Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam

Geldend van 01-09-2010 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam

De raad der gemeente Appingedam;

gelezen het voorstel van het presidium

d.d. 14 juni 2010;

B E S L U I T:

vast te stellen het navolgende

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van de raad of de waarnemend voorzitter;

b. opiniërende vergadering of opiniërende behandeling: een vergadering of behandeling waarbij geen besluit wordt genomen, maar waarbij van de raad wel een richtinggevende uitspraak wordt gevraagd;

c. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c. subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d. motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

g. burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda voor de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a. het leiden van de vergadering;

b. het handhaven van de orde;

c. het doen naleven van het reglement van orde;

d. hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de plaatsvervangend griffier.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium, bestaande uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters.

  • 2. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 3. De griffier of de plaatsvervangend griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4. De secretaris is in iedere vergadering van het presidium aanwezig als adviseur.

Artikel 6

  • 1. Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de raadsvergadering op, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie als bedoeld in artikel 12, lid 2.

  • 2. Het presidium legt de raad een voorstel voor de afdoening van de ingekomen stukken voor.

  • 2. Namens de raad kan het presidium bepalen dat een voorstel eerst in de raadscommissie wordt behandeld.

  • 3. Het presidium kan de raad voorstellen doen over aangelegenheden die “des raads” zijn.

Artikel 7

De raad kan voor het presidium nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 9 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op derde donderdag van de maand, beginnen om 19.30 uur en worden gehouden in het raadhuis aan de Wijkstraat.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 11 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 13 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12,lid 2, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 12 Agenda

  • 1. De schriftelijke oproep wordt verzonden nadat het presidium de voorlopige agenda heeft vastgesteld.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een voorlopige aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar de raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 De wethouders

De wethouders worden uitgenodigd in de vergaderingen van de raad aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 4. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde stukken worden niet gekopieerd of op andere wijze vermenigvuldigd.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in De Eemslander, op het publicatiebord van de gemeente en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 19.

  • 3. Met de aankondiging op de internetsite worden ook de voorstellen volledig op deze site gepubliceerd.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 16 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 17 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 18 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 19 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering en direct na de vaststelling van de definitieve agenda kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. Bij opiniërend geagendeerde onderwerpen kan dat bij het agendapunt zelf.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    a. over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    b. over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    c. indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 7. De voorzitter geeft de leden van de raad de gelegenheid aan de spreker vragen te stellen, waarna vervolgens de voorzitter een voorstel doet voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 8. Indien het woord wordt gevoerd over een op de agenda vermeld onderwerp, dan wordt bij de definitieve vaststelling van de agenda dit onderwerp op de agenda geplaatst direct volgend op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken.

  • 9. Vorengaande beperkingen zijn niet van toepassing indien sprake is van een opiniërende vergadering of een opiniërende behandeling van een agendapunt. De voorzitter kan in dat geval nadere regels stellen.

Artikel 20 Burgerinitiatief

De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

Ongeldig is het verzoek dat:

a. niet door ten minste 25 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

b. een onderwerp als bedoeld in artikel 22a, b en c bevat;

c. niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 22d.

Artike 21 Initiatiefgerechtigden

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de leden van de gemeenteraad en ingezetenen van de gemeente van 16 jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de raad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 22 Burgerinitiatiefvoorstel

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

a. een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

b. een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of de gemeenteraad;

c. een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of de gemeenteraad;

d. een onderwerp waarover korter dan 12 maanden voor de indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genome.

Artikel 23 Het verzoek

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    a. een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    b. een toelichting op het voorstel;

    c. de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    d. een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 24 Plaatsing op de agenda

  • 1. Het presidium toetst in zijn eerstvolgende vergadering of het burgerinitiatiefvoorstel aan de criteria voldoet en plaatst het daarna op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 2. Het presidium brengt tegelijk zijn bevindingen ter kennis van de raad.

  • 3. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 22a kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van dit besluit of van de zakelijke inhoud ervan op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.

Artikel 25 Verslag

  • 1. De griffier is verantwoordelijk voor het bijhouden van de presentielijst en het opstellen van het verslag van de vergadering.

  • 2. Het ontwerp-verslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het ontwerp-verslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3. Bij het begin van de vergadering wordt, zoveel mogelijk, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 4. De in de betreffende vergadering aanwezig geweest zijnde leden, de voorzitter en indien aanwezig geweest de wethouders en de secretaris, hebben het rechteen voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het verslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

  • 5. Het verslag moet in ieder geval inhouden:

    a. de namen van de ter vergadering aanwezige leden, van de voorzitter en van de griffier, van de leden die afwezig waren en indien aanwezig geweest van de wethouders en de secretaris, en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest en de besluiten die zijn genomen;

    d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming of stemming bij handopsteken van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 6. Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 26 Ingekomen stukken en mededelingen college

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en de stukken worden ter inzage gelegd.

  • 2. De mededelingen van het college aan de raad worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en de mededelingen worden ter inzage gelegd.

  • 3. De raad stelt op voorstel van hetpresidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken en mededelingen van het college vast.

Artikel 27 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 28 Wijze van bespreking;

  • 1. Elke bespreking van een onderwerp begint met de gelegenheid voor raadsleden korte, verhelderende vragen aan het college te stellen. Deze vragenronde vervalt in principe als het voorstel in de raadscommissie is behandeld.

  • 2. De verdere beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in de regel in twee rondes, tenzij de raad anders beslist.

  • 3. In de eerste debatronde kunnen de fracties hun standpunt naar voren brengen. Na elke spreekbeurt krijgen de andere raadsleden de gelegenheid verhelderende vragen aan de spreker te stellen. Aan het eind van deze eerste ronde krijgt de portefeuillehouder de gelegenheid op de bijdragen van de fracties te reageren.

  • 4. In de tweede debatronde vindt de raadsdiscussie plaats. De vorm daarvan is vrij, te bepalen door de voorzitter. Aan het eind van deze tweede ronde vindt besluitvorming plaats, tenzij de behandeling van opiniërende aard is.

Artikel 29 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 30 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 31 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 32 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 33 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 34 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 35 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van hetbepaalde in artikel 28 van de Gemeentewetvan stemming te hebbenmoeten onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter roept de leden van de raad op bij handopsteken hun stem uit te brengen.

  • 5. Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. Hij roept de leden dan bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor bij loting is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming en bij stemming door handopsteken is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. Bij hoofdelijke stemming brengen de leden hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 36 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 37 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden uit de raad tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 38 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 39 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Artikel 40 Opiniërende vergaderingen en opiniërende behandeling van agendapunten

  • 1. De raad kan, al dan niet op voorstel van het presidium, het initiatief nemen tot het houden van een opiniërende vergadering of een opiniërende behandeling van een of meer agendapunten.

  • 2. Voor een opiniërende vergadering of een opiniërende behandeling van een of meer agendapunten worden expliciet belangstellende inwoners, verenigingen en instellingen uitgenodigd om ten aanzien van het aan de orde zijnde onderwerp hun visie en mening kenbaar te maken.

  • 3. In een opiniërende vergadering of bij een opiniërende behandeling van een agendapunt vindt geen besluitvorming van de raad plaats.

  • 4. De bepalingen voor het oproepen en aankondigen van een vergadering zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De bepalingen omtrent spreektijd en spreektermijnen blijven voor een opiniërende vergadering of bij een opiniërende behandeling van een agendapunt buiten toepassing.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 41 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 42 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 43 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 44 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.De voorzitter zendt hetvoorstel onverwijld naar het presidium

  • 2. Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de voorlopige agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst, tenzij artikel 12, lid 2 vantoepassing is.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 45 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 46 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hun hiertoe verlof geeft.

Artikel 47 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door de burgemeester of het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 11 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 48 Vragenuur

  • 1. Voorafgaand aan de behandeling van in de agenda opgenomen onderwerpen voor de vergadering van de raad, en aansluitend op het spreekrecht van burgers, zo daar gebruik van is gemaakt, is er voor de leden van de raad een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de raad bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de raad weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 49 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

    Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 50 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Artikel 51 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 52 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om bij het vaste agendapunt ‘Verbonden partijen’ verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. De overige leden van de raad hebben het recht naar aanleiding van dit verslag vragen te stellen of bij dit agendapunt eigener beweging voor aanvang van de vergadering via de griffier aan de betreffende persoon vragen te stellen over ontwikkelingen die spelen.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 49, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 53 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 54 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 55 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 56 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 57 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 58 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zo ver gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 59 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 60 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 61 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 1 september 2010

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad en andere werkzaamheden zoals is vastgesteld bij besluit van 15 juni 1995, 14 maart 2002 en nadien gewijzigd bij besluiten van 20 maart 2003, 19 juni 2003 en 23 oktober 2003.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare
raadsvergadering gehouden op 8 juli 2010.
, voorzitter. , griffier
(H.K. Pot) (E.P. Faber-van Brug)

Toelichting op het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Appingedam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 Gemeentewet, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. De raad heeft echter gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid een ander lid van de raad met de waarneming te belasten.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

Bij raadsbesluit van 20 februari 2003 is voor de griffier een instructie vastgesteld. In zijn vervanging is voorzien.

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 4 De secretaris

Het kan wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De raad zal het college daartoe moeten verzoeken

Artikel 5 Het presidium

Gekozen is voor een presidium bestaande uit de voorzitter en de fractievoorzitters. Het beperkte aantal fracties in de raad maakt dat werkbaar. Zijn er meer fracties dan tot nu toe het geval is, dan moet wellicht voor een andere samenstelling worden gekozen.

Sinds 2005 is de secretaris als adviseur in de vergaderingen van het presidium aanwezig, om de afstemming met de planning van de ambtelijke organisatie te waarborgen.

Artikel 6

Dit artikel bevat de hoofdtaken van het presidium.

Artikel 7

Bij raadsbesluit van 8 juli 2010 is voor het presidium een gewijzigd reglement vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

De raad beslist over de toelating als lid.

Het derde lid verduidelijkt de taak van de raad om na de verkiezingen te onderzoeken of deze rechtmatig zijn verlopen.

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrievenonderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover in de Kieswet niets geregeld. De Gemeente wet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap (Gemeentewet artt. 36a, 36b, 41b en 41c) zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap. Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie van onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Lid 5 is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd; de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Artikel 9 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

Hoofdstuk 8 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Tijd en plaats van vergaderen

De raad vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 11 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

Artikel 12 Agenda

Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de voorlopige agenda voor vergadering van de raad. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda opstellen.

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Artikel 13 De wethouder

Artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.

De wethouders hebben echter een algemene uitnodiging van de raad om in de vergaderingen aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, et cetera).

Deze stukken worden zo mogelijk in het Raadsinformatiesysteem geplaatst.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

De bepalingen over de aankondiging van raadsvergadering spreken voor zich.

De agenda, de voorstellen en de bijgevoegde stukken liggen zowel bij de receptie van het Stadskantoor als bij de openbare bibliotheek ter inzage. Ze worden tegelijkertijd op de gemeentelijke website geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 16 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is.

Artikel 17 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 18 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet komt opdagen.

Artikel 19 Spreekrecht burgers

Na de opening van de vergadering is het spreekrecht van burgers het eerste agendapunt. Daarna wordt de definitieve agenda vastgesteld. Is het woord gevoerd over een op de agenda vermeld onderwerp dan wordt dit onderwerp in de definitieve agenda naar voren gehaald en behandeld volgend op de afdoening van de lijst van ingekomen stukken. Verwezen wordt naar lid 8.

Voor een toelichting op het spreekrecht bij opiniërende behandeling zie artikel 40 in deze toelichting.

Artikel 20 Burgerinitiatief

Een geldig verzoek moet de gemeenteraad op de agenda van een raadsvergadering plaatsen. Hij moet er zich ook over uitspreken.

Artikel 21 Initiatiefgerechtigden

Om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan de vereisten zijn verschillende gegevens nodig.

Artikel 22 Burgerinitiatiefvoorstel

Voorkomen moet worden dat burgerinitiatief bezwaar- of klachtenprocedures doorkruist. Het is ook niet de bedoeling dat onderwerpen waarover de raad zich recent heeft uitgesproken via een burgerinitiatief weer aan de orde worden gesteld.

Artikel 23 Het verzoek

Indiening bij de voorzitter van de raad ligt voor de hand. Het verzoek zal aan een aantal minimumeisen moeten voldoen.

Artikel 24 Plaatsing op de agenda

De burger moet er op kunnen vertrouwen dat zijn voorstel spoedig wordt getoetst aan de vereisten en een besluit wordt genomen over de behandeling. Het vierde en zesde lid zorgen voor transparantie rond de afhandeling. Tegen een afwijzing van het verzoek tot plaatsing op de agenda staat krachtens de Algemene wet bestuursrecht beroep open op de rechter.

Artikel 25 Verslag

Op grond van de Gemeentewet is minimaal een besluitenlijst verplicht. Er is gekozen voor de algemene term ‘verslag’ omdat hieronder zowel de besluitenlijst als de traditionele ‘notulen’ en de audio- of videoverslaglegging vallen. Bij keuze voor de laatste is overigens combinatie met een besluitenlijst verplicht.

Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep.

Artikel 26 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Uitgebreide inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk of mededeling leidt tot uitgebreide inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

In beperkte mate is discussie over de ingekomen stukken en mededelingen mogelijk. Tot hoever dit reikt is ter beoordeling van de voorzitter. Deze mogelijkheid is als experiment toegepast sinds 2005 en wordt nu geformaliseerd. Bij mededelingen is de mogelijkheid tot bespreking en discussie iets ruimer dan bij ingekomen stukken.

Artikel 27 (oud) Spreekregels

Dit artikel is in het kader van deregulering wegens overbodigheid geschrapt. Hiermee wordt de lijn van het modelreglement gevolgd.

Artikel 27 Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 30).

Artikel 28 Wijze van bespreking

Dit gewijzigde artikel sluit aan bij de wens het debat in de duale structuur te verlevendigen.

Lid 1 van dit artikel voorziet in een vragenrondje vooraf. Op deze manier wordt de weg vrij gemaakt voor het echte debat, dat daarna kan plaatsvinden. In de eerste ronde kunnen de fractiestandpunten naar voren worden gebracht, waarbij slechts ruimte is voor korte interrupties. In de tweede debatronde is de discussie aan de raad. De vorm is vrij, de voorzitter structureert en zorgt ervoor dat iedere spreker tot zijn recht kan komen. Deze termijn mondt uit in besluitvorming.

De beraadslaging over een motie vindt niet afzonderlijk plaats, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 29 Spreektijd

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 30 Handhaving orde; schorsing.

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 30 is een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar het artikel 58 van dit reglement.

Artikel 31 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Artikel 32 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

Artikel 33 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn. Een stemverklaring wordt gegeven vóór de stemming begint.

Artikel 34 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 35 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

In de praktijk wordt vaak gestemd bij handopsteken. In het reglement van orde is deze gang van zaken nu geformaliseerd. Bestaat bij een of meer leden van de raad de wens tot hoofdelijke stemming, dan kan daarom gevraagd worden. In dat geval wordt bij loting het lid aangewezen bij wie de stemming begint.

Zowel bij stemming bij handopsteken als bij hoofdelijke stemming kan een raadslid zich alleen van stemming onthouden als artikel 28 van de Gemeentewet aan de orde is (over een aangelegenheid die hem persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken). In alle andere gevallen zijn de aanwezige raadsleden verplicht hun stem uit te brengen.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 36 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 41 en 42 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college.

Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 37 Stemming over personen

De Gemeentewet (artikel 31) geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd.

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

De gedetailleerde bepalingen over wat wel en wat niet onder een behoorlijk stembriefje wordt verstaan zijn in het modelreglement geschrapt, aangezien deze in de praktijk vaak voor verwarring zorgen. In dit reglement is daarbij aangesloten.

Artikel 38 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 39 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 40

Bij een aantal daartoe geschikte onderwerpen is (meestal na een informatieve voorbereiding in de raadscommissie) een opiniërende behandeling in de raad aan de orde. In deze fase discussieert de raad over politieke beleidskeuzes, met inbreng van het publiek, en doet richtinggevende uitspraken zonder dat een formeel besluit wordt genomen. Deze discussie moet op een vrije manier kunnen plaatsvinden, zonder al te veel beperkingen. Het is aan de voorzitter hierin sturend op te treden. Bepalingen omtrent inspreekrecht e.d. zijn daarom in een opiniërende vergadering en bij een opiniërende behandeling niet van toepassing.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 41 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 36.

Artikel 42 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 44 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 43 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden

(artikel 44).

Artikel 44 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. De raad kan desgewenst (aanvullende) voorwaarden stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 45 Collegevoorstel

Artikel 45 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door haar voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen.

De raad bepaalt echter wanneer het voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.

Artikel 46 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels met betrekking tot artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Artikel 47 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 48 Vragenuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het vragenuur wordt gehouden in de raadsvergadering, voorafgaande aan de behandeling van de op de agenda vermelde onderwerpen. Het biedt raadsleden de mogelijkheid te reageren op actuele, politiek relevante ontwikkelingen. De procedure spreekt voor zich.

Artikel 49 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 50 Procedure begroting en artikel 51 Procedure jaarrekening

Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 52 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Het is gebruikelijk dat de gemeenteraad wordt geïnformeerd door middel van verslagen van vergaderingen van bestuursorganen van gemeenschappelijke regelingen via de lijst van ingekomen stukken.

In het eerste lid van dit artikel is, in de vorm van een vast agendapunt, een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging en de mogelijkheid voor de raadsleden naar aanleiding van de verslaglegging verhelderende vragen te stellen. Ook kunnen raadsleden los van verslaglegging aan de vertegenwoordiger vragen stellen.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 47.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

De bepalingen van dit artikel kunnen ook van toepassing worden verklaard op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 53 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 54 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 55 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 56 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 57 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 58 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 59 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 60 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 61 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.