de omgeving veel kleiner. Om het dichtbouwen van erven te voorkomen en voldoende openheid van het erf te borgen, is gekozen voor een staffel waarbij een groter erf meer bebouwingsmogelijkheden heeft.

Steeds vaker worden dieren in een hobbymatige sfeer gehouden door burgers die woonachtig zijn in het buitengebied. Vanuit dierenwelzijn is het noodzakelijk om deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilgelegenheid. De hobbydieren worden vaak gehouden op gronden met de bestemming Agrarisch, zonder bouwblok. Behoudens erfafscheidingen en kleine bouwwerkjes zoals bankjes, palen en masten is het oprichten van gebouwen niet toegestaan op deze gronden. Derhalve is het oprichten van een schuilgelegenheid vrijwel altijd in strijd met het bestemmingsplan. De beleidsregel voor schuilgelegenheden biedt de mogelijkheid voor het bouwen van een kleine schuilgelegenheid, mits deze landschappelijk wordt ingepast. Er moet een bij het landschap passende materiaal- en kleurkeuze worden toegepast, d.w.z. houtkleur, bruin of donkergroen. Het materiaal dient van hout of ander natuurlijk materiaal te zijn.

Welstand zal altijd een oordeel moeten geven over de uitstraling van een schuilgelegenheid.

Artikel 4.2

Onder deze afwijkingsmogelijkheid vallen gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, waterhuishouding, meten van luchtkwaliteit, telecommunicatie, openbaar vervoer of weg-, spoorweg-, water-,of luchtverkeer. Het strikter vastleggen dan de Bor voorschrijft, is dan ook niet aan de orde. Per concreet geval zal worden beoordeeld of de plaatsing van het betreffende bouwwerk vanuit ruimtelijk-planologisch oogpunt aanvaardbaar wordt geacht.

Artikel 4.3

De gemeente heeft een duurzame, groene kwaliteit van de leefomgeving en dienstverlening hoog in het vaandel staan. Opwekken van duurzame elektriciteit met zonnepanelen is een belangrijk onderdeel daarvan. Daarom wordt mogelijk gemaakt dat veldinstallaties van zonnepanelen van particuliere huishoudens met een oppervlakte van maximaal 50 m² geplaatst kunnen worden.

De zonnepaneelinstallaties moeten zoveel mogelijk in de directe nabijheid van het bouwperceel of agrarisch bouwperceel geplaatst worden en moeten landschappelijk worden ingepast.

Artikel 4.4

In veel gevallen zijn bouwwerken als bedoeld in artikel 4, lid 4 Bor vergunningsvrij. In de gevallen waar niet voldaan wordt aan het bestemmingsplan dan wel vergunningsvrije mogelijkheden, biedt artikel 4 lid 4 uitkomst. Voorwaarde is wel dat voldaan wordt aan het vigerende welstandsbeleid dat geldt op het moment van toetsing.

Dakopbouwen hebben een grote impact op de omgeving. Daar waar deze impact al aanwezig is, is het vanwege precedentwerking niet redelijk om nieuwe dakopbouwen uit te sluiten.

Artikel 4.5

Antenne-installaties ten behoeve van telecombedrijven dienen in beginsel te worden geconcentreerd op bestaande masten of bestaande hoge bouwwerken. Wanneer dit niet mogelijk is, is onder voorwaarden een nieuwe antenne-installatie overweegbaar.

Artikel 4.8

In verband met de grote mate van diversiteit rondom deze bevoegdheid, wordt geen algemene beleidslijn gehanteerd, maar zal steeds een aparte beoordeling plaatsvinden. Wel worden nadrukkelijk de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied betrokken. In de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2014, 333, blz. 54) is vermeld dat bij het beantwoorden van de vraag of er al dan niet sprake is van een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, onder andere de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied zullen moeten worden betrokken. In aanvulling op de nota van toelichting maakt jurisprudentie (onder andere ABRvS 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1749) duidelijk dat niet bepalend is of er omvangrijke en ingrijpende werkzaamheden nodig zijn, maar of de herinrichting van het gebied zelf als ingrijpend moet worden aangemerkt. Daarnaast moet het gaan om bestaand openbaar gebied.

Artikel 4.9

Ten aanzien van het gebruik van een bouwwerk voor kamerverhuur (anders dan logiesfunctie voor werknemers), voor de opvang van asielzoekers of andere categorieën van vreemdelingen, studenten huisvesting en andere vormen van kamerverhuur, worden geen beleidsregels gesteld. Dergelijke verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II worden beoordeeld. Daarbij kan tevens van belang zijn de regels voor woningsplitsing.

In de meeste bestemmingsplannen zijn mogelijkheden opgenomen voor beroep en bedrijf aan huis. Zo is een beroep aan huis rechtstreeks in de bestemmingplannen toegestaan en is een bedrijf aan huis alleen mogelijk met een afwijking. Er is voor gekozen om algemeen beleid op te nemen in het afwijkingenbeleid zodat aanvragen eenduidig behandeld kunnen worden in de hele gemeente. Ten aanzien van een beroep aan huis geldt het beleid als aanvullend afwegingskader. In bijlage 2 is opgenomen wanneer sprake is van een aan huis gebonden beroep en wanneer van een aan huis gebonden bedrijf.

Bij een aan huis verbonden beroep of bedrijf is het uitgangspunt dat de woonfunctie behouden blijft en dat de ruimtelijke uitstraling of uitwerking van de woonfunctie in overeenstemming is. Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis kan ongewenste gevolgen hebben voor de omgeving, zoals verkeers-aantrekkende werking en parkeerhinder. De parkeernormen en de reguliere parkeersituatie, maar ook de plaatselijke wegenstructuur, zijn hier over het algemeen niet op afgestemd. Daarom is het uitgangspunt dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is of nog kan worden aangelegd. Als dat niet het geval of niet mogelijk is, dan moet beoordeeld worden of de parkeerdruk in de directe omgeving door de voorgenomen activiteit niet onevenredig zal toenemen.

Voorkomen moet worden dat panden ontsierd worden door allerhand reclame-uitingen die de aandacht vestigen op een beroep of bedrijf aan huis. Hierbij kan gedacht worden aan ontsierende of schreeuwerige (licht)reclames, het gebruik van bepaalde kleurstellingen, afmetingen etc. Vandaar dat een relatie is gelegd met de APV. De Wabo regelt dat hiervoor een omgevingsvergunning nodig is.

Door de toegenomen groei van het ‘internet shoppen’ ontstaat ook een toename aan webwinkels, internetbedrijfjes etc. Een webwinkel aan huis is alleen toegestaan wanneer er op geen enkele wijze sprake is van fysiek contact met de klant. Alles gebeurt online dan wel per post. Een afhaalpunt dan wel een showroom is niet toegestaan.

Artikel 4.10

Permanente bewoning wordt alleen toegestaan op de specifiek bestemde locaties.

Artikel 4.11

Deze regeling is opgenomen om tijdelijke bewoning tijdens de bouw van een nieuwbouw woning op het eigen perceel of een ingrijpende verbouwing van de bestaande woning toe te staan. De strijdigheid zit erin dat op het moment van vergunningverlening een wooneenheid wordt toegekend, ongeacht dat de bouw nog niet begonnen is. Ook het tijdelijk onderkomen is een wooneenheid. Er is daardoor woningvermeerdering opgetreden. Om deze strijdigheid in de toekomst weer op te heffen is deze regeling opgenomen.

Woningen die, voor zover deze al beschikbaar zijn, anders verhuurd zouden worden aan initiatiefnemers blijven voor verhuur beschikbaar voor echt woningzoekenden.

In het geval van de verbouw van een woning moet het om een dermate ingrijpende verbouwing en/of woningaanpassing gaan dat er tijdelijk geen sprake meer kan zijn van een feitelijke woonfunctie. In een dergelijke situatie beschikt het pand niet meer over een keuken, slaapvertrek(ken) en inpandige sanitaire voorzieningen.

Bijlage 2 Overzicht aan huis gebonden beroepen/bedrijven

Bestemmingsplannen maken onderscheid tussen aan huis gebonden beroepen en bedrijven. De begrippen aan huis gebonden beroep, beroep aan huis en vrij beroep worden synoniem gebruikt. Door de Kamers van Koophandel is een lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden. Dit zijn:

  • Advocaat

  • accountant-administratieconsulent

  • alternatieve genezer

  • belastingconsulent

  • bouwkundig architect

  • dierenarts

  • fysiotherapeut

  • gerechtsdeurwaarder

  • huidtherapeut

  • huisarts

  • interieurarchitect

  • juridisch adviseur

  • kunstenaar

  • logopedist

  • medisch specialist

  • notaris

  • oefentherapeut Cesar/Mensendieck

  • organisatieadviseur

  • orthopedagoog

  • psycholoog

  • raadgevend adviseur

  • redacteur

  • registeraccountant

  • stedenbouwkundige

  • tandarts

  • tandarts-specialist

  • (al dan niet beëdigd) tolkvertaler

  • tuin- en landschapsarchitect

  • verloskundige

Een beroep, wat niet op deze lijst voorkomt, geldt in beginsel niet als ‘vrij beroep’, tenzij voor zover het betrokken beroep naar aard, omvang en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de groep ‘vrije beroepen’.

In de jurisprudentie is uitgemaakt dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie woondoeleinden. Dit is rechtstreeks in bestemmingsplannen toegestaan. Voor bovengenoemde activiteiten is dus geen procedure noodzakelijk, zolang deze activiteiten voldoen aan het criterium dat het betrokken pand in overwegende mate zijn woonfunctie. De in dit beleid opgenomen voorwaarden gelden daarbij aanvullend.

Overige beroeps- en/of Bedrijven aan huis

Overige bedrijfsmatige activiteiten worden anders gekwalificeerd en zijn niet gelijk te stellen met vrije beroepen. In deze regel worden zij aangemerkt als ‘overige beroepen’. Onder ‘overige beroepen’ in of bij een woning worden alle overige (dienstverlenende) beroepen verstaan, niet vallend onder de lijst van vrije beroepen. Bij de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven valt te denken aan:

  • autorijschool (ook theorie)

  • bloemschikker

  • computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)

  • decorateur

  • fietsenreparateur

  • fitness-studio

  • fotograaf

  • goud- en zilversmid

  • glazenwasser

  • hoedenmaker

  • hondentrimmer

  • instrumentenmaker

  • kaarsenmaker

  • kapper

  • klompenmaker

  • koeriersdienst

  • leraar

  • lijstenmaker

  • loodgieter

  • meubelmaker

  • muziekinstrumentenmaker

  • nagelstudio/pedicure

  • pottenbakker

  • prothesemaker

  • reisorganisatie (kleinschalig)

  • reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio’s-tv’s/horloges etc.)

  • schoonheidsspecialist

  • traiteur

  • tv/radio reparateur

  • zadelmaker

Deze lijst is niet uitputtend. Echter het uitgangspunt bij deze activiteiten moet zijn dat het woonkarakter niet wezenlijk mag worden aangetast.

Bijlage 3 Kruimelgevallenlijst artikel 4, bijlage II Bor

Categorieën gevallen waarin voor planologische gebruiksactiviteiten een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet kan worden verleend (wijzigingen ten opzichte van het voormalige Bor zijn omkaderd weergegeven).

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 150 m².

De eis dat het aansluitend terrein niet voor meer dan 50% wordt bebouwd is vervallen.

  • 2.

    een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m².

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 10 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m².

Toegevoegd is dat het nu ook om een gedeelte van een dergelijk bouwwerk kan gaan.

  • 4.

    een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;

Toegevoegd is dat het ook kan gaan om een uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard. Hierbij wordt aangesloten bij artikel 2.2 ‘Wijze van meten’.

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m.

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

  • 8.

    het gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.

Het betreft hier een nieuwe toevoeging. Bijvoorbeeld het aanleggen van parkeerplaatsen in een groenstrook, verleggen van trottoirs etc.

  • 9.

    het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

Voorheen mocht een gebruikswijziging alleen binnen de bebouwde kom plaatsvinden en de te wijzigen oppervlakte mocht niet meer dan 1.500 m² bedragen. Bovendien mocht de gebruikswijziging niet tot gevolg hebben dat het aantal woningen toenam. Nieuw is verder dat niet alleen het gebruik van een bouwwerk, maar ook van het aansluitend terrein gewijzigd mag worden. Deze afwijkingsmogelijkheid kan samengaan met bouwactiviteiten die het bouwvolume of de bebouwde oppervlakte niet vergroten.

  • 10.

    het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

    • b.

      de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden;

    • c.

      de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

    • d.

      de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

  • 11.

    ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.

Het betreft hier een nieuwe toevoeging. Alle vormen van strijdig gebruik die niet in de andere onderdelen van artikel 4 bijlage II Bor zijn vermeld kunnen worden vergund met een maximumtermijn van 10 jaar. Enige vereiste is dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd.

Een onderbouwing van de tijdelijkheid is, buiten de reguliere noodzakelijke toetsingscriteria voor dit beleid, niet meer noodzakelijk maar kan wel zeer welkom zijn in bepaalde situaties. Verlenging van de termijn van 10 jaar is niet mogelijk met dit onderdeel. Het afwijken van het bestemmingsplan t.b.v. evenementen is komen te vervallen, en valt onder dit onderdeel.