Taxiverordening Den Haag 2014

Geldend van 23-09-2016 t/m 31-01-2019

Intitulé

Taxiverordening Den Haag 2014

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

aanbieden van taxivervoer:

het zich met een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, bevinden op de in deze verordening aangewezen delen van de openbare weg met het kennelijke doel van vervoerder of chauffeur om consumenten te werven ten behoeve van taxivervoer, daaronder mede inbegrepen de situatie dat naar oordeel van het college niet aannemelijk kan worden gemaakt dat sprake is van taxivervoer op de bel- of contractmarkt;

b.

aangeslotene:

vervoerder of chauffeur welke overeenkomstig de bij of krachtens deze verordening gestelde regels bij een TTO is aangesloten;

c.

geleidehond:

hond die een (visueel) gehandicapten op straat geleidt, en die daarvoor is afgericht;

d.

hulphond:

speciaal getrainde hond die mensen met een beperking hulp geeft;

e.

chauffeur:

bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht;

f.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

g.

groengele kaart:

door het college afgegeven individueel bewijs van aansluiting bij een TTO;

h.

openbare weg:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

i.

taxi:

een auto bestemd voor het verrichten van taxivervoer in de zin van de wet;

j.

toegangspas:

door het college verstrekte pas die toegang geeft tot door pollers, slagboom en/of andere middelen omheinde taxistandplaatsen;

k.

TTO (Toegelaten Taxi Organisatie):

een organisatorisch verband als bedoeld in artikel 82b van de wet;

l.

TTO-vergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening;

m.

wet:

Wet personenvervoer 2000.

Paragraaf 2 Aanbieden taxivervoer

Artikel 2 Aangewezen gebied

Het aanbieden van taxivervoer op de navolgende delen van de openbare weg is uitsluitend voorbehouden aan aangeslotenen:

  • -.

    Het gehele grondgebied van de openbare weg met uitzondering van het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg.

Artikel 3 Verbod aanbieden van taxivervoer

Het is vervoerders en chauffeurs verboden om zonder een daartoe door het college verleende vergunning taxivervoer aan te bieden op de in artikel 2 aangewezen delen van de openbare weg.

Artikel 4 Minimum aantal TTO’s met een TTO-vergunning

Het aantal TTO’s met een TTO-vergunning van het college bedraagt ten minste twee.

Paragraaf 3 Vergunning organisatorisch verband

Artikel 5 TTO

Om als TTO aangemerkt te kunnen worden dient deze te beschikken over een vergunning van het college.

Artikel 6 Aanvraag vergunning

  • 1. Een vergunning kan worden aangevraagd door een rechtspersoon.

  • 2. Voor het indienen van een vergunningaanvraag dient gebruik gemaakt te worden van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 7 Beslistermijn en duur van de vergunning

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn met maximaal acht weken verlengen.

  • 3. De vergunning wordt verleend voor de duur van vijf jaar.

Artikel 8 Toelatingseisen TTO

Een TTO:

  • a.

    is een rechtspersoon;

  • b.

    dient te beschikken over een postadres en een telefoonnummer;

  • c.

    heeft minimaal 30 chauffeurs werkzaam op de opstapmarkt in Den Haag die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kan dit aantonen door het overleggen van afschriften van overeenkomsten die met de chauffeurs zijn aangegaan. De chauffeurs zijn niet eveneens aangesloten bij een andere TTO die voorziet in het aanbieden van taxivervoer binnen de gemeente Den Haag;

  • d.

    heeft overeenkomsten met de vervoerders waar aangesloten chauffeurs als genoemd onder c deel van uitmaken en kan dit aantonen door het overleggen van afschriften van deze overeenkomsten. Deze vervoerders zijn niet eveneens aangesloten bij een andere TTO die voorziet in het aanbieden van taxivervoer binnen de gemeente Den Haag;

  • e.

    dient te beschikken over een normen- en waardenprotocol, een klachtenprotocol, een sanctieprotocol en een controleprotocol;

  • f.

    kan aantonen dat de aangeslotenen minimaal 15 rijklare voertuigen waarmee taxivervoer wordt verricht ter beschikking hebben.

Artikel 9 Weigeringsgronden vergunning

  • 1. Een vergunning wordt geweigerd indien naar het oordeel van het college niet aannemelijk is gemaakt dat voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Het college kan een vergunning weigeren als naar het oordeel van hen aannemelijk is dat de feitelijke toestand niet in overeenstemming is/zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.

  • 3. Het college kan een vergunning weigeren indien één of meer van de bestuurders van de aanvrager bestuurder zijn of waren van een TTO waaraan in een periode van één jaar voor de aanvraag van de vergunning een vergunning voor een georganiseerd verband is geweigerd of ingetrokken met uitzondering van de situatie dat door vergunninghouder om intrekking was verzocht.

Artikel 10 Algemene bepalingen vergunning

  • 1. De vergunning afgegeven op basis van deze verordening is niet overdraagbaar.

  • 2. Aan de vergunning kan het college een of meer voorschriften of beperkingen verbinden in het belang van de kwaliteit van het op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer.

  • 3. De beperkingen waaronder een vergunning wordt verleend en de aan een vergunning verbonden voorschriften kunnen ambtshalve of op aanvraag worden gewijzigd, geschorst of ingetrokken.

Artikel 11 Gronden voor wijziging, schorsing of intrekking vergunning

Het college kan een vergunning wijzigen, schorsen of intrekken indien:

  • a.

    ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, hetgeen tot een ander besluit op de aanvraag om vergunning zou hebben geleid;

  • b.

    de houder van de vergunning handelt in strijd met een of meer bij of krachtens deze verordening gestelde regels of hieraan niet langer voldoet;

  • c.

    de houder van de vergunning zich schuldig maakt aan handelingen of gedragingen die in ernstige mate afbreuk doen aan het belang van de kwaliteit van taxivervoer.

  • d.

    de vergunninghouder hier om vraagt;

  • e.

    de vergunninghouder de vergunning kennelijk gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend;

  • f.

    zich een wijziging voordoet in de omstandigheden en voor zover die gewijzigde omstandigheden zich naar het oordeel het college verzetten tegen het in stand laten van de verleende vergunning.

Paragraaf 4 Verplichtingen TTO

Artikel 12 Algemene verplichtingen vergunninghouder

Voor een TTO gelden de volgende verplichtingen bij de vergunning:

  • a.

    een TTO dient zich te houden aan zijn normen- en waardenprotocol, het klachtenprotocol, het sanctieprotocol en het controleprotocol;

  • b.

    de TTO dient een actueel overzicht bij te houden van alle aangeslotenen en op verzoek aan het College te overleggen;

  • c.

    de TTO dient zorg te dragen voor de beschikbaarheid van daklichten, die minimaal de volgende informatie bevat:

    • -

      de naam van de TTO;

    • -

      het Haagse taxi logo (ooievaar) en waarbij het logo minimaal 10 cm hoog moet zijn;

    • -

      het Haagse taxinummer;

  • d.

    de naam van de TTO wordt voor de leesbaarheid aan de voorzijde van het daklicht geplaatst en het en het Haagse taxinummer op de achterzijde en is op een afstand van 20 meter duidelijk leesbaar;

  • e.

    het daklicht wordt met interne verlichting uitgerust. De verlichting brandt indien er geen reizigers worden vervoerd. De verlichting is uit indien er wel reizigers worden vervoerd;

  • f.

    het daklicht moet naar oordeel van het college wat betreft kleur en vormgeving en naamgeving TTO voldoende onderscheidend zijn ten opzichte van daklichten van reeds toegelaten TTO’s.

Artikel 13 Normen- en waardenprotocol

De TTO dient een waarden- en normenprotocol vast te stellen waaraan de chauffeurs die actief zijn voor de TTO zijn gehouden en waarin minimaal het volgende is opgenomen:

  • a.

    de chauffeur is in het bezit van het Haagse kwaliteitskeurmerk of naar oordeel van het college gelijkwaardig keurmerk;

  • b.

    de chauffeur is verplicht zich te onthouden van iedere vorm van (verbaal) geweld tegen reiziger / toezichthouder / handhaver / verkeersregelaar en/of andere ambtenaar in functie;

  • c.

    de chauffeur is verplicht om aanwijzingen van toezichthouder / handhaver / verkeersregelaar en/of ambtenaar in functie op te volgen;

  • d.

    de chauffeur dient zich te onthouden van vernielingen/vandalisme op en rond de standplaatsen en vervuilt deze niet;

  • e.

    het is de chauffeur verboden om het maximum aantal toegestane taxi’s op een standplaats te overschrijden en hij dient op de standplaatsen te parkeren in de daarvoor bestemde plekken;

  • f.

    de chauffeur is gehouden om de standplaats enkel te gebruiken voor het aanbieden van taxiritten;

  • g.

    de chauffeur mag, met inachtneming van de algemene vervoersvoorwaarden taxi, geen ritten weigeren en mag reiziger niet hinderen bij het kiezen van een taxi;

  • h.

    de chauffeur verschaft zichzelf of een ander geen toegang tot de standplaats als hij daar niet toe gerechtigd is;

  • i.

    de chauffeur vertoont geen ander hinderlijk gedrag zoals het onnodig stationair laten draaien van de motor en het onbeheerd achterlaten van het voertuig;

  • j.

    de chauffeur verstrekt een ritbewijs voorzien van naam en contactgegevens van de TTO;

  • k.

    de chauffeur vervoert reizigers naar de bestemming volgens de voor de reiziger meest gunstige weg, hetzij via de snelste dan wel economisch voordeligste route, tenzij de reiziger of de meldkamer/centrale nadrukkelijk verzoekt of opdracht geeft om langs een andere route te rijden;

  • l.

    de chauffeur dient de door de gemeente voorgeschreven kenbaarheidsgegevens zichtbaar voor de reiziger aan te brengen op zijn voertuig dat gebruikt wordt voor taxivervoer;

  • m.

    de chauffeur dient geleide- en hulphonden te vervoeren voor zover deze iemand vanwege zijn handicap begeleiden.

Artikel 14 Klachtenprotocol

  • 1. De TTO dient het voor de consument te allen tijde mogelijk te maken een klacht in te dienen over de TTO of de aangeslotenen bij een TTO. Het indienen van een klacht kan zowel mondeling als schriftelijk. De klacht kan ook betrekking hebben op gedragingen van de aangeslotenen van een TTO, of van een natuurlijk persoon werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een TTO.

  • 2. De TTO dient medewerking te verlenen aan de afhandeling van klachten, die zijn binnen gekomen bij het college of het Landelijk Klachtenmeldpunt Taxivervoer.

  • 3. De TTO zorgt voor een deugdelijke behandeling van klachten.

  • 4. De TTO handelt een klacht uiterlijk binnen 4 weken na ontvangst van de klacht af.

  • 5. De TTO stuurt een afschrift van ontvangen klachten desgewenst door naar het college.

Artikel 15 Controleprotocol

  • 1. De TTO toont aan, middels een schriftelijke rapportage, dat het voorziet in periodieke controles op het voldoen van de TTO aan de gestelde eisen en verplichtingen voortvloeiend uit deze verordening. De aangeleverde gegevens dienen naar oordeel van het college bruikbare informatie op te leveren.

  • 2. Deze rapportages dienen tenminste te bestaan uit een overzicht van het aantal ingediende klachten, de aard van de klachten en de wijze van afdoen.

  • 3. De resultaten van deze controles worden vastgelegd in een rapport en gelijktijdig naar de aangeslotenen en het college verzonden.

  • 4. De TTO stelt, indien noodzakelijk, naar aanleiding van de controles en/of door of namens het college uitgevoerde onderzoeken een verbeterplan op, waarin in ieder geval is aangegeven welke kwaliteit wordt nagestreefd en een visie op welke wijze die kwaliteit wordt bereikt en informeert het college hierover.

  • 5. De rapportage frequentie genoemd onder punt 1 is minimaal jaarlijks.

Paragraaf 5 Groengele kaart en toegangspas

Artikel 16 Bepalingen toegangspas

  • 1. Het college verstrekt de houder van een vergunning op aanvraag groengele kaarten en toegangspassen ten behoeve van de chauffeurs. De aanvraag maakt deel uit van de aanvraag om een TTO-vergunning of wordt gedaan met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De houder van de vergunning is verantwoordelijk voor de verspreiding van de groengele kaarten en toegangspassen onder de chauffeurs.

  • 3. Verlies of diefstal van de groengele kaart en toegangspas dient zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 5 werkdagen door de houder van de vergunning gemeld te worden aan het college.

  • 4. Wijzigingen in de situatie van de houder van de vergunning die naar het oordeel van het college relevant kunnen zijn voor de afgegeven groengele kaarten en toegangspassen moeten door de houder van de vergunning binnen één week worden doorgegeven.

Artikel 17 Blokkeren toegangspas

Het college kan op verzoek van de TTO de toegangspas voor een chauffeur intrekken indien aannemelijk is dat aangeslotene niet langer voldoet aan de reglementen van de TTO.

Paragraaf 6 Strafbepaling en handhaving

Artikel 18 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met artikel 3 deze verordening is een strafbaar feit in de zin van artikel 1, onder 4 °, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 19 Aanwijzing toezichthoudende personen

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen of categorieën van personen.

Artikel 19a

Een ieder is verplicht om de door de in artikel 19 bedoelde toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2014. *

  • 2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 6, 7, 8, 9,10, 13, 14 en 15 op 1 november 2013 in werking.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Taxiverordening Den Haag 2014

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 19 september 2013.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, dhr. J.J. van Aartsen.