Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval Amsterdam 2020)

Geldend van 04-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval (Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval Amsterdam 2020)

De raad van de gemeente Amsterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2020,

gelet op artikel 10.21 Wet milieubeheer waarin staat dat gemeenten de wettelijke plicht hebben tot het inzamelen van huishoudelijk afval;

gelet op artikel 15.33 Wet Milieubeheer waarin staat dat gemeenten afvalstoffenheffing opleggen ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen;

gelet op artikel 216 van de Gemeentewet, dat de gemeenteraad de bevoegdheid geeft om een belastingverordeningen vast te stellen. Elk besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een belasting geschiedt in de vorm van een belastingverordening;

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet, dat de wettelijke basis legt voor het reinigingsrecht bedrijfsvuil. Op grond van dit artikel kan de gemeente rechten heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

gelet op artikel 189, eerste lid jo artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 6, eerste lid van de Financiële verordening gemeente Amsterdam, heeft de raad de bevoegdheid de begroting vast te stellen en kredietbesluiten te nemen.

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsafval Amsterdam 2020

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: reikwijdte

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing en

  • b.

    een reinigingsrecht bedrijfsafval.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen;

  • b.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke stoffen;

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de heffing

  • 1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel, waaronder mede begrepen een stacaravan, een woonboot en een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder het begrip perceel wordt niet verstaan een volkstuinhuisje, zomerhuisje of vakantiehuisje, tenzij een dergelijk huisje dient tot hoofdverblijf.

Artikel 4 Belastingplicht

Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per kalenderjaar € 276,00 indien het perceel op 1 januari van het kalenderjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

  • 2. De belasting bedraagt per perceel per kalenderjaar € 368,00 indien het perceel op 1 januari van het kalenderjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer personen.

  • 3. Voor het op afroep inzamelen van bouw- en sloopafval wordt een tarief van € 150,- per kubieke meter geheven.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 8 Tijdstip ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat kalenderjaar verschuldigde belasting als er in dat kalenderjaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat kalenderjaar verschuldigde belasting als in dat kalenderjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2. Indien op basis van artikel 7, tweede lid, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrecht bedrijfsafval

Artikel 10 Aard van de heffing

Onder de naam reinigingsrecht bedrijfsafval wordt een recht geheven voor zowel het genot van de door of vanwege de gemeente verstrekte dienst als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

Belastingplichtig voor het reinigingsrecht bedrijfsafval is degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikmaakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. Voor het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, voor zover dit kan geschieden tijdens het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedraagt het recht, bij de afgifte van ten hoogste 176 liter per week, overeenkomend met maximaal 4 huisvuilzakken van 44 liter, € 373,00 per kalenderjaar (exclusief BTW).

  • 2. Voor het periodiek inzamelen van bedrijfsafvalstoffen, voor zover dit kan geschieden tijdens het periodiek inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, bedraagt het recht, bij de afgifte van meer dan 176 liter en ten hoogste 396 liter per week, overeenkomend met minimaal 5 en maximaal 9 huisvuilzakken van 44 liter, € 790,00 per kalenderjaar (exclusief BTW).

Artikel 13 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan een kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffen

  • 1. Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De aanslagen kunnen met andere aanslagen op een zogenaamd gecombineerd aanslagbiljet worden verenigd.

Artikel 15 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht is verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat kalenderjaar verschuldigde recht als er in dat kalenderjaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat kalenderjaar verschuldigde recht als er in dat kalenderjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2. Indien op basis van art. 14, tweede lid, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 17 Kwijtschelding

Van het reinigingsrecht wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en het reinigingsrecht bedrijfsafval.

Artikel 19 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil 2019, vastgesteld op 8 november 2018, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van de ingang van heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsafval Amsterdam 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 november 2019

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman