Regeling vervallen per 16-03-2022

Verordening van de raad van Amsterdam regelende het lokaal bestuur in Amsterdam (Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam)

Geldend van 21-03-2018 t/m 20-03-2018

Intitulé

Verordening van de raad van Amsterdam regelende het lokaal bestuur in Amsterdam (Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam)

HOOFDSTUK 1 - INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1: de stadsdelen

  • 1. De gemeente Amsterdam kent de volgende stadsdelen die zijn onderverdeeld in de volgende gebieden:

    • a.

      Centrum;

      • i.

        Centrum-West;

      • ii.

        Centrum-Oost;

    • b.

      West;

      • i.

        Westerpark;

      • ii.

        Bos en Lommer;

      • iii.

        Oud-West/De Baarsjes;

    • c.

      Nieuw-West;

      • i.

        Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken;

      • ii.

        Osdorp;

      • iii.

        De Aker, Sloten en Nieuw-Sloten;

      • iv.

        Slotervaart;

    • d.

      Zuid;

      • i.

        Oud-Zuid;

      • ii.

        Buitenveldert/Zuidas;

      • iii.

        De Pijp/Rivierenbuurt;

    • e.

      Oost;

      • i.

        Oud-Oost;

      • ii.

        Indische Buurt/Oostelijk Havengebied;

      • iii.

        Watergraafsmeer;

      • iv.

        IJburg/Eiland Zeeburg;

    • f.

      Noord;

      • i.

        West;

      • ii.

        Oud-Noord;

      • iii.

        Oost;

    • g.

      Zuidoost;

      • i.

        Bijlmer-Centrum

      • ii.

        Bijlmer-Oost

      • iii.

        Gaasperdam/Driemond

  • 2. De grenzen van de gebieden en de stadsdelen zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.

HOOFDSTUK 2 - INRICHTING EN SAMENSTELLING DAGELIJKS BESTUUR

Paragraaf 1 - Samenstelling en benoeming dagelijks bestuur

Artikel 2: dagelijks bestuur

  • 1. In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. De bestuurscommissie treedt op als verlengd lokaal bestuur van het college.

  • 2. De bestuurscommissie bestaat uit een dagelijks bestuur met drie leden die door het college worden benoemd en ontslagen. Het college benoemt de voorzitter.

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

Op een lid van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’ en waarbij in het tweede lid van artikel 36a, 41b en 41 c voor ‘raad’ wordt gelezen: ‘college’.

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

  • 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de leden van het dagelijks bestuur, samen met de leden van het college of ten hoogste één vergadering van de gemeenteraad later, ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Artikel 41a van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’ wordt gelezen ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’.

  • 2. Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en zijn andere werkzaamheden.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan adviescommissies instellen. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6: vergaderingen

  • 1. Op de vergaderingen en stemmingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 53, 53a, 54 en 56 tot en met 59a van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.

  • 2. In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, heeft de raad, het college en de burgemeester inzage in stukken waarop door het dagelijks bestuur geheimhouding is opgelegd.

Artikel 7: bestuurssecretaris

  • 1. Elk dagelijks bestuur heeft een secretaris. De bestuurssecretaris staat de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. De bestuurssecretaris wordt aangesteld door het college op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur.

  • 3. Op de bestuurssecretaris is artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘ lid van de raad’ en ‘gedeputeerde staten’ wordt gelezen: ‘bestuurssecretaris’ en ‘raad’.

  • 4. Het college stelt nadere regels over de taken en bevoegdheden en de vervanging van de bestuurssecretaris.

Artikel 8: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

  • 1. Op de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen uit artikel 42, 43 en 46 tot en met 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘de verkiezing’, ‘wethouder’, ‘raad’ en 'artikel 36' wordt gelezen: ‘de benoeming’, ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en 'artikel 2, tweede lid van deze verordening'.

  • 2. Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van het dagelijks bestuur is artikel 45, 45a en 45b van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘wethouder’, ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter of lid van het dagelijks bestuur’, ‘college’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Paragraaf 2 - taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken in het stadsdeel en oefent de taken en bevoegdheden uit die het college aan hem heeft opgedragen.

  • 2. De taken en bevoegdheden die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter zijn opgedragen zijn vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden).

  • 3. De bijlagen kunnen bij collegebesluit en burgemeestersbesluit worden gewijzigd, elk voor zover het de eigen taken en bevoegdheden van het college of de burgemeester betreft.

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

  • 1. De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de leiding over de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die de burgemeester aan hem heeft gemandateerd.

  • 2. Op de voorzitter is artikel 170, eerste lid, onder a, c, d en e van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Artikel 11: bekendmaking besluiten

Op besluiten van het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn de artikelen 139 tot en met 142, 144 en 145 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘burgemeester’ en ‘college’ wordt gelezen: ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’ en ‘dagelijks bestuur’.

Paragraaf 3 - de verhouding tot het college en de burgemeester

Artikel 12: advies

  • 1. Het college en de burgemeester betrekken het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders.

  • 2. Als het college of de burgemeester voornemens is over de stedelijke kaders een besluit te nemen of voornemens is een ander besluit te nemen waarbij de belangen van één of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wint het college of de burgemeester bij het dagelijks bestuur advies in.

  • 3. Bij het inwinnen van advies verstrekt het college en de burgemeester de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen. Het college en de burgemeester kunnen ten aanzien van de informatie en het voorstel geheimhouding opleggen.

  • 4. Het college of de burgemeester stelt voor het advies een termijn vast. Deze termijn bedraagt minimaal vier weken. In uitzonderlijke gevallen kan het college of de burgemeester gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5. Het college of de burgemeester legt de adviezen van het dagelijks bestuur samen met het voorstel aan het college en de raad voor. Indien het college of de burgemeester in het voorstel afwijkt van het advies van het dagelijks bestuur, motiveert het schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

Indien in een vergadering van het college een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van een stadsdeel betrokken zijn, kan, op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

Artikel 14: inlichtingen college en burgemeester

  • 1. Indien het college of de burgemeester inlichtingen wenst, kunnen zij deze inlichtingen aan het dagelijks bestuur vragen. Tevens kunnen de burgemeester, de wethouder of de gemeentesecretaris inlichtingen inwinnen bij de secretaris van het dagelijks bestuur.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Indien dat om technische of juridische redenen niet mogelijk blijkt te zijn, wordt daarvan, onder opgaaf van redenen, mededeling gedaan.

  • 3. Het college en de burgemeester zijn ook bevoegd het dagelijks bestuur op te dragen systematisch informatie te verstrekken over aangelegenheden waaromtrent zij bevoegd zijn.

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

  • 1. Indien daar naar het oordeel van het college of de burgemeester aanleiding toe is, neemt het college of de burgemeester de gedelegeerde taken en bevoegdheden terug, ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2. In het besluit waarmee de delegatie van de taken en bevoegdheden wordt ingetrokken, wordt bepaald welke taken en bevoegdheden worden teruggenomen, voor welke periode dit geldt en welk dagelijks bestuur het betreft.

  • 3. Over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vindt vooraf overleg met de betrokken dagelijks bestuur plaats.

Artikel 16: indeplaatsstelling

  • 1. Wanneer het dagelijks bestuur een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of anderszins een bij of krachtens deze of een andere verordening gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, voorziet het college of de burgemeester daar namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. Ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert het college of de burgemeester het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen het dagelijks bestuur de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert.

  • 3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft het college of de burgemeester in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten kunnen daarbij verschillende termijnen worden gesteld. Indien het dagelijks bestuur niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorziet het college of de burgemeester in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de gemeenteraad. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat het college of de burgemeester de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, wordt alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.

Artikel 17: schorsing en vernietiging

  • 1. De besluiten van het dagelijks bestuur inzake gedelegeerde taken en bevoegdheden kunnen door het college worden vernietigd voor zover zij in strijd zijn met het recht of met het algemeen stedelijk belang.

  • 2. Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het college worden geschorst. Binnen twee maanden na het schorsingsbesluit draagt het college het geschorste besluit ter vernietiging aan het college.

  • 3. Voordat een besluit tot vernietiging wordt genomen, wordt het dagelijks bestuur de gelegenheid tot overleg geboden.

  • 4. Het besluit tot vernietiging wordt met redenen omkleed. Het besluit tot vernietiging, schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing wordt in het Gemeenteblad gepubliceerd.

Paragraaf 4 - de verhouding tot de raad en de stadsdeelcommissie

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

  • 1. Indien in een vergadering van de raadscommissies van de raad een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn, kan op verzoek van het college of de burgemeester, een of meer leden van het dagelijks bestuur de behandeling bijwonen en het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten.

  • 2. Het dagelijks bestuur heeft geen eigenstandige positie richting de gemeenteraad maar ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college wel verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Het is aan het college om te beoordelen of een toelichting door een of meer leden van het dagelijks bestuur daarbij aangewezen is

Artikel 19: afspraken en advies stadsdeelcommissie

  • 1. Het dagelijks bestuur legt alle adviesaanvragen van het college, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, voor aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie beoordeelt over welke aanvragen zij advies wenst uit te brengen.

  • 2. Het dagelijks bestuur vraagt de stadsdeelcommissie, naast de gevallen genoemd in het eerste lid, in elk geval om advies als het voornemens is een product in het kader van een gebiedscyclus op te stellen of op eigen initiatief een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene Inspraakverordening aan de orde is. In die gevallen:

    • a.

      maakt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie afspraken over de wijze waarop burgers en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken;

    • b.

      wordt de stadsdeelcommissie in de gelegenheid gesteld om uiterlijk gedurende de terinzagelegging of de inspraakperiode advies uit te brengen.

  • 3. Bij het inwinnen van advies verstrekt het dagelijks bestuur de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt voor het advies een termijn vast. Indien het advies tijdens de terinzagelegging of de inspraakperiode wordt gevraagd, is de termijn gelijk aan de periode van terinzagelegging of inspraak. In alle andere gevallen bedraagt de termijn minimaal vier weken. In uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 5. Bij de besluitvorming maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat het advies van de stadsdeelcommissie is. Het advies is zwaarwegend in die zin dat het dagelijks bestuur het advies van de stadsdeelcommissie in beginsel overneemt indien het advies is vastgesteld met een meerderheid van stemmen en binnen de stedelijke en budgettaire kaders past. Indien het dagelijks bestuur afwijkt van het advies van de stadsdeelcommissie, motiveert het dagelijks bestuur schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

Paragraaf 5 - De financiën van het dagelijks bestuur

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur ontvangt jaarlijks een budget.

  • 2. Het budget van het dagelijks bestuur wordt vastgesteld in de gemeentebegroting.

Artikel 21: gebiedscyclus

  • 1. Het dagelijks bestuur legt vierjaarlijks voor elk gebied een gebiedsagenda voor aan de gemeenteraad ter vaststelling.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks meerjarige gebiedsplannen vast en legt deze voor aan het college ter kennisname.

  • 3. Het dagelijks bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het college over de uitvoering van de gebiedsplannen.

  • 4. Het college stelt voor het opstellen en aanleveren van de gebiedsplannen en de verantwoording zo nodig voorschriften vast.

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

In de Financiële verordening gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten worden de overige financiële regels voor de dagelijks besturen vastgelegd.

HOOFDSTUK 3 - INRICHTING EN SAMENSTELLING STADSDEELCOMMISSIE

Paragraaf 1 - Samenstelling en verkiezing stadsdeelcommissie

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

  • 1. In elk stadsdeel is er een stadsdeelcommissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet.

  • 2. Voor de samenstelling van de stadsdeelcommissie worden per gebied verkiezingen gehouden. Per gebied wordt het volgende aantal leden gekozen:

    • a.

      Vier leden in een gebied tot 50.000 inwoners;

    • b.

      Voor elke 10.000 inwoners extra in een gebied wordt één extra lid gekozen met een maximum van zes leden per stadsdeelcommissie.

  • 3. .De leden van de stadsdeelcommissie kiezen uit hun midden een voorzitter.

  • 4. De verkiezingen voor de leden van de stadsdeelcommissie vinden elke vier jaar gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De leden van de stadsdeelcommissie die aftreden in verband met nieuwe verkiezingen, zijn dadelijk herkiesbaar.

  • 5. Voor de toepassing van het tweede lid, is het inwonertal van het gebied bepalend, zoals dit voorkomt in de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie.

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

  • 1. Ten aanzien van de verkiezingen zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de raad van overeenkomstige toepassing, waarbij voor ‘gemeente’, ‘gemeenteraad’, ‘burgemeester en wethouders’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘gebied’, ‘stadsdeelcommissie’, ‘dagelijks bestuur’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

  • 2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de periode als bedoeld in artikel B 3, tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie vastgesteld op drie jaar.

  • 3. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 van de Kieswet en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 van de Kieswet niet per gebied maar stadsdeel ingesteld.

  • 4. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage als bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 25% van de kiesdeler.

  • 5. In aanvulling op hetgeen in artikel G 3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren. Artikel G 3, derde lid onder a en b is op deze groeperingen en stichtingen niet van toepassing.

  • 6. In afwijking van hetgeen in artikel G 3, tweede lid en artikel H 14, eerste lid van de Kieswet is bepaald, is voor de registratie en de kandidaatstelling geen waarborgsom verschuldigd.

  • 7. Het college stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

  • 8. Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 9. In aanvulling op hetgeen in het zesde lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

Om lid te kunnen zijn van de stadsdeelcommissie is vereist dat men ingezetene is van het gebied waarvoor men gekozen is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, niet is uitgesloten van het kiesrecht en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, zoals opgenomen in artikel 10, tweede en derde lid van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode als bedoeld in lid 2, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld op drie jaar.

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

Op een lid van de stadsdeelcommissie zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en 'wethouder' wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’ en 'wethouder, lid van de raad of lid van het dagelijks bestuur'.

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

  • 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de stadsdeelcommissie samen met de nieuwe leden van de raad ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ wordt gelezen ‘stadsdeelcommissie’.

  • 2. Bij een tijdelijke vervanging of een tussentijdse benoeming wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van de stadsdeelcommissie.

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Op de beëindiging van het lidmaatschap en de tijdelijke vervanging van de leden van de stadsdeelcommissie zijn de bepalingen uit hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘vertegenwoordigend orgaan’ en ‘gemeenteraad’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’.

Artikel 29: reglement van orde

De stadsdeelcommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en de andere werkzaamheden vast.

Paragraaf 2 - Taken en bevoegdheden, vergaderingen en secretaris

Artikel 30: advies en agendering

  • 1. De stadsdeelcommissie heeft de volgende taken:

    • a.

      De stadsdeelcommissie brengt gevraagd advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel of een in het stadsdeel gelegen gebied betreffen;

    • b.

      De stadsdeelcommissie agendeert voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur de overige onderwerpen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn.

  • 2. De stadsdeelcommissies komen zoveel mogelijk tot een advies bij meerderheid van stemmen wordt vastgesteld. Als de standpunten van de leden van de stadsdeelcommissie uiteen lopen, kan de commissie in de adviezen en bij de onderwerpen die het voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agendeert, de verschillende standpunten binnen de commissie weergeven.

  • 3. De stadsdeelcommissie maakt in de adviezen en bij de onderwerpen die het voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agendeert inzichtelijk wat onder de burgers en ondernemers binnen het stadsdeel het draagvlak is.

Artikel 31: ondersteuning buurtinitiatieven

  • 1. De raad stelt budgetten voor buurtinitiatieven vast. Die budgetten worden opgenomen in de gemeentebegroting. De stadsdeelcommissie adviseert over de besteding van de budgetten per stadsdeel.

  • 2. Naar aanleiding van het advies van de stadsdeelcommissie, verleent het dagelijks bestuur subsidie. Het dagelijks bestuur verantwoordt de besteding van de budgetten voor buurtinitiatieven in de bijdrage voor de jaarstukken van het stadsdeel.

Artikel 32: overlegvergaderingen dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand minstens twee vergaderingen uit waarin de stadsdeelcommissie met het dagelijks bestuur overlegt. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen of de aanwezigheid van de leden van het dagelijks bestuur bij deze vergaderingen noodzakelijk is.

  • 2. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur voor. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur nemen, als zij op verzoek van de stadsdeelcommissie aanwezig zijn, aan de beraadslaging deel.

  • 3. Tijdens de vergaderingen worden de adviezen vastgesteld die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19, eerste lid heeft gevraagd.

  • 4. Voor de vergaderingen worden daarnaast de volgende onderwerpen geagendeerd:

    • a.

      de adviezen die het dagelijks bestuur op grond van artikel 19, eerste en tweede lid heeft gevraagd en die nog in voorbereiding zijn;

    • b.

      de onderwerpen die op grond van artikel 30, eerste lid, onder b op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst.

  • 5. De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijk plek binnen het stadsdeel.

  • 6. Op de vergaderingen is artikel 19 en 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van de stadsdeelcommissie’.

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

  • 1. De voorzitter van de stadsdeelcommissie schrijft de overige vergaderingen van de stadsdeelcommissie uit. De voorzitter van de stadsdeelcommissie zit die vergaderingen voor.

  • 2. De vergaderingen zijn openbaar en vinden plaats op het stadsdeelkantoor of een andere door de stadsdeelcommissie gekozen voor publiek toegankelijke plek binnen het stadsdeel.

  • 3. Op de vergaderingen is artikel 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing waarbij voor ‘raad’ en ‘burgemeester’ wordt gelezen: ‘stadsdeelcommissie’ en ‘voorzitter van het dagelijks bestuur’.

Artikel 34: commissiesecretaris

Voor elke stadsdeelcommissie wordt een ambtelijk secretaris aangewezen. De commissiesecretaris staat de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde.

Paragraaf 3 - de verhouding tot het dagelijks bestuur en de raad

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

  • 1. Als de stadsdeelcommissie voornemens is een onderwerp op grond van artikel 30, eerste lid, onder b voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur te agenderen, dan maakt de stadsdeelcommissie dit aan het dagelijks bestuur kenbaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur verstrekt aan de stadsdeelcommissie de informatie die nodig is om dit onderwerp voor de overlegvergadering te agenderen.

  • 3. Als het onderwerp op een overlegvergadering met het dagelijks bestuur is besproken, dan maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

1.Indien in een vergadering van een raadscommissie een onderwerp behandeld wordt:

  • a.

    waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht;

  • b.

    waarover het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie om advies had moeten vragen op grond van artikel 19, eerste of tweede lid, maar dit niet is gebeurd of

  • c.

    dat naar aanleiding van initiatief van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 30, eerste lid, onder b voor de vergadering van de raadscommissie is geagendeerd,

    • 1.

      kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek op of verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

    • 2.

      In die gevallen waarin een onderwerp niet op grond van het eerste lid in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie een advies over dit onderwerp voor een vergadering van een raadscommissie ter agendering aandragen. Indien het onderwerp vervolgens tijdens een vergadering van de raadscommissie behandeld wordt, kunnen één of meer leden van de stadsdeelcommissie op eigen verzoek of op verzoek van de raadscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de stadsdeelcommissie toelichten.

HOOFDSTUK 4 - OVERGANGSBEPALINGEN

Paragraaf 1 - de verkiezingen

Artikel 37: verkiezingen stadsdeelcommissies

Deze paragraaf is van toepassing op de eerste verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies. Deze vindt plaats op 21 maart 2018.

Artikel 38: voorbereiding van de verkiezingen

  • 1. De bestuurscommissies die zijn ingesteld op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn belast met de organisatie van de in artikel 38 bedoelde verkiezing. Elke bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de verkiezing van de stadsdeelcommissies die voor zijn grondgebied wordt ingesteld.

  • 2. De bestuurscommissies zijn in verband met de organisatie van de verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies belast met de uitvoering van de artikel E 4 tot en met P 26 alsmede hoofdstuk V van de Kieswet, dit met dien verstande dat het hoofdstembureau in de zin van artikel E 7 en het centraal stembureau in de zin van artikel E 11 niet per gebied maar per stadsdeel wordt ingesteld.

Artikel 39: registratie groepering

  • 1. Aan de registratievereisten op grond van artikel G 3 van de Kieswet is voldaan, als de aanduiding van een groepering is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies zoals die op grond van de verordening op de bestuurscommissies werd gehouden.

  • 2. In afwijking van artikel G 3, zevende lid, onder d, van de Kieswet wordt de aanduiding van de in het eerste lid bedoelde groepering geschrapt indien voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies geen geldige kandidatenlijst wordt ingeleverd.

Artikel 40: groeperingen

De laatst gehouden verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies zoals die op grond van de verordening op de bestuurscommissies werd gehouden, wordt voor de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van stadsdeelcommissies.

Artikel 41: zitting centraal stembureau

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissies, waar een beslissing wordt genomen over de nummering van de kandidatenlijsten plaats op 12 februari 2018 om 16.00 uur.

Paragraaf 2 – waarneming, regelgeving en taken en bevoegdheden

Artikel 42: waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

  • 1. Degenen die op grond van de verordening op de bestuurscommissies waren benoemd als de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden tot het moment dat de leden van dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd als waarnemers op. Als de waarnemers ontslag nemen of worden ontslagen, kan het college een vervanger benoemen.

  • 2. Over de periode van 21 maart 2018 tot op het moment dat de leden van het dagelijks bestuur op grond van artikel 4, eerste lid worden benoemd, worden de taken en bevoegdheden die op grond van deze verordening aan het dagelijks bestuur worden opgedragen, opgedragen aan de waarnemers en hun eventuele vervangers. Zij nemen gedurende deze periode geen beslissingen, als genoemd onder punt 3 in de Algemene bepalingen en beperkingen in Bijlage 3 bij deze verordening (het bevoegdhedenregister).

  • 3. De waarnemers en hun eventuele vervangers kunnen voor de taken en bevoegdheden ondermandaat verlenen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 4. Gedurende de in het tweede lid genoemde periode, blijft voor de bezoldiging van de waarnemers de verordening voorzieningen bestuurscommissieleden van toepassing zoals die op 20 maart 2018 gold.

Artikel 43: regelgeving bestuurscommissies

De taken en bevoegdheden in de verordeningen, beleidsregels of overige voorschriften die door de gemeenteraad, het college, de burgemeester of de bestuurscommissies op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn vastgesteld en die zijn toegekend aan het algemeen of dagelijks bestuur van de bestuurscommissies die op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn ingesteld, worden vanaf 21 maart 2018 uitgeoefend door het dagelijks bestuur in dat stadsdeel. Dit geldt voor zover deze taken en bevoegdheden op grond van de deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

Artikel 44: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

  • 1. De besluiten die door een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies zijn genomen, kunnen met ingang van 21 maart 2018 worden gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 2. De rechten en plichten die door een besluit van een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies op de gemeente rusten, gaan met ingang van 21 maart 2018 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 3. Een subsidie die door een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies is verleend, kan met ingang van 21 maart 2018 worden vastgesteld door het dagelijks bestuur. Dit voor zover de subsidie ziet op taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

  • 4. De wettelijke en bestuursrechtelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de gemeente op basis van de besluitvorming van een bestuurscommissie op grond van de verordening op de bestuurscommissies is betrokken, gaan met ingang van 21 maart 2018 over op het dagelijks bestuur. Dit voor zover die taken en bevoegdheden op grond van deze verordening ook aan het dagelijks bestuur zijn toegekend.

HOOFDSTUK 5 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 45: inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 21 maart 2018 in werking, met uitzondering van paragraaf 1 van hoofdstuk 4. Die paragraaf treedt drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

Artikel 46 citeertitel

Bijlage 1 Kaart met gebiedsdelen

afbeelding binnen de regeling

Centrum

i

Centrum-West

 

ii

Centrum-Oost

 

 

 

West

i

Westerpark

 

ii

Bos en Lommer

 

iii

Oud-West/De Baarsjes

 

 

 

Nieuw-West

i

Geuzenveld-Slotermeer-Sloterdijken

 

ii

Osdorp

 

iii

De Aker, Sloten en Nieuw-Sloten

 

iv

Slotervaart

 

 

 

Zuid

i

Oud-Zuid

 

ii

Buitenveldert/Zuidas

 

iii

De Pijp/Rivierenbuurt

 

 

 

Oost

i

Oud-Oost

 

ii

Indische Buurt/Oostelijk Havengebied

 

iii

Watergraafsmeer

 

iv

IJburg/Eiland Zeeburg

Noord

i

West

 

ii

Oud-Noord

 

iii

Oost

 

 

 

Zuidoost

i

Bijlmer-Centrum

 

ii

Bijlmer-Oost

 

iii

Gaasperdam/Driemond

Bijlage 2 Takenlijst

Werkversie nieuw bestuurlijk stelsel 29 september 2017

Algemene bepalingen en beperkingen

Voor alle taken in deze takenlijst geldt de beperking dat het dagelijks bestuur hiervan slechts gebruik kan maken voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, budgetten etc.

Het dagelijks bestuur kan in aanvulling op een stedelijk kader zelf beleid vaststellen voor zover dat beleid betrekking heeft op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. Als in het stedelijk kader uitputtend is vastgelegd hoe de bestuurscommissies het beleid dienen uit te voeren, dan bestaat deze beleidsvrijheid niet.

Algemene werkwijze

  • *

    Het signaleren en informeren van het college over de ontwikkelingen in de buurten en wijken en het leveren van input voor de stedelijke kaders (oren- en ogenfunctie van het dagelijks bestuur);

  • *

    Het onderhouden en versterken van netwerken van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties (de verbindende functie van het dagelijks bestuur);

  • *

    Het voeren van regie op eventuele extra stedelijke inzet in buurten en wijken na besluitvorming in het college (de regisserende functie van het dagelijks bestuur);

  • *

    Het benutten, faciliteren en stimuleren van burgerparticipatie met gebruik van innovatieve (digitale) mogelijkheden en het delen van best practices (de ondersteunende en stimulerende functie van het dagelijks bestuur);

  • *

    Het opstellen van instrumenten zoals gebiedsanalyses, -agenda’s, -plannen (uitvoering) en -monitors om de hierboven genoemde functies van het dagelijks bestuur te verwezenlijken;

  • *

    Het vertalen van stedelijke beleidskaders naar uitvoering op gebiedsniveau;

  • *

    Het aansturen van taken en voorzieningen met een stadsdeelfunctie dan wel een stadsdeelbereik, zodanig dat er ruimte is voor diversiteit en maatwerk als dit op grond van verschillen in de maatschappelijke opgave gewenst is;

  • *

    Het ten behoeve van de uitvoering van de taken en rollen zoals in deze lijst omschreven doen van al datgene dat noodzakelijk is ter verwezenlijking van de publieke taak op stadsdeelniveau.

 

1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

Aanvullend op de algemene beperkingen in het bevoegdhedenregister:

 

  • 1.

    Deze taken gelden niet voor stedelijke gebieden, projecten, belangen en inrichtingen. In bijlage B bij het bevoegdhedenregister wordt met een kaart een overzicht gegeven van de gebieden die stedelijk zijn. Deze kaart wordt twee keer per jaar geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college.

  • 2.

    Voor alle nieuwe projecten wordt in de initiatieffase bepaald welk bestuur verantwoordelijk is. Richtlijn daarbij is dat projecten met een investering of opbrengst (de hoogste is maatgevend) tot € 5 miljoen in principe tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren.

  • 3.

    Dagelijks beheer van de stedelijke gebieden geschiedt door het dagelijks bestuur

 

1.1

het voorbereiden van een bestemmingsplan, uitwerkings- en wijzigingsplan

* vaststelling van een bestemmingsplan vindt plaats door de raad; vaststelling van een uitwerkings- en wijzigingsplan door B&W.

* een deel van de taken in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan of een uitwerking of wijziging daarvan kan door dagelijks bestuur worden verricht.

* voorbereiding vindt plaats bij het dagelijks bestuur tot het besluit tot vrijgave voor ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, uitwerkings- en wijzigingsplan; voorbereiding vindt daarna (vanaf beslissing tot kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, uitwerkings- en wijzigingsplan) stedelijk plaats.

* het dagelijks bestuur wordt in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen aan B&W over het concept vast te stellen bestemmingsplan, uitwerkings- en wijzigingsplan en de concept beantwoording van de zienswijzen.

1.2

initiëren principebesluit is taak zowel van dagelijks bestuur als van stedelijk bestuur

stedelijk ligt de bevoegdheid om bij gelegenheid van een principebesluit een project als stedelijk aan te wijzen. Bij het principebesluit wordt vastgelegd wat de grenzen zijn van het gebied. In voorkomende gevallen wordt gebruik gemaakt van de voorgestelde grenzen van de toekomstige grondexploitatie (grex).

1.3

gebiedsontwikkeling en -uitvoering met een omvang tot € 5 miljoen en boven de € 5 miljoen indien daartoe wordt besloten afhankelijk van omvang, risico, complexiteit en stedelijk belang

met in achtneming van de nota 10 wegen en de regeling met betrekking tot risico, tekort en proceskosten in projecten grondproductie kleiner dan € 5 miljoen

1.4

aansturing van ruimtelijke projecten binnen stedelijk kaders behorende bij de toegewezen bevoegdheid voor gebiedsontwikkeling

1.5

bij de projecten onder de € 5 miljoen moet bij het mandaatbesluit ook een risicovoorziening worden bepaald, inclusief onder welke omstandigheden dit kan worden aangesproken en wat er met de vrijval van voorzieningen gebeurt

1.6

dagelijks bestuur huurt bij projecten verplicht stedelijke capaciteit/expertise in bij onderhandelingen en contractvorming aangezien het penningmeesterschap stedelijk ligt

met in achtneming van de nota 10 wegen en de regeling met betrekking tot risico, tekort en proceskosten in projecten grondproductie kleiner dan € 5 miljoen

1.7

samenhangende besluiten: onder andere bij bestemmingsplannen zijn er veel samenhangende besluiten (bijvoorbeeld hogere waarden, exploitatieplan, milieu-effectenrapportage, beoordeling milieu-effecterapportage)

1.8

alle taken rond de milieu-effectenrapportage volgen de taken rond gebiedsontwikkeling c.q. taken rond inrichtingen

indien sprake is van een milieu-effecten-rapportagebeoordelingsplichtige of milieu-effectenrappartageplichtige activiteit is gemandateerd aan het dagelijks bestuur, worden de bevoegdheden en taken met betrekking tot de beoordeling van de milieu-effecten-rapportage of de milieu-effectenrapportage eveneens gemandateerd.

1.9

uitvoeren van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb)

dit betreft het aan de beheerder ter inschrijving in het gemeentelijke beperkingenregister aanbieden van gemeentelijke beperkingen, besluiten met kadastrale aanduiding en de geometrische contour als bedoeld in artikel. 3 lid 1, eerste lid Wkpb alsmede de daarop betrekking hebbende beslissingen in administratief beroep, rechterlijke uitspraken en vervallenverklaringen als bedoeld in artikel 7, vierde lid Wkbp, en het voeren van het Wkpb-loket zoals bedoeld in artikel 9 Wkpb.

Artikel 26 Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011 is daarbij van toepassing.

 

2. Openbare ruimte, groen en parken

 

2.1

het inrichten van de openbare ruimte, groen en parken (exclusief het Amsterdamse Bos) binnen stedelijke beleidskaders

2.2

het realiseren van het stedelijk vastgestelde minimale onderhoudsniveau of een hoger niveau indien zo bepaald door de bestuurscommissie

2.3

uitvoeren van het dagelijks beheer en onderhoud van de openbare ruimte (voor bevoegdheids-verdeling wegen, zie wegen)

2.4

het inrichten van en uitvoeren van beheer en onderhoud aan pleinen binnen de stedelijke kaders exclusief hoofdnet rail of auto

Het inrichten en uitvoeren van beheer en onderhoud aan pleinen met hoofdnet rail of auto na goedkeuring door het college

2.5

het aanbrengen, onderhouden, wijzigen of verwijderen van naam- en (huis)nummerborden

 

3. Afval en grondstoffen

 

3.1

inzameling huishoudelijk afval en reinigingsrecht

3.2

inzameling bedrijfsafval (incl. afsluiten contracten)

3.3

opstellen uitvoeringsbesluit

3.4

communicatie op het gebied van inzameling

3.5

campagnes op het gebied van inzameling afval en grondstoffen

3.6

inkoop en beheer materieel en materiaal (voertuigenpool)

met in achtneming van de nota 10 wegen en de regeling met betrekking tot risico, tekort en proceskosten in projecten grondproductie kleiner dan € 5 miljoen

3.7

samenwerking in opdrachtgeversoverleg

 

4. Monumenten en archeologie

 

4.1

inwinnen van kennis en advies over boven- en ondergrondse cultuurhistorische waarden t.b.v. (gebieds-) ontwikkelplannen, bestemmings-plannen, stedenbouwkundige plannen etc.

4.2

inwinnen van kennis en advies wat betreft herbestemming, duurzaamheid en transformatie

4.3

adviesaanvraag in het kader van 3.1.1. wet BRO

4.4

omgevingsvergunning: inwinnen kennis en advies en opnemen van voorwaarden wat betreft boven- en ondergrondse cultuurhistorische waarden

4.5

deskundige begeleiding bij de uitvoering van werkzaamheden aan een monumenten en inspectie naar aanleiding van een verleende monumentenvergunning

4.6

inlassen van een servicemoment voor bewoners, eigenaren etc. (bijvoorbeeld vooroverleg met BMA ten behoeve van een snelle vergunningverlening)

4.7

de werkzaamheden uitgevoerd door het Bureau Werelderfgoed op het gebied van de UNESCO status van de grachtengordel worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gemeente en stadsdeel Centrum

 

5. Wonen

 

5.1

uitvoering geven aan stedelijk woonbeleid in de lokale context

5.2

adviseren over herhuisvesting waaronder peildatum bij sloop of renovatie van woningen en tijdelijke verhuur

5.3

programmeren en uitvoeren op gebieds- en projectniveau van stedelijk woonbeleid en het inbrengen van kennis van de lokale context in (nieuwe) stedelijke beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie in projecten waar de dagelijks besturen zelf verantwoordelijk voor zijn

5.4

advisering over Zoeklicht

5.5

betrekken van woonbeleid in de voorbereiding van bestemmingsplannen voor zover ruimtelijk relevant

5.6

het onderhouden van contacten met burgers, corporaties, vastgoedeigenaren en ontwikkelaars, etc. in relatie tot woonbeleid

 6. Economie

6.1

het opstellen en uitvoeren van economische programma’s in gebieden, als uitwerking van de stedelijke kaders, dit in samenwerking met onder andere ondernemers, burgers en andere belanghebbenden.

6.2

het onderhouden van contacten met ondernemers en andere betrokkenen in het economisch domein

6.3

het begeleiden van ondernemers met vragen en nieuwe initiatieven binnen de lokale organisatie

6.4

het toepassen van de tarieventabellen bij de marktverordening op afzonderlijke markten en bij staanplaatshouders op en buiten de markt, alsmede het innen van de marktgelden

 

7. Milieu en duurzaamheid

 

7.1

alle taken rond inrichtingen (bedrijven) gaan over naar de dagelijks besturen met uitzondering van vergunningverlening, toetsing en handhaving bij zwaardere en complexe milieu zaken

bij de taakverdeling wordt dezelfde richtlijn gehanteerd als bij het oprichten van de landelijke omgevingsdiensten voor het bepalen van het zogenaamde basispakket milieu. Deze gaat uit van het principe dat voor complexe inrichtingen de vergunningverlening (incl. meldingen Activiteitenbesluit milieubeheer), toezicht en handhaving een stedelijke bevoegdheid is. De bevoegdheid over de minder complexe inrichtingen ligt bij de dagelijks besturen. Het toezicht en de handhaving bij inrichtingen binnen bedrijfstakken met specialistische regelgeving wordt stedelijk gehouden. Hierbij gaat het om: besluit externe veiligheid voor inrichtingen, besluit risico zware ongevallen, besluit opslag propaan, vuurwerkbesluit, besluit lpg-tankstations, besluit landbouw milieubeheer, besluit mestbassins, besluit glastuinbouw

7.2

het toezicht en de handhaving met betrekking tot alle cafés, restaurants, fastfoodzaken en basisscholen ook als de betreffende inrichting in een zwaardere milieucategorie valt

het toezicht en de handhaving bij inrichtingen binnen bedrijfstakken met specialistische regelgeving wordt stedelijk gehouden. Hierbij gaat het om: besluit externe veiligheid voor inrichtingen, besluit risico zware ongevallen, besluit opslag propaan, vuurwerkbesluit, besluit lpg-tankstations, besluit landbouw milieubeheer, besluit mestbassins, besluit glastuinbouw

7.3

het beoordelen van meldingen en toezicht en handhaving op AMB inrichtingen is in principe een bevoegdheid van de dagelijks besturen. Om dit te ondervangen moet worden onderzocht of het mogelijk is om de categorieën inrichtingen (en de bevoegdheid) te fixeren voor een periode van vier jaar met een tussentijdse evaluatie. Bijkomend gevolg is dat het benodigde toezicht zal toenemen en de benodigde vergunningverlening zal afnemen. Hierover zullen afspraken moeten worden gemaakt met de uitvoerende instanties (bestuurscommissieorganisaties dan wel de desbetreffende RVE en de Omgevingsdienst NZKG

de groep vergunningplichtige inrichtingen neemt de komende jaren in omvang af, omdat steeds meer bedrijven komen te vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer (ABM) en daarmee niet langer vergunningplichtig zijn. Dit is het gevolg van landelijk beleid om steeds minder in te zetten op ‘toestemming vooraf’ en meer te gaan naar ‘toetsing achteraf’. Dit betekent echter niet dat het milieurisico van deze inrichtingen minder groot is. In het bevoegdhedenbesluit wordt uitgegaan van peildatum 1 januari 2013. Inrichtingen die op die datum stedelijk zijn blijven dat ook de komende collegeperiode

7.4

de bedrijfsgegevens worden in een gezamenlijk bedrijfsbestand geregistreerd, onder centraal beheer. In de praktijk betekent dit dat het beheer en een deel van de registratieplicht ligt bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Voor dat deel waar de bestuurscommissies bevoegd gezag zijn, ligt de registratieplicht bij de stadsdeelorganisaties

7.5

geluidhinder (Wet milieubeheer): vergunningverlening, toezicht en handhaving voor het activiteitenbesluit wet geluidshinder zijn een bevoegdheid van de dagelijks besturen, voor zover het niet gaat om inrichtingen die onder stedelijke bevoegdheid vallen. In dat geval zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving stedelijke taken. De stedelijke taken betreffen ook de beleidskaders en het beheer van de geluidszones (voor zover deze niet in beheer zijn bij de provincie)

7.6

het is een stedelijke bevoegdheid om stadsbrede programma's voor Duurzaamheid waaronder o.a. Klimaat en Energie, Luchtkwaliteit en Duurzame Mobiliteit en Grondstoffen (Materialen en Consumenten) te organiseren. De stad kan daarbij samen werken met de dagelijks besturen. De bevoegdheid voor het organiseren van stadsbrede, nationale en internationale acties op deze terreinen is stedelijk. De Gebiedsgerichte uitvoering is in principe een verantwoordelijkheid van de dagelijks besturen. Subsidies met gebiedsgerichte criteria vallen onder de bevoegdheid van de dagelijks besturen

 

8. Wegen

 

8.1

dagelijks onderhoud in de openbare ruimte (het afhandelen van meldingen openbare ruimte, reiniging, straat meubilair, groenvoorzieningen, etc), met uitzondering van de tunnels

8.2

functionele inrichting, vernieuwing, groot onderhoud, klein onderhoud, dagelijks onderhoud op hoofdnet OV/bus, hoofdnet fiets, plusnet voetganger en de lokale wegen. Indien deze netwerken samenvallen met hoofdnet auto dan is de centrale stad verantwoordelijk voor deze taken (gevel tot gevel).

gladheidsbestrijding op hoofdnet fiets, plusnet voetganger en de lokale wegen (gevel tot gevel)

8.3

vernieuwen, groot onderhoud, klein onderhoud, dagelijks onderhoud van bruggen/viaducten buiten hoofdnet auto, hoofdnet OV/rail en vaste bruggen over hoofdvaarwegen

8.4

vernieuwen, groot onderhoud, klein onderhoud, dagelijks onderhoud van de oevervoorzieningen (o.a. kademuren en steigers) die niet langs hoofdvaarwegen liggen

hierop zijn twee uitzonderingen:

1. Bij de brede hoofdvaarwegen waar de vaargeul niet samenvalt met de vaarweg (dit doet zich voor bij het IJ en de Nieuwe meer) draagt het betrokken stadsdeel de zorg voor de wal- en oevervoorzieningen.

2. Indien een wal- of oevervoorzieningen langs hoofdnet auto ligt en een functie heeft voor het instandhouden van hoofdnet auto dan is de centrale stad vanaf 1 januari 2016 verantwoordelijk.

8.5

het reclamecontract ten aanzien van abri's, mupi's, lichtmasten, bovenleidingmasten, kasten VRI’s en in metrostations blijft stedelijk. De overige reclame (o.a. billboards, steigerreclame, etc) blijft lokaal

8.6

handhaving bij de fietsparkeervoorzieningen is een verantwoordelijkheid van de dagelijks besturen.

8.7

voor het touringcar- en alternatieve personenvervoer (o.a. fietstaxi’s), blijven de dagelijks besturen hun handhavingstaken houden

8.8

de dagelijks besturen blijven met uitzondering van hoofdnet auto verantwoordelijk voor de aanleg van o.a. taxistandplaatsen, touringcarplaatsen, voorzieningen alternatief personenvervoer

8.9

gedragsbeïnvloeding in het kader van de verkeersveiligheid

8.10

het realiseren van het stedelijk vastgestelde minimale onderhoudsniveau of een hoger niveau indien zo bepaald door het dagelijks bestuur

 

9. Parkeren

 

9.1

advisering tarieven

bewonersvergunningen/bezoeker

binnen een stedelijk vastgestelde bandbreedte (menukaart) kunnen dagelijks besturen advies geven over de tarieven van de bewoners-vergunningen en bezoekersparkeren. De stedelijke bandbreedte wordt vastgesteld zodat er een logische opbouw inzit en het tarief in enige mate samenhangt met de parkeerdruk en de marktwaarde van de parkeerplaatsen. Het college kan alleen gemotiveerd van het advies van de bestuurscommissies afwijken (art 13, vierde lid, Verordening op het lokaal bestuur)

9.2

adviseren bij maatwerk (afwijking kaders)

de verantwoordelijkheid voor afwijken van de kaders ligt stedelijk. Het college kan alleen gemotiveerd van het advies van de bestuurscommissies afwijken (art 13, vierde lid, Verordening op het lokaal bestuur)

9.3

parkeercapaciteit bij nieuwbouw: Binnen de stedelijk kaders (o.a. parkeernormen, kwaliteitseisen hoofdnetten, parkeerplan) kunnen de bestuurscommissies lokale invulling geven aan de parkeerbalans in gebiedsontwikkelingen

9.4

adviseren over de gewenste prestaties voor het parkeerbeheer en -handhaving aan de hand van een stedelijke menukaart

het college contracteert de fiscale beheer- en handhavingsactiviteiten. Het college kan alleen gemotiveerd van het advies van het dagelijks bestuur afwijken (art 13, vierde lid Verordening op het lokaal bestuur). Voor het niet-fiscale parkeren op straat blijven de dagelijks besturen hun handhavingstaken behouden

9.5

een dagelijks bestuur kan vanwege de lokale problematiek (bewonersgarage en geen dubbelgebruik) een voorstel kunnen doen om uit eigen middelen en binnen stedelijke kaders een parkeergarage te ontwikkelen. Dit voorstel gaat via het college naar de raad

 

10. Gemeentelijk vastgoed

 

10.1

de dagelijks besturen maken voor hun stadsdeel één of meerdere gebiedsplannen, waarin, rekening houdend met de maat-schappelijke, economische en ruimtelijke opgave en binnen nader vast te stellen stedelijke kaders, de programmering en de strategie voor het gemeentelijk vastgoed wordt bepaald. De gebiedsplannen beslaan een periode van vier jaar en bevatten o.a. een risicoparagraaf

met ingang van 1 januari 2015

10.2

de gebiedsplannen worden ter goedkeuring voorgelegd aan het college van B&W c.q. de raad. De RVE Vastgoed adviseert daarbij het college, onder meer over het risicoprofiel. Als de gebiedsplannen zijn goedgekeurd, wordt het “economisch eigendom” van het vastgoed dat binnen dit gebiedsplan valt voor een periode van vier jaar overgedragen aan het dagelijks bestuur

met ingang van 1 januari 2015

10.3

het dagelijks bestuur krijgt in verband met het economische eigendom een mandaat van het college. Dit economische eigendom bestaat uit de volgende taken, die binnen stedelijke kaders worden uitgevoerd:

* het beheer en onderhoud wordt uitgevoerd door de RVE Vastgoed

* het dagelijks bestuur draagt alle lusten en lasten

* het dagelijks bestuur kan het juridisch eigendom niet vervreemden en mag er geen zakelijke rechten op vestigen recht van opstal, vruchtgebruik etc.)

* het dagelijks bestuur kan de eigenaar van het vastgoed, RVE vastgoed, wel de opdracht geven om tot koop of verkoop van het vastgoed over te gaan, als dat is opgenomen in het goedgekeurde gebiedsplan

* het dagelijks bestuur kan vrij verhuren, ontruimen en huurprijzen vaststellen en kan opdracht geven tot aan- en verkoop van vastgoed als dat is opgenomen in het goedgekeurde gebiedsplan

met ingang van 1 januari 2015

 11. Waterbeheer

11.1

het dagelijks bestuur is verantwoordelijk waterbeheerder voor de secundaire wateren voor zover deze bevoegdheden niet bij het waterschap liggen

11.2

opstellen tienjarig baggerplan met alle waterbeheerders

11.3

opstellen bestekken met waterschap en begeleiden baggerplan

11.4

opstellen werkplannen en begeleiden van de schouwwerkzaamheden (ca. 200 km )

11.5

mede adviseren bij projecten in en met betrekking tot water(beheer)

11.6

inrichten en onderhouden ecologische oevers

11.7

onderhouden en aanbrengen van de oeverbeschermingen (hout, staal, beton en metselwerk)

11.8

onderhouden van schouwpaden

11.9

afhandelen en verwerken van klachten en meldingen waterbeheer

11.10

onderhouden onderwateroevers (maaien, reinigen) en duikers

11.11

inventariseren en bijhouden beheergegevens

11.12

opstellen natuurtoetsen en plan van aanpak met betrekking tot de Wet natuurbescherming

11.13

beheer water kwaliteiten en kwantiteit (schonen sloten en kanalen)

11.14

realisatie watercompensatie

11.15

beheer baggerdepot

 

12. Basisvoorzieningen sociaal domein

 

12.1

basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar). Het stimuleren en faciliteren van:

* Versterken van de pedagogische dragende samenleving laagdrempelige spelactiviteiten en/of speluitleen, gecombineerd met ervaringsuitwisseling

- tussen ouders, opvoedingsadvies en opvoedondersteuning.

- stimuleren van vrijwillige verbanden tussen bewoners, gericht op gezamenlijke versterking van de pedagogische dragende samenleving in de eigen buurt (samen werken aan een sterker opgroei- en opvoedklimaat).

- groepsvoorlichting georganiseerd door vrijwilligers over opvoeden en opgroeien voor kinderen, jongeren, ouders/verzorgers en professionals.

* (Talent)ontwikkeling bij jeugdigen van 0 tot 23 jaar

- brede talentontwikkeling voor en door jeugdigen buiten schooltijd op gebied van de thema’s sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie.

- vrijwillig jeugdwerk in de eigen buurt of wijk.

* Gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd

- ondersteuning bij de overgang van school naar school, dagbesteding of werk

- professioneel jongerenwerk voor de leeftijdsgroep 10 tot 23 jaar.

- professioneel jeugdwerk voor de leeftijdsgroep tot 10 jaar.

- creëren van een plek (op een locatie of online) waar jongeren (12 tot23 jaar) anoniem advies kunnen krijgen over voor hen belangrijke onderwerpen.

- groepsvoorlichting georganiseerd door professionals over opvoeden en opgroeien voor kinderen, jongeren, ouders/verzorgers en professionals.

12.2

basisvoorziening versterken vrijwillige inzet en informele netwerken. Het stimuleren en faciliteren van:

- Werven, stimuleren en waarderen van vrijwilligers (vrijwilligers in het zonnetje zetten).

- Vraag naar en aanbod van vrijwilligers aan elkaar koppelen.

- Adviseren, begeleiden, trainen en verbinden van vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties en informele netwerken van buurtbewoners.

12.3

basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties. Het stimuleren en faciliteren van:

* Activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid en het bevorderen van de participatie van bewoners. Daarbij moet de Amsterdammer een of meerdere van onderstaande activiteiten zelfstandig (leren) doen:

- Een (deel van de) dagstructuur invullen

- Een bijdrage leveren aan de samenleving (bijvoorbeeld als vrijwilliger)

- Een sociaal netwerk onderhouden en uitbreiden

- Een gezond(er) beweeg-, eet- en leefpatroon aannemen

- Vaardigheden oefenen en ontwikkelen die bijdragen aan het zelfstandig blijven wonen

- Vaardigheden opdoen die de afstand tot de arbeidsmarkt helpen verkleinen. Zoals leren samenwerken, taken inplannen en doelen stellen.

- Basisvaardigheden oefenen op het gebied van taal, rekenen, omgaan met de computer en internet Vaardigheden en kennis opdoen op het gebied van omgaan met geld (financiële zelfredzaamheid) en beschikbare (inkomens)voorzieningen

* Exploitatie, beheer en programmering van sociale accommodaties waar activiteiten in het kader van de basisvoorzieningen en de gebiedsplannen (gebiedsagenda’s) aan plaatsvinden.

12.4

basisvoorziening mantelzorgondersteuning. Het stimuleren en faciliteren van:

* praktische hulp aan mantelzorgers

* emotionele steun en educatieve steun voor mantelzorgers

* informele respijtzorg aan degene voor wie de mantelzorger zorgt

* waarderingsactiviteiten voor mantelzorgers bereiken van mantelzorgers en toeleiden naar voor hen relevant aanbod.

12.5

basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening. Het stimuleren en faciliteren van:

* Collectieve hulp- en dienstverlening aan Amsterdammers die onvoldoende zelfredzaam zijn met als doel de zelf- en samenredzaamheid van Amsterdammers te behouden, te versterken of te herstellen en te voorkomen dat mensen in een later stadium zwaardere zorg of begeleiding nodig hebben.

12.6

ondersteuning bewonersinitiatieven en maatschappelijk initiatief.

12.7

ondersteunen voedselbank.

 

13. Schuldhulpverlening

 

13.1

Integrale schuldhulpverlening. Het stimuleren en faciliteren van reguliere schuldhulpverlening en intensieve schuldhulpverlening voor jongeren:

* activiteiten gericht op het voorkomen van schulden (preventie).

ondersteuning voor mensen met problematische schulden en inkomensproblemen, conform stedelijke afspraken met de rve Inkomen, de beleidsregels schuldhulpverlening Amsterdam en het productenboek schuldhulpverlening Amsterdam.

* specifieke ondersteuning voor jongeren met problematische schulden en problemen op meerdere levensgebieden (relatie, huisvesting, inkomen, verslaving) die niet voldoen aan de voorwaarden voor reguliere schuldhulpverlening of andere vormen van schuldhulpverlening.

 

14. Maatschappelijke ondersteuning

zie onder 12

 

15. Jeugdgezondheidszorg

Geen taken.

 

16. Vrijwilligerswerk

zie onder 12

 

17. Diversiteit en discriminatie

 

17.1

uitvoering van beleid en programma’s binnen door centrale stad vastgestelde kaders en budgetten

17.2

signaleren ontwikkelingen

17.3

netwerken delen

17.4

gebied bepaalt welke vastgestelde thema’s prioriteit krijgen

17.5

samenwerking organiseren

 

18. Kunst in de openbare ruimte, buurtgebonden cultuurinitiatieven en cultuureducatie

 

18.1

uitvoering van stedelijke programma’s voor zover daarin aan de dagelijks besturen een rol wordt toebedeeld

18.2

beheer en onderhoud van de kunst in de openbare ruimte, registratie, inventarisatie en ontsluiting van de informatie

18.3

gebiedsgerichte invulling en het signaleren en faciliteren van nieuwe, creatieve ontwikkelingen, nieuw talent en nieuwe doelgroepen

18.4

het in stand houden van een centrum voor beeldende kunst

deze taak beperkt zich tot de stadsdelen Oost en Zuid-Oost

 

19. Sport

 

19.1

uitvoering van stedelijke (sportstimulerings) programma's

19.2

organiseren buurtsportactiviteiten

19.3

ondersteunen sportverenigingen

19.4

uitvoering van lokale sportstimulerings-programma's, gericht op jeugd, volwassenen, ouderen en risico groepen

 

20. Wet op de lijkbezorging

 

20.1

het vaststellen van de lijkbezorgingsrechten

20.2

 beheer en exploitatie van begraafplaatsen en crematoria

 

21. Inspraak, initiatief en burgerparticipatie

21.1

het benutten, faciliteren en stimuleren van burgerparticipatie met gebruik van innovatieve (digitale) mogelijkheden en het delen van best practices (de ondersteunende en stimulerende functie van het dagelijks bestuur

21.2

het onderhouden van contacten met bewoners, bewonersorganisaties, buurtgroepen, ondernemersorganisaties, maatschappelijke instellingen en dergelijke

21.3

het stimuleren en faciliteren van actief burgerschap/bewonersinitiatieven om bij te dragen aan de opgave in de buurt en verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de leefomgeving en de buurtveiligheid, onder andere door:

zelfbeheer en schoonhouden van de openbare ruimte, groen, parken en wegenhet organiseren van activiteiten ter versterking van de civil society

21.4

het organiseren en uitvoeren van communicatie, inspraak en participatie bij:

gebiedsontwikkeling, voor zover dit de bevoegdheid van het dagelijks bestuur betreft;de voorbereiding van bestemmingsplannen, uitwerkingsbesluiten, wijzigingsbesluiten en projectafwijkingsbesluiten voor zover dit de bevoegdheid van het dagelijks bestuur betreft;de inrichting en het (groot)onderhoud van de openbare ruimte, groen, parken en wegen;de inbreng bij de voorbereiding van gebiedsgericht beleid voor zover dit laatste tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoort

 

22. Subsidieverlening

 

22.1

uitvoeren van subsidieverordeningen en subsidieregelingen

zie voor nadere specificatie het bevoegdhedenregister W1 t/m W4

 

23. Vergunningverlening, toezicht en handhaving

23.1

de dagelijks besturen zijn voor dienstverlening producteigenaar voor de taak vergunningenverlening. samenwerking dagelijks bestuur - centrale organisatie dienstverlening (lokale inbreng/producteigenaarschap) voor het vormgeven van de nieuwe dienstverlening wordt gewerkt conform het besturingsmodel samen dienstverlening: de dagelijks besturen nemen zitting in de in de raad van toezicht (één vanuit elk dagelijks bestuur). De bestuurssecretaris overlegt twee maandelijks met een vertegenwoordiger van de centrale organisatie dienstverlening

23.2

opstellen en actueel houden van de producthandboeken voor vergunningverlening in samenwerking met de leverancier (centrale organisatie dienstverlening)

het producthandboek beschrijft de kwaliteit van de producten (vergunningen), het productieproces (efficiëntie) en de levering van de producten van de producteigenaar aan de leverancier, alsmede het continue verbeteren van producten, processen, benodigde

vakkennis en levering.

het dagelijks bestuur mandateert de organisatie dienstverlening voor de uitvoering van de taken zoals vastgelegd in de producthandboeken (ten behoeve van levering via de front-office)

23.3

zorgdragen voor het voldoen aan de specifieke servicenormen die voor de producten gelden zoals opgenomen in de handboeken

23.4

het voeren van klantcontact op het derde niveau waarbij specialistische kennis nodig is, inclusief brieven en besluiten.

er zijn drie niveaus van dienstverlening:

1. generalistische dienstverlening: algemene informatie, standaard taken en producten en eenvoudige persoonlijke

2. informatie specialistische dienstverlening: specialistische informatie, specialistische producten, beantwoorden van complexere vragen over brieven en dossiers

3. afhandeling door behandelaar: afhandeling waar beleidsvrijheid is of waar de behandelaar onderdeel is van het te leveren product (klant manager, accountmanager

23.5

beheren van de backofficesystemen (derde niveau) die voorwaardelijk zijn voor een goede levering van producten

23.6

het strategische, tactisch en functioneel beheren van systemen die nodig zijn om het derde niveau van dienstverlening op alle kanalen (telefonie, loket, online en post) te kunnen realiseren

23.7

assisteren politie bij o.a. snelheids-, roodlicht-, alcohol- en toegangscontroles

23.8

preventie signaleren en rapporteren gebreken aan de inrichting van de openbare ruimte

23.9

adviseren bij (tijdelijke bouwwerken) evenementen

23.10

maatregelen tegen overlast op kades

23.11

maatregelen tegen overlast rond scholen

wellicht aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

23.12

voorlichting geven aan burgers over brandveiligheid

23.13

verkeersregelend optreden op eigen initiatief of op verzoek van de politie

23.14

maatregelen tegen overlast drankverslaafden

23.15

maatregelen tegen crimineel gebruik loodsen

23.16

maatregelen tegen drugsgebruik en handel in drugs

wellicht aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

23.17

maatregelen tegen verkeerd aanbieden bedrijfsafval

23.18

groepsoverlast (top 600, treiteraanpak)

23.19

nasporen en maatregelen tegen hinderlijk gedrag op of langs de openbare weg

23.20

uitvoering tijdelijke verkeersmaatregelen en verplaatsen voertuigen

23.21

optreden tegen huisdealers

23.22

maatregelen tegen overlast horeca

23.23

maatregelen tegen overlast te water

23.24

preventieve aanwezigheid ter bestrijding van overlast en kleine criminaliteit

23.25

aanspreken gebruikers openbare ruimte op onwenselijk/gevaarlijk gedrag (overlast)

23.26

maatregelen tegen witwaspraktijken

23.27

handhavingstaken die betrekking hebben op woonwagens

centrale regie op toezicht en handhaving

23.28

opleiden en aansturen van de eigen toezichthouders

aanwijzing toezichthouders en toekenning opsporingsbevoegdheden centraal voor efficiëntere samenwerking en flexibel werken

23.29

samenwerken in flexibele inzet met DST en politie

samenwerking blijft zoals die is, flexibele inzet ten behoeve van stedelijke prioriteiten. Dit in verband met informatiegestuurd toezicht en vliegende brigades

23.30

cameratoezicht 151c gemeentewet, 2.24 APV:

aanvraag met plan van aanpak en advies cameraproject, contact met burgers en eigenaren panden, vergunningen realisatie en gebiedsbeheer

aanvullende criteria stedelijke regie ten behoeve van flexibilisering en informatiegestuurde inzet cameratoezicht, aanvraag en advies binnen stedelijke kaders

23.31

informatieverzameling en dossieropbouw inzake Voetbalwet en verwijderingsbevelen

23.32

advisering inzake (dealer)overlastgebieden, veiligheidsrisicogebieden en verwijderingsbevelen.

wellicht aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie in verband met gerichte inzet alcohol-verbodsgebieden en alcoholbeleid

23.33

verlening, handhaving en registratie inzake:

exploitatie-, drank- en horecavergunningen, terrasvergunningen, geluidsontheffingen, ontheffingen 5+12 dagen en leeftijdsgrens DHW

nadere regels en aanvullende criteria stedelijke regie (horecahandhaving en alcoholbeleid; ook in relatie tot leeftijdsgrens)

23.34

verlening, handhaving en registratie inzake:

speelautomaten- en speelautomatenhallenvergunningen

23.35

subdriehoeken veiligheid:

voorzitterschap en secretariaat, opstellen en uitvoeren i.s.m. driehoekspartners en rapporteren gebiedsveiligheidsplan binnen kader stedelijk veiligheidsplan alsmede lokale informatie- en incidentenmanagement

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie;

stedelijke driehoek leidend

23.36

gebiedstaken veiligheid en leefbaarheid:

1) signaleren, preventie en nazorg. 2) concrete gebiedsaanpakken op terreinen als: *schoon, heel en veilig *straatroof, *inbraken en woningovervallen. *verlichting en groen pleinen(aanpak), speelplaatsen, parken en veiligheid in andere publieke ruimte * aandacht voor kleine evenementen * aandacht voor bijzondere feestdagen * * verkeersonveilige situaties *laad- en losplekken en taxistandplaatsen *burenruzies *woonoverlast *veilig ondernemen en winkelgebieden

wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie, vooral bij uitvoering van taken voor schoon, heel en veilig

23.37

top 600

stadsdelen leveren regisseurs specifiek gericht op casus

betrokken op het moment dat personen uitstromen

aanbieden interventies

leveren van informatie bijvoorbeeld over jeugdgroepen

betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak

23.38

veiligheidshuis

leveren lokale zorgcoördinatoren in de persoonsgerichte aanpak van jeugd

begeleiding van de uitstroom van top 600 subjecten

MHS-gesprekken (maatregelen hulp en steun bij taakstraffen of schorsing van straf). Hier vindt begeleiding plaats door politie stadsdelen (voorgezeten door de zorgcoördinatoren)

betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak

23.39

jeugd en veiligheid:

inzet en coördinatie in de persoons- en straatgerichte werkwijze voor de groepsaanpak en jeugdnetwerken 12+

deelname stedelijke werkgroep aanpak problematische jeugdgroepen (ism OM, politie, Top 600)

preventief aanpakken van jeugdoverlast

aanpak veiligheid in en om scholen

opdrachtgeverschap jongerenwerk

opdrachtgeverschap streetcornerwork

operationele regie over inzet straatcoaches SAOA in stadsdeel

nadere regels en aanvullende criteria; stedelijke regie ten behoeve van meer stedelijke aandacht voor criminele elementen binnen de groepen

23.40

prostitutie:

stadsdeel centrum is de ambtelijke vertegenwoordiger van de stadsdelen uitvoering decentraal concentreren voor de vergunningverlening en handhaving evenals de handhaving van illegale prostitutie deelname aan werkgroepen onder meer over handhaving verlening, handhaving en registratie inzake exploitatievergunningen seksinrichtingen en prostitutiebedrijven

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

23.41

bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad

Informatieverzameling en dossieropbouw. stadsdeel centrum levert ambtelijk de vertegenwoordiging in RIEC verschillende stadsdelen nemen deel aan RIEC-werkgroepen zoals woonfraude, prostitutie, mensenhandel, malafide horeca. bijdragen aan uitvoeringsplannen in RIEC-verband

betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak

23.42

Bibob

uitvoering eerste Bibob-toets in het kader van de vergunningen-procedure;

klankbordfunctie en input voor ontwikkeling Bibob-formulieren en beleid;

besluiten tot weigering c.q. intrekking op grond van de Wet Bibob;

voeren van bezwaar-, en beroepsprocedures

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

23.43

1012

uitvoering screening aankoop en verhuur vastgoed uitvoering verwervingsoverleggen bijdrage aan maatwerkafspraken coffeeshops voor heel stadsdeel centrum adviseren en voorbereiding wijzigingen bestemmingsplannen straatgerichte aanpak

betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak

23.44

treiteraanpak

leveren stadsdeelregisseur die regie voert op de treiterzaak op stadsdeelniveau

informatieverzameling en dossieropbouw door informatiemakelaars

stadsdeel zuid heeft op dit moment ambtelijk een trekkersrol om de treiteraanpak binnen de stadsdelen soepel te laten verlopen

deelnemen aan uitvoering van een TTT-casus

leveren locaties per stadsdeel (één tot maximaal drie per stadsdeel)

betere stroomlijning programma’s, beter op elkaar aansluiten top 600, veiligheidshuis, Hic, groepsaanpak

23.45

evenementen, staatsbezoeken, huldigingen:

vergunningverlening in mandaat en verlenen tapvergunningen uitvoeren van maatregelen in openbare ruimte (plaatsing hekken, toiletten, verkeersregelaars, informeren bewoners,(ver)plaatsing afvalbakken), nemen van verkeersmaatregelen, schoonmaak, toezicht, (in het bijzonder voor stadsdeel centrum en zuid).

dezelfde verhouding centraal-decentraal: wellicht aanscherping criteria evenementenbeleid in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling en soms in verband gevaarzetting. Na aanscherping, discussie over mate en wijze handhaven

23.46

kraken en ontruimingen

controle op de ingebruikname controle op de vergunningen bij kraak

23.47

demonstraties, manifestaties en optochten

demoloket: aanmelding demo’s

uitvoering objectvergunningen

verkeersmaatregelen

aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie bij stedelijke uitstraling (ook bij illegale betreding gedenktekens en plaatsen spandoek)

23.48

brandveiligheid:

bijdrage aan zoeklicht, controle brandveilig gebruik gebouwen, meldingen, vergunningverlening, controle, toezicht en handhaving. informatieverzameling en dossieropbouw inzet stadsdelen bij uitvoering bij 100.000 woningen

23.49

crisisbeheersing:

uitvoerende rol bij de gemeentelijke processen bij de crisisbeheersing BWT-inspecteurs, liason COPI, stadsdeelvoorzitter en beleidsmedewerker hebben hard piket gemeentelijke actiecentrum publieke zorg: opvang, verzorging, voorzien in primaire levensbehoeften crisiscommunicatie calamiteitendienst (opruimen etc) opleiden en oefenen nazorg incidenten

nauwere samenwerking

23.50

radicalisering:

signaleren, informatieverzameling en dossieropbouw uitvoering radicaliseringsbeleid door radicaliseringsmedewerker opbouw en onderhoud netwerken draaiboek vrede

nadere regels en stedelijke regie

23.51

stadsdeeltaken Haven

aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

23.52

toezien op de naleving van de regels t.a.v. beklemming, vruchtgebruik en opstal Natuurmonumenten

23.53

signaleringsfunctie met betrekking tot de naleving van de regels over het onttrekken van woonruimte (al dan niet ten behoeve van short stay), het samenvoegen van woonruimte, het omzetten van woonruimte en het verkrijgen van woonruimte op grond van de Huisvestingswet en de huisvestingsverordening 2016

 

24. Overige taken

24.1

het organiseren van de verkiezingen van de adviescommissies zoals bedoeld in artikel 24 van de Verordening op het lokaal bestuur

24.2

het in ontvangst nemen en beslissen over mondelinge verzoeken om te stemmen in een stembureau naar keuze

24.3

het aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen van het proces-verbaal met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 en artikel N 9 Kieswet

24.4

het aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen en aftekenen van ondersteuningsverklaringen

24.5

het behandelen van aanvragen van een vervangende stempas

24.6

het uitvoeren van de volgende taken in het kader van het Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011 en de Wet BAG:

voldoen aan de gebruiks- en terugmeldplicht; beslissen over een terugmelding; opmaken en ondertekenen BAG-verklaring; aanleveren van brondocumenten als bedoeld in de Wet BAG aan de beheerder; geven van inzage in het BAG-register; systematisch informatie verstrekken aan de beheerder over topografische wijzigingen in de openbare ruimte; geschillen omtrent de toepassing van de bevoegdheden aan het college voorleggen.

24.7

het binnen het door de gemeenteraad vastgestelde beleidskader ontwikkelen van en uitvoering geven aan schoolgerelatereede welzijnsvoorzieningen

de schoolgerelateerde welzijnsvoorzieningen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

De welzijnsvoorziening is gericht op de versterking van het ontwikkelproces van een kind. De voorzieningen kennen geen verplichtend karakter en een eigen bijdrage per kind mag worden gevraagd. De voorziening wordt aangeboden buiten de tijd dat de school verantwoordelijk is voor het kind. De school is betrokken bij het aanbod maar draagt geen voor verantwoordelijkheid voor het aanbod, ook niet als het schoolgebouw hiervoor beschikbaar wordt gesteld. De organisatie, coördinatie en uitvoering van de activiteiten gebeurt onder verantwoordelijkheid van de bestuurscommissie. Het kader voor de voorziening is door de gemeenteraad vastgesteld als subsidieregelingen in aanvulling op de Algemene Subsidieverordening Amsterdam.

  

Bijlage 3 Bevoegdhedenregister

Werkversie nieuw bestuurlijk stelsel 29 september 2017

Algemene bepalingen en beperkingen

  • 1.

     Voor alle bevoegdheden in dit bevoegdhedenregister geldt de beperking dat het dagelijks bestuur hiervan slechts gebruik kan maken voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, budgetten etc.

  • a.

    Het dagelijks bestuur kan in aanvulling op een stedelijk kader zelf beleid vaststellen voor zover dat beleid betrekking heeft op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de aan hen opgedragen taken en bevoegdheden. Als in het stedelijk kader uitputtend is vastgelegd hoe het dagelijks bestuur het beleid dient uit te voeren, dan bestaat deze beleidsvrijheid niet.

  • b.

     Ingeval van het opstellen van subsidieregelingen geldt dat het dagelijks bestuur daartoe uitsluitend bevoegd is als die bevoegdheid daartoe expliciet in een stedelijk kader aan het dagelijks bestuur is gegeven (zie hierna W.4).

  • 2.

     In aanvulling op de beperking die onder 1. opgenomen is, geldt voor de gemandateerde bevoegdheden het volgende. Bij mandaat blijft het bestuursorgaan dat de bevoegdheid mandateert voor de bevoegdheid verantwoordelijk. Dit betekent dat het bestuursorgaan dat het mandaat verleent ook altijd de bevoegdheid houdt om deze zelf uit te oefenen. Verder kunnen bij mandaat instructies worden gegeven of voorwaarden worden gesteld. Dit kunnen instructies en voorwaarden zijn die in algemene zin bij het verlenen van het mandaat ten aanzien van de bevoegdheid worden meegegeven, maar ook instructies of voorwaarden in concrete situaties. Deze kunnen bovendien zowel schriftelijk als mondeling worden gegeven. Het bestuursorgaan dat de bevoegdheid in mandaat uitoefent dient zich ook aan de gestelde instructies en voorwaarden te houden.

  • 3.

     Het dagelijks bestuur betrekt het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij het gebruik maken van de bevoegdheden indien sprake is van politiek gevoelige onderwerpen. Onder politiek gevoelige onderwerpen wordt in ieder geval verstaan, onderwerpen waarbij:

  • *

     hoge afbreukrisico’s aanwezig zijn;

  • *

     stadsdeeloverstijgende belangen spelen;

  • *

     uniforme besluitvorming gewenst is;

  • *

     strategische belangen van het stadsbestuur in het geding zijn;

  • *

    expertise nodig is die op stadsdeelniveau niet goed is ontwikkeld.

  • 4.

     De behandeling van en de beslissing op bezwaarschriften gericht tegen besluiten die op grond van een gedelegeerde bevoegdheid zijn genomen of op basis van een bevoegdheid die door het college aan het dagelijks bestuur is gemandateerd, vindt door het dagelijks bestuur plaats overeenkomstig de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften.

  • 5.

     Het dagelijks bestuur betrekt het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij de besluitvorming indien tegen een door het dagelijks bestuur genomen beslissing op een bezwaarschrift beroep of hoger beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter en het bestuursorgaan betrokken was op grond van de overwegingen onder 3. Verder betrekt het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan bij de besluitvorming indien zij voornemens is tegen een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep dan wel incidenteel hoger beroep in te stellen. Het beroep en het hoger beroep worden in overeenstemming met DJZ door het dagelijks bestuur behandeld.

  • 6.

     De bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften ingediend tegen besluiten die zijn genomen op grond van een bevoegdheid die door de burgemeester aan de voorzitter van het dagelijks bestuur is gemandateerd, is in beginsel niet gemandateerd. In de Verordening behandeling bezwaar- en beroepschriften wordt nader geregeld in welke situaties welk bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de beslissing op bezwaar en de beslissing op bezwaar zelf.

  • 7.

     Het dagelijks bestuur is bevoegd de gedelegeerde bevoegdheden te mandateren, waarbij ondermandaat aan anderen is toegestaan. De mandaatnemer is bevoegd de aan hem gemandateerde bevoegdheden onder te mandateren aan anderen. Het voorgaande geldt ook als sprake is van volmacht en machtiging.

  • 8.

     Als de wet- en regelgeving waarop een verleende bevoegdheid berust wijzigt, wordt de bevoegdheid geacht te zijn verleend op grond van de bepalingen uit de gewijzigde wet- en regelgeving. De wijzigingen worden zo spoedig mogelijk in het register verwerkt;

  • 9.

     Het mandaat voor het uitoefenen van een bevoegdheid omvat tevens alle direct met de gemandateerde bevoegdheid -al dan niet in de Awb opgenomen- samenhangende handelingen en besluiten zoals,maar niet beperkt tot

  • *

     het verrichten van alle benodigde (feitelijke) voorbereidings- en uitvoeringshandelingen en voeren van correspondentie;

  • *

     het verstrekken van mondelinge of schriftelijke informatie en gegevens van feitelijke en objectieve aard;

  • *

     het ondertekenen van de betreffende stukken;

  • *

     het voldoen aan publicatieverplichtingen;

  • *

     het verdagen (verlengen) c.q. opschorten van beslistermijnen inzake te nemen besluiten overeenkomstig van toepassing zijnde regelgeving, voor zover niet opgenomen in het mandaatregister;

  • *

     het beslissen op ingebrekestellingen wegens het niet tijdig beslissen als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 Algemene wet bestuursrecht;

  • *

     het vragen van adviezen en het inwinnen van inlichtingen.

  • 10.

     De mandaatverlening omvat in ieder geval de bevoegdheid om, ter zake van de bevoegdheden opgenomen in dit bevoegdhedenregister, te weigeren, in te trekken, te wijzigen, voorschriften of voorwaarden te stellen, niet in behandeling te nemen, te verzoeken om aanvullende gegevens te verstrekken e.e.a. voor zover niet reeds opgenomen in het bevoegdhedenregister en mits niet uitdrukkelijk uitgesloten of beperkt is.

0. Algemene bevoegdheden

A.1

besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente

art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeente-wet

college

mandaat

DB

a. geldt niet voor het oprichten of deelneming in een rechtspersoon b. financiële dekking moet aanwezig zijn in de vorm van een daarvoor bestemde begrotingspost c. het aangaan van de rechtshandeling moet voortvloeien uit de aan het dagelijks bestuur expliciet opgedragen taken en bevoegdheden d. de rechtshandelingen vinden plaats binnen stedelijke kaders, dit betekent in elk geval in lijn met de nota inkopen en aanbesteden, de aanbestedings-instructies, de nota 10 wegen, het leningen- en garantiebeleid, de nota doelgericht op afstand 2.

e. het aangaan van een rechtshandeling heeft betrekking op het verhaal van kosten van de grondexploitatie bij een ruimtelijk besluit, als bedoeld in artikel 6.24 Wro.

A.2

verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (waaronder het ondertekenen van overeenkomsten)

art. 171 Gemeente-wet

burge-meester

vol-macht

VZ

zie de bijzonderheden bij A.1 betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen voortvloeiend uit de bevoegdheid bij A.1

A.3

beslissen op aansprakelijk-stellingen van derden, voor zover deze betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van de bestuurs-commissie

art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeente-wet

college

dele-gatie

DB

A.4

Beslissen op verzoeken in het kader van de algemene verordening nadeelcompensatie

Art. 2 Algemene verordening nadeelcompensatie

college/

burge-meester

mandaat

DB/

VZ

mandaat geldt uitsluitend indien het (vermeend) schadeveroorzakende besluit in mandaat door de het dagelijks bestuur is genomen en er niet wordt afgeweken van het advies van de schadecommissie

A.5

Beslissen op verzoeken om schadevergoeding

art. 8:90, tweede lid Awb

college/

burge-meester

mandaat

DB/

VZ

mandaat geldt uitsluitend indien het (vermeend) schadeveroorzakende besluit in mandaat door het dagelijks bestuur is genomen

A.6

besluiten om een derde aansprakelijk te stellen, in gebreke te stellen in het kader van een door het dagelijks bestuur ingestelde (rechts-) vordering, voor zover deze vordering, aansprakelijkstelling, ingebrekestelling betrekking heeft op de taken en bevoegd-heden van het dagelijks bestuur

art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeente-wet

college

dele-gatie

DB

A.7

behandelen en afdoen van klachten als bedoeld in titel 9.1 Awb, voor zover die betrekking hebben op een aangelegenheid opgenomen in de takenlijst en het bevoegdheden-register

titel 9.1 Awb

college en burge-meester

machti-

ging

DB

de machtiging omvat niet de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige klachtbehandeling. De kaders voor zorgvuldige klachtbehandeling worden vastgesteld in een stedelijke regeling

A.8

besluiten om tegen een uitspraak van de bestuursrechter hoger beroep dan wel incidenteel hoger beroep in te stellen, incl. het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen

art. 8: 104, lid 2 Awb; art. 8:110, lid 1 Awb

college

mandaat

DB

A.9

vertegenwoordigen van het

college en Bm bij procedures bij de bestuursrechter waarbij besluiten aan de orde zijn die op grond van een gemandateerde bevoegdheid zijn genomen

college/ burge-meester

machtiging

DB

A.10

beslissen op verzoeken om verstrekking van informatie m.b.t. bestuurlijke aangelegenheden als bedoeld in art. 6 Wet openbaarheid van bestuur voor zover die betrekking hebben op de in dit bevoegdhedenregister opgenomen bevoegdheden

art. 6 Wob

college/ burge-meester

mandaat

DB

A.11

beslissen inzake het uit eigen beweging verstrekken van informatie m.b.t. bestuurlijke aangelegenheden zoals bedoeld in art. 8 Wet openbaarheid van bestuur, voor zover die betrekking hebben op de in dit bevoegdhedenregister opgenomen bevoegdheden

art. 8 Wob

college/ burge-meester

mandaat

DB

A.12

beslissen op bezwaarschriften tegen in ondermandaat van het DB genomen besluiten, alsmede het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten die

genomen zijn voor 19 maart 2014 door of namens het voormalige dagelijks bestuur van een stadsdeel

art. 7:11 Awb

college/ burge-meester

man-daat/

onder-mandaat

DB

A.13

Vervangen door reproducties, en vervreemden van archiefbescheiden en opmaken van een verklaring van vervanging door reproducties, en vervreemding van archiefbescheiden

art. 7, 8, eerste en tweede lid, Archiefwet art. 6, eerste en tweede lid, 7, eerste en tweede lid, 8, Archiefbesluit

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.14

overbrengen en vervroegd over-brengen van archiefbescheiden naar de gemeentelijke

archiefbewaar-plaats en het opmaken van een verklaring van overbrenging

art. 12, eerste lid, art. 13, eerste lid, Archiefwet en art. 8, 9, eerste, tweede en derde lid, Archiefbesluit

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.15

verzoeken om een machtiging van Gedeputeerde Staten om over-brenging naar de

gemeentelijke archiefbewaarplaats op te schorten

art. 13, derde en vierde lid, Archiefwet

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.16

opmaken van een verklaring van vernietiging van archiefbescheiden

art. 8, Archiefbesluit

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.17

stellen van beperkingen aan de openbaarheid van archief-bescheiden

art. 15,

eerste en tweede lid en art. 16, tweede lid, Archiefwet en art. 10, Archiefbesluit

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.18

overdragen van archiefbescheiden van een organisatie-onderdeel aan

een ander organisatie-onderdeel

art. 4, onder d, van het Besluit informatie-beheer 2010

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de archiefbescheiden die zien op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

A.19

Het doen van een melding van het voornemen een verwerking te starten

Artikel 27 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.20

Het meedelen aan een betrokkene of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt

Artikel 35 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.21

Het meedelen of aan een verzoek van een betrokkene om gegevens te verbeteren, aan te vullen, te

verwijderen of af te schermen, zal worden voldaan

Artikel 36 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.22

Het inlichten van derden, indien aan een verzoek als bedoeld in artikel 36 wordt voldaan alsmede het

desgevraagd inlichten van de betrokkene daarover

Artikel 38 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.23

Het beslissen omtrent de beëindiging van de verwerking van de in artikel 8, onder e en f, bedoelde gegevens

Artikel 40 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.24

Het beëindigen van de verwerking van gegevens in de in artikel 41 bedoelde situatie

Artikel 41 Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.25

Het doen van een kennisgeving/melding van een inbreuk op de beveiliging

Artikel 34a, eerste lid Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

A.26

Het in kennis stellen van de betrokkene, indien de inbreuk waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben

voor diens persoonlijke levenssfeer

Artikel 34a, tweede lid Wet bescher-ming Persoons-gegevens

college

mandaat

DB

 

1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

Algemene beperkingen:

  • 1.

    Mandaat geldt niet voor stedelijke gebieden, projecten en belangen, zoals nader aangegeven op bij dit register behorende kaart bijlage B. Deze kaart wordt twee keer per jaar geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college.

  • 2.

    Mandaat is beperkt tot projecten tot maximaal € 5 miljoen (investering of opbrengst waarbij de hoogste maatgevend is) dan wel tot projecten waarvan de voorbereiding en uitvoering bij afzonderlijk besluit aan het dagelijks bestuur is toebedeeld (minder complexe projecten).

  • 3.

    Als op grond van onderdeel 7 (Milieu en duurzaamheid) de bevoegdheden o.g.v. de Wabo en milieuregelgeving niet gemandateerd worden, dan zijn de bevoegdheden genoemd in de onderdelen B.12 tot en met B.17 ook niet gemandateerd.

  • 4.

    Mandaat geldt niet als de vergunningverlening betrekking heeft op tunnels.

 

B.1

doen van een kennisgeving van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden

art. 1.3.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

B.2

plegen van vooroverleg

art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

B.3

plegen van vooroverleg i.v.m. voorbereiden van het vaststellen van een wijzigingsplan

art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening, art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

B.4

plegen van vooroverleg i.v.m. voorbereiden van het vaststellen van een uitwerkingsplan

art. 3.9a Wet ruimtelijke ordening, art. 3.1.1, lid 1 Besluit ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

B.5

besluiten tot het stellen van nadere eisen

art. 3.6, lid 1, aanhef en onder d en lid 4 Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

B.6

beslissen tot het toepassen van de coördinatieregeling

art. 3.30, lid 2 en lid 3 en art. 3.31 Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

soort overdracht is afhankelijk van en volgt de bevoegdheid van de te coördineren bevoegdheden

Voor zover een van de te coördineren besluiten een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan betreft, heeft mandaat uitsluitend betrekking op:

de beslissing om de coördinatieregeling toe te passenbeslissingen en handelingen die samenvallen/samen-lopen met beslissingen in het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan, wijzigings- en uitwerkingsplan

B.7

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergoeding voor planschade (incl. sluiten van een overeenkomst)

art. 6.1 (m.u.v. het bepaalde onder lid 2, aanhef en onder a) en 6.4a Wet ruimtelijke ordening, art. 6.1.3.1 en 6.1.3.2 Besluit ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is, als het schadeveroorzakend besluit door een voormalige deelgemeente genomen is, is het college bevoegd

B.8

verbinden voorschriften exploitatiebijdrage aan omgevings-vergunning en stellen termijn exploitatie-bijdrage

art. 6.17 Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is

B.9

stilleggen bouw bij niet voldoen betalen exploitatiebijdrage

art. 6.21, lid 1, Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is

B.10

invorderen exploitatiebijdrage bij dwangbevel

art. 6.21, lid 2, Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is

B.11

geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning bij niet betalen van exploitatiebijdrage

art. 6.21, lid 3, Wet ruimtelijke ordening

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als het schadeveroorzakend besluit door het dagelijks bestuur in mandaat genomen is

B.12

het opnemen van de in artikel 6.24 Wro genoemde bepalingen in (anterieure en posterieure) overeenkomsten;

het publiceren van de kennisgeving van de overeenkomst;

het ter inzage leggen van een zakelijke beschrijving van de inhoud van de overeenkomst

art. 6.24 Wet ruimtelijke ordening en art. 6.2.12 Besluit ruimtelijke ordening

college en burge-meester

mandaat en machti-ging

DB

B.13

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het bouwen van een bouwwerk (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voor-schriften, aanhouden beslissing, over-dracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder a, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

B.14

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk-zaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmings-plan, beheers-verordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voor-schriften, aanhouden beslissing, over-dracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder b, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2,23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

B.15

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheers-verordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens art. 4.1, lid 3 of art. 4.3, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan art. 3.7, lid 4, tweede volzin, van die wet (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voor-schriften, aanhouden beslissing, over-dracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder c, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.12, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23. art. 2.24, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

B.16

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk met het oog op de brand-veiligheid bij algemene maatregel van bestuur aan-gewezen categorieën gevallen (brandveilig gebruik) (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voor-schriften, aanhouden beslissing, over-dracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder d, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

 

B.17

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidings-besluit is bepaald (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aan-houden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder g, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

B.18

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aan-houden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder h, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

B.19

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aan-houden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.2, lid 1, aanhef en onder c, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.20, lid 1, art. 2.22, art. 2.23, art. 2.24, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 21 Erfgoedverordening

college

mandaat

DB

B.20

afhandelen van een sloopmelding en stellen en wijzigen van voorschriften.

art. 1.27 t/m 1.30 Bouwbesluit 2012

college

mandaat

DB

B.21

intrekken van een omgevings-vergunning

art. 2.33, art. 3.23, art. 5.19 Wabo

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.22

beslissen tot het nemen van verhaal op de krachtens art. 4.1 Wabo gestelde financiële zekerheid bij niet-nakoming verplichting (incl. invorderen bij dwangbevel)

art. 4.1, lid 3 Wabo

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.23

beslissen op verzoeken tot toekennen van een naar billijkheid te bepalen vergoeding in de gevallen genoemd in art. 4.2, lid 1 Wabo

art. 4.2 Wabo

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.24

afhandelen gebruiksmelding alsmede stellen en wijzigen nadere voorwaarden

art. 1.20 t/m 1.22 Bouwbesluit 2012

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.25

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing geluid-hinder bij bouw- en sloopwerkzaam-heden

Hoofdstuk 8 Bouwbesluit 2012

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.26

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing trillings-hinder bij bouw- en sloopwerkzaam-heden

Hoofdstuk 8 Bouw-besluit 2012

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.27

beslissen dat het uiterlijk van de bouwwerken genoemd in artikel 12, lid 1, aanhef en onder a en b

in ernstige mate in strijd is in met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria opgenomen in de welstandsnota, bedoeld in artikel 12, eerste lid, 12a, eerste lid, onderdeel b Woningwet

art. 12, lid 1, en 12a, eerste lid, onderdeel b

Woningwet

college

mandaat

DB

B.28

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van in het Bouwbesluit gegeven voorschriften omtrent het slopen of het uitvoeren van bouw- of sloop-werkzaamheden, voor zover dat bij of krachtens Bouwbesluit is toegestaan

art. 6, lid 2, art. 2, lid 2 en 3 Woningwet

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.29

verlenen van de verklaring (als bedoeld in art. 2.4 Wabo) waarin wordt verklaard dat de omgevings-vergunning voor bouwen wordt verleend als de ontheffing van het Bouwbesluit door de minister wordt verleend

art. 7, lid 2 Woningwet

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.30

het bij omgevings-vergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de Bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.

art. 7b, lid 1 en 2 art 8, lid 2 en lid 5 Woningwet

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.31

vaststellen standplaatsen en ligplaatsen en afbakenen panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen

art. 6, lid 2 en lid 3 Wet basisregistraties adressen en gebouwen (BAG) en art. 4, lid 1, aanhef en onder c, Verordening op de vastgoed-registratie Amsterdam 2011

college

mandaat

DB

mandaat inzake panden en verblijfsobjecten geldt alleen als de omgevingsvergunning door het dagelijks bestuur in mandaat is verleend

B.32

aanwijzingen geven voor het aanbrengen van naamborden

art. 5 Verordening op de vastgoed-

registratie

Amsterdam 2011

college

mandaat

DB

B.33

aanwijzingen geven voor het aanbrengen van (huis)nummerborden op objecten door rechthebbenden

art. 6 Verordening op de vastgoed-registratie Amsterdam 2011

college

mandaat

DB

 

2. Openbare ruimte, groen en parken

Algemene beperking: delegatie is beperkt tot situaties die zich geheel binnen de grenzen van een stadsdeel voordoen.

C.1

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand (incl. weigeren, wijzigen, stellen van voorschriften, aan-houden beslissing, overdracht, verlengen beslistermijn en alle voorbereidende en uitvoerende besluiten)

art. 2.2, lid 1, aanhef en onder g, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 3, eerste lid Bomenveror-dening 2014

college

mandaat

DB

zie algemene beperkingen nummer 3, 4 en 5 genoemd bij onderdeel 1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

C.4a

alle overige besluiten ter uitvoering van de Bomenverordening, met uitzondering van de aanwijzing van toezichthouders

Bomenver-ordening 2014

college

mandaat

DB

C.5

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing om voorwerpen aan te brengen boven of over de weg of vast te maken aan bomen of aan objecten die zijn bestemd voor of gebruikt worden ten behoeve van de openbare dienst

art. 4.2, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.6

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning om voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg te plaatsen, aan te brengen, te hebben of te storten

art. 4.3, lid 1, APV

college

mandaat

DB

C.7

het stellen van nadere regels en het aanwijzen van wegen en weggedeelten als bedoeld in art. 4.5 APV

art. 4.5, lid 2 en lid 3, APV

college

delegatie

DB

C.8

aanwijzen van aanplakobjecten voor het aan-brengen van meningsuitingen die geen reclame zijn; stellen van nadere regels voor het gebruik van de aangewezen aanplakobjecten

art. 4.8, lid 1 en lid 4, APV

college

delegatie

DB

C.9

beoordelen van mededelingen inzake de toelaatbaarheid van reclame aan onroerende zaken; stellen van nadere regels over de toelaatbaarheid van reclame aan roerende zaken; vaststellen van de vereisten waaraan een mededeling moet voldoen

art. 4.10 APV

college

delegatie

DB

C.10

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het maken van reclame op of aan de weg

art. 4.11, lid 3, APV

college

mandaat

DB

C.11

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het verspreiden van voorwerpen voor reclamedoeleinden

art. 4.12, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.12

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor werkzaamheden op of in de weg

art. 4.13, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.13

aangeven van de afmetingen waarbinnen beplantingen op of in de weg moeten worden teruggebracht

art. 4.14, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.14

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van voertuigen van autobedrijven e.d.

art. 4.20, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.15

aanwijzen van weg of weggedeelten waarop het verboden is voertuigen te koop aan te bieden; beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het te koop aanbieden van voertuigen

art. 4.21, lid 2 en 3, APV

college

delegatie

DB

C.16

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van reclamevoertuigen

art. 4.23, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.17

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van grote voertuigen

art. 4.24, lid 3, APV

college

mandaat

DB

C.18

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van caravans e.d.

art. 4.25, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.19

uitoefenen bevoegdheden inzake het parkeren van fietsen, bromfietsen en gehandicapten-voertuigen

art. 4.27, lid 1 t/m 4 APV

college

mandaat

DB

C.20

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het gebruik van explosieven

art. 5.4, lid 1, APV

college

mandaat

DB

C.21

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor veroorzaken hinder door toestellen, geluidsapparatuur en machines in werking te hebben of andere handelingen te verrichten

art. 5.5, lid 2, APV

college

mandaat

DB

C.22

aanwijzen van ten hoogste twaalf dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen lichthinder-voorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten en activiteiten binnen een inrichting voor sportactiviteiten niet van toepassing zijn

art. 5.6, lid 3 onder b, APV

burge-meester

mandaat

VZ

mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen in de zin van art. 1.1, vierde lid Wet milieubeheer, die op 1 januari 2013 niet behoren tot een categorie van

inrichtingen waarvoor een vergunning is benodigd op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo

C.22a

aanwijzen van ten hoogste twee dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten binnen een inrichting voor horeca-activiteiten niet van toepassing zijn.

art. 5.6, lid 2 onder c, APV

burge-

meester

mandaat

VZ

C.22b

aanwijzen van ten hoogste twaalf dagen of delen van dagen per kalenderjaar waarop de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften ten behoeve van incidentele festiviteiten binnen een inrichting voor sport- en recreatie-inrichtingen niet van toepassing zijn.

art. 5.6 lid 2 onder d, APV

burge-meester

mandaat

VZ

mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen in de zin van art. 1.1, vierde lid Wet milieubeheer, die op 1 januari 2013 niet behoren tot een categorie van

inrichtingen waarvoor een vergunning is benodigd op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo

C.23

1. aanwijzen van plaatsen waar met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd mag worden gehouden; 2. stellen van regels over het gebruik van de onder punt 1 bedoelde plaatsen

art. 5.8, lid 2, APV

college

delegatie

DB

C.24

1. aanwijzen van groenvoorzienin-gen waarin het verboden is zich daarin te bevinden; 2. beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor gebruik groen-voorzieningen

art. 5.9, lid lid 2 en lid 5, APV

college

delegatie

DB

C.25

aanwijzen van plaatsen waarop de opruimplicht voor uitwerpselen van honden niet van kracht is

art. 5.12, lid 2, onder a, APV

college

delegatie

DB

C.26

aanwijzen van plaatsen waar het aanlijngebod voor honden niet van kracht is

art. 5.13, lid 3, APV

college

delegatie

DB

C.27

aanwijzen van plaatsen waar het verboden is voor honden

art. 5.14 APV

college

delegatie

DB

C.28

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor de verkoop van duivenvoer

art. 5.16, lid 3, APV

college

mandaat

DB

C.29

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte (incl. aanhouden, intrekken en overschrijven)

art. 8, lid 1, art. 9, art. 14. art. 19 en art. 21 Verorde-ning werken in de open-bare ruimte

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de openbare ruimte betrekking heeft op het hoofdnet auto of het hoofdnet rail

C.30

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een instemmingsbesluit voor het uitvoeren van werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding of opruiming van kabels

art. 5.4, lid 1, aanhef en onder b, Telecom-municatiewet

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de openbare ruimte betrekking heeft op het hoofdnet auto of het hoofdnet rail

C.31

1. aanwijzen van wegen waarop het verboden is zich op of aan de weg op te houden met het kennelijke doel anderen te bewegen een abonnement te nemen op een krant, blad of andere publicatie, een steunverklaring te geven, om lid of donateur te worden van een organisatie of om deel te nemen aan een onderzoek of enquête;

2. beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het aanbieden van diensten op de openbare weg

art. 2.50, lid 3 en lid 4 APV

college

delegatie

DB

 

3. Afval

D.1

besluiten dat inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel plaatsvindt

art. 4, lid 2 Afvalstoffen-verordening 2009

college

mandaat

DB

D.2

besluiten dat huishoudelijke afvalstoffen minder vaak dan 1 keer per week worden ingezameld

art. 4, lid 3 Afvalstoffen-verordening 2009

college

mandaat

DB

D.3

aanwijzen met behulp van welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamel-middel of met behulp van welke inzamel-voorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt

art. 4, lid 4 Afvalstoffen-verordening 2009

college

mandaat

DB

D.4

stellen van regels omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamel-middel

art. 8, lid 3 Afvalstoffen-verordening 2009

college

delegatie

DB

D.5

stellen van regels omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden

art. 8, lid 4 Afvalstoffen-verordening 2009

college

delegatie

DB

D.6

vaststellen van de dagen en tijden waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling mogen worden aangeboden

art. 9, lid 1 Afvalstoffen-verordening 2009

college

mandaat

DB

D.7

stellen van regels omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars

art. 10, lid 1 Afvalstoffen-verordening 2009

college

delegatie

DB

D.8

stellen van regels omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 13 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden

art. 14, lid 3 Afvalstoffen-verordening 2009

college

delegatie

DB

 

4. Monumenten en archeologie

Algemene beperking: als op grond van onderdeel 7 (Milieu en duurzaamheid) de bevoegdheden o.g.v. de Wabo en milieuregelgeving bij het college blijven, dan blijven de bevoegdheden genoemd in dit onderdeel ook bij het college.

E.1

beslissen op aan-vragen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht

art. 2.1, lid 1, aanhef en onder f, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo

college

mandaat

DB

zie algemene beperkingen nummer 3, 4 en 5 genoemd bij onderdeel 1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

E.2

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omgevings-vergunning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gemeentelijk monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een gemeentelijk monument op een dusdanige wijze waardoor het wordt ontsierd of de monumentale waarden in gevaar worden gebracht

art. 2.2, lid 1, aanhef en onder b, art. 2.5, art. 2.6, art. 2.25, lid 3, art. 2.26, art. 2.29, art. 2.31, art. 3.1 t/m 3.6, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.15 Wabo juncto art. 10 Erfgoedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

zie algemene beperkingen nummer 3, 4 en 5 genoemd bij onderdeel 1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

E.3

intrekken van een omgevingsvergun-ning voor het verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of gemeentelijke monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument of gemeentelijk monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht

art. 2.33 Wabo en art.14 Erfgoedverordening Amsterdam

college

mandaat

DB

zie algemene beperkingen nummer 3, 4 en 5 genoemd bij onderdeel 1. Gebiedsontwikkeling en ruimtelijk beheer

E.4

toepassen van de artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb ten behoeve van een door de minister te nemen besluit op een aanvraag voor een vergunning voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een archeologisch monument dan wel een vergunning voor het herstellen, gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het archeologisch monument wordt ontsierd of in gevaar gebracht van een archeologisch monument

art. 14a Monumentenwet 1988

college

mandaat

DB

E.5

aanwijzen, intrekken en wijzigen van een aanwijzing van een gemeentelijk monument

art. 3, lid 1, art. 8, lid 1 en art. 9, lid 1, Erfgoedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.6

bepalen dat een beschrijving wordt opgesteld van het beoogde aan te wijzen gemeentelijk monument

art. 3, lid 4, Erfgoedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.7

bepalen dat een gemeentelijk monument gedocumenteerd moet worden

art. 9, lid 5,

Erfgoedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.8

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van nadeelcompensatie

art. 25 Erf-goedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.9

registreren van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten op de lijst van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten

art. 17 Erf-goedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.10

reageren op een voornemen tot aanwijzing van stads- en dorpsgezichten als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht of wijziging van een aanwijzing als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

art. 16 en 18 Erfgoedver-ordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.11

het nemen van een selectiebesluit conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

art. 24, lid 1 Erfgoedverordening Amsterdam

college

mandaat

DB

de RVE Monumenten en Archeologie stelt vast of een archeologisch rapport (artikel 39, lid 2 van de Monumentenwet) voldoet aan de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van de afdeling Archeologie van de RVE Monumenten en Archeologie. De RVE Monumenten en Archeologie stelt aan de hand van een archeologisch rapport ook het selectiebesluit op

E.12

het vaststellen van een programma van eisen conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

art. 24, lid 3 Erfgoedverordening Amsterdam

college

mandaat

DB

E.13

het vaststellen of een bouwhistorisch onderzoek of rapport voldoet aan de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek

art. 1, lid 1 en artikel 3, lid 4 Erfgoedverordening Amsterdam

college

mandaat

DB

 

5. Wonen

F.1

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een onttrekkingsvergun-ning alsmede het overschrijven van een vergunning

art. 21, lid 1, onder a, Huisvestings-wet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragrafen 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

de bevoegdheid om te handhaven op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet wordt niet gemandateerd

F.2

intrekken van een (tijdelijke) onttrek-kingsvergunning

art. 26 Huisvestings-wet 2014 en art. 3.3.3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

F.3

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een samenvoegings-vergunning alsmede het overschrijven van een vergunning

art. 21, lid 1, onder b, Huisvestings-wet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragrafen 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

de bevoegdheid om te handhaven op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet wordt niet gemandateerd

F.4

intrekken van een samenvoegings-vergunning

art. 26 Huis-vestingswet 2014 art. 3.3.3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

F.5

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een omzettingsvergun-ning alsmede het overschrijven van een vergunning

art. 21, lid 1, onder c, Huis-vestingswet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragrafen 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

de bevoegdheid om te handhaven op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet wordt niet gemandateerd

F.6

intrekken van een omzettingsvergun-ning

art. 26 Huis-vestingswet 2014 art. 3.3.3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

F.7

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor woningvorming alsmede het overschrijven van een vergunning

art. 21, lid 1, onder d, van de Huisvestings-

wet 2014 en hoofdstuk 3, afdeling I, paragrafen 1 tot en met 3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

de bevoegdheid om te handhaven op grond van artikel 21 van de Huisvestingswet wordt niet gemandateerd

F.8

intrekken van een vergunning voor woningvorming

art. 26 Huis-vestingswet 2014 art. 3.3.3 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

F.9

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een splitsingsvergunning alsmede het overschrijven van een vergunning

art. 22 Huisvestings-wet 2014ergen Hoofdstuk 4, afdeling I, paragrafen 4 tot en met 6 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

F.10

intrekken van een splitsingsvergunning

art. 26 Huisvestings-wet 2014 en art. 3.6.5 van de Huisvestings-verordening Amsterdam 2016

college

mandaat

DB

 

6. Economie

G.1

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing die betrekking heeft op de openingstijden van een winkel c.a.

alle ontheffings-mogelijk

heden genoemd in art. 6 Winkel-tijdenwet, het Vrijstellingen

besluit Winkeltijden-wet en de Verordening Winkeltijden Amsterdam 2017

college

mandaat

DB

mandaat heeft geen betrekking op het stellen van regels ten aanzien van de verdeling van avondwinkels (art. 5, lid 4 Verordening Winkeltijden Amsterdam 2010) wellicht nadere regels in kader scherper alcoholbeleid en 24-uurseconomie

G.2

uitvoering geven aan de Marktverordening

art. 3.1, art. 3.3 art.3.6

onder d, e, g, h, i,en j , art. 3.7, art. 3.8, art. 3.9, art. 3.10, art. 3.11, art. 3.12, art. 3.13, art. 3.14, art. 3.15, art. 3.16, art. 3.17, art. 3.18, art.

3.19, art 3.20, art. 3.22, art. 3.23, art. 3.24, art.

3.25, art.

3.26, art.

3.27, art.

3.28, art.

3.29, art. art, 5.1, art. 5.2, art. 6.1,

art. 6.2 lid 1 en lid 2 onder f, h, i en j,

art. 7.2 art. 7.4 (voor zover deze betrekking heeft op de art. 3.15

college

mandaat

DB

G.3

Uitvoering geven aan de Verordening op de staan- en ligplaatsen buiten de markt en venten

art. 3.1,

art. 3.4,

art. 3.7,

art. 3.8,

art. 3.9,

art. 3.11,

art. 4.2,

art. 4.5,

art. 5.1,

art. 6.1 lid 1, lid 2, lid 5 onder g (met uitzondering van venten) en onder h sub 1, 2, 3 en 5,

art. 7.2,

art. 7.4

college

mandaat

DB

G.4

instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen

art. 160, lid 1, aanhef en onder h Gemeente-wet

college

mandaat

DB

 

7. Milieu en duurzaamheid

Algemene beperking: 

als sprake is van een inrichting waarvoor op 1 januari 2013 een vergunning benodigd is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e Wabo,worden de bevoegdheden tot het beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning niet gemandateerd. 

H.1

beslissen op aanvragen voor een omgevingsvergun-ning ex artikel 2.1, lid 1 onder i Wabo, voor andere activiteiten die behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving

art. 2.1, lid 1, onder i, Wabo, art. 2.2a Bor

college

mandaat

DB

H.2

alle voorbereidings-besluiten en –handelingen ten behoeve van het vaststellen van hogere geluid-waarden

art. 45 e.v, art. 55, lid 4, art. 110a t/m art. 110c Wet geluid-hinder

college

mandaat

DB

mandaat voor het voorbereiden van besluit hogere waarden volgt de bevoegdheidsverdeling van de besluiten waarop voor het besluit hogere waarde ziet

H.3

besluiten over milieu- en klimaat-gerelateerde subsidies (energiemaatregelen)

ASA

college

mandaat

DB

mandaat geldt tot 1 januari 2015 en voor de periode hierna die nodig is voor de afhandeling van subsidiebeschikkingen

H.4

voorbereiden en opstellen van milieueffecten-beoordelingen

art. 7.2, lid 1 onder b en 7.16 Wet milieubeheer en Besluit milieu-effecten-rapportage

college

mandaat

DB

bevoegd gezag hangt af van besluit waarvoor de beoordeling van de milieu-effectenrapportage wordt verricht.

mandaat tot het voorbereiden van de beoordeling van de milieu-effectenrapportage volgt de bevoegdheidsverdeling van het besluit waarvoor de beoordeling van de milieu-effectenrapportage wordt opgesteld.

mandaat heeft geen betrekking op de beslissing omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieu-effectrapport moet worden gemaakt.

H.5

voorbereiden en opstellen van het milieu-effectenrapportage

art. 7.2, 7.2a, 7.7, 7.16 t/m 7.19, 7.22, 7.24, 7.25, 7.27 Wet milieubeheer en Besluit milieueffec-tenrapporta-ge

college

mandaat

DB

bevoegd gezag: hangt af van besluit waarvoor milieueffectenrapportage wordt opgesteld.

mandaat van de voorbereiding van het milieueffectenrapportage: volgt de bevoegdheidsverdeling van het besluit waarvoor het milieu-effectenrapportage wordt opgesteld.

mandaat ziet niet op het advies omtrent reikwijdte en detailniveau van de informatie ten behoeve van een milieu-effecten-rapportage als bedoeld in art. 7.24, lid 2 en 3, art .7.27, lid 2 Wet milieubeheer

H.6

uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Activiteitenregeling milieubeheer

Activiteiten-besluit milieu-beheer en Activiteiten-regeling milieu-beheer

college

mandaat

DB

mandaat heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen

waarvoor op 1 januari 2013 geen vergunning benodigd is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo, enwaarbij geen sprake is van een vergunning-plicht als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo, waarbij het college bevoegd is op grond van de onder 1. van dit hoofdstuk genoemde algemene beperking

H.7

uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 17, 19 van de Wet milieubeheer (Wm) gestelde regels

Wet milieu-beheer

college

mandaat

DB

voor zover de taken en bevoegdheden betrekking hebben op inrichtingen, heeft het mandaat uitsluitend betrekking op inrichtingen

waarvoor op 1 januari 2013 geen vergunning benodigd is op grond van artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo, enwaarbij geen sprake is van vergunningplicht als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo, waarbij het college bevoegd is op grond van de onder 1. van dit hoofdstuk genoemde algemene beperking

H.8

uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van het Besluit lozen buiten inrichtingen

Besluit lozen buiten inrichtingen

college

mandaat

DB

met uitzondering van bevoegdheden en taken die betrekking hebben op

het lozen van grondwater bij bodemsaneringen en proefboringen als bedoeld in artikel 3.1;het lozen van grondwater bij ontwateringen als bedoeld in artikel 3.2

 

8. Wegen

I.1

nemen van verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden op het onderliggende wegennet en hoofdnet OV, hoofdnet fiets en overige wegen

art. 15 en art. 18 Wegen-verkeerswet

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet indien sprake is van een door het college aan te wijzen grootstedelijk project dan wel wanneer overige uitvoering, zijnde beheer, onderhoud, vervanging en uitbreiding van assets, een stedelijke taak betreft of een stedelijk belang heeft

I.2

besluiten over ontheffingverlening

art. 87 Reglement Verkeers-regels en Verkeers-tekens 1990

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot situaties die zich geheel binnen de grenzen van een stadsdeel voordoen

I.3

dagelijks beheer, onderhoud en gladheidsbestrijding aan wegen

art. 15 Wegenwet

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de wegen en werkzaamheden die tot de taken van het dagelijks bestuur behoren

(zie de overzichtskaarten opgenomen als bijlage A)

I.4

ter inzage leggen en mededeling daarvan doen van een afschrift van een uitspraak in beroep waarbij een weg aan het openbaar verkeer wordt onttrokken

art. 12 Wegenwet

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de weg onderdeel uit maakt van het hoofdnet auto of het hoofdnet rail (deze beperking geldt vanaf 1 januari 2015)

I.5

het onderhoud van een binnen de gemeente liggende weg ten laste van de gemeente brengen; het opleggen van de verplichting tot afkoopbare jaarlijkse uitkeringen aan degene, die van het onderhoud of het geven van bijdragen tot het onderhoud bevrijd worden.

Art. 20 Wegenwet

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de weg onderdeel uit maakt van het hoofdnet auto of het hoofdnet rail (deze beperking geldt vanaf 1 januari 2015)

 

9. Parkeren

J.1

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een gehandicaptenpar-keerkaart alsmede het beperken van de geldigheidsduur, het verstrekken van een duplicaat en het ongeldig verklaren van een dergelijke kaart

art. 49, 51, 52 en 53 BABW en de Regeling gehandi-capten-parkeerkaart

college

mandaat

DB

 

10. Gemeentelijk vastgoed

K.1

verhuren, ontruimen, kopen en verkopen en het vaststellen van huurprijzen van gemeentelijk vastgoed dat is opgenomen in een door het college goedgekeurd gebiedsplan

art. 160, lid 1, aanhef en onder e, Gemeente-wet

college

delegatie

DB

door goedkeuring van het gebiedsplan verkrijgt het dagelijks bestuur het “economisch eigendom” van het betreffende gemeentelijk vastgoed

 

11. Waterbeheer

L.1

beschikkingen op grond van de Verordening op het binnenwater 2010, met uitzondering van de beschikkingen op grond van de art. 2.1.1, 2.1.2, lid 3, 2.1.3, 2.3.5, lid 3 en lid 4, 2.4.1. lid 2 sub b, 2.4.5 (tenzij de ocialivee op een afgesloten water in het stadsdeel plaatsvindt), 2.5.1 lid 1 en 2, lid 3 (bij de aanpak van verwaarloosde vaartuigen), 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.3.1, 3.3.4, 3.3.5, 3.3.6, 3.3.7, 3.3.8, 3.4.1 en 3.4.2

Verordening op het binnenwater 2010

college

mandaat

DB

de bevoegdheid besluiten van algemene strekking te nemen (o.a. nadere regels) is niet gemandateerd.

L.2

intrekken of wijzigen van verleende ontheffingen of vergunningen op grond van de Verordening op het binnenwater 2010 (binnen de beperkingen van onderdeel L.1)

art. 1.2.8 Verordening op het binnenwater 2010

college

mandaat

DB

 

12. Basisvoorzieningen sociaal domein

 

M.1

zorgdragen voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning op het gebied van wijk-gericht welzijnswerk (opbouwwerk), activering en participatie, ondersteuning bewonersinitiatieven, bestrijden armoede en ocialive en signalering rond de aandachtsgebieden gezondheid, ocial isolement/eenzaam-heid en armoede

art. 9a Wet maatschap-pelijke onder-steuning

college

mandaat

DB

M.2

waarborgen van de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke zorg op de onder M.1 genoemde gebieden, als het verlenen van desbetreffende maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht

art. 9a en art. 10 Wet maat-schappelijke onder-steuning

college

mandaat

DB

 

13. Schuldhulpverlening

N.1

mede uitvoering geven aan het door de gemeenteraad vast te stellen plan dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van de gemeente

art. 3 Wet gemeentelijke schuldhulp-verlening

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de stadsdeeldoelgroepen en geldt niet GKA (Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam) en crediteurenmanagement

N.2

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van reguliere schuldhulp-verlening

art. 3 en art. 4 Wet gemeente-lijke schuld-hulpverlening

college

mandaat

DB

mandaat is beperkt tot de stadsdeeldoelgroepen

 

14. Maatschappelijke ondersteuning

Geen bevoegdheden.

 

15. Jeugdgezondheidszorg

Geen bevoegdheden.

 

16. Vrijwilligerswerk

 

Q.1

zorgdragen voor de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke ondersteuning op het gebied van vrijwilligerswerk

art. 9a Wet maatschap-pelijke onder-steuning

college

mandaat

DB

Q.2

waarborgen van de kwaliteit en de continuïteit van de maatschappelijke zorg op het onder Q.1 genoemde gebied, als het verlenen van desbetreffende maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht

art. 9a en art. 10 Wet maat-schappelijke onder-steuning

college

mandaat

DB

 

17. Diversiteit en discriminatie

 

R.1

informatie verstrekken aan inburgeraars

art. 2 Verordening inburgering Amsterdam 2013

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de inburgeraar onder de verantwoordelijkheid van de RVE Werk en Inkomen valt

R.2

aanbieden van een inburgeringsvoor-ziening of taalkennis-voorziening

art. 3 Verordening inburgering Amsterdam 2013

college

mandaat

DB

mandaat geldt niet als de inburgeraar onder de verantwoordelijkheid van de RVE Werk en Inkomen valt

R.3

uitreiken bevestiging verkrijging Nederlanderschap

art. 11, 17, 23, 29, 60a en 60b Besluit verlies en verkrijging Nederlanderschap

burge-meester

mandaat

VZ

 

18. Kunst in de openbare ruimte en buurtgebonden cultuurinitiatieven

S.1

uitvoeren van het Kunstenplan 2013 – 2016 (subsidiëring)

ASA

college

mandaat

AB

mandaat geldt tot 1 januari 2017 en voor de periode hierna die nodig is voor de afhandeling van subsidiebeschikkingen

 

19. Sport

 

T.1

besluiten tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen

college

mandaat

DB

zie onderdeel 0. Algemeen. Vanaf 1 januari 2015 geldt het mandaat niet voor de inkoop die aan sport-accommodaties verbonden is alsmede het bepalen van de tarieven voor de verhuur. Vanaf 1 juli 2015 geldt het mandaat niet voor de verhuur van sport-accommodaties

 

20. Wet op de lijkbezorging

 

U.1

nemen maatregelen ten behoeve van de identificatie en opsporing, voordat een graf van een onbekende wordt geruimd

art. 31, lid 5 Wet op de lijkbezorging

burge-meester

mandaat

VZ

U.2

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het in gebruik nemen van een bewaarplaats voor urnen buiten een crematorium of begraafplaats

art. 64 Wet op de lijkbezorging

college

mandaat

DB

U.3

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het bestemmen van een terrein om permanent as te verstrooien

art. 66b Wet op de lijkbezorging

college

mandaat

DB

U.4

in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om verkorting of verlenging van de termijn voor lijkbezorging

art. 17 Wet op de lijkbezorging

burge-meester

mandaat

VZ

U.5

in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om ontleding van een stoffelijk overschot

art. 68 Wet op de lijkbezorging

burge-meester

mandaat

VZ

U.6

in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om opgraving van een lijk

art. 29 Wet op de lijkbezorging

burge-meester

mandaat

VZ

U.7

in ontvangst nemen van en beslissen op aanvragen om een laissez-passer

art. 11 Besluit op de lijkbezorging

burge-meester

mandaat

VZ

U.8

uitvoeren van de beheers-verordening gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria Amsterdam

Beheers-verordening gemeente-lijke begraaf-plaatsen en crematoria Amsterdam

college

mandaat

DB

 

21. Inspraak, initiatief en burgerparticipatie

V.1

uitvoeren van de Algemene Inspraakverordening bij het verlenen van inspraak van beleidsvoornemens van de bestuurs-commissies

Algemene inspraak-verordening

college en burge-meester

mandaat

DB

 

22. Subsidieverlening

 

W.1

uitvoeren ASA en titel 4.2 Awb binnen taken, bevoegdheden en budgetten bestuurs-commissies

ASA en titel 4.2 Awb

college

mandaat

DB

W.2

uitvoeren bijzondere stedelijke subsidie-verordeningen

diverse bijzondere stedelijke subsidie-verorde-ningen en stedelijke subsidieregelingen.

college

mandaat

AB

mandaat geldt alleen als uit stedelijke kaders blijkt dat het dagelijks bestuur een uitvoerende rol heeft bij de betreffende subsidieverordening

W.3

vaststellen en uitvoeren van subsidieregelingen en beleidsregels

diverse bijzondere subsidiever-ordeningen, nadere regels en beleids-regels

college

mandaat

DB

mandaat geldt alleen als uit stedelijke kaders blijkt dat het dagelijks bestuur een vastellende en/of uitvoerende rol heeft bij de betreffende subsidieverordening

W.4

vaststellen nadere regels en beleidsregels

Art. 3, 2e lid ASA

college

delegatie

DB

delegatie geldt alleen als uit stedelijke kaders blijkt dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft nadere regels vast te stellen

 

23. Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Voor alle taken en bevoegdheden die op grond van de takenlijst en dit register zijn gemandateerd geldt dat de bevoegdheid om toezicht te houden of te handhaven onderdeel van het mandaat is tenzij anders is bepaald.

Mandaat en delegatie geldt niet voor stedelijke gebieden, projecten en belangen, zoals nader aangegeven op bij dit register behorende kaart bijlage B. Deze kaart wordt twee keer per jaar geactualiseerd en ter vaststelling voorgelegd aan het college.

Verder geldt in het algemeen de beperking voor de bevoegdheden in dit hoofdstuk dat vergunningverlening, toezicht en handhaving alleen geldt in relatie tot de overige (gedelegeerde en) gemandateerde bevoegdheden met de daarbij vastgelegde beperkingen en met dien verstande dat de handhavingscapaciteit van het dagelijks bestuur en de organisatieonderdelen flexibel ten behoeve van stedelijke handhavingsprioriteiten zal worden ingezet conform de bestuurlijk afspraken.

X.1

geven van een machtiging tot binnentreden in een woning voor de uitvoering van de toezichttaken die aan de bestuurs-commissies zijn gemandateerd (andere doeleinden dan strafvordering)

art. 2 en 3, lid 2 Algemene wet op het binnen-treden

burge-meester

mandaat

VZ

X.2

geven van een machtiging tot binnentreden in een woning voor de toepassing van bestuursdwang ten aanzien van de taken en bevoegdheden die aan de bestuurs-commissies zijn gemandateerd of gedelegeerd (andere doeleinden dan strafvordering)

art. 5:27, lid 2 Algemene wet bestuurs-recht en art 2 en 3, lid 2 Algemene wet op het binnen-treden

college en burge-meester

delegatie en mandaat

AB en VZ

de bevoegdheid wordt gedelegeerd voor zover die betrekking heeft op taken en bevoegdheden die aan de bestuurscommissies zijn gedelegeerd. De bevoegdheid wordt gemandateerd voor zover die betrekking heeft op taken en bevoegdheden die aan de bestuurscommissies zijn gemandateerd

X.3

toepassen van bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gedelegeerd

art. 125, lid 1 en lid 2, Gemeente-wet, afd. 5.3.1 Awb,

titel 4.4 Awb

college

delegatie en machti-

ging

DB

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.4

toepassen van bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd

art. 125, lid 1 en lid 2 Gemeente-wet, afd. 5.3.1 Awb, titel 4.4 Awb

college

mandaat en machti-

ging

DB

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.5

opleggen van een last onder dwangsom, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd

art. 125, lid 2 Gemeente-wet, afd. 5.3.2 Awb,

titel 4.4 Awb

college

mandaat en machti-

ging

DB

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.6

toepassen van bestuursdwang, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd

art. 125, lid 3 Gemeente-wet, afd. 5.3.1 Awb,

titel 4.4 Awb

burge-meester

mandaat en machti-

ging

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.7

opleggen van een last onder dwang-som, die dient tot handhaving van regels waarvan de uitvoering aan het dagelijks bestuur is gemandateerd

art. 125, lid 3 Gemeente-wet, afd. 5.3.2 Awb,

titel 4.4 Awb

burge-meester

mandaat en machti-

ging

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.8

handhaven van redelijke eisen van welstand in het kader van de excessen-regeling als bedoeld in 3.4 van de welstandsnota bedoeld in artikel 12, eerste lid, 12a, eerste lid, onderdeel b Woningwet

art. 12, lid 1 Woningwet

college

mandaat

DB

X.9

opleggen van de verplichting tot het laten opstellen van een onderhoudsplan door een deskundig persoon of een deskundige instantie

aan een vereniging van eigenaars ten behoeve van een bij haar in beheer zijnd gebouw

art.12d Woningwet

college

mandaat

DB

X.10

opleggen van de verplichting tot het binnen een te bepalen termijn treffen van voorzieningen waardoor de staat van dat gebouw of dat bouwwerk komt te liggen op een niveau dat hoger is dan het niveau dat overeenkomt met de voorschriften, bedoeld in artikel 1b, tweede lid,

art. 13, art.1b, lid,2 art. 12d, lid 1 Woningwet

college

mandaat

DB

X.11

opleggen van de verplichting tot het binnen een te bepalen termijn treffen tot het treffen van voorzieningen vanwege redelijke eisen van welstand

art. 13a, Woningwet

college

mandaat

DB

X.12

beslissen tot het in gebruik geven c.q. beheer geven van een gebouw, open erf of terrein dat op grond van artikel 17 Woningwet , artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten

art. 14 Woningwet 174,174a Gemeente-wet, art. 13b van de Opiumwet

college/ burge-meester

mandaat

DB

X.13

besluit tot sluiten van gebouw, open erf of terrein, indien overtreding van de bij of krachtens hoofdstuk I, II, of III Woningwet gegeven voorschriften met betrekking tot de staat of het gebruik van een gebouw, open erf of terrein gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid, en er een klaarblijkelijk gevaar is op herhaling van de overtreding

art. 17 Woningwet

college

mandaat

DB

X.14

bestuursrechtelijk toezicht en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met III Woningwet, het Bouwbesluit en Bouwverordening

art. 92 Woning-wet, Bouw-besluit 2012 en Bouw-verordening

college

mandaat

DB

X.15

beslissen tot verkoop in het openbaar van de overblijvende materialen indien toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften leidt tot het slopen van een bouwwerk, , tenzij, naar redelijkerwijs is te verwachten, bij onderhandse verkoop een hogere opbrengst kan worden verkregen

art. 104 Woningwet

college

mandaat

DB

X.16

toezicht en handhaving schade en hinder door voorwerpen

art. 4.6 APV

college

mandaat

DB

X.17

toezicht en handhaving illegaal aangebrachte aanplakbiljetten, afbeeldingen of teksten

art. 4.7, lid 1 APV

college

mandaat

DB

X.18

toezicht en handhaving veroorzaken hinder door motorvoertuigen en bromfietsen

art. 5.7 APV

college

mandaat

DB

X.19

toezicht en handhaving hinderlijk gebruik alcohol op de openbare weg

art. 2.17 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.20

hinderlijk gedrag in of bij gebouwen

art. 2.18 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.21

toezicht en handhaving verbod doen van natuurlijke behoefte buiten een urinoir c.a.

art. 5.11 APV

college

mandaat

DB

X.22

toezicht en handhaving bespiedingsverbod

art. 2.25, lid 2 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.23

toezicht en handhaving bij het bestrijden van gladheid

art. 4.19, lid 1 APV

college

mandaat

DB

X.24

toezicht en handhaving Colportagewet

Colportage-wet

college

mandaat

DB

X.25

toezicht en handhaving gevaarlijke honden

art. 5.15 APV

college

mandaat

DB

X.26

toezicht en handhaving gebruik gedenktekens

art. 4.16 APV

college

mandaat

DB

X.27

toezicht en handhaving verontreiniging van de weg en het water

art. 4.17 APV

college

mandaat

DB

X.28

toezicht en handhaving openlijk gebruik en handel in harddrugs en andere stimulerende middelen

art. 2.7 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.29

toezicht en handhaving verbod spelen om geld op de weg

art. 2.19 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.30

toezicht en handhaving speelcasino-vergunning

art. 27h Wet op de Kansspelen

college

mandaat

DB

X.31

toezicht en handhaving plaatsing bewakingsapparatuur

art. 2.25, lid 1 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.32

toezicht en handhaving over het bezigen van vuurwerk

art. 5.3 APV

college

mandaat

DB

uitvoering decentraal, aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

X.33

toezicht en handhaving parkeeroverlast

Wegenver-keerswet, Wet Mulder

college

mandaat

DB

wegsleep: beleid en uitvoering toenemend centraal, vraag decentraal

X.34

toezicht en handhaving bestemmings-plannen, grond-exploitatieplannen en omgevings-vergunningen

Wet ruimtelijke ordening en Wabo

college

mandaat

DB

dit mandaat geldt alleen als de primaire bevoegdheid door het college aan het dagelijks bestuur is gemandateerd.

X.35

toezicht en handhaving bij openbare manifestaties en betogingen

art. 2.32 t/m art. 2.36 APV

burge-meester

mandaat

VZ

X.36

toezicht en handhaving inrichtingen die geen bouwwerk zijn

Brand-beveiligingsveror-dening

college

mandaat

DB

X. 37

toezicht en handhaving wrakken en verwaarloosde voertuigen op of aan de weg.

Art. 4.22 APV

college

mandaat

DB

het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer.

 X.38

toezicht en handhaving blokkeren parkeerruimte voor reservering

Art. 4.26 APV

college

mandaat

DB

24. Overige gemandateerde bevoegdheden

Y.1

aanwijzen van wegen of weggedeelten waar het verboden is alcoholhoudende drank te nuttigen of bij zich te hebben in aangebroken flesjes, blikjes e.d. alsmede het aanwijzen van plaatsen en tijden waarop het verbod niet geldt

art. 2.17, lid 2 en lid 4 APV

burge-meester

mandaat

VZ

Y.2

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor slapen op of aan de weg

art. 2.20, lid 2 APV

college

mandaat

DB

Y.3

aanwijzen van wegen en tijden waarop het verbod om fietsen te verkopen op of aan de weg niet geld

art. 2.22, lid 3 APV

burge-meester

mandaat

DB

Y.4

mededeling doen van het oprichten c.a. van een inrichting voor het aanbieden van nachtverblijf en het vaststellen van een model-nachtregister

art. 2.26, lid 2 en lid 3 APV

burge-meester

mandaat

DB

Y.5

vaststellen model-verkoopregister; waarmerken opkoopregister; ontvangen mededeling van een handelaar dat hij van het opkopen zijn beroep of gewoonte maakt; verlengen van de termijn waarbij het verboden is een door opkoop verworven zaak over te dragen of daaraan wijzigingen aan te brengen

art. 2.28 t/m 2.30 APV en art. 2 uitvoerings-besluit ex artikel 437, eerste lid, Wetboek van Strafrecht

burge-meester

mandaat

DB

Y.6

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning of vrijstelling voor het houden van een openbare inzameling (collectevergunning)

art. 2.52. lid 1 en lid 4 APV

college

mandaat

DB

Y.7

aanwijzen van wegen of gedeelten daarvan, waarop het verboden is geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen te verspreiden, aan te bieden of bekend te maken alsmede het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van dit verbod

art. 2.53, lid 1 en lid 2 APV

college

mandaat

DB

Y.8

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een loterijvergunning

art. 3, lid 1 Wet op de kansspelen

college

mandaat

DB

Y.9

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor een evenement en het stellen van een andere termijn voor het indienen van een aanvraag

art. 2.40, lid 1 en lid 3 APV

burge-meester

mandaat

VZ

dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven

Y.10

verbieden van een evenement als hiertegen bezwaren bestaan

art. 2.41, lid 5 APV

burge-meester

mandaat

VZ

dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven

Y.11

aanwijzen van gebieden en periodes waarvoor beperkingen worden gesteld aan het aantal te houden evenementen

art. 2.41, lid 6 APV

burge-meester

mandaat

VZ

dezelfde verhouding centraal-decentraal: aanscherping criteria evenementenbeleid, dit in verband met spanning lokale rust versus stedelijke uitstraling. Soms ook in verband met gevaarzetting. Na aanscherping criteria discussie over mate en wijze van handhaven

Y.12

aanwijzen van plaatsen waarvoor de vergunningplicht voor het houden van evenementen niet geldt

art. 2.42, lid 1 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.13

verbinden van voorschriften en beperkingen aan een evenementen-vergunning alsmede het bepalen dat een borgsom wordt betaald in het belang van deze voor-schriften een en ander voor zover het evenement binnen één stadsdeel plaats vindt

art. 2.44, lid 1 en lid 2 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.14

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor een voor publiek toegankelijk evenement in een gebouw of vaartuig

art. 2.47, lid 1 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.15

aanwijzen van wegen en tijden waar niet als straatartiest mag worden opgetreden of waar geen muziek ten gehore mag worden gebracht en het beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning als straatartiest of voor het ten gehore brengen van muziek

art. 2.49, lid 1 en lid 2 APV

burge-meester

mandaat

VZ

Y.16

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf

art. 3.8, lid 1 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria stedelijke regie (horecahandhaving en alcoholbeleid)

Y.17

beperken van de openingstijden van horecabedrijven en het ingeval van bijzondere omstandigheden of van bijzondere horecabedrijven verruimen van de openingstijden

art. 3.15, lid 1 en lid 3 APV

burge-meester

mandaat

VZ

Y.18

wijzigen of intrekken van een exploitatie-vergunning voor een horecabedrijf

art. 3.24 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.19

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras alsmede het aan-wijzen van wegen waar geen terras mag worden geëxploiteerd alsmede het vaststellen van beleidsregels ten aanzien van de ingebruikneming van de weg ten behoeve van een terras

art. 3.17 en art. 3.18 APV

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.20

beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een prostitutiebedrijf

art. 3.3, art. 3.27, eerste lid en art. 3.32 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.21

beperken van de openingstijden van een prostitutiebedrijf

art. 3.35 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.22

intrekken van een vergunning voor een prostitutiebedrijf

art. 3.36 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.23

beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een escortbedrijf

art. 3.40 en 3.43 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.24

beslissen op een aanvraag voor een vergunning voor een escortbedrijf dat niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd

art. 3.2, 3.40 en 3.43 APV

college

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.25

intrekken van een vergunning voor een escortbedrijf

art. 3.44 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.26

intrekken van een vergunning voor een escortbedrijf dat niet in een voor publiek toegankelijk gebouw is gevestigd

art. 3.2 en 3.44 APV

college

mandaat

DB

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.27

beslissen op een aanvraag voor een seksinrichting

art. 3.3, art. 3.47 en art. 3.49 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.28

intrekken van de vergunning voor een seksinrichting

art. 3.52 APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.29

meedelen dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van zaken, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken, afbeeldingen van erotisch-porno-grafische aard de openbare orde of het leefklimaat in gevaar brengt

art. 3.53, eerste lid APV

burge-meester

mandaat

VZ

aan de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum voor alle dagelijks besturen met nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.30

verlenen van een gedoogverklaring inzake de verkoop van softdrugs aan horecabedrijven bedoeld in het besluit van de burge-meester van 4 april 1995, nr. 953306

burge-

meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie (in ieder geval maatwerk bij te verplaatsen en te sluiten coffeeshops; nauwe samenwerking transformatie en transitie en uitvoering nieuwe screening Bibob)

Y.31

vaststellen van een formulier voor de aanvraag voor een gedoogverklaring als bedoeld in Y.28

art. 4:4 Awb

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.32

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing voor het houden van openbare vermakelijkheden op zondag voor 13.00 uur

art. 4, lid 3 Zondagswet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.33

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van een horecabedrijf of slijtersbedrijf (incl. het verbinden van voorschriften en het beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholische drank)

art. 3, lid 1 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie (in kader van scherper alcoholbeleid)

Y.34

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing van de bij of krachtens artikel 4 Drank- en Horecawet gestelde regels met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen

art. 4, lid 4 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.35

raadplegen van het register als bedoeld in artikel 8, lid 5 van de Drank- en Horecawet bij het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3, bij het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 35 en bij een melding als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet

art. 8, lid 5, aanhef en onder a Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.36

de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, en die in een periode van 12 maanden drie maal artikel 20, eerste lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen zwak-alcoholhoudende drank te verkopen vanaf de locatie waar bedoeld gedrag heeft plaatsgevonden

art. 19a, lid 1 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.37

opleggen van een last onder bestuurs-dwang ter hand-having van een krachtens artikel 19a Drank- en Horecawet opgelegde ontzegging

art. 19a, lid 3 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.38

in ontvangst nemen van de melding van een wens van de vergunninghouder als bedoeld in artikel 30a, lid 1 Drank- en Horecawet, bevestigen van de melding en het weigeren van de wijziging van het aanhangsel

art. 30a Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.39

intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 3 Drank- en Horecawet

art. 31 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.40

schorsen van een vergunning voor een periode van ten hoogste 12 weken in de gevallen bedoeld in artikel 31, lid 2 en lid 3 Drank- en Horecawet

art. 32 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

Y.41

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een ontheffing ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcohol-houdende drank bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen en de mogelijkheid om voor jaarlijks terugkerende identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, besluiten één ontheffing te verlenen, mits de verstrekking van zwak-alcohol-houdende drank telkenmale geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon

art. 35 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.42

toegang ontzeggen aan andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met de Drank- en Horecawet alcoholhoudende drank wordt verstrekt

art. 36 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.43

opleggen van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding binnen het stadsdeel van het bij of krachtens de artikelen 3, 4, 9, lid 3, lid 4 en lid 5, 12 tot en met 19, 20, lid 1 t/m 4, 22 lid 1, lid 2, 24 en 25, behoudens het gestelde in lid 3, 25a t/m 25d, 29, lid 3, 35, lid 2 en lid 4 of 38 van de Drank- en Horecawet

art. 44a Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.44

afwijken van artikel 3 en 4 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horeca-wet, indien er sprake is van een lokaliteit die gevestigd is in een beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet

art. 4a Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.45

toepassen van bestuursdwang ter handhaving van de bij artikel 5:20, lid 1, van de Awb gestelde verplichting

art. 44 Drank- en Horecawet

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.46

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor het aanwezig hebben van een speelautomaat met inachtneming van hetgeen in de artikelen 2 en 3, lid 1 en lid 2 van de Verordening kansspeelautomaten en speelautomatenhallen

, incl. het verbinden van voorschriften en beperkingen aan een vergunning, het weigeren en intrekken van een vergunning.

art. 30b, art. 30c, art. 30d, art. 30e en art. 30f Wet op de kansspelen

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.47

afhandelen melding klein kansspel en verbieden klein kansspel

art. 7c Wet op de kansspelen

college

mandaat

DB

Y.48

opleggen van een bestuurlijke boete

art. 35c Wet op de kansspelen

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.49

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal (incl. wijzigen en intrekken)

art. 4 en art. 9 Verordening speelauto-maten(hallen)

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.50

opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene documentatie-registers op grond van de artikelen 9 tot en met 13 van de wet en van artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:

het nemen van besluiten op grond van de Wet op de kansspelen;

ten behoeve van het nemen van besluiten op grond van de Drank- en Horecawet

ten behoeve van het nemen van besluiten voor het exploiteren van een horecabedrijf, een prostitutie-bedrijf, een seks-inrichting of een speelautomatenhal

art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

als het mandaat betrekking heeft op prostitutie-bedrijven of seks-inrichtingen geldt het mandaat alleen voor de voorzitter van het dagelijks bestuur in stadsdeel Centrum

Y.51

opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene docu-mentatieregisters op grond van artikelen 9 tot en met 13 van de wet en artikel 15 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:

artikel 7, eerste en tweede lid Wet Bibob juncto artikel 3, eerste lid Wet Bibob en de APV (het nemen van besluit voor het exploiteren van een horecabedrijf, een prostitutie-bedrijf, een seks-inrichting of een speelautomaten-hal);

artikel 27, derde lid Drank- en Horecawet juncto artikel 3 Wet Bibob;

artikel 31, tweede en derde lid Drank en Horecawet juncto artikel 3 Wet Bibob;

artikel 30c, eerste lid onder c, artikel 30e, derde lid, artikel 30f, derde lid en artikel 30k, vierde lid Wet op de Kansspelen juncto artikel 3 Wet Bibob.

art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 en 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.52

opvragen van strafregistergegevens en het vragen van inlichtingen uit de algemene documentatieregisters op grond van artikelen 9 tot en met 13 van de wet en artikel 15 van het Besluit justitiële gegevens ten behoeve van:

artikel 2.20, lid 1 en lid 2 Wabo;

artikel 2.20, lid 1 en lid 2 Wabo juncto artikel 5.19, lid 4, onder b Wabo

art. 9 t/m 13 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, art. 13 en 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens

college

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.53

vragen van politiegegevens in verband met de beoordeling van het levensgedrag als bedoeld in de artikelen:

3.10, eerste lid, onder b;

3.11, derde lid, onder e;

3.24, aanhef en onder b;

3.29, eerste lid, onder b van de APV 2008 en;

4, lid 1, onder b van het Speelauto-matenbesluit 2000

Wet politiegegevens, Besluit politiegegevens

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.54

vragen van politiegegevens op grond van artikel 4:3, eerste lid, onder l Besluit politiegegevens in verband met de beoordeling op grond van de Wet Bibob als bedoeld in:

artikel 7, eerste en tweede lid Wet Bibob juncto artikel 3, eerste lid Wet Bibob en artikel 4 Besluit Bibob;

artikel 27, derde en vierde lid Drank- en Horecawet juncto artikel 3 Wet Bibob;

artikel 31, tweede lid Drank- en Horecawet juncto artikel 3 Wet Bibob

art. 4:3, lid 1, aanhef en onder l, Besluit politiegegevens

burge-meester

mandaat

VZ

nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.55

vragen van politiegegevens op grond van artikel 4:3, eerste lid, onder l Besluit politiegegevens in verband met de beoordeling op grond van de Wet Bibob als bedoeld in:

artikel 2.20, lid 1 Wabo;

artikel 2.20, lid 1 juncto artikel 5.19, lid 4, onder b Wabo

art. 4:3, lid 1, aanhef en onder l van het Besluit politie-gegevens

college

mandaat

VZ

Y.56

aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen van het proces-verbaal met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 en artikel N 9 Kieswet

art. N 11 Kieswet

burge-meester

mandaat

VZ

betreft overige verkiezingen en referenda; wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.57

aanwijzen van ambtenaren voor het in ontvangst nemen en aftekenen van ondersteuningsver-klaringen

art. H 4 Kieswet

burge-meester

mandaat

VZ

betreft overige verkiezingen en referenda ;wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.58

behandelen van aanvragen voor het verkrijgen van een vervangende stempas

art. J 8 Kieswet

burge-meester

mandaat

VZ

betreft overige verkiezingen en referenda;wellicht nadere regels en aanvullende criteria ten behoeve van stedelijke regie

Y.59

verkorten van de aanmeldingstermijn voor een optocht, het geven van voorschriften en het verbieden van een optocht

art. 2.34, lid 3, 2.35, 2.36, lid 1 APV

burge-meester

mandaat

VZ

Y.60

beslissen op aanvragen voor het verkrijgen van een geschiktheids-verklaring voor een pand als prostitutiebedrijf

hoofdstuk 6A Bouw-verordening 2003

college

mandaat

DB

 

TOELICHTING PER ARTIKEL

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

Artikel 1: de stadsdelen

Dit artikel regelt hoeveel en welke stadsdelen en gebieden er binnen de gemeente Amsterdam zijn. Het aantal stadsdelen en de aangewezen gebieden blijven hetzelfde. De grenzen van de stadsdelen en de 22 gebieden zijn aangegeven op de kaart, die als bijlage 1 bij de verordening is opgenomen. Opmerking verdient dat grote delen van Westpoort met ingang van 1 januari 2015 aan de stadsdelen West en Nieuw-West zijn toegevoegd. Voor het deel van Westpoort dat tot de haven hoort, geldt echter dat het geen onderdeel uitmaakt van de stadsdelen of gebieden. De ingezetenen van dat deel van Westpoort kunnen dus niet voor een stadsdeelcommissie stemmen. Het aantal (stemgerechtigde) ingezetenen van dat deel is overigens zeer beperkt.

Hoofdstuk 2 - Inrichting en samenstelling dagelijks bestuur

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college of de burgemeester aan hen zijn overgedragen.

Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurscommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Het orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven.

Artikel 2: dagelijks bestuur

Met het eerste lid stelt het college per stadsdeel een bestuurscommissie in. In het tweede lid staat dat de bestuurscommissie bestaat uit drie leden en dat het college de leden van het dagelijks benoemt en ontslaat. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat het instellend orgaan de inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie moet regelen. In dat lid is verder geregeld dat het college de voorzitter benoemt.

Verder volgt uit dit artikel dat het college niet alleen over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur gaat maar ook een oordeel kan uitspreken over het functioneren van die leden. In het uiterste geval kan het college een lid van het dagelijks bestuur in elk geval ontslaan. Signalen uit de raad of de stadsdeelcommissie kunnen bij het vormen van een oordeel een rol spelen, maar de uiteindelijke bevoegdheid ligt bij het college.

Artikel 3: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad en het college een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). De onverenigbaarheid geldt op het moment dat het dagelijks bestuur wordt geïnstalleerd. Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). In dit artikel wordt een aantal van deze artikelen voor het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing verklaard.

Verder geldt, net als voor collegeleden, voor de leden van het dagelijks bestuur dat zij ingezetene van de gemeente Amsterdam moeten zijn. De leden van het dagelijks bestuur hoeven niet per se in het stadsdeel te wonen waar zij in het dagelijks bestuur zitting nemen. Dat er affiniteit met het stadsdeel is kan ook op andere wijze blijken, bijvoorbeeld als zij een onderneming hebben in het stadsdeel. Voor de onverenigbare betrekkingen is tot slot nog van belang dat, in aanvulling op hetgeen in de verordening is bepaald, in de Gemeentewet staat dat in een door het college ingestelde bestuurscommissie geen leden van de gemeenteraad zitting kunnen hebben (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). Dat is hier dus ook van toepassing.

Artikel 4: eed of verklaring en belofte

De leden van het dagelijks bestuur leggen een eed of verklaring en belofte af. De leden van het nieuwe dagelijks bestuur leggen hun eed of verklaring en belofte zoveel mogelijk tegelijkertijd met de leden van het nieuwe college af. Als dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat de onderhandelingen hierover nog niet zijn afgerond, dan doen de leden van het dagelijks bestuur dit één raadsvergadering later. Bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte in handen van de voorzitter van het dagelijks bestuur afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 41a van de Gemeentewet.

Artikel 5: reglement van orde en adviescommissies

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur zelf een reglement van orde voor de vergaderingen vaststelt. Het college zal een format opstellen voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl het dagelijks bestuur wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat het dagelijks bestuur ook adviescommissies kan instellen om zich ook door andere organisaties van advies te laten dienen. De stadsdeelcommissies kunnen deze adviezen desgewenst ook bij hun adviezen betrekken.

Artikel 6: vergaderingen

Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet) en dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van toepassing zijn. In het tweede lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de door het dagelijks bestuur opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit om te zorgen dat er een goede verantwoording richting de gemeenteraad, het college en de burgemeester mogelijk is.

Artikel 7: bestuurssecretaris

In het eerste lid is bepaald dat elk dagelijks bestuur over een bestuurssecretaris beschikt. Deze wordt door het college aangesteld. Aangezien de bestuurssecretaris een ambtenaar is en dus ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft het dagelijks bestuur bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met het dagelijks bestuur plaatsvindt.

Verder is bepaald dat de bestuurssecretaris de voorzitter en het dagelijks bestuur bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. Dit betreft dus feitelijk de stadsdeelsecretaris. Naar analogie is dan ook in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het vierde lid geregeld dat het college ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.

Artikel 8:beeindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Voor wat betreft de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur zijn de bepalingen inzake de beëindiging van het lidmaatschap van het college van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen maar ook dat hij vanwege politieke redenen kan worden ontslagen (eerste lid). Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Dit om belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weg te nemen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.

Artikel 9: taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

In dit artikel is in het verwoord wat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur zijn. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken en alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door het college aan hem zijn opgedragen.

Voor de concrete invulling van de taken en bevoegdheden wordt verwezen naar twee bijlagen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door het college en de burgemeester aan het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gemandateerd of gedelegeerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft gemandateerd of gedelegeerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister bevatten een limitatieve opsomming van hetgeen het dagelijks bestuur in formele zin mag doen.

Artikel 10: taken en bevoegdheden voorzitter

In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Hij leidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur en oefent de taken en bevoegdheden uit die door de burgemeester aan hem zijn gemandateerd. Verder is aangesloten bij de bepalingen die voor wat betreft de taken en bevoegdheden van de burgemeester in artikel 170 van de Gemeentewet zijn opgenomen. Denk aan de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten.

Artikel 11: bekendmaking besluiten dagelijks bestuur

Bepaald is dat de besluiten van het dagelijks bestuur op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur.

Artikel 12: advies dagelijks bestuur

In de artikelen 12 tot en met 17 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en het college en de burgemeester anderzijds. In dat kader wordt in het eerste lid van artikel 12 geregeld dat het college en de burgemeester het dagelijks bestuur bij de voorbereiding van stedelijke kaders betrekt als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur of als het dagelijks bestuur een rol krijgt in de uitvoering van die kaders. Daarnaast staat in het tweede lid dat het college en de burgemeester advies moeten vragen aan het dagelijks bestuur als zij voornemens zijn de genoemde stedelijke kaders vast te stellen of anderszins voornemens is een besluit te nemen dat het stadsdeel raakt. Het dagelijks bestuur legt alle adviesaanvragen op grond van artikel 19 ook aan de stadsdeelcommissie voor. De stadsdeelcommissie beslist vervolgens waarover advies wordt uitgebracht.

In het derde lid staat dat het college en de burgemeester bij het inwinnen van het advies alle informatie dienen te verstrekken die nodig is om op een goede manier te kunnen adviseren. Het college en de burgemeester stellen op grond van het vierde lid voor het advies een termijn vast. Die bedraagt, uitzonderlijke gevallen daargelaten, in elk geval vier weken. Bij uitzonderlijke gevallen kan gedacht worden aan de situatie waarin een besluit op zeer korte termijn genomen moet worden. Tot slot staat in het vijfde lid dat het college en de burgemeester de adviezen van het dagelijks bestuur samen met het voorstel aan de raad of het college voorleggen en dus steeds inzichtelijk maken wat er precies geadviseerd is. Daarnaast moet het college of de burgemeester, als er van het advies wordt afgeweken, in de stukken duidelijk uitleggen waarom er van het advies afgeweken is.

Artikel 13: toelichting dagelijks bestuur

Als een onderwerp aan de belangen van een of meerdere stadsdelen raakt, dan kan het dagelijks bestuur niet alleen om advies worden gevraagd. De verordening biedt het college of de burgemeester in dat geval ook de mogelijkheid een of meer leden van het dagelijks bestuur bij de collegevergadering aanwezig te laten zijn om het standpunt van het dagelijks bestuur toe te lichten. Overigens is ook denkbaar dat een van de leden van het college een of meer leden van het dagelijks bestuur uitnodigt voor zijn of haar staf. Dit is ter beoordeling van de individuele leden van het college.

Artikel 14: inlichtingen dagelijks bestuur

Op grond van het eerste lid kan het college en de burgemeester inlichtingen vragen aan het dagelijks bestuur of hun secretaris. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Bij technische of juridische redenen kan gedacht worden aan de situatie dat problemen met de server of bijvoorbeeld geheimhouding verspreiding van informatie belet. Tot slot biedt het derde lid het college en de burgemeester de bevoegdheid om het dagelijks bestuur op te dragen periodiek informatie te verstrekken.

Artikel 15: terugnemen bevoegdheden

In de verordening is voorzien in correctiemechanismen tussen het college en de burgemeester enerzijds en het dagelijks bestuur anderzijds. Aan het dagelijks bestuur zijn voornamelijk taken en bevoegdheden gedelegeerd. Dit betekent dat de taken en bevoegdheden worden overgedragen. Het dagelijks bestuur gaat deze dus onder zijn eigen verantwoordelijkheid uitoefenen.

Dit betekent echter niet dat er geen verantwoording hoeft te worden afgelegd. Het delegerende bestuursorgaan blijft verantwoordelijk voor de delegatie en het laten voortbestaan daarvan. Bovendien geldt voor een bestuurscommissie dat die altijd verantwoording af moet leggen aan het orgaan dat hem heeft ingesteld. In de verhouding tussen de gemeenteraad en het college en het dagelijks bestuur betekent dit dat de raad het college dus weliswaar niet in concrete gevallen kan aanspreken over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid door het dagelijks bestuur maar dat de raad het college wel kan vragen in meer algemene zin verantwoording af te leggen. Het college kan op zijn beurt dan het dagelijks bestuur weer aanspreken. Het resultaat hiervan kan daarna dan een aanscherping van de beleidsregels zijn of het intrekken van het delegatiebesluit.

In dat kader is in de eerste plaats in de verordening bepaald dat de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen worden teruggenomen. Dit kan incidenteel of structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welk dagelijks bestuur het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met het betrokken dagelijks bestuur plaatsvindt.

Artikel 16: indeplaatsstelling

De verordening biedt ook de mogelijkheid om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan.

Kort gezegd kan het college tot indeplaatsstelling overgaan indien een dagelijks bestuur een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. Het college voorziet daar dan namens en ten laste van het dagelijks bestuur in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die het dagelijks bestuur moet worden gegund om een verzuim te herstellen.

Artikel 17: schorsing en vernietiging

In aanvulling op de mogelijkheid om bevoegdheden terug te nemen voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van het dagelijks bestuur te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Bij de invulling van dit correctiemechanisme is aansluiting gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is. Van belang is echter wel dat er in dit geval geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Er is sprake van verlengd lokaal bestuur en er is dus geen verhouding die vergelijkbaar is met de verhouding die er bijvoorbeeld tussen de gemeenten en het Rijk en de provincies is. Het middel kan dus in beginsel breder worden ingezet dan binnen het reguliere interbestuurlijk toezicht het geval is. Voor de vernietiging zijn verschillende procedurele voorschriften opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat het dagelijks bestuur, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden.

Artikel 18: toelichting dagelijks bestuur

In de artikelen 18 en 19 van de verordening zijn voorschriften opgenomen die zien op de verhouding tussen het dagelijks bestuur enerzijds en de raad en de stadsdeelcommissie anderzijds. Het dagelijks bestuur kent een directe verantwoordingsrelatie tot het college, niet tot de raad en de stadsdeelcommissie. Dit komt tot uitdrukking in de volgende werkwijze.

Zo kunnen een of meer leden van het dagelijks bestuur een vergadering van de raadscommissies van de gemeenteraad bijwonen waar een onderwerp wordt behandeld waarbij de belangen van het dagelijks bestuur betrokken zijn. Daar kunnen zij hun standpunt toelichten. Dit kan alleen op verzoek van het college of de burgemeester. Het dagelijks bestuur heeft geen eigenstandige positie richting de gemeenteraad maar ontleent zijn bevoegdheden aan het college. De raad kan het college wel verzoeken om aanwezigheid van een of meer leden van het dagelijks bestuur. Het is aan het college om te beoordelen of een toelichting door een of meer leden van het dagelijks bestuur daarbij aangewezen is.

Een lid van het dagelijks bestuur vervangt het betrokken lid van het college in die zin ook niet. Het lid van het dagelijks bestuur neemt naast het desbetreffende lid van het college plaats en licht toe welke afwegingen er door het dagelijks bestuur zijn gemaakt.

Er is een belangrijk verschil tussen de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 18 in de vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad kan geven en de toelichting die een lid van het dagelijks bestuur op grond van artikel 13 in een vergadering van het college kan geven. Voor het college geldt dat het dagelijks bestuur het eerste aanspreekpunt is als het gaat over zaken die in een stadsdeel spelen. Een lid van het dagelijks bestuur kan dus voor de vergaderingen van het college worden uitgenodigd en het woord voeren als het gaat om een onderwerp dat het stadsdeel raakt.

Voor de raadscommissie van de gemeenteraad is echter de stadsdeelcommissie primair de gesprekspartner als het om de belangen van het stadsdeel gaat. Een lid van het dagelijks bestuur kan in de vergaderingen van de raadscommissie van de gemeenteraad daarom alleen het standpunt van het dagelijks bestuur toelichten indien het om de belangen van het dagelijks bestuur gaat. Bijvoorbeeld als een door het dagelijks bestuur genomen besluit aan de orde komt.

Artikel 19: Afspraken en advies stadsdeelcommissie

De stadsdeelcommissie voorziet primair het dagelijks bestuur gevraagd van advies. In het eerste lid van artikel 19 is in dat verband bepaald dat het dagelijks bestuur alle adviesaanvragen die het van het college ontvangt, voorlegt aan de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie bepaalt vervolgens of zij over het beleidsvoornemen advies wenst uit te brengen. De stadsdeelcommissie bepaalt zelf waar zij haar tijd voor wil inzetten.

In het tweede lid is bepaald dat het dagelijks bestuur daarnaast in elk geval advies vraagt aan de stadsdeelcommissie als het voornemens is een taak of bevoegdheid uit te oefenen waarbij een uniforme openbare voorbereidingsprocedure in de zin van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht of inspraak in de zin van de Algemene inspraakverordening aan de orde is. Dat geldt ook als er producten voor de gebiedscyclus worden opgesteld. De leden van de gebiedscommissies zijn daarbij een belangrijke raadgever. Als er advies moet worden gevraagd, dan bespreekt het dagelijks bestuur met de stadsdeelcommissie op welke wijze inwoners en ondernemers bij de besluitvorming worden betrokken en stelt het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie in de gelegenheid advies uit te brengen. De stadsdeelcommissie bepaalt welke rol de gebiedscommissies hierin hebben.

Het dagelijks bestuur is in bovenstaande gevallen dus verplicht om advies te vragen. Dit neemt niet weg dat het dagelijks bestuur ook in andere gevallen om advies kan vragen. Het is aan het dagelijks bestuur om te bepalen welke adviezen er verder nog aan de stadsdeelcommissie worden gevraagd en in welke gevallen er afspraken worden gemaakt over de wijze waarop inwoners en ondernemers bij de voorbereiding van de besluitvorming worden betrokken. Dit kan ook in hele concrete gevallen zijn. Verder is van belang dat de stadsdeelcommissie ook ongevraagd adviezen kan uitbrengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Een signaal of advies kan dus ook op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda komen.

Voor wat betreft het voorgenomen besluit is overigens wel opgenomen dat het om voorgenomen besluit moet gaan dat op initiatief van het dagelijks bestuur wordt genomen. Dit is anders als het dagelijks bestuur voornemens is een besluit te nemen op grond van een door een inwoner of ondernemer aangevraagde vergunning of ontheffing. In de gevallen waarin een inwoner of ondernemer namelijk een vergunning of ontheffing aanvraagt en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wettelijk voorgeschreven is, is er geen tijd en ruimte om de stadsdeelcommissie om advies te vragen.

Bij het inwinnen van het advies moet het dagelijks bestuur op grond van het derde en vierde lid alle informatie verstrekken die voor het geven van advies nodig is en ook een termijn voor het geven van het advies stellen. De adviestermijn dient daarbij in de regel vier weken te zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan het dagelijks bestuur een kortere termijn vaststellen. Te denken valt aan een besluit dat vanwege onvoorziene omstandigheden op korte termijn genomen moet worden. Bovendien moet het dagelijks bestuur dan uitleggen waarom het dat doet. Gelet op het belang dat aan het lokale geluid wordt gehecht, maakt het dagelijks bestuur in de besluitvorming steeds inzichtelijk wat de inhoud van het advies is geweest en hoe dit advies in de definitieve besluitvorming een plaats heeft gekregen. Het advies is zwaarwegend. Dit betekent in de eerste plaats dat als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen is vastgesteld, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, het dagelijks bestuur het advies in beginsel overneemt en daar alleen in uitzonderlijke gevallen vanaf wijkt. Daarnaast brengt het gewicht dat aan het advies wordt toegekend ook met zich mee dat als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies van de stadsdeelcommissie afwijkt, het dagelijks bestuur motiveert waarom dit het geval is. Dit doet het dagelijks bestuur ook als er geen sprake is van een advies dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen.

Artikel 20: budget voor het dagelijks bestuur

De dagelijks besturen ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van het budget wordt bepaald in de begroting die door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

Artikel 21: gebiedscyclus

Het dagelijks bestuur stelt elke nieuwe bestuursperiode van vier jaar voor alle gebieden in het stadsdeel een gebiedsagenda op. Deze agenda komt tot stand op basis van een gebiedsanalyse en de inbreng van bewoners, ondernemers, de Resultaat Verantwoordelijke Eenheid van de gemeente en verdere partners in het gebied. De leden van de gebieds- en stadsdeelcommissie zijn bij totstandkoming van alle producten voor de gebiedscyclus een belangrijke raadgever. De gebiedsagenda benoemt de belangrijkste prioriteiten voor de bestuursperiode in de gebieden. De gemeenteraad stelt deze vast.

Het meerjarig programmeren en prioriteren van de inzet in de gebieden maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk in het gebiedsplan dat elk jaar wordt vastgesteld. In het gebiedsplan staat vermeld welke zaken worden aangepakt in het komende kalenderjaar. Ook wordt opgenomen welke zaken om agendering vragen in de aanloop naar de voorjaarsnota, met het oog op uitvoering in een volgend kalenderjaar. De gebiedsplannen worden vastgesteld door het dagelijks bestuur in december opdat de uitvoering in januari van start kan gaan.

Parallel aan het opstellen van de gebiedsplannen voor het komende jaar stelt het dagelijks bestuur, geadviseerd door stadsdeelcommissie, jaarlijks een verantwoordingsdocument op. Daarin wordt gemotiveerd inzicht geboden in de realisatie van de gebiedsplannen in het afgelopen jaar. Dit document wordt in het eerste kwartaal van elk kalenderjaar aangeboden aan het college zodat het onderdeel kan uitmaken van de gemeentelijke jaarrekening. De gebiedscyclus loopt daarmee gelijk op met de planning- en controlcyclus van de gemeente.

Het dagelijks bestuur levert deze producten voor een door het college te bepalen datum en ook verder overeenkomstig de door het college vastgestelde voorschriften aan.

Artikel 22: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Met de Financiële verordening gemeente Amsterdam, die de raad op 22 januari 2014 heeft vastgesteld, wordt de verordening bedoeld die iedere gemeente op grond van artikel 212 van de Gemeentewet verplicht is vast te stellen. Op basis van dit artikel worden beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten vastgesteld die onder andere verplichtingen bevatten waaraan alle gemeentelijke organisatieonderdelen moeten voldoen. Deze gelden ook voor de dagelijks besturen.

Hoofdstuk 3 - Inrichting en samenstelling stadsdeelcommissie

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 84 van de Gemeentewet kunnen daarbij ook commissies ingesteld worden die de gemeenteraad, het college of de burgemeester van advies voorzien. In dit hoofdstuk wordt in de instelling van dergelijke adviescommissies door de gemeenteraad voorzien. Deze commissies worden daarbij ingesteld per stadsdeel en om die reden worden ze stadsdeelcommissies genoemd. De stadsdeelcommissie heeft als taak om gevraagd en ongevraagd adviezen uit te brengen over ontwikkelingen in de buurten en wijken en over stedelijke kaders. Ook onderhoudt en versterkt zij netwerken van inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij benut, faciliteert en stimuleert verschillende vormen van burgerparticipatie.

Artikel 23: leden en voorzitter stadsdeelcommissie

Met het eerste lid stelt de raad per stadsdeel een stadsdeelcommissie in. In het tweede lid staat dat er voor de samenstelling van die commissie verkiezingen per gebied worden gehouden. De zeven stadsdelen zijn ingedeeld in 22 gebieden. Het aantal leden per gebied wordt vastgesteld op basis van het aantal inwoners. Per gebied worden in elk geval vier leden gekozen en per 10.000 inwoners komt daar vervolgens één lid van de gebiedscommissie bij met een maximum van zes leden. De gebiedscommissies vormen tezamen de stadsdeelcommissie. Het is de stadsdeelcommissie die als geheel vergadert en adviezen vaststelt. De stadsdeelcommissie kiest op grond van het derde lid uit haar midden een voorzitter. Die heeft tot taak de vergaderingen van de stadsdeelcommissie te leiden. Dit kan per vergadering ook een andere voorzitter zijn. Daarnaast staat in het vierde lid dat de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie elke vier jaar, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen, plaatsvinden. In het vijfde lid staat tot slot dat voor het inwonertal van het gebied de van gemeentewege openbaar gemaakte bevolkingscijfers bepalend zijn. Dit betreft dan de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie.

Artikel 24: verkiezingen stadsdeelcommissie

In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij de verkiezing van volksvertegenwoordigers in Nederland inmiddels gebruik is. Een lijst kan ook uit één persoon bestaan.

In het tweede lid wordt een uitzondering op de Kieswet gemaakt. De kring van kiesgerechtigden wordt namelijk uitgebreid. Een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, kan al stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van drie jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt daarentegen uitgegaan van een periode van vijf jaar. Deze eis van ingezetenschap geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden deze eisen niet omdat zij onmiddellijk stemrecht hebben.

Verder is in het derde lid in afwijking van de Kieswet geregeld dat het hoofdstembureau en het centraal stembureau niet per gebied maar per stadsdeel worden ingesteld. De taken van die stembureaus zijn beperkt en het is dus onnodig hier in 22 afzonderlijke hoofd- en centraal stembureaus te voorzien. In het vierde lid staat dat de lijsten met een stemcijfer van 25% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Dit zodat partijen bij de restzetelverdeling al een zetel kunnen verwerven als zij 25% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Daarmee wordt de kiesdrempel aanmerkelijk lager. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen. Hiermee wordt dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.

Op grond van het vijfde lid kunnen niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, is bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen zonder dat zij aan de formele vereisten uit Kieswet hoeven te voldoen zoals het overleggen van een notariële akte en een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Verder hoeven zij ook geen waarborgsom te betalen. Ook niet voor de kandidaatstelling (zesde lid). Groeperingen

hoeven zich overigens niet te laten registreren. Zij nemen dan aan de verkiezingen deel zonder een aanduiding (specifieke naam) boven de kandidatenlijst, een zogenaamde 'blanco lijst'.

Op grond van het zevende lid kan het college nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten en een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de stadsdeelcommissies hoeven te registreren. Ook kan het college voorschriften stellen die ertoe strekken dat de bestuurscommissies verantwoordelijk zijn voor de registratie, de kandidaatstelling en de verwerking van de verkiezingsuitslagen.

In het achtste lid is de regeling uit de Kieswet voor de vervulling van een opengevallen plaats van overeenkomstige toepassing verklaard. In aanvulling daarop wordt het eerste lid van artikel W4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard (negende lid). Als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan geldt het volgende. Met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt dan beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt dan toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.

Artikel 25: passief kiesrecht stadsdeelcommissie

Om als lid van de stadsdeelcommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In aanvulling daarop is gesteld dat de kandidaat ingezetene van het desbetreffende gebied moet zijn.

Verder is in uitzondering op artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet geregeld dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, zich al na drie jaar verkiesbaar kan stellen. Voor de verkiezingen voor de gemeenteraad wordt uitgegaan van vijf jaar. Dit betekent dat de periode voor de stadsdeelcommissie met twee jaar wordt verkort en een ingezetene van buiten de Europese Unie dus eerder voor de stadsdeelcommissie verkiesbaar is. Deze eis geldt alleen voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen uit EU-lidstaten is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht.

Artikel 26: vereisten lidmaatschap stadsdeelcommissie, onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet). Deze bepalingen worden in dit artikel op de leden van de stadsdeelcommissie van overeenkomstige toepassing verklaard. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Zo wordt voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

Overigens is nog van belang dat het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie op grond van artikel 13 van de Gemeentewet onverenigbaar is met de functie van ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dit omdat het vanuit het oogpunt van dualisme niet wenselijk is dat een ambtenaar die ondergeschikt is aan het college zitting heeft in een commissie die door de raad is ingesteld. Dat deze functies onverenigbaar zijn betekent echter niet dat ambtenaren van de gemeente Amsterdam al bij hun kandidaatstelling ontslag moeten nemen. Het moment van installatie is voor artikel 13 van de Gemeentewet beslissend. Ambtenaren kunnen zich dus eerst kandidaat stellen en aan de verkiezingen deelnemen en pas als zij gekozen zijn en ook daadwerkelijk zitting in de stadsdeelcommissie willen nemen, dienen zij ontslag te nemen.

Artikel 27: eed of verklaring en belofte

De leden van de stadsdeelcommissie leggen een eed of verklaring en belofte af. Dit doen zij op grond van het eerste lid na de verkiezingen tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad ten overstaan van de burgemeester. Bij tussentijdse benoemingen wordt de eed of verklaring en belofte in handen van de voorzitter afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 14 van de Gemeentewet.

Artikel 28: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging

Voor de beëindiging van het lidmaatschap van de stadsdeelcommissie gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van de stadsdeelcommissie hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van de stadsdeelcommissie bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 29: reglement van orde

In dit artikel is geregeld dat de stadsdeelcommissie een reglement van orde voor de vergaderingen en de andere werkzaamheden vast stelt. Er zal een format worden opgesteld voor een reglement zodat in de zeven stadsdelen niet zeven keer het wiel uitgevonden hoeft te worden terwijl de stadsdeelcommissie wel de ruimte kan nemen die het nodig acht om invulling te geven aan een wijze van overleg die past bij de lokale cultuur. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien.

Artikel 30: advies en agendering

De stadsdeelcommissie heeft in de eerste plaats tot taak aan het dagelijks bestuur advies uit te brengen. Het brengt dan advies uit aan het dagelijks bestuur over aangelegenheden die het stadsdeel of een in het stadsdeel gelegen gebied betreffen. Dit advies is daarbij zwaarwegend. Dit betekent in de eerste plaats dat als de stadsdeelcommissie een advies heeft gegeven dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen, en het advies niet strijdig is met stedelijke of budgettaire kaders, het dagelijks bestuur het advies in beginsel overneemt en daar alleen in uitzonderlijke gevallen vanaf wijkt. Daarnaast brengt het gewicht dat aan het advies wordt toegekend ook met zich mee dat als het dagelijks bestuur in het uiteindelijke besluit van het advies van de stadsdeelcommissie afwijkt, het dagelijks bestuur motiveert waarom dit het geval is. Dit doet het dagelijks bestuur ook als er geen sprake is van een advies dat met een meerderheid van stemmen tot stand is gekomen.

Daarnaast heeft de stadsdeelcommissie een agenderingsrecht: de commissie kan onderwerpen voor de overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur agenderen die naar het oordeel van de stadsdeelcommissie noodzakelijk zijn. De stadsdeelcommissie is vrij in de onderwerpen die zij wenst te agenderen. Onderwerp van agendering kan ook de taken en bevoegdheden van het college en de raad betreffen; de twee organen aan wie de commissie niet direct adviseert. In het tweede lid is aangegeven dat de stadsdeelcommissie ook inzichtelijk moet maken wat het draagvlak in het gebied of het stadsdeel voor het advies of het geagendeerde onderwerp is. Gedachte hierbij is dat de stadsdeelcommissie steeds uitlegt welke signalen er van inwoners en ondernemers zijn ontvangen, hoe zij bij de uitwerking van een specifiek advies of onderwerp zijn betrokken en wat de uitkomst daarvan was.

In het derde lid is vervolgens benadrukt dat de stadsdeelcommissie niet tot een advies dat met meerderheid van stemmen zal worden vastgesteld, hoeft te komen. In een advies of bij de agendering van een onderwerp kunnen ook verschillende standpunten van de stadsdeelcommissie worden weergegeven. Het is volledig aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven. Het dagelijks bestuur moet dan aan de hand van die verschillende standpunten een afweging maken.

Artikel 31: ondersteuning buurtinitiatieven

De stadsdeelcommissie heeft ook tot taak buurtinitiatieven te ondersteunen. Zij signaleert, agendeert en adviseert over dergelijke initiatieven. De raad stelt het budget voor de ondersteuning van de buurtinitiatieven vast. Vervolgens verleent het dagelijks bestuur uit deze subsidies op basis van de adviezen van de stadsdeelcommissie. Over het beschikbaar stellen van budgetten voor dergelijke initiatieven, adviseert de commissie het dagelijks bestuur, binnen het daartoe door de gemeenteraad vastgestelde budget. Het dagelijks bestuur zorgt vervolgens voor de verantwoording. Voor deze systematiek is gekozen omdat de stadsdeelcommissie geen beslissingsbevoegdheden heeft.

Artikel 32: overlegvergaderingen dagelijks bestuur

De stadsdeelcommissie kent twee typen vergaderingen, beschreven in de artikelen 32 en33. Dit betreft in de eerste plaats de vergaderingen die door het dagelijks bestuur worden uitgeschreven, dat zijn de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur (artikel 32). Daarnaast kan de stadsdeelcommissie ook zelf vergaderingen uitschrijven (artikel 33). De eerste vorm is in deze verordening enigszins ingekaderd. Het tweede type vergadering is vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om daar vorm en inhoud aan te geven en te bepalen hoe en in welke samenstelling die vergaderingen plaatsvinden.

Het dagelijks bestuur schrijft, buiten de recesperiodes van de raad, elke maand twee overlegvergaderingen met het dagelijks bestuur uit. Doel van deze vergaderingen is het vaststellen van de adviezen die gereed zijn, het bespreken van adviezen die in voorbereiding zijn en het bespreken van de onderwerpen die de stadsdeelcommissie heeft geagendeerd. De overlegvergaderingen worden op grond van het eerste lid van dit artikel door het dagelijks bestuur uitgeschreven, maar de stadsdeelcommissie beslist of en zo ja, welke leden van het dagelijks bestuur daarbij aanwezig moeten zijn en de voorzitter van de stadsdeelcommissie zit de vergaderingen voor. Het initiatief ligt dus bij het dagelijks bestuur, maar de invulling is aan de stadsdeelcommissie. Verder is in het tweede lid aangegeven dat als de leden van het dagelijks bestuur op verzoek van de stadsdeelcommissie bij de vergadering aanwezig zijn, zij aan de beraadslaging deelnemen. In het derde lid staat dat tijdens de vergaderingen in de eerste plaats de adviezen van de stadsdeelcommissie worden vastgesteld.

Uit het vierde lid volgt, zoals hiervoor opgemerkt, dat tijdens de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur verder de adviezen worden besproken die de stadsdeelcommissie in voorbereiding heeft, de adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd en die onderwerpen die op initiatief van de stadsdeelcommissie op de agenda zijn geplaatst. De adviezen die door het college aan het dagelijks bestuur zijn gevraagd worden geagendeerd zodat kan worden besproken of er aanleiding is de stadsdeelcommissie bij die adviesaanvraag te betrekken.

De vergaderingen zijn openbaar en vinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel plaats (lid 5) en op grond van het zesde lid zijn de artikelen 19 en 20 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33: overige vergaderingen stadsdeelcommissie

De stadsdeelcommissies zijn vrij om, naast de plenaire vergaderingen en de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur, andere vergaderingen te beleggen. Voor die vergaderingen geldt op grond van het eerste lid dat die door de voorzitter van de stadsdeelcommissie worden uitgeschreven. Deze vergaderingen zijn, zoals gezegd, vormvrij. Het is aan de stadsdeelcommissie om te bepalen welke onderwerpen worden geagendeerd en in welke samenstelling er wordt vergaderd. Er kunnen ook vergaderingen per gebied worden belegd.

Ook voor deze vergaderingen geldt dat ze openbaar zijn en plaatsvinden op het stadsdeelkantoor of een andere plek binnen het stadsdeel (lid 2) en op grond van het derde lid zijn de artikelen 17 tot en met 20 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34: commissiesecretaris

In dit artikel is bepaald dat voor elke stadsdeelcommissie een ambtelijk secretaris wordt aangewezen. Deze commissiesecretaris heeft tot taak de voorzitter en de stadsdeelcommissie bij de uitoefening van hun taak terzijde te staan.

Artikel 35: informatie dagelijks bestuur

In dit artikel is geregeld dat het dagelijks bestuur de stadsdeelcommissie van alle benodigde informatie voorziet voor die gevallen waarin onderwerpen op initiatief van de stadsdeelcommissie voor de overlegvergaderingen tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur worden geagendeerd. Als het onderwerp in de overlegvergadering is besproken, maakt het dagelijks bestuur inzichtelijk wat met de uitkomst van die bespreking is gedaan.

Artikel 36: toelichting en agendering raadscommissie

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor één of meer leden van de stadsdeelcommissie om een toelichting te geven in een vergadering van een raadscommissie van de gemeenteraad. Dit kan als een onderwerp wordt besproken waarover de stadsdeelcommissie advies heeft uitgebracht, het dagelijks bestuur ten onrechte geen advies heeft gevraagd of als er een onderwerp wordt besproken dat op initiatief van de stadsdeelcommissie is geagendeerd. In die gevallen dat een onderwerp niet in de vergadering van een raadscommissie aan de orde komt, kan de stadsdeelcommissie het alsnog voor de agenda van de raad aandragen. Dit bijvoorbeeld als een onderwerp naar het oordeel van de stadsdeelcommissie ten onrechte niet naar aanleiding van een initiatief door het dagelijks bestuur is geagendeerd of als de commissie meent dat er door het dagelijks bestuur in verband met een adviesaanvraag of een initiatief van de stadsdeelcommissie te weinig informatie is verstrekt. De stadsdeelcommissie kan onderwerpen alleen aandragen voor bespreking in de vergadering van de raadscommissie. De gemeenteraad bepaalt vervolgens zelf of het onderwerp op de agenda komt. Als het onderwerp dan in de raadscommissie wordt besproken, kunnen een of meer leden van de stadsdeelcommissie tijdens die vergadering een toelichting geven. De toelichting kan zowel op verzoek van de raadscommissie als op verzoek van de stadsdeelcommissie worden gegeven.

Hoofdstuk 4 - Overgangsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt in verband met de invoering van het nieuwe bestuurlijk stelsel in overgangsrecht voorzien.

Artikel 37: verkiezingen stadsdeelcommissies

In dit artikel wordt benadrukt dat de bepalingen uit dit hoofdstuk die zien op verkiezingen alleen gelden voor de verkiezingen op 21 maart 2018.

Artikel 38: voorbereiding van de verkiezingen

De bestuurscommissies die in 2014 op grond van de verordening op de bestuurscommissies waren ingesteld, organiseren op grond van dit artikel de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Dit betekent dat deze bestuurscommissies zorgen voor een centraal stembureau. Dat stembureau registreert bijvoorbeeld de groeperingen die aan de verkiezingen deelnemen en stelt de verkiezingsuitslag vast. Om onnodige bureaucratie te voorkomen worden de centrale stembureaus niet per gebied maar per stadsdeel ingesteld.

Artikel 39: registratie groepering

Uitgangspunt bij de voorschriften voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie is dat deze zo naadloos mogelijk aansluiten op de voorschriften die er voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies waren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de rechten die reeds geregistreerde groeperingen op grond van de Kieswet hebben of groeperingen die op dit moment over zetels in het algemeen bestuur van de bestuurscommissies beschikken, zoveel mogelijk worden gerespecteerd. In dat verband is in artikel 40 geregeld dat groeperingen die zich voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies hebben geregistreerd, zich niet opnieuw voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie hoeven te laten registreren (artikel G 3 van de Kieswet).

Artikel 40: groeperingen

In dit artikel is bepaald dat de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissies bij de toepassing van de bepalingen uit de Kieswet en het Verkiezingsreglement wordt aangemerkt als de laatst gehouden verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie. Groeperingen die reeds over zetels in het algemeen bestuur van de bestuurscommissies beschikken, zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van de verplichting om ondersteuningsverklaringen in te leveren en een waarborgsom te betalen bij het inleveren van een kandidatenlijst voor de verkiezing van de leden van de stadsdeelcommissie.

Artikel 41: Zitting centraal stembureau

In afwijking van de bepalingen uit de Kieswet vindt de zitting van het centraal stembureau voor de nummering van de kandidatenlijsten plaats op 12 februari 2018 om 16.00 uur.

Artikel 42: Waarneming voorzitter en dagelijks bestuur bestuurscommissies

De leden van het dagelijks bestuur worden op zijn vroegst pas benoemd als ook de leden van het nieuwe college worden benoemd. De leden van het algemeen en dagelijks bestuur van de bestuurscommissies treden op grond van de Kieswet echter al op 23 maart 2018 af. In de periode tussen de verkiezingen en het installeren van een nieuw dagelijks bestuur moet dus worden voorzien in de leemte die ontstaat bij het rechtsgeldig nemen van de dagelijkse beslissingen. In dat kader is in het eerste lid geregeld dat de voorzitter en de overige leden van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies gedurende die periode aanblijven als waarnemers. Het college kan daarbij tussentijds een vervanger benoemen als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissies tussentijds ontslag neemt of wordt ontslagen. Het is aan het college om te bepalen of de benoeming van een vervanger, gezien het aantal leden en de tijd die nog rest, aangewezen is. Op grond van het tweede lid oefenen de waarnemers en hun vervangers in de overgangsperiode de taken en bevoegdheden uit die aan de nieuwe dagelijks besturen zijn gemandateerd en gedelegeerd. Daarbij is echter wel opgemerkt dat zij geen politiek-gevoelige beslissingen kunnen nemen. In het bevoegdhedenregister, onder punt 3 in de algemene bepalingen en beperkingen, staat al dat het dagelijks bestuur het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan moet betrekken als het om een politiek-gevoelige beslissing gaat, maar in het tweede lid is benadrukt dat de waarnemers en hun vervangers in dat geval überhaupt niet bevoegd zijn. Het college en de burgemeester zijn dan dus zelf aan zet. In het derde lid staat dat de waarnemers en hun vervangers voor de aan hen toegekende taken en bevoegdheden ondermandaat kunnen verlenen als de bevoegdheid zich daar niet tegen verzet. Het vierde lid voorziet in de rechtspositie van degenen die waarnemen en hun vervangers.

Artikel 43: regelgeving bestuurscommissies

Uit de verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften binnen de stad vloeien ook taken of bevoegdheden dan wel rechten en verplichtingen voor de bestuurscommissies voort. Met dit artikel is ervoor gezorgd dat deze taken en bevoegdheden of rechten en plichten ook op de nieuwe dagelijks besturen van toepassing zijn. Dit geldt voor zover er op het betreffende beleidsterrein ook taken en bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen. Er is niet voorzien in een termijn waarbinnen de beleidsregels en voorschriften die door de bestuurscommissies zijn vastgesteld blijven gelden. Dat is ook niet nodig. Deze blijven onverminderd van kracht.

Artikel 44: beheer van besluiten, rechten en plichten van de gemeente, subsidies en procedures en rechtsgedingen

De besluitvorming binnen de bestuurscommissies zal in veel gevallen gevolgen hebben voor de nieuwe dagelijks besturen. Om ervoor te zorgen dat de dagelijks besturen op die gevolgen ook invloed kunnen uitoefenen, is geregeld dat de dagelijks besturen de besluiten van de bestuurscommissies kunnen wijzigen en intrekken, dat zij de rechten, plichten, wettelijke procedures en rechtsgedingen kunnen beheren en dat zij de subsidies kunnen vaststellen die door de bestuurscommissies zijn verleend. Dit geldt voor zover de besluitvorming van de bestuurscommissies betrekking heeft op taken en bevoegdheden die ook aan de dagelijks besturen zijn toegekend.

Hoofdstuk 5 - slotbepalingen

Artikel 45: inwerkingtreding

De verordening treedt met de verkiezingen van de stadsdeelcommissies op 21 maart 2018 in werking, met uitzondering van paragraaf 1 van hoofdstuk 4. Die paragraaf ziet op de organisatie van de verkiezingen en daar wordt uiteraard al vóór 21 maart 2018 mee gestart. Die paragraaf treedt dus drie dagen na publicatie in het Gemeenteblad in werking.

Artikel 46: citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.