Protocol huisbezoek Zaanstad 2017

Geldend van 05-12-2017 t/m heden

Intitulé

Protocol huisbezoek Zaanstad 2017

Waarom en wanneer een huisbezoek

Mensen die geen of onvoldoende inkomsten hebben om in hun kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien kunnen een beroep doen op de gemeente. Zij kunnen dan een (aanvullende) uitkering krijgen op grond van de volgende wetten:

  • -

    De Participatiewet.

  • -

    De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk werkloze werknemers (IOAW).

  • -

    De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

Met deze wetten garandeert de rijksoverheid elke Nederlander een inkomen waarmee men geacht wordt te kunnen voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De gemeenten zijn met de uitvoering van deze wetten belast. Dit betekent dat de gemeente Zaanstad er voor dient te zorgen dat elke inwoner, die recht op een uitkering heeft deze ook krijgt. Maar dit betekent ook dat de gemeente ervoor moet zorgen dat de uitkering rechtmatig wordt verstrekt.

Aan het ontvangen van een uitkering zijn daarom verplichtingen verbonden gericht op het actief verstrekken van informatie die van belang is voor de vaststelling van het recht op uitkering en de hoogte daarvan. Bij twijfel heeft de gemeente de taak te onderzoeken of de door belanghebbende verstrekte informatie klopt. Bij de beoordeling van het recht op een uitkering en de hoogte daarvan wordt in het kader van het handhaven van de Participatiewet 1 onder andere het huisbezoek als middel gebruikt.

Het huisbezoek is een belangrijk middel om de leefsituatie van een belanghebbende te onderzoeken. Veelal is er voor de bewijsvoering van een gezamenlijke huishouding, een onjuist opgegeven adres of het vaststellen van in de woning aanwezige bezittingen een huisbezoek noodzakelijk.

Een huisbezoek is voor het onderzoeken van dergelijke situaties belangrijk en maakt het onderzoek compleet. Het voegt de waarneming van de situatie ter plaatse toe aan de kennis die er al is met betrekking tot de belanghebbende, op basis van verificatie en validatie van gegevens en de verklaring van de belanghebbende.

Wet huisbezoeken

Artikel 53a Participatiewet, artikel 14 IOAW en artikel 14 IOAZ zijn gewijzigd door de Wet huisbezoeken2 . Deze wet is ingevoerd op 1 januari 2013 en regelt de gevolgen van het weigeren van toestemming voor een huisbezoek in situaties dat er geen concrete aanwijzingen van onjuiste gegevensverstrekking zijn. Er is dan nog geen vermoeden van fraude.

De wet biedt de gemeente meer mogelijkheden om de leefsituatie vast te stellen van mensen die een uitkering aanvragen of ontvangen. Daarbij gaat het vooral om de vraag of de ontvanger van de uitkering samenwonend is of alleenstaande (ouder). Ook moeten deze mensen kunnen aantonen dat ze daadwerkelijk op het adres wonen zoals opgenomen in de basisregistratie personen van de gemeente en dat ze bijvoorbeeld de kosten van het bestaan niet kunnen delen.

Bestaat er gerede twijfel aan de juistheid van de door de belanghebbende verstrekte informatie, dan wordt aangesloten op de bij toekenning van de uitkering opgelegde inlichtingenplicht. Als er na verificatie van de beschikbare informatie onduidelijkheid blijft bestaan over het hoofdverblijf van belanghebbende en diens partner en de belanghebbende een huisbezoek weigert en ook niet op een andere manier de woonsituatie aan kan tonen, dan is een huisbezoek gerechtvaardigd. Dit is van belang voor artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM): het ingezette middel (huisbezoek) moet noodzakelijk en proportioneel zijn voor het doel (vaststellen van de leefsituatie). Het doel moet ook niet op een andere manier kunnen worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel). Alleen als de belanghebbende niet op een andere manier zijn leefsituatie aannemelijk maakt of kan maken, mag er een huisbezoek worden afgelegd.

Als er wel een vermoeden van fraude is, is het op grond van de bestaande jurisprudentie al mogelijk de uitkering te weigeren of in te trekken. De wet brengt daarin geen verandering.

Omdat huisbezoeken een inbreuk betekenen op de privacy van de belanghebbende, gelden er voor het huisbezoek regels. Dit protocol beschrijft deze regels. De in dit protocol beschreven werkwijze geldt als verplichting voor alle huisbezoeken die door medewerkers van de gemeente worden afgelegd.

Dit protocol behandelt alleen de werkwijze voor huisbezoeken die medewerkers van de gemeente afleggen in het kader van de Participatiewet en heeft hierdoor een bestuursrechtelijk karakter. Huisbezoeken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek worden alleen verricht door sociaal rechercheurs en vallen onder een ander (hier niet nader omschreven) regime. Dit protocol is opgesteld om alle zaken aan de orde te stellen die nauw samenhangen met het uitvoeren van een huisbezoek. Onderwerpen als wetskennis, veiligheid en het onderkennen van fraudesignalen worden hierin besproken.

Drie redenen voor huisbezoek, waarvan er twee onder dit protocol vallen

Huisbezoek in kader van dienstverlening

Er zijn huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan huisbezoeken bij de belanghebbende die door fysieke- of gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid heeft om de gemeente te bezoeken. In dergelijke gevallen heeft het huisbezoek niet het doel een leefsituatie te verifiëren of op fraude te controleren.

De Algemene wet op het binnentreden (Awbi) is wel van toepassing, waardoor legitimatie en toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is. Het huisbezoek in het kader van dienstverlening wordt in dit protocol niet verder besproken.

Huisbezoek bij vermoeden van fraude

Indien er een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan geeft artikel 53a van de Participatiewet de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen met betrekking tot zijn woon- en leefsituatie te controleren. In het kader van deze controle kan een huisbezoek worden afgelegd. De belanghebbende heeft volgens artikel 17, tweede lid van de Participatiewet een “meewerkplicht”. Het niet meewerken aan een huisbezoek, bij een vermoeden van fraude, kan leiden tot het afwijzen van een aanvraag of het beëindigen van het recht op bijstand.

Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid van de uitkering

De “Wet Huisbezoeken” richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden van fraude aanwezig is. De “Wet Huisbezoeken” geeft de gemeente mogelijkheden om een huisbezoek ter verificatie te doen. Op grond van de "Wet Huisbezoeken" zijn er gevolgen voor de uitkering, als door weigering van een huisbezoek de leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet kan worden vastgesteld (artikel 53a, tweede en vierde lid van de Participatiewet).

Artikel 53a, tweede lid van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken aan te tonen dat:

  • ·

    de feitelijke situatie van het kunnen delen van kosten overeenkomt met de opgegeven leefvorm;

  • ·

    hij/zij feitelijk verblijft op het aangegeven adres.

Het college kan daarbij aanbieden dit te doen door middel van een huisbezoek met toestemming van de belanghebbende.

Het juridisch kader

Het gaat bij de Participatiewet om de woonsituatie waarbij de leefvorm en/of het aantal kostendelers relevant is voor het recht op uitkering of op de hoogte van de uitkering. Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende. In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende.

Dit betreft onder andere:

  • ·

    het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens;

  • ·

    de Grondwet;

  • ·

    de Algemene wet op het Binnentreden;

  • ·

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • ·

    Jurisprudentie over het middel “huisbezoek”.

EVRM / Grondwet

Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat een huisbezoek ter vaststelling van het recht op uitkering een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10, eerste lid van de Grondwet.

Als de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel gediend wordt met het huisbezoek en dat het huisbezoek voor de vaststelling van het recht op uitkering noodzakelijk is.

Participatiewet

Artikel 53a, zesde lid van de Participatiewet bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de door de belanghebbende overgelegde gegevens en/of inlichtingen.

Op grond van artikel 17, tweede lid van de Participatiewet is de belanghebbende de verplichting opgelegd op verzoek de medewerking te verlenen die redelijkerwijze nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet. Maar dat geeft het College niet meteen controlerende bevoegdheden, zoals het uitvoeren van een huisbezoek. Daarin voorziet artikel 53a, tweede lid van de Participatiewet. Volgens deze bepaling mag het college een onderzoek instellen naar gegevens die te maken hebben met bijstandsverlening.

De memorie van toelichting van de wet en ook daaruit afgeleide rechtspraak geeft expliciet aan dat in dit kader namens het College huisbezoeken kunnen worden afgelegd.

Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden. De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren. De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.

De Awbi

In verband met de inbreuk op het ‘huisrecht’ bij een huisbezoek, schrijft de Algemene Wet op het Binnentreden (Awbi) voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht; dat het binnentreden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie en dat van de toestemming van de bewoner moet blijken (Artikel 1 van de Awbi).

Het betreden van een woning door de medewerkers van de gemeente vormt een inbreuk op het in artikel 12 van de Grondwet gegarandeerde huisrecht en het in - onder meer – artikel 8 eerste lid van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Het subsidiariteitsbeginsel

Als het beoogde doel door inzet van een ander middel, dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden dient voor dat middel gekozen te worden. De gemeente verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden.

Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoeden van fraude heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden. Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze, dan door een huisbezoek, aan te tonen.

Het proportionaliteitsbeginsel

Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Het ingezette middel en met name de wijze waarop, moet in verhouding staan tot het beoogde doel (dit betekent: het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het recht op bijstand vast te stellen).

Het informed consent

Informed consent wil zeggen dat de toestemming van belanghebbende tot binnentreden van de woning berust op volledige en juiste informatie over de reden en het doel van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering.

Onder volledige informatie wordt verstaan:

  • ·

    de mededeling aan de belanghebbende omtrent het doel en de reden van het huisbezoek;

  • ·

    de mededeling van de eventuele gevolgen van het weigeren van het huisbezoek.

Over de vraag of de belanghebbende al dan niet toestemming verleent mag geen twijfel bestaan.

De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van de woning nadat de belanghebbende volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente. Om deze reden wordt belanghebbende gevraagd een schriftelijke “informed consent" te ondertekenen.

Het aanbod van een huisbezoek ter verificatie

Het verifiëren van de leefsituatie kan onder meer via een huisbezoek. Door het huisbezoek is het mogelijk voor gemeenten om de woonsituatie, de leefvorm en/of het aantal kostendelers “achter de voordeur” vast te stellen.

De “Wet Huisbezoeken” heeft betrekking op de volgende situaties:

  • ·

    Leefvorm

    Wat betreft de leefvorm gaat het erom, dat de gemeente de belanghebbende verzoekt zijn leefvorm aan te tonen en hem aanbiedt in dat kader een huisbezoek af te leggen. Onder aantonen van de leefvorm wordt verstaan:

    • -

      aantonen dat belanghebbende alleenstaand is (de woning wordt niet gedeeld met andere meerderjarige personen);

    • -

      aantonen dat de kostendelersnorm van artikel 22a van de Participatiewet niet op belanghebbende van toepassing is (de woning wordt wel gedeeld met andere meerderjarige personen, maar er is bijvoorbeeld sprake van een zakelijke relatie);

    • -

      aantonen dat er niet meer dan het opgegeven aantal meerderjarige personen hoofdverblijf heeft in dezelfde woning.

  • ·

    Woonsituatie

    Wat betreft de woonsituatie gaat het erom dat de gemeente de belanghebbende verzoekt aan te tonen waar hij woont en hem aanbiedt in dat kader een huisbezoek af te leggen.

    Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens "op papier" kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de feitelijke leefsituatie, biedt de gemeente belanghebbende aan zijn leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek. Dit aanbod gebeurt voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijke binnentreding van de woning.

    Het aanbod om de leefsituatie aan te tonen door middel van een huisbezoek wordt in het algemeen gedaan bij de voordeur, maar kan ook gedaan worden tijdens een (intake)gesprek op het stadhuis.

In beide situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek. Tevens deelt de gemeente mee wat hierboven bij informed consent al is beschreven. De bewijsplicht dat dit zorgvuldig is gebeurd ligt bij de gemeente.

Afzien van huisbezoek i.v.m. dringende redenen, c.q. belangenafweging

Het kan voorkomen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor weigering van het huisbezoek of voor de weigering - tijdens het huisbezoek - om bepaalde zaken te laten zien.

Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “zeer dringende redenen” slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn.

Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter of met het ziekenhuis. Als belanghebbende zich hierop beroept wordt deze afspraak in diens bijzijn direct telefonisch gecheckt of belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld dit aan te tonen door middel van een afsprakenlijst.

Intrekken toestemming

De bewoner kan zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan is men wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 van het Wetboek van Strafrecht.

Om schending van de medewerkingsplicht (artikel 17, tweede lid van de Participatiewet) aan besluitvorming ten grondslag te kunnen leggen moet de gemeente aannemelijk maken, dat belanghebbende zijn eenmaal gegeven toestemming heeft ingetrokken. De belanghebbende dient duidelijk te zijn gemaakt dat weigering, om medewerking te verlenen aan voortzetting van het huisbezoek, gevolgen heeft voor het recht op uitkering, dan wel op de hoogte van de uitkering.

Weigeren huisbezoek

Als een belanghebbende of de aanvrager van een uitkering niet meewerkt aan een huisbezoek kan dit gevolgen hebben voor de uitkering.

Geen vermoeden van fraude:

De Participatiewet regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie.

Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres of wat zijn leefvorm is, kan dit de volgende gevolgen hebben:

Indien belanghebbende niet aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres.

De uitkering wordt opgeschort met het verzoek binnen de gestelde termijn alsnog op andere wijze aan te tonen aldaar feitelijk te verblijven. Als belanghebbende dit nalaat wordt het recht ingetrokken vanaf datum opschorting.

Indien belanghebbende niet aantoont wat zijn leefvorm is

De uitkering wordt, onverminderd de toepassing van artikel 27 van de Participatiewet, herzien naar 30% van de in artikel 22a, eerste lid van de Participatiewet bedoelde norm.

Vermoeden van fraude

Eerder is vermeld dat de rechtsgevolgen van het weigeren mee te werken aan een huisbezoek ter controle na een vermoeden van fraude (redelijke grond), het afwijzen van een uitkeringsaanvraag dan wel het beëindigen of intrekken van de uitkering tot gevolg kan hebben.

Algemene richtlijnen huisbezoek

Bij het afleggen van huisbezoeken worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

  • ·

    Voor een huisbezoek wordt afgelegd wordt de door belanghebbende opgegeven leefsituatie geverifieerd met behulp van de authentieke bronbestanden waarover de gemeente de beschikking heeft.

  • ·

    Bij voorkeur vindt huisbezoek overdag plaats tussen 8.30 en 17.30 uur. Afwijking hiervan is mogelijk als daarvoor een bijzondere reden is.

  • ·

    Het huisbezoek wordt door 2 medewerkers van de gemeente afgelegd om redenen van veiligheid en een betere- en sterkere oordeels- en bewijsvorming.

  • ·

    Uit privacy overwegingen wordt het gesprek over de leefsituatie niet bij de voordeur van de woning gevoerd maar in de woning of een andere daartoe geschikte ruimte naar keuze van de belanghebbende. Voordat men de woning in gaat, dient aan de eerder vermelde voorwaarden zijn voldaan.

  • ·

    Wordt een huisbezoek geweigerd, dan wordt gevraagd naar de reden voor de weigering omdat belanghebbende eventueel een beroep kan doen op de dringende reden.

  • ·

    Als bij aanvang van het huisbezoek of tijdens het huisbezoek door een taalbarrière geen communicatie mogelijk is, wordt het bezoek afgebroken. Belanghebbende wordt dan voor een gesprek met tolk opgeroepen in het stadhuis.

  • ·

    In 1e instantie start het huisbezoek in de huiskamer van de woning.

  • ·

    Een rondleiding door de woning van belanghebbende is alleen toegestaan met de uitdrukkelijke toestemming van belanghebbende. Bij deze rondleiding is belanghebbende steeds aanwezig.

  • ·

    Toestemming voor het binnentreden van de woning wordt niet aan kinderen gevraagd, maar alleen aan de hoofdbewoner, c.q. belanghebbende.

  • ·

    Bij het betreden van de diverse woonruimten loopt belanghebbende steeds voorop.

  • ·

    Kasten en deuren worden geopend door belanghebbende zelf. Voor het pakken van voorwerpen of papieren wordt eerst toestemming gevraagd.

  • ·

    Voor het inzien of lezen van papieren wordt vooraf toestemming gevraagd aan belanghebbende.

  • ·

    Tijdens het huisbezoek moet er objectief worden waargenomen.

  • ·

    Er mogen alleen vragen worden gesteld die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van het doel dat voorafgaand aan het binnentreden aan belanghebbende is meegedeeld.

  • ·

    Het stellen van confronterende vragen in de woning van belanghebbende is juridisch toegestaan. Om onnodige agressie en discussie te voorkomen wordt in specifieke gevallen belanghebbende voor confronterende vragen op een later tijdstip uitgenodigd voor een gesprek in het stadhuis.

  • ·

    Belanghebbende wordt niet in de woning geconfronteerd met een mogelijke voor belanghebbende negatieve of nadelige uitslag.

  • ·

    Mocht tijdens het huisbezoek in de woning overige bevindingen gesignaleerd worden, welke niet in relatie staan tot het doel of de reden welke aan belanghebbende is meegedeeld, dan wordt opnieuw toestemming gevraagd voor het huisbezoek.

  • ·

    Als belanghebbende eenmaal zijn gegeven toestemming intrekt moet het huisbezoek worden gestopt en verlaten de medewerkers van de gemeente de woning.

  • ·

    De medewerkers van de gemeente stellen zich tegenover belanghebbende correct (niet provocerend), zakelijk, respectvol, transparant en zorgvuldig op.

  • ·

    Na afloop van het huisbezoek wordt de vervolgprocedure aan belanghebbende uitgelegd.

  • ·

    Als de situatie dit toelaat (veiligheid) informeren de medewerkers van de gemeente belanghebbende over de bevindingen en laten belanghebbende daarop reageren. Zij geven gelegenheid tot het stellen van vragen zonder dat er een discussie ontstaat. Als dat nodig is wordt belanghebbende voor een vervolggesprek op het stadhuis uitgenodigd (zo spoedig mogelijk) om aanvullende vragen te beantwoorden of om vragen van belanghebbende te verduidelijken.

  • ·

    Belanghebbende wordt na afloop van het huisbezoek gevraagd of alles duidelijk is.

  • ·

    Als een vervolggesprek op het stadhuis nodig is wordt tijdens dit gesprek belanghebbende de gelegenheid geboden om de onderzoeksgegevens in te zien. Hij wordt in de gelegenheid gesteld het verslag van het huisbezoek te lezen en wordt de mogelijkheid geboden om correcties aan te brengen of aanvullingen toe te voegen.

  • ·

    Belanghebbende wordt gevraagd het verslag van het huisbezoek te ondertekenen.

  • ·

    Het verslag van het huisbezoek wordt aan belanghebbende meegeven.

  • ·

    Als op basis van het huisbezoek duidelijkheid is ontstaan over de leefsituatie dan wordt belanghebbende hiervan in kennis gesteld. Tevens wordt hij geïnformeerd over de aard van het advies met betrekking tot het te nemen besluit.

  • ·

    Belanghebbende wordt meegedeeld dat hem het collegebesluit in de vorm van een beschikking wordt toegestuurd.

  • ·

    Specifiek bij kamerbewoning:

    Als belanghebbende een kamer van een woning bewoont en de hoofdbewoner/verhuurder bezwaar heeft met betrekking tot het betreden van de woning, dan wordt afgezien van het binnentreden van de woning.

    Als ten gevolge van deze weigering de rechtmatigheid van de uitkering niet kan worden vastgesteld zal dit consequenties hebben voor de uitkering van belanghebbende. Een door belanghebbende gehuurde kamer mag alleen betreden worden in aanwezigheid en met toestemming van belanghebbende.

Veiligheid

De gezondheid en de veiligheid van belanghebbende en de medewerkers van de gemeente is een belangrijke voorwaarde bij het afleggen van een huisbezoek. Waar dat mogelijk is moet voorkomen worden dat er een onveilige situatie ontstaat voor belanghebbende en de medewerkers van de gemeente. In verband met de veiligheid wordt bij een huisbezoek de volgende richtlijnen in acht genomen:

  • ·

    Bij de voorbereiding van het huisbezoek wordt aandacht geschonken aan mogelijke onveilige situaties die zich al eerder in het contact met belanghebbende of diens directe omgeving hebben voorgedaan.

  • ·

    Als het mogelijk is informeren de medewerkers van de gemeente voorafgaand aan het huisbezoek bij personen of instanties, die over actuele informatie beschikken over belanghebbende.

  • ·

    Vooraf worden de eventuele indicaties besproken, die erop kunnen wijzen dat de kans van een onveilige situatie zich kan voordoen. Bijvoorbeeld of belanghebbende in het kader van het agressieprotocol de toegang tot de gemeentelijke locaties is ontzegd.

  • ·

    Bij een sterke aanwijzing voor onveiligheid wordt overlegd met de leidinggevende van de medewerkers van de gemeente en zo nodig met de sociale recherche.

  • ·

    Huisbezoeken worden door 2 medewerkers van de gemeente afgelegd.

  • ·

    Tijdens het huisbezoek zijn de medewerkers van de gemeente via een mobiele telefoon bereikbaar.

  • ·

    Indien er een gevoel van onveiligheid ontstaat tijdens het onderzoek wordt de woning zo snel mogelijk verlaten.

  • ·

    Tijdens het huisbezoek zijn de medewerkers van de gemeente altijd in dezelfde ruimte.

  • ·

    De medewerkers van de gemeente zorgen ervoor dat naaste collega’s weten bij wie zij op huisbezoek zijn, waar en wanneer het onderzoek plaatsvindt, wat het doel van het huisbezoek is en op welk telefoonnummer zij bereikbaar zijn.

  • ·

    Als de medewerkers van de gemeente niet op de afgesproken tijd terug zijn op kantoor worden zij door een collega gebeld.

  • ·

    De onderzoeksbevindingen worden niet op het moment van het huisbezoek met belanghebbende besproken, maar (zo mogelijk) de volgende dag tijdens het gesprek op het gemeentehuis. Belanghebbende wordt hierover geïnformeerd.

Verslag van het huisbezoek

Van ieder huisbezoek wordt een schriftelijk verslag gemaakt. In het verslag wordt tenminste ingegaan op de volgende punten:

  • ·

    naam van de medewerkers van de gemeente;

  • ·

    proportionaliteit: dat het huisbezoek een redelijk middel is om tot het uiteindelijke doel te komen en dat er geen minder ingrijpend middel voorhanden was;

  • ·

    plaats, adres, dag, datum en tijdstip (begin en einde) van het huisbezoek;

  • ·

    informed consent: belanghebbende is volledige informatie verstrekt over de reden van het bezoek;

  • ·

    toestemming: belanghebbende heeft toestemming gegeven voor het binnentreden van de woning;

  • ·

    aanwezigheid: belanghebbende is aanwezig geweest tijdens het huisbezoek;

  • ·

    welke ruimten in de woning betreden zijn;

  • ·

    voor zover mogelijk wordt een beschrijving geven van de woning (extern/intern);

  • ·

    in het rapport worden alleen zakelijke- en objectieve feiten vermeld, die relevant zijn voor het onderzoek en het doel;

  • ·

    conclusies worden alleen gebaseerd op objectieve feiten en omstandigheden;

  • ·

    het maken van “sfeerverslag” door veronderstellingen te melden wordt voorkomen;

  • ·

    dagtekening en ondertekening van het verslag door beide medewerkers van de gemeente;

  • ·

    opmerkingen en aanvullingen van belanghebbende worden in het verslag opgenomen;

  • ·

    belanghebbende wordt gevraagd het verslag mede te ondertekenen;

  • ·

    indien mogelijk wordt een verslag op ambtseed of ambtsbelofte opgesteld;

  • ·

    als belanghebbende dit wenst wordt hem het verslag uitgereikt.

Bespreking huisbezoek met de belanghebbende

Het past bij zorgvuldig en behoorlijk handelen dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om op de uitkomst van het huisbezoek te kunnen reageren voordat een besluit genomen wordt.

Dit brengt mee dat:

  • ·

    Belanghebbende in de gelegenheid gesteld moet worden zijn zienswijze kenbaar te maken. Vooral wanneer het voornemen bestaat een voor belanghebbende nadelig besluit te nemen.

  • ·

    De conclusies ten aanzien van het recht op bijstand worden aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

  • ·

    Als een vervolggesprek nodig is, wordt belanghebbende zo spoedig mogelijk (zo mogelijk de dag na het huisbezoek) voor dit gesprek in het stadhuis uitgenodigd.

  • ·

    De zienswijze van belanghebbende met betrekking tot de conclusies in het rapport wordt vastgelegd en in de beoordeling wordt meegewogen. Dit wordt ook in de motivering van het besluit opgenomen. Het besluit mag voor de belanghebbende niet ‘vanuit het niets’ komen.

Het huisbezoek is gebaseerd op de volgende wetgeving

Voordat een woning betreden wordt, is het goed eerst stil te staan bij de vraag met welke wetgeving rekening dient te worden gehouden. Belangrijk hierbij is onder andere aan welke formele voorwaarden voldaan moet worden. Voor het afleggen van het huisbezoek zijn een aantal artikelen van diverse wetten relevant:

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Huisbezoeken worden ook afgelegd bij uitkeringen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Voor de leesbaarheid van dit protocol wordt onder ‘Participatiewet’ tevens bedoeld de IOAW en de IOAZ.

Noot
2

Wet van 4 oktober 2012, houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (Staatsblad 2012;463). Deze wet is ingevoerd op 1 januari 2013, waardoor artikel 53a van de Wet werk en bijstand (Wwb) wijzigde. Dit gewijzigde artikel is vervolgens opgenomen in de Participatiewet.