Beleidslijn Gezond en Veilig Hembrugterrein Zaandam

Geldend van 08-03-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn Gezond en Veilig Hembrugterrein Zaandam

Beleidslijn Gezond en Veilig Hembrugterrein Zaandam

projectnummer 0409741.00

definitief

3 januari 2018

Opdrachtgever

Gemeente Zaanstad

Postbus 2000

1500 GA Zaandam

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Ter plaatse van het Hembrugterrein zijn plannen ontwikkeld voor de herontwikkeling. Ten behoeve van deze herontwikkeling is een omgevingsplan 1 opgesteld. In de regels van het omgevingsplan Hembrug e.o. is een aantal open normen gesteld die in deze beleidslijn nader worden uitgewerkt. Verder is in de regels opgenomen dat ten aanzien van evenementen en graafwerkzaamheden voldaan dient te worden aan de betreffende onderdelen van deze beleidslijn. Deze dynamische verwijzingen zijn eveneens uitgewerkt in deze beleidslijn.

Voor het omgevingsplan Hembrug e.o. zijn twee beleidslijnen opgesteld en betreffen:

  • ·

    Beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrug;

  • ·

    Beleidslijn Gezond en Veilig Hembrug.

Het onderscheid tussen beide beleidslijnen is gemaakt, omdat de beleidslijn Gebiedskwaliteit zich richt op aspecten gerelateerd aan stedenbouwkunde en welstand en de beleidslijn Gezond en Veilig zich richt op overige beleidsaspecten. De laatste ligt in deze rapportage voor u.

De beleidslijn moet in samenhang worden gelezen met het omgevingsplan en vormt de uitwerking van open normen en voorwaarden die in de regels zijn opgenomen. Met deze beleidslijn wordt inzichtelijk gemaakt hoe de open normen worden uitgelegd door de gemeente en aan voorwaarden voldaan moet worden. Met de uitwerking in beleidslijnen wordt de mogelijkheid geboden om op een aantal thema’s gedurende de looptijd van het omgevingsplan nader sturing te geven aan activiteiten en functies met het oog op het realiseren van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

1.2 Leeswijzer

Deze beleidslijn behandelt in willekeurige volgorde de volgende onderwerpen :

Hoofdstuk 2: Parkeren

Hoofdstuk 3: Duurzaamheid

Hoofdstuk 4: Water

Hoofdstuk 5: Externe veiligheid

Hoofdstuk 6: Evenementen

Hoofdstuk 7: Graafwerkzaamheden

Hoofdstuk 8: Terrassen bij horeca

Hoofdstuk 9: Niet onevenredig schaden van bedrijfsvoering

Hoofdstuk 10: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Per hoofdstuk is allereerst een algemene toelichting gegeven op het onderwerp. Vervolgens is per onderwerp aangegeven op welke wijze de open norm nader wordt ingevuld of aan welke voorwaarden voldaan moet worden.

2 Parkeren

2.1 Algemeen

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de gevestigde functies en de te realiseren activiteiten.

Zoals beschreven in paragraaf 4.8 heeft de gemeente in 2016 nieuw parkeerbeleid vastgesteld. Doel van het parkeerbeleid is het verzorgen van voldoende parkeervoorzieningen voor de functies die in de gemeente voorkomen. Dit betreft zowel voorzieningen voor de auto als voor de fiets.

In de Uitvoeringsnota Ruimte voor parkeren 2016 is beschreven op welke wijze het aantal parkeerplaatsen berekend moet worden bij een nieuwe ontwikkeling. In deze nota is het Hembrugterrein aangeduid als zone “Matig stedelijk B”.

Voor het Hembrugterrein zijn voorts aanvullende eisen gesteld ten aanzien van de plaats en vorm waarin parkeren op het terrein mag plaatsvinden. Deze aanvullende eisen zijn beschreven in de “Beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrug” en leiden tot parkeeroplossingen die de auto niet zo prominent aanwezig laat zijn op het terrein en het onder andere achterwege blijven van parkeren aan de hoofdontsluitingswegen. Deze beleidslijn is eveneens van toepassing, voor zover het voorzieningen voor parkeren betreft, bij de verlening van de omgevingsvergunning.

Ten tijde van de vaststelling van het omgevingsplan is er een aantal bestaande functies op het Hembrugterrein waarvoor, op basis van de nulmeting (bijlage bij het Omgevingsplan) 120 parkeerplaatsen een realistische hoeveelheid is.

2.2 Invulling open norm:

Aan de regel dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de gevestigde functies en de te realiseren activiteiten wordt voldaan indien:

  • a)

    bij nieuwbouw en bij functiewijzigingen van bestaande panden wordt voldaan aan de Nota Ruimte voor parkeren en wordt voorzien in het aantal parkeervoorzieningen (voor auto en fiets) dat wordt bepaald op basis van de uitvoeringsnota;

  • b)

    tenminste 120 parkeerplaatsen beschikbaar blijven ten behoeve van de bestaande functies ten tijde van vaststelling van het omgevingsplan tenzij aangetoond wordt dat kan worden voorzien in minder parkeerplaatsen als gevolg van wijzigingen van deze bestaande functies.

3 Duurzaamheid

3.1 Algemeen

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat gebouwd moet worden volgens de systematiek van circulair bouwen.

In paragraaf 4.14 van de toelichting op het Omgevingsplan is nader ingegaan op het onderdeel duurzaamheid. Aanvullend op het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid zijn specifiek voor het Hembrugterrein afspraken gemaakt over de mogelijkheden op het gebied van energie, mobiliteit en circulair bouwen. Ten aanzien van energie en mobiliteit zijn regels opgenomen in het omgevingsplan.

Ten behoeve van circulair bouwen is een open norm opgenomen. Ingezet wordt op het zoveel mogelijk hergebruiken van materialen van het terrein. Tegelijkertijd bestaat de wens regels te stellen aan de herkomst van materialen, zodat de afstand waarover materialen getransporteerd moeten worden beperkt zijn. Voorts wordt ingezet op gebruik van duurzame materialen.

In het kader van de Zaanse energieagenda en de motie gasloos bouwen wordt de aanvrager geadviseerd voor te sorteren op een gasloze toekomst. Geadviseerd wordt om in de nieuwe woning een laag temperatuur verwarmingssysteem zoals b.v. warmte/koude bron vloerverwarming toe te passen. Vloerverwarming werkt ook bij een lage watertemperatuur en is doordoor geschikt om in de toekomst aan te sluiten op een warmtenet of een ondergrondse warmte/koude bron.

3.2 Invulling open norm

Aan de regel dat gebouwd moet worden volgens de systematiek van circulair bouwen wordt voldaan indien:

  • a)

    bij de bouw van nieuwe gebouwen uitsluitend FSC-gekeurd hout wordt toegepast;

  • b)

    bij de toepassing van beton het materiaal over een hemelsbrede afstand van niet meer dan 100 km vanaf het terrein aangevoerd wordt;

  • c)

    bij de toepassing van isolatiematerialen uitsluitend gebruik wordt gemaakt van gerecyclede grondstoffen, tenzij sprake is van een gemeentelijk of rijksmonument;

  • d)

    bij gemeentelijke of rijksmonumenten bij voorkeur gebruik wordt gemaakt van gerecyclede stoffen.

4 Water

4.1 Algemeen

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat voldoende watercompensatie moet worden gerealiseerd om een goede waterhuishouding te waarborgen.

In het kader van het omgevingsplan is een watertoets doorlopen en heeft afstemming plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier die als waterbeheerder in deze regio fungeert. De watertoets heeft bestaan uit overleggen over de regeling in het omgevingsplan en afstemming over te nemen maatregelen in verband met het toevoegen van verharding op het Hembrugterrein. In deze beleidslijn zijn regels opgenomen ten aanzien van de waterkwantiteit.

Ten behoeve van de waterkwantiteit op het Hembrugterrein is de nulsituatie het uitgangspunt voor de ontwikkeling. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende oppervlaktes voor bestaande verharding en bestaand water:

Bestaande verharding

Bestaand water

148.577 m2

17.381 m2

Voor de toevoeging van oppervlaktewater in het lagere deel van het plangebied is de voorkeur deze in de rand langs de Provincialeweg en de Dr. J.M. Den Uylweg te realiseren. Onderstaande verbeelding is een voorkeursuitwerking voor de wateropgave in het lagere deel van het gebied. Het toegevoegde water is het water dat extra gerealiseerd kan worden, waarbij veelal de bestaande waterloop wordt uitgebreid.

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎4.1: voorbeelduitwerking toevoeging oppervlaktewater in lager gelegen gebied.

4.2 Invulling open norm

Aan de regel dat voorzien moet worden in voldoende watercompensatie om een goede waterhuishouding te borgen wordt voldaan indien:

  • a)

    bij toevoeging van verhard oppervlak dient 10% extra oppervlaktewater gerealiseerd worden of een alternatieve voorziening die leidt tot een vergelijkbare vertraging van de afstroming van het water. Over de alternatieve voorzieningen moeten afspraken gemaakt worden met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

  • b)

    het extra oppervlaktewater dat als gevolg van toevoeging van verhard oppervlak wordt gerealiseerd dient te worden gerealiseerd in hetzelfde deelgebied waarin de extra verharding wordt gerealiseerd. Het plangebied is verdeeld in een hoger en een lager deel, zoals weergegeven in figuur 4.2.

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎4.2: Hoger en lager gedeelte Hembrugterrein (de groene lijn geeft de scheiding tussen het hogere (oostelijke deel) en lagere deel (westelijke deel) weer). (Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier).

5 Externe veiligheid

5.1 Algemeen

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat sprake moet zijn van een veilige leefomgeving ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone – Noordzeekanaal”.

In de m.e.r.-beoordeling en de toelichting van het omgevingsplan is de veiligheidssituatie ter plaatse van het Hembrugterrein beschreven en verantwoord. Daarbij is rekening gehouden met alle potentiële bronnen voor externe veiligheidsrisico’s. In het plan wordt aangegeven dat een nadere uitwerking van de richtlijnen voor externe veiligheid gegeven wordt. Deze beleidsregel vormt een nadere uitwerking van randvoorwaarden voor het realiseren van functies in de zone die invloed kan ondervinden van het vervoer van stoffen over het Noordzeekanaal.

Het zuidelijke deel van het plangebied ligt langs het Noordzeekanaal. Over het Noordzeekanaal worden gevaarlijke stoffen per schip vervoerd. Tevens zijn op Westpoort bedrijven aanwezig die als risicobron zijn aangewezen. In de toelichting van het omgevingsplan en in de bijbehorende m.e.r.-beoordeling is een onderbouwing gegeven ten aanzien van de risico’s die als gevolg hiervan zouden optreden op het Hembrugterrein en de omgeving ervan. Hieruit blijkt dat de risico’s aanvaardbaar zijn. De risico’s vanaf de zuidzijde van het plangebied bestaan enerzijds uit de mogelijkheid van een toxische wolk en anderzijds uit een plasbrand op het Noordzeekanaal. In de toelichting van het omgevingsplan wordt hier nader op ingegaan.

Ter plaatse van de vrijwaringszone-Noordzeekanaal mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd in deze zone. Realisatie is pas mogelijk na advisering door onder andere het Centraal Nautisch beheer waarbij met name de aspecten gericht op de scheepvaart (zoals doorvaart en zichtlijnen) worden betrokken. Daarnaast maakt dat afwijkingsbevoegdheid het mogelijk om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten te bouwen. Naast de voorwaarden in de regels (geen sprake is van een functie voor mensen met een lage zelfredzaamheid) moet worden voldaan aan een veilige leefomgeving. Dit onderdeel van de beleidslijn gaat over de invulling van deze open norm.

Maatregelen voor het optimaliseren van de zelfredzaamheid van personen in het gebied:

  • o

    om het vluchten in geval van een ramp of zwaar ongeval optimaal te faciliteren is het belangrijk dat vluchtroutes van de risicobron af geprojecteerd worden. Daar het Bouwbesluit niet ingaat op de oriëntatie van vluchtroutes en daar de oriëntatie van vluchtroutes ruimtelijk relevant is, zijn deze maatregelen te borgen door middel van een nadere eis in het kader van artikel 3.6 lid 1d Wro.

  • o

    aansluitend op het bovenstaande is het wenselijk dat nooduitgangen van gebouwen niet aan de zijde van de risicobron geprojecteerd worden. Nooduitgangen aan de zijde van de risicobron bemoeilijken het vluchten van de bron af. Daar het Bouwbesluit niet ingaat op de oriëntatie van nooduitgangen en daar de oriëntatie van nooduitgangen ruimtelijk relevant is, zijn deze maatregelen te borgen door middel vaneen nadere eis in het kader van artikel 3.6 lid1d Wro.

5.2 Invulling open norm

Deze regels zijn uitsluitend van toepassing op het gebied dat op de verbeelding van het omgevingsplan is aangeduid als ‘Vrijwaringszone – Noordzeekanaal’. Aan een veilige leefomgeving wordt voldaan als:

  • a)

    Voor de toetsing van bouwwerken geldt als maatgevend scenario het scenario Binnenvaarttanker Benzine - Plasbrand uit het scenarioboek externe veiligheid (http://www.scenarioboekev.nl/binnenvaarttanker-benzine-plasbrand);

  • b)

    Vanwege de toegang voor nood- en hulpdiensten dienen de Hemkade en de verbinding met de Havenstraat gevrijwaard te blijven van obstakels die hulpdiensten belemmeren;

  • c)

    Panden die gebouwd worden in de eerste lijn vanaf de rand van het Noordzeekanaal dienen uitgerust te worden met een buizenbekleding aan de aangestraalde zijde die 60 minuten brandwerend is. De wijze waarop daaraan invulling gegeven kan worden, is toegelicht in de handreikingen (“Bouwen binnen een PAG” en “Mogelijkheden van glas") die hiervoor beschikbaar zijn onder de tab literatuur op www.scenarioboekev.nl en bij de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland.

6 Evenementen en incidentele festiviteiten

6.1 Algemeen

De Gemeente Zaanstad heeft regelgeving en beleid met betrekking tot evenementen en incidentele festiviteiten. Deze regels zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening en de Nota veiligheid bij evenementen. Voor het Hembrugterrein is een specifieke regeling opgesteld voor zowel evenementen als voor incidentele festiviteiten. Deze regeling is een gebiedsgerichte aanscherping van het beleid dat in de APV voor heel Zaanstad is verwoord. Bij de vaststelling van de regeling voor het Hembrugterrein is aangegeven dat de regeling geldt tot de inwerkingtreding van het omgevingsplan Hembrug eo.. In deze beleidsregels is deze regeling vrijwel op gelijke wijze overgenomen, zodat deze ook na inwerkingtreding van het omgevingsplan blijft gelden.

In de regels van de te transformeren gronden is bepaald dat evenementen zijn toegestaan (na omgevingsvergunning) indien wordt voldaan aan het bepaalde in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel evenementen. Deze dynamische verwijzing is opgenomen vanwege het specifieke evenementenbeleid voor het Hembrugterrein. Voor zover deze specifieke regels tegenstrijdig zijn aan de algemene regels in de APV, prevaleert de regeling in deze beleidslijn. De regeling is onderverdeeld in voorwaarden voor een evenement en voorwaarden voor incidentele festiviteiten. Deze begrippen zijn ook gedefinieerd.

6.2 Voorwaarden evenement

Begripsbepaling

Evenement:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarvoor een vergunning nodig is ingevolge artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad. Bij het aanvragen van een vergunning zijn artikel 2:25 van de APV en Nota Evenementen van toepassing.

Gebouw:

een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Voorwaarde 1

Uitgaande van de spraakverstaanbaarheid en de verstoring daarvan in relatie tot een gemiddelde gevelisolatie van 20 dB(A) mag bij de organisatie van evenementen overdag en ’s avonds tot 23.00 uur maximaal 70 dB(A) worden geproduceerd op de gevel van de omliggende woningen.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten

  • o

    De maximale geluidsnorm voor lage tonen (dB(C)) is maximaal 15 hoger dan de geluidsnorm voor hoge tonen.

  • o

    Het equivalente (gemiddelde) A-gewogen geluidniveau, wordt gemeten over 1,5 minuut.

  • o

    Het equivalente (gemiddelde) C-gewogen geluidniveau, wordt gemeten over 1,5 minuut.

  • o

    De organisator dient bij de vergunning aanvraag voor een evenement aan te tonen dat het evenement binnen de maximale geluidsnormen blijft. Indien het gaat om een geluidbelastend evenement dient de organisator een akoestisch onderzoek te laten doen. In een akoestisch onderzoek worden meetpunten benoemd welke overeenkomstig rekenmethode 1 (HMRI 99) kunnen worden gemeten. Het geluidniveau wordt bepaald conform het meet en rekenvoorschrift 2012. In afwijking van het meet en rekenvoorschrift 2012 wordt bij berekening geen rekening gehouden met correctie op het muziekgeluid.

  • o

    De organisator stelt tijdens het evenement een akoestisch deskundige aan om de geluidgrenswaarden te bewaken conform certificering rekenmethode 2. Deze deskundige staat in direct contact met de muziekoperator die het muziekniveau bij de omwonenden veroorzaakt. Bij overschrijding van de grenswaarden past de muziekoperator het muziekniveau aan tot de in de vergunning opgelegde geluidsnorm.

  • o

    De metingen van deze deskundige komen niet in de plaats van controlemetingen. Deze mogen alleen worden gedaan door een aangewezen en bevoegd toezichthouder behorende bij het bevoegd gezag.

  • o

    In afwijking van de HRMI 99 wordt bij berekening geen rekening gehouden met correctie op het muziekgeluid.

Toelichting:

Evenementen kunnen meerdere dagen duren, een grote publieke belangstelling hebben en een geluidproductie dit tot (ver) buiten het terrein van het evenement hoorbaar is.

Het opstellen van beleidsregels met betrekking tot geluidshinder bij evenementen is een bevoegdheid van de burgemeester. Als leidraad voor het bepalen van maximaal toelaatbare geluidsbelasting bij het evenementen- en horecabeleid Hembrug wordt gebruik gemaakt van de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter. Deze nota kent de volgende normen voor de nachtperiode: 65 dB(A) in het weekend en 45 dB(A) door de week. De nota Evenementen met een luidruchtig karakter is in 1996 opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg. Tot op de dag van vandaag wordt de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter door veel gemeenten als toetsingskader gebruikt. De keuze voor de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter als toetsingskader is in de rechtspraak aanvaard. De nota geeft een duidelijke, objectief waarneembare omschrijving van onduldbare hinder, waarbij verstoring van de spraakverstaanbaarheid overdag en slaapverstoring ‘s nachts het uitgangspunt vormt.

Voorwaarde 2

Voor buitenevenementen op Hembrugterrein geldt een eindtijd van 23.00 uur.

Toelichting:

Op dit moment is de stelregel voor Zaanstad dat op vrijdag en zaterdag evenementen vergund kunnen worden met een eindtijd van 00:00 en op de overige dagen tot 23:00.

Voor het Hembrugterrein zijn in 2015 en 2016 geen buiten evenementen vergund met een eindtijd na 23:00 uur. Evenementen die binnen worden gehouden en passen binnen de reguliere bedrijfsvoering kunnen wel een latere eindtijd hebben (Taets).

Voorwaarde 3

Een evenement wordt gezien als belastend indien het meer dan 1.500 bezoekers per dag trekt en/of het een luidruchtig evenement betreft waarbij de normaal toelaatbare geluidsbelasting van 50 dB(A) op de gevels van geluidsgevoelige gebouwen wordt overschreden.

Toelichting

Naast de geluidsbelasting is ook het aantal bezoekers bepalend voor de omvang van een evenementen. De normaal toelaatbare geluidsbelasting bedraagt 50 dB(A) ter plaatse van geluidsgevoelige gebouwen.

Voorwaarde 4

Per jaar zijn maximaal 8 belastende evenementen toegestaan, waarbij een evenement niet langer duurt dan 3 dagen (exclusief op- en afbouw).

Toelichting:

Door het aangeven van een maximum aantal belastende evenementen en een maximum aantal dagen weten zowel bewoners als ondernemers en organisatoren van te voren waar zij aan toe zijn. Afdeling Vergunningen krijgt een instrument om evenementen af te wijzen omdat het maximum aantal evenementen/dagen is bereikt.

Het seizoen voor met name de buitenevenementen loopt van begin april tot eind september/begin oktober. In deze periode zullen de (meeste) evenementen plaatsvinden. De eigenaar van het terrein houdt bij het geven van toestemming voor zover mogelijk rekening met de spreiding van de belastende evenementen. Hierbij wordt een maximum van 3 weekenden achter elkaar nagestreefd. De burgemeester verstrekt niet meer dan 8 vergunningen voor belastende evenementen.

Voorwaarde 5

Bepaalde locaties (gebieden) op het Hembrugterrein worden aangewezen voor de organisatie van de (geluid belastende evenementen) en er wordt een (bescheiden) evenementvrije zone ingesteld in de directe nabijheid van de bestaande woningen (zie kaartje/bijlage).

Toelichting:

Door het van te voren aanwijzen van de locaties voor evenementen worden de omstandigheden voor zowel bewoners als ondernemers/organisatoren zo gunstig mogelijk gemaakt.

De parkeerplaats (zoals deze tijdens de vaststelling van het omgevingsplan aanwezig is) is door de centrale ligging en de grootte het meest geschikt voor de organisatie van evenementen. Deze locatie is daarmee de belangrijkste plek voor de organisatie van de evenementen om bekendheid te creëren voor het Hembrugterrein. Er worden wel voorwaarden aan gebruik van deze locatie verbonden:

  • 1.

    de ingang van de Hemkade mag niet door auto’s worden gebruikt als toegangsroute. Voor fietsers en voetgangers blijft deze ingang wel beschikbaar;

  • 2.

    het evenement blijft op de parkeerplaats (zoals aanwezig tijdens de vaststelling van het omgevingsplan) en komt niet binnen de aangrenzende evenementvrije zone.

Enkele buitenlocaties worden niet gebruikt voor grote concert/muziek uitvoeringen (oranje op de kaart). Kleinschalige optredens, waarbij de normaal toegestane geluidsbelasting van 50 dB(A) niet wordt overschreden, als ondersteuning van een evenement zijn daar wel toegestaan.

Niet geluid belastende evenementen mogen in principe overal op het Hembrugterrein worden georganiseerd mits aan de algemene voorwaarden die worden gesteld aan de organisatie van evenementen wordt voldaan.

In de evenementvrije zone (paars op de kaart) mogen geen podia, geluidsinstallaties of andere vaste opstellingen worden geplaatst. Wel mag deze strook worden gebruikt voor verplaatsing/beweging voor evenementen/festiviteiten over het terrein (bijvoorbeeld wandelaars, fietsers, etc.) niet zijnde aanvoerroute van/naar het evenement.

De voor evenementen aangegeven locaties zijn gebaseerd op de locaties waar in voorgaande jaren evenementen hebben plaatsgevonden.

Het aantal locaties is niet limitatief, er is dus uitbreiding mogelijk. De kaart bevat enkele optionele evenementenlocaties. In het geval een organisator zijn evenement wil organiseren op een nog niet eerder gebruikte locatie die als optionele evenementenlocatie is aangegeven, wordt de geschiktheid van de locatie beoordeeld door de betrokken afdelingen van de gemeente Zaanstad (o.a. vergunningen, groenbeheer, stadsecoloog). Bij het toestemming geven voor het gebruik van een niet eerder gebruikte locatie houdt de eigenaar van het terrein rekening met deze verplichte beoordeling.

Door woningbouw op het terrein zal het voorkomen dat in de buurt van evenementenlocaties woningen worden gerealiseerd. Dit heeft gevolgen voor de geluidsbelasting van evenementen. Bij de nieuw te bouwen woningen kan een hogere geluidsisolatie worden toegepast. Daarnaast zullen door de bouw van woningen bepaalde locaties in de toekomst niet meer beschikbaar zijn voor geluid belastende evenementen.

Voorwaarde 6

De organisator van een evenement dient de bezoekers te informeren over de milieusituatie op het terrein. Daartoe wordt in ieder geval geïnformeerd over de externe veiligheidsrisico’s en het handelingsperspectief dat geldt bij een calamiteit.

Toelichting

Tijdens het opstellen van het ontwerpomgevingsplan is uit het overleg met de veiligheidsregio naar voren gekomen dat het organiseren van evenementen weinig invloed heeft op het groepsrisico dat berekend wordt door ontwikkeling van het terrein. Tijdens evenementen zijn echter wel grote groepen aanwezig die dan potentieel blootgesteld worden aan het risico op een calamiteit. Daarom is besloten bij evenementen verplicht te stellen dat bezoekers geïnformeerd worden over de veiligheidsrisico’s en de wijze waarop zij daarop kunnen reageren.

6.3 Voorwaarden incidentele festiviteiten

Begripsbepaling

Incidentele festiviteit:

een incidentele festiviteit is een muziek-uitvoering binnen een gebouw met een horeca exploitatievergunning dat meer geluid bij woningen van derden veroorzaakt dan op grond van het BARIM (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) is toegestaan. Het verschil met een evenement is dat een evenement niet in een gebouw met een horeca exploitatievergunning plaatsvindt.

Hembrugterrein:

het gebied zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende kaart (bijlage 1 bij deze beleidslijn).

V ergunning:

een vergunning als bedoeld in als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Zaanstad;

Belastend evenement:

een evenement

  • a.

    dat vergunning plichtig is ingevolge artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad,

  • b.

    waarvoor blijkens de vergunningaanvraag meer dan 1500 bezoekers worden verwacht, of

  • c.

    waarbij de ingevolge de vergunning toegestane geluidsbelasting ter plaatse van geluidgevoelige gebouwen hoger is dan 50 dB(A) en

  • d.

    dat plaats vindt op het Hembrugterrein dan wel op zodanige afstand van het Hembrugterrein dat een deel van de geluidgevoelige gebouwen ter plaatse waarvan een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) wordt toegestaan, zich op het Hembrugterrein bevindt.

Voorwaarden:

  • a)

    Deze randvoorwaarden gelden voor inrichtingen op het Hembrugterrein.

  • b)

    Deze randvoorwaarden zijn alleen van toepassing, indien de rechtspersoon dan wel de vestiging van de inrichting die de incidentele festiviteit houdt, na de datum van inwerkingtreding van deze regeling in het handelsregister is ingeschreven op een adres op het Hembrugterrein.

  • c)

    Incidentele festiviteiten als bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Zaanstad 2013 kunnen slechts plaats vinden op de dagen en tijden dat er een vergunning is verleend voor het organiseren van een belastend evenement.

  • d)

    In afwijking van het vorige lid is het een inrichting toegestaan maximaal twee keer per jaar incidentele festiviteiten te houden op dagen of dagdelen waarop geen vergunning is verleend voor een belastend evenement.

  • e)

    Voor incidentele festiviteiten gelden dezelfde geluidnormen als weergegeven in voorwaarde 1 voor evenementen

7 Graafwerkzaamheden

7.1 Algemeen

Het Hembrugterrein is een oud defensieterrein waar sinds het einde van de 19e eeuw onder meer de productie en het testen van munitie heeft plaatsgevonden en wapens zijn vervaardigd.

Bij herontwikkelingen van oude bedrijfsterreinen vinden op vele momenten vanuit verschillende redenen (graven nieuwe kabel- en leidingcunetten, saneringen, weghalen ondergrondse objecten, slopen en bouwen van panden, enzovoorts) graafwerkzaamheden plaats. Het Hembrugterrein is in die zin een bijzonder en ongebruikelijk oud-bedrijventerrein omdat dit een voormalige bedrijfsterrein is, waarop ruim honderd jaar productie van munitie heeft plaatsgevonden. Dit brengt ten opzichte van andere oude her-ontwikkellocaties extra aandachtspunten met zich mee voor het graven in de grond.

Door deze ruim honderdjarige bedrijfsactiviteiten en door het ophogen van de grond met verontreinigde grond (door puin, slakken, sintels, plaatselijk vermengd met asbest) is de bodem verontreinigd met diverse chemische verbindingen. In en op de grond kunnen ook munitieresten (niet gesprongen explosieven) voorkomen en de bodem is mogelijk verontreinigd met chemische stoffen die daar aan te relateren zijn.

In de regels van de te transformeren gronden is bepaald dat bij bouwen en aanleggen moet worden voldaan het bepaalde in de beleidslijn Gezond en Veilig, onderdeel graafwerkzaamheden. Deze dynamische verwijzing is opgenomen vanwege de specifieke geschiedenis van het Hembrugterrein en de extra aandachtspunten die dit mee brengt voor het graven in de grond. Het in dit onderdeel opgenomen graafprotocol dient te worden opgevolgd bij alle roeringen van de grond, tenzij kan worden aangetoond (door bijv. eerder onderzoek) dat het betreffende onderdeel niet meer van toepassing is.

7.2 Achtergrond

In het voorjaar 2013 heeft een groot ontgravingsonderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van chemische strijdmiddelen (waaronder mosterdgas) in de grond op het Hembrugterrein. In dit onderzoek zijn alle vanuit de historie verdachte plekken uitgebreid onderzocht en vrijgegeven (voor verdere info zie Bijlage Graafprotocol Hembrugterrein in Zaanstad). Desondanks is niet totaal uit te sluiten dat op het niet onderzochte onverdachte deel van het Hembrugterrein laboratoriumafval in de bodem aanwezig is, dat eventueel besmet is met chemische strijdmiddelen. Verder liggen er in de grond oude kabels en leidingen waarvan de ligging en de aansluitstatus niet altijd bekend is.

Vanuit haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van de mensen die op het Hembrugterrein werken heeft het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) besloten om een graafprotocol voor het Hembrugterrein op te laten stellen (zie ook onderzoek Arcadis (2014) Bijlage Graafprotocol Hembrugterrein in Zaanstad). Uitgangspunt voor het RVB is hierbij:

Op het Hembrugterrein vinden geen graafwerkzaamheden plaats zonder dat voor degraaflocatie(s) voldoende inzicht is in alle graafthema’s. Bij graafwerkzaamheden worden devastgestelde en (wettelijk) voorgeschreven (werk)procedures gevolgd.

Voorafgaand aan graafwerkzaamheden ontvangt de aannemer/grondroerder van het RVB de meest recente versie van het Graafprotocol, voor zolang RVB terreineigenaar is en/of opdrachtgever voor graafwerkzaamheden is. In geval van (gedeeltelijke) eigendomsoverdracht wordt het Graafprotocol bij de overdracht verstrekt aan de nieuwe eigenaar van (dit deel van) het Hembrugterrein. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van het Graafprotocol op terreindelen die geen eigendom meer zijn van het RVB, ligt volledig bij de nieuwe eigenaar van deze terreindelen.

7.3 Doel van het graafprotocol

Het Graafprotocol heeft als doel een afsprakenkader te bieden waarmee op het Hembrugterrein veilig en verantwoord werkzaamheden in de bodem plaats kunnen vinden. Dit graafprotocol is een dynamisch document, zodat informatie die in de toekomst beschikbaar komt eenvoudig kan worden toegevoegd. Aan de hand van inzichten die gedurende de uitvoering worden opgedaan wordt het Graafprotocol geëvalueerd en indien nodig aangepast. Het RVB stelt zich ten doel om bij wijzigingen de laatste versie van het Graafprotocol te verstrekken aan alle mede-eigenaren op het Hembrugterrein.

7.4 Thema’s en processtappen

Het Graafprotocol is opgebouwd rond de volgende vier thema’s:

  • 1.

    Bodemverontreinigingen (paragraaf 7.6)

  • 2.

    Stortkuilen met laboratoriumafval (paragraaf 7.7)

  • 3.

    Niet Gesprongen Explosieven (NGE) (paragraaf 7.8)

  • 4.

    Kabels en leidingen (paragraaf 7.9)

In de hierna volgende paragrafen worden deze thema’s inhoudelijk verder uitgewerkt en toegelicht. Elk thema wordt in dit graafprotocol op dezelfde manier benaderd via de volgende processtappen:

In paragraaf 7.4 wordt per thema aangegeven hoe de bovenstaande processtappen doorlopen worden en wie de verantwoordelijk partij is voor de betreffende processtap. In de Bijlage ‘Graafprotocol Hembrugterrein in Zaanstad’ is in tabelvorm in een algemene werkprocedure aangegeven, waarbij per processtap en graafthema aangegeven is wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze processtap, en is per graafthema een werkprocedure

voor onvoorziene omstandigheden opgenomen.

Ook moet eenieder voorbereid zijn op ongewone voorvallen die op het Hembrugterrein kunnen

voorkomen, zoals bodemverontreinigingen, slootdempingen, tanks, kabels en leidingen en andere zaken die op basis van (voor)onderzoek niet verwacht werden in of op de bodem. Het algemeen devies in deze gevallen is: Stop met graven, neem veiligheidsmaatregelen die nodig zijn en ga pas verder na overleg met en akkoord van het RVB (en mogelijk met het bevoegd gezag Wbb). Hoe om te gaan met deze onvoorziene omstandigheden wordt eveneens in paragraaf 6.4 aangegeven.

7.5 Werkprocedures

In dit graafprotocol worden de volgende fasen onderscheiden in een project met graafwerkzaamheden:

  • 1.

    Verkenningsfase - verzamelen van benodigde (historische) informatie voor de verschillende thema’s

  • 2.

    Projectvoorbereiding - uitvoeren onderzoek, opstellen plannen en doen van meldingen, aanvragen van beschikkingen

  • 3.

    Werkvoorbereiding - onderzoek naar kabels en leidingen, opstellen werk- en veiligheidsplannen voor de graafwerkzaamheden

  • 4.

    Uitvoeringsfase - uitvoeren van de graafwerkzaamheden conform de plannen en wettelijke algemene voorschriften en onder de voorgeschreven (veiligheids)omstandigheden

Tevens wordt per graafthema de werkprocedure beschreven voor de onvoorziene omstandigheden die kunnen optreden. In de hierna volgende paragrafen wordt per thema de werkprocedures in de verschillende fases van een project behandeld. In bijlage 2 is in tabelvorm een overzichtelijke samenvatting gegeven wie in welke fase verantwoordelijk is om de werkzaamheden voor de vier graafthema’s uit te voeren. Daarnaast is een samenvattende tabel opgenomen over wat te doen bij onvoorziene omstandigheden

7.6 Bodemverontreinigingen

Verkenningsfase

In deze fase wordt, door of namens de initiatiefnemer of de opdrachtgever voor de graafwerkzaamheden, de benodigde informatie over de bodemkwaliteit op de projectlocatie verzameld. Voor de informatie over bodemverontreinigingen op het Hembrugterrein heeft het RVB een GIS-systeem in beheer waarin diverse kaarten zijn opgenomen met betrekking tot mobiele verontreinigingen (olie, ontvetter e.d.), immobiele verontreinigingen (zware metalen, PAK e.d.), slootdempingen en verdachte locaties op het terrein. Verder zijn er bij het RVB vele historische en bodemonderzoeksrapporten digitaal beschikbaar om een beeld te vormen van de bodemkwaliteit op de betreffende projectlocatie.

Projectvoorbereiding

Indien de bodeminformatie die het RVB beschikbaar heeft over een projectlocatie onvoldoende is om te kunnen vaststellen of, en onder welke voorwaarden, graafwerkzaamheden op de betreffende locatie mogelijk zijn, moet verkennend, aanvullend of nader (bodem)onderzoek plaatsvinden. De initiatiefnemer/opdrachtgever draagt zorg voor het uitvoeren van de benodigde (bodem)onderzoeken en zorgt dat de onderzoeken op het juiste wijze en volgens de juiste strategie plaatsvindt, zodanig dat minimaal voldoende informatie beschikbaar is voor het opstellen van de benodigde plannen en het doen van de wettelijke meldingen en het verkrijgen van goedkeuringen om op deze locatie veilig en verantwoord graafwerkzaamheden te kunnen uitvoeren.

Als op het Hembrugterrein gegraven wordt dient rekening gehouden te worden met het opstellen en indienen van een saneringsplan of het doen van (sanerings)meldingen (saneringsplannen, BUSmeldingen, meldingen Besluit bodemkwaliteit). Ook hiervoor is de initiatiefnemer/opdrachtgever verantwoordelijk. Of voor de betreffende projectlocatie (sanerings)plannen of meldingen nodig zijn (en zo ja, welke) hangt sterk af van de ernst en de omvang van de (bodem)situatie en de graafplannen. Hierbij dient minimaal aan de wettelijke vereisten te worden voldaan.

De gemeente Zaanstad is het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming (BUS-meldingen en beschikken saneringsplannen e.d.) en het Besluit bodemkwaliteit (meldingen grondverzet).

Werkvoorbereiding

Voorafgaand aan de uitvoering van de graafwerkzaamheden dient, indien nodig, door de

aannemer/grondroerder een werkplan opgesteld te worden voor de graafwerkzaamheden. Ook wordt onder zijn verantwoordelijkheid een (kort) V&G-plan opgesteld, waarin onder andere opgenomen wordt onder welke veiligheidscondities (T&F-klassen) de graafwerkzaamheden plaats moeten vinden, welke (persoonlijke) beschermingsmaatregelen genomen moeten worden en welke veiligheidsprocedures in acht moeten worden genomen.

Uitvoeringsfase

De graafwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de plannen die in de project- en werkvoorbereidingsfasen zijn opgesteld. Verder moeten de algemeen geldende wettelijke (veiligheids-) voorschriften worden gehanteerd die gelden voor het werken in en met verontreinigde grond. Dit betekent dat de graafwerkzaamheden vaak onder milieukundige begeleiding moeten plaatsvinden (in opdracht van de aannemer/grondroerder, danwel de initiatiefnemer) en dat door de aannemer/grondroerder passende V&G-maatregelen getroffen moeten worden.

De gemeente Zaanstad is het bevoegd gezag voor toezicht op de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente Zaanstad heeft de bijbehorende uitvoeringstaken gemandateerd naar de Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied.

Indien voorgeschreven of vanuit wettelijk grond verplicht is de initiatiefnemer/opdrachtgeververantwoordelijk voor het laten opstellen van een evaluatieverslag of –formulier en het indienen hiervan bij het bevoegde gezag Wet bodembescherming.

Onvoorziene omstandigheden

Als er tijdens de graafwerkzaamheden waarnemingen worden gedaan die niet voorzien waren op grond van de beschikbare voorinformatie en onderzoeksgegevens, zoals asbestleidingen en –storten, stortingen met bodemvreemde materialen (puin, koolas e.d.) of afwijkingen die duiden op olie of anderszins chemicaliën (olieglans, passieve geurwaarnemingen e.d.), dan dient de aannemer/grondroerder het werk onmiddellijk stil te leggen en contact op te nemen met de opdrachtgever. Hij dient hierbij de betreffende locatie op juiste en afdoende wijze af te zetten en te zorgen dat de omgeving geen hinder ondervindt of schade oploopt.

7.7 Stortkuilen met laboratoriumafval

Geen algemene procedures

Voor de graafwerkzaamheden hoeft voor het thema ’Stortkuilen met laboratoriumafval’ vooraf geen (historische) informatie verzameld of geraadpleegd te worden. Ook behoeven geen specifieke plannen gemaakt te worden of aanvullende maatregelen te worden getroffen.

Onvoorziene omstandigheden

Tijdens graafwerkzaamheden moet vanuit en onder verantwoordelijkheid van de aannemer/grondroerder altijd en ter plekke van de graaflocatie toezicht aanwezig zijn. De toezichthouder van de aannemer/ grondroerder dient actief, en dus altijd aanwezig naast de ontgraving, vorm te geven aan dit toezicht.

Als er afval wordt aangetroffen dat mogelijk laboratoriumafval betreft, afval van installaties kan zijn of anderszins besmet kan zijn met chemicaliën en/of chemische strijdmiddelen dient onmiddellijk gestopt te worden met ontgraven. Ook indien glaswerk of anderszins afval stuk gaat, leegloopt e.d. en vervolgens er waarnemingen gedaan worden die kunnen wijzen op chemicaliën (bruisen, reageren, rare verkleuringen, dampen e.d.) dan is dit een aanwijzing op chemicaliën en mogelijk op chemische strijdmiddelen en dient onmiddellijk gestopt te worden met graven.

Alle contact met de verdachte plek moet vervolgens worden vermeden (dus niemand in deontgravingsput !) en het afval dient direct en afdoende afgedekt te worden met folie en grond zodat contact met de afvalproducten of chemicaliën niet meer mogelijk is. Vervolgens dient hierover onverwijld contact opgenomen te worden met het RVB.

Indien het RVB, al dan niet na ruggespraak met deskundige partijen, geen aanleiding ziet om deontgraving als verdacht te beschouwen, dan kunnen de graafwerkzaamheden worden voortgezet. Mocht er vanuit de melding wel reden zijn om chemische strijdmiddelen of anderszins schadelijke of gevaarlijke chemicaliën te verwachten, dan wordt in overleg met het RVB en de deskundige partij de ontgraving definitief stilgelegd en indien nodig aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen om blootstelling te vermijden.

Op grond van het oordeel van de deskundige partij wordt een plan van aanpak opgesteld voor het verwijderen van het (mogelijk besmet) afval onder de juiste condities en veiligheidsmaatregelen. De gemeente Zaanstad wordt op de hoogte gebracht van de situatie en betrokken bij de afhandeling van de verwijdering van het aangetroffen afval en chemicaliën uit de grond. Vanzelfsprekend moeten hierbij te allen tijde de juiste wettelijke procedures en werkwijzen gehanteerd worden en onder stringente veiligheidsregiems en –begeleiding gewerkt te worden.

De aanwezigheid van regulier (bedrijfs)afval , zoals vuilniszakken, blikken, normaal glaswerk, (bijv.bierflessen e.d.) en kapot glaswerk zonder inhoud, zijn geen duidelijke aanwijzingen voorlaboratoriumafval(resten). Het kan wel aanleiding zijn om extra voorzichtigheid te betrachten tijdens de graafwerkzaamheden. Bij twijfel dient direct te worden gehandeld en contact opgenomen te worden met het RVB.

7.8 Niet gesprongen explosieven

Verkenningsfase

In deze fase wordt, door of namens de initiatiefnemer of de opdrachtgever voor de graafwerkzaamheden, de benodigde informatie over Niet Gesprongen Explosieven (NGE) voor de projectlocatie verzameld. In het GIS dat in bezit is van en in beheer is bij het RVB bevinden zich enkele kaarten en rapporten met betrekking tot dit thema, waaronder een kaart met NGE-verdachte locaties en een kaart met voor NGE vrijgegeven locaties.

Projectvoorbereiding

Als de projectlocatie in een voor NGE-verdacht gebied ligt, dan moet beoordeeld worden of deze vooraf middels detectie- of benaderwerkzaamheden vrijgegeven kan worden. Indien dit niet mogelijk is (bijvoorbeeld in geval van verstoorde bodem waardoor detectie niet betrouwbaar is) moeten de graafwerkzaamheden onder OCE-begeleiding worden uitgevoerd. Het RVB of initiatiefnemer neemt hiertoe het initiatief.

In de gebieden die als niet verdacht zijn aangemerkt geldt dat op basis van de geraadpleegdeinformatie geen aanwijzingen zijn gevonden waaruit blijkt dat deze gebieden verdacht zijn voor de mogelijke aanwezigheid van NGE. Voor deze gebieden geldt dat de voorgenomen (grond)werkzaamheden kunnen plaatsvinden zonder dat hier vooraf explosieven-opsporingswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd.

Werkvoorbereiding

Als de projectlocatie vooraf niet vrijgegeven kan worden en de graafwerkzaamheden onder OCEbegeleiding moeten worden uitgevoerd, dan moet op initiatief van de aannemer/grondroerder een projectplan OCE opgesteld worden. In dit projectplan wordt beschreven hoe de OCE-begeleiding tijdens de graafwerkzaamheden wordt uitgevoerd en welke procedures hierbij (moeten) worden gehanteerd.

Uitvoeringsfase

Als het niet mogelijk is om voorafgaand aan de graafwerkzaamheden de projectlocatie vrij te geven, dan moeten de graafwerkzaamheden onder OCE-begeleiding van een gecertificeerde partij met beveiligd materieel worden uitgevoerd. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt nadrukkelijk bij de aannemer/ grondroerder. Het RVB ziet erop toe dat de aannemer/grondroerder deze verantwoordelijkheid neemt.

Onvoorziene omstandigheden

Als er tijdens grondwerkzaamheden in een vrijgegeven of onverdacht gebied onverhoopt NGE worden aangetroffen, dan dienen ter plekke van de vondst de werkzaamheden direct stilgelegd te worden in verband met veiligheidsrisico's. De aannemer/grondroerder moet de betreffende locatie dan direct op juiste en afdoende wijze afzetten. De medewerkers op het project moeten te allen tijden op de hoogte zijn van deze procedure.

Het bevoegd gezag (de burgemeester via de afdeling Openbare Orde en Veiligheid) en de opdrachtgever moeten onverwijld worden geïnformeerd over de vondst. Afhankelijk van het soort aangetroffen conventionele explosieven (CE) kunnen de werkzaamheden mogelijk elders worden voortgezet. De ruiming van de aangetroffen CE geschiedt door het EODD namens het bevoegd gezag. De aannemer/grondroerder en de opdrachtgever moeten alle medewerking aan de nadere opsporing en ruiming van deze conventionele explosieven verlenen.

7.9 Kabels en leidingen

Verkenningsfase/Projectvoorbereiding

In deze fase wordt, door of namens de initiatiefnemer of de opdrachtgever voor de graafwerkzaamheden, de benodigde informatie over de ligging van kabels en leidingen op de projectlocatie verzameld. In het GIS dat in bezit is van en in beheer is bij het RVB bevindt zich een kaart met de kabels en leidingen die voor het Hembrugterrein bekend zijn. De meest actuele informatie over hoofdtrace’s van kabels op en rond het Hembrugterrein wordt door de projectvoorbereider via een KLIC-melding opgevraagd.

Werkvoorbereiding

Voorafgaande aan graafwerkzaamheden nabij bekende leidingtracés moeten door of namens deaannemer/grondroerder proefsleuven gegraven te worden teneinde de exacte ligging van reeds bekende kabels en leidingen vast te stellen. Indien nodig en/of zinvol kan met gebruik van metaaldetectie of radar de ligging van kabels worden vastgesteld. Er moet rekening gehouden worden met het feit dat kabels en leidingen mogelijk nog onder respectievelijk spanning of druk kunnen staan. Ookals op de kabels- en leidingenkaarten voor de projectlocatie geen kabels en leidingen aangegeven staan, maar er desondanks een grote kans is op het aantreffen van kabels en leidingen, dan kan het RVB besluiten dat voorafgaande aan de graafwerkzaamheden proefsleuven gegraven moeten worden.

Maximaal 6 weken voor de graafwerkzaamheden doet de aannemer/grondroerder een KLIC-melding om de meest actuele informatie over hoofdtrace’s van kabels op en rond het Hembrugterrein te verkrijgen.

Uitvoeringsfase

In de uitvoeringsfase moeten door de aannemer/grondroerder in afdoende mate de juiste veiligheidsmaatregelen getroffen worden bij het graven nabij kabels en leidingen. Vrijgegraven leidingen moeten indien noodzakelijk op afdoende en juiste wijze ondersteund worden. Loze kabels en leidingen mogen pas na uitdrukkelijke toestemming van de opdrachtgever en leidingbeheerder(s) verwijderd worden.

Onvoorziene omstandigheden

Indien tijdens de graafwerkzaamheden een kabel wordt geraakt, of indien er een kabelbreuk plaatsvindt, dan moet het werk door de aannemer/grondroerder direct stil gelegd worden. De betreffende locatie moet vervolgens op juiste en afdoende wijze afgezet worden. Hierna neemt de aannemer/grondroerder contact op met de opdrachtgever en het betreffende Nutsbedrijf.

Als de kabel of leiding (deels) van asbest is, een asbest omhulling heeft of in een mantelbuis van asbest ligt, wordt het werk stilgelegd en afgezet, waarna contact opgenomen wordt met de opdrachtgever ter bespreking van de vervolgstappen.

8 Terrassen bij horeca

Uitgangspunten voor terrassen bij horeca op het Hembrugterrein

  • ·

    Voor onverwarmde en overdekte terrassen niet zijnde een binnenterrein (omsloten door bebouwing) zijn geen geluidsnormen van toepassing en worden geen grenswaarden gesteld aan stemgeluid en het geluid van onversterkte muziek. Voor versterkte muziek gelden de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit.

  • ·

    Voor verwarmde en/of overdekte terrassen en een onoverdekt onverwarmd terras op een binnenterrein zijn geluidsnormen wel van toepassing en worden geluidsnormen gesteld voor stemgeluid en versterkte muziek. Onversterkte muziek is van toetsing aan geluidsnormen uitgezonderd (artikel 2.18, eerste lid, onderdeel f).

  • ·

    Openingstijden van terrassen worden gelijkgesteld aan de openingstijd van het horecabedrijf zelf met een uiterlijke eindtijd van 23.00 uur waarmee wordt aangesloten bij de beleidsregels voor evenementen op het Hembrugterrein

  • ·

    Een terras mag de vrije doorgang van verkeer (voetgangers, fietsers, etc.) niet belemmeren.

9 Niet onevenredig schaden van bedrijfsvoering

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat de bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden geschaad. De bedrijfsvoering kan worden geschaad door verschillende aspecten. Voorbeelden hiervan zijn geluid, gevaar, geur en/of trillingen. In het omgevingsplan zijn regels opgenomen voor de onderdelen geluid, gevaar en geur. Deze beleidsregel geeft handvatten op welke wijze wordt voorkomen dat de bedrijfsvoering van bestaande activiteiten wordt geschaad als gevolg van hinder of schade door trillingen van bedrijfsactiviteiten. Tijdelijke trillinghinder (van bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden) valt hier niet onder. Er is geen wetgeving van toepassing op de maximale hinder van trillingen, wel zijn handreikingen of richtlijnen waarbij aansluiting gezocht kan worden. Voorbeelden hiervan zijn de SBR-richtlijn “Meet en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen” en de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening.

SBR-richtlijn

Deze richtlijn bestaat uit drie delen:

· Deel A, Schade aan gebouwen

· Deel B, Hinder voor personen in gebouwen

· Deel C, Storing aan apparatuur

Deze richtlijn sluit grotendeels aan bij internationale richtlijnen. In deze richtlijn is veel aandacht besteed aan het meten van trillingen en bevat ook een beoordelingssystematiek.

Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening

In de handreiking (paragraaf 6.3.4) is een toetsingskader opgenomen voor de beoordeling van trillinghinder. Net zoals de SBR-richtlijn is dit gebaseerd op het maximale trillingsniveau en het energetisch gemiddelde trillingsniveau.

Bij nieuwe activiteiten, zoals nieuwe bedrijfsactiviteiten, dient gemotiveerd aangegeven te worden dat wordt voldaan aan deze beleidsregel.

9.1 Invulling open norm

Aan de regel dat de bestaande bedrijfsvoering niet onevenredig mag worden geschaad als gevolg van trillinghinder wordt voldaan indien wordt gemotiveerd dat hier geen sprake van is met behulp van de SBR-richtlijn, de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening of een vergelijkbaar en gelijkwaardig alternatief.

10 Aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Deze beleidsregel geeft een nadere uitwerking van de regel dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor reeds bestaande dan wel op basis van een verleende vergunning toegestane woningen. Verschillende aspecten hebben invloed op de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat. Voorbeelden hiervan zijn geluid, geur, sociale veiligheid en/of lichthinder. Voor veel aspecten zijn regels opgenomen in het omgevingsplan (zoals geluid en geur). Deze beleidsregel geeft handvatten op welke wijze wordt voorkomen dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar wordt aangetast als gevolg van lichthinder of als de sociale veiligheid niet op orde is.

Bij vestiging van nieuwe activiteiten dient te worden gemotiveerd dat er geen sprake is van ontoelaatbare lichthinder. Afhankelijk van het type activiteit zijn verschillende mogelijkheden om aan te tonen dat voldaan wordt aan het criterium van een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Sociale veiligheid is een abstract begrip, waarvoor geen eenduidige definitie bestaat. Dit is ook meer een gevoelskwestie dan dat er algemene richtlijnen voor zijn. Uitgaande van de fysieke leefomgeving gaat dit met name over (invulling van) stedenbouw, planologie en inrichting openbare ruimte.

10.1 Invulling open norm

Aan de regel dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt voldaan indien:

  • a.

    gemotiveerd wordt dat er geen sprake is van ontoelaatbare lichthinder (hierbij kan gebruik worden gemaakt van de Algemene Richtlijn betreffende lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, het Activiteitenbesluit of een vergelijkbaar en gelijkwaardig alternatief.

  • b.

    gemotiveerd aandacht wordt besteed aan de sociale veiligheid, waarbij in ieder geval gedacht kan worden aan de volgende onderdelen:

    • a.

      open oriëntatie; zoals geen donkere hoeken, nissen, afschermende groenstroken;

    • b.

      positionering van woningen, zodat er zichtrelatie is tussen straatniveau en woningen;

    • c.

      geen blinde gevels.

Bijlage 1 Kaart evenementen locaties en evenementvrije zone

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Bijlage bij graafprotocol

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

In feite betreft dit omgevingsplan een bestemmingsplan verbrede reikwijdte, zoals bedoeld onder de Crisis- en herstelwet.