Sociaal Statuut

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Sociaal Statuut

De raad der gemeente Appingedam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 december 2001;

gelet op: de Organisatieverordening van de gemeente Appingedam;de Wet op de ondernemingsraden (WOR),met name artikel 25;de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) met name de artikelen 8:4 en 12:2 en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO), met name de artikelen 8:4:1, 12:1:5, en 15:1:10;

gezien de uitkomst van het overleg in de commissie voor Georganiseerd Overleg d.d. 27 november 2000;

gehoord de Raadscommissie Middelen en Ondersteuning d.d. 22 november 2001;

B E S L U I T :

vast te stellen het volgende Sociaal Statuut:

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

In dit sociaal statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de CAR, alsmede de werknemer met wie de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten;

  • b.

    werkgever: de gemeente Appingedam, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    organisatiewijziging: een belangrijke inkrimping of wijziging van de werkzaamheden van de gemeente (of een onderdeel daarvan) en/of een belangrijke wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van de gemeente (of een onderdeel daarvan), die niet van tijdelijke aard is en die personele gevolgen met zich meebrengt;

  • d.

    privatisering: organisatiewijziging die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot een nieuwe (privaatrechtelijke) rechtspersoon of de overdracht van een deel van de organisatie aan een derde (privaatrechtelijke) partij;

  • e.

    publiekrechtelijke organisatiewijziging die het gevolg is van de taakoverheveling: overheveling van een deel van de organisatie naar een ander publiekrechtelijk orgaan;

  • f.

    personele gevolgen: gevolgen voor de functie of de rechtspositie van de betrokken ambtenaren;

  • g.

    salaris: het voor de ambtenaar geldende bedrag van de aan de ambtenaar toegekende schaal als bedoeld in artikel 3:1 van de CAR;

  • h.

    salarisperspectief: de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal van de ambtenaar en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken;

  • i.

    bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen, niet zijn de onkostenvergoedingen.

  • j.

    toelage: de toelage waarmee het salaris wordt vermeerderd ingevolge de Bezoldigingsregeling van de gemeente Appingedam;

  • k.

    functie: het geheel van werkzaamheden dat de ambtenaar volgens zijn functiebeschrijving verricht;

  • l.

    ongewijzigde functie: een functie, waarvan de niveaubepalende taakonderdelen voor tenminste 75% gelijk zijn aan de functie, die de ambtenaar voor de organisatiewijziging vervulde;

  • m.

    passende functie: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de ambtenaar redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Onder persoonlijke omstandigheden en vooruitzichten kunnen onder meer worden verstaan interesse, capaciteiten, ervaring, leeftijd, gezondheid, opleiding, scholing en salarispositie. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde niveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal een niveau lager zijn dan de oude functie;

  • n.

    geschikte functie: een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de ambtenaar bereid is te vervullen. Een geschikte functie kan een of twee functieniveaus lager zijn dan het niveau van de oude functie;

  • o.

    CAR: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;georganiseerd overleg: de commissie voor georganiseerd overleg zoals bedoeld in artikel 12:1 van de CAR;

  • p.

    ondernemingsraad: de ondernemingsraad zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden;

  • q.

    sociaal plan: nadere afspraken, gebaseerd op en aanvullend op dit sociaal statuut, met betrekking tot de personele gevolgen van een organisatiewijziging.

Artikel 1.2 Werkingssfeer

Dit sociaal statuut is van toepassing op alle organisatiewijzigingen in de gemeentelijke organisatie niet zijn de een organisatiewijziging als gevolg van een gemeentelijke herindeling.

Artikel 1.3 Bevoegdheid tot het nemen van het besluit tot organisatiewijziging

De gemeenteraad is bevoegd tot het nemen van besluiten over de wijziging van de ambtelijke organisatie.

Artikel 1.4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het nemen van besluiten over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van ambtenaren, tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is bepaald.

Hoofdstuk 2 PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 2.1 Onderzoek naar organisatiewijziging

Als de werkgever voornemens is de mogelijkheid en wenselijkheid van een organisatiewijziging te onderzoeken, worden de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren hier in een vroeg stadium van in kennis gesteld.Het tijdstip van kennisgeving is dusdanig, dat de ondernemingsraad zijn mening over het onderzoek kenbaar kan maken.De ambtenaren en de ondernemingsraad worden zoveel mogelijk betrokken bij de uitvoering van het onderzoek. Bovendien worden zij, indien mogelijk, tussentijds op de hoogte gehouden van de vorderingen van het onderzoek.De schriftelijke eindrapportage van het onderzoek wordt ter kennisneming toegezonden aan de ondernemingsraad en het georganiseerd overleg.

Artikel 2.2 Extern advies

Indien de werkgever voornemens is om over de wenselijkheid van de organisatiewijziging extern advies te vragen, wordt de ondernemingsraad om advies gevraagd over het verstrekken en formuleren van de adviesopdracht, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 2.3 Advies ondernemingsraad over organisatiewijziging

  • 1.

    Voordat een definitief besluit wordt genomen ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt de ondernemingsraad schriftelijk om advies gevraagd, conform artikel 25 van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 2.

    De adviesaanvraag bevat een heldere omschrijving van het voorgenomen besluit, de beweegredenen van het besluit, de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen personele maatregelen.

  • 3.

    Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het nog van een wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Artikel 2.4 Overleg over de personele gevolgen en maatregelen

4. Voordat de gemeenteraad een definitief besluit neemt ten aanzien van de organisatiewijziging, wordt in het georganiseerd overleg, overleg gevoerd over de personele gevolgen van het besluit en de naar aanleiding daarvan te nemen maatregelen.5. Als het georganiseerd overleg van mening is dat voor de organisatie aanvullende afspraken moeten worden gemaakt ten aanzien van de te nemen personele maatregelen, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Over dit sociaal plan moet in het georganiseerd overleg overeenstemming worden bereikt.6. De leden van het georganiseerd overleg kunnen tussentijds bijeen worden geroepen dan wel schriftelijk worden geraadpleegd, wanneer de omstandigheden een versnelde procedure vereisen.

Artikel 2.5 Taakverdeling ondernemingsraad en georganiseerd overleg

Ten aanzien van de medezeggenschap van ambtenaren en vakcentrales geldt het algemene uitgangspunt dat onderwerpen die gedurende het proces van organisatiewijziging aan bod komen, primair door één orgaan worden behandeld.

Artikel 2.6 Kennisgeving en uitvoering besluit

  • 1.

    Als de gemeenteraad een definitief besluit heeft genomen tot wijziging van de organisatie, wordt dit besluit zo spoedig mogelijk meegedeeld aan het georganiseerd overleg, de ondernemingsraad en de betrokken ambtenaren.

  • 2.

    Als in het besluit wordt afgeweken van het advies van de ondernemingsraad, zal de gemeenteraad deze afwijking duidelijk motiveren. De uitvoering van het besluit tot organisatiewijziging wordt in dit geval uitgesteld tot op zijn vroegst een maand nadat de ondernemingsraad van het besluit in kennis is gesteld, conform artikel 25, lid 6 van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR SOCIAAL BELEID BIJ INTERNE ORGANISATIEWIJZIGING

Artikel 3.1 Werkingssfeer hoofdstuk

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op interne organisatiewijzigingen, niet zijnde privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 3.2 Werkgelegenheid bij interne organisatiewijziging

Er zullen geen gedwongen ontslagen plaatsvinden als gevolg van organisatieveranderingen behoudens de navolgende bepalingen in dit hoofdstuk.

Artikel 3.3 Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

Bij een eventuele herplaatsingprocedure als bedoeld in hoofdstuk 4 wordt de volgende rangorde gehanteerd:

  • 1.

    de ambtenaar blijft dezelfde functie vervullen, indien de functie-inhoud (nagenoeg) niet wordt gewijzigd;

  • 2.

    de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

  • 3.

    de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

  • 4.

    de ambtenaar wordt, als er voor hem geen passende of geschikte functie beschikbaar is,:a. tijdelijk overgeplaatst naar een bovenformatieve functie waarbij concrete afspraken worden gemaakt inzake onder meer de duur van de overplaatsing, dan wel b. in de gelegenheid gesteld voorkeur uit te spreken voor beëindiging van het dienstverband in samenhang met het flankerend beleid en/of gebruik willen maken van de bijzondere maatregelen oudere werknemers.

Artikel 3.4 Belangstellingsregistratie

Voordat besluiten als bedoeld in artikel 3:3 onder 2,3 en 4 worden genomen, wordt de betrokken ambtenaar in de gelegenheid gesteld zijn voorkeur voor bepaalde functies kenbaar te maken en of zijn voorkeur uit te spreken voor gebruikmaking van het flankerend beleid of van de bijzondere maatregelen oudere werknemers.

Artikel 3.5 Uitgangspunten herplaatsing

  • 1.

    Bij het nemen van herplaatsingsbesluiten als bedoeld in artikel 3:3 onder 2,3 en 4 wordt met de volgende gegevens rekening gehouden:• de geschiktheid van de ambtenaar voor een functie, zoals blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens of geschiktheidstesten (niet ouder dan 2 jaar).• de voorkeur van de ambtenaar voor bepaalde functies;• het type dienstverband van de ambtenaar;• het gestelde in hoofdstuk 7.

  • 2.

    De ambtenaar is verplicht om mee te werken aan gesprekken en tests die nodig zijn voor het verzamelen van gegevens als bedoeld in lid 1, eerste aandachtspunt. De kosten van eventuele tests zijn voor rekening van de werkgever.

  • 3.

    Indien er meerdere ambtenaren gelijk geschikt zijn voor dezelfde functie(s), wordt de volgende herplaatsingvolgorde gehanteerd:a. ambtenaren van 35 jaar en ouder, met een diensttijd van minder dan 40 jaar, te beginnen met hen met de meeste overheidsdienstjaren;b. ambtenaren die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt, te beginnen met hen met de meeste overheidsdienstjaren;c. ambtenaren die 40 of meer jaren in overheidsdienst werkzaam zijn (waarbij jongeren in leeftijd voor ouderen gaan);d. ambtenaren die geen overwegend bezwaar hebben tegen beëindiging van hun dienstverband en/of in aanmerking willen komen voor flankerend beleid en/of gebruik willen maken van mogelijkheden genoemd in hoofdstuk 7.

Artikel 3.6 Verplichting ambtenaar

  • 1.

    De ambtenaar is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een passende functie die hem met inachtneming van de herplaatsingprocedure is toegewezen, te aanvaarden.

  • 2.

    Wanneer de ambtenaar na herhaald en zorgvuldig overleg niet meewerkt of weigerachtig is ten aanzien van aanvaarding van een passende functie kan het college van burgemeester en wethouders overgaan tot ontslag. Daarbij kan het college van burgemeester en wethouders bovendien besluiten tot verval van het wachtgeld of de uitkering.

Artikel 3.7 Salarisgarantie

Indien de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, worden het salaris en het salarisperspectief, zoals die golden direct voorafgaand aan de datum van overplaatsing, gegarandeerd.

Artikel 3.8 Functiegebonden toelagen

  • 1.

    Voor de ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie vervallen de functiegebonden toelagen.

  • 2.

    Aan de ambtenaar, wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen van die functiegebonden toelagen een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende compensatie toegekend indien:a. de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging: b. de ambtenaar deze toelagen gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.Deze compensatie kent het volgende verloop:1. het eerste jaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 100% van de vervallen toelagen;2. het tweede jaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 75% van de vervallen toelagen;3. het derde jaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 50% van de vervallen toelagen;4. het vierde jaar na de overplaatsing ontvangt de ambtenaar 25% van de vervallen toelagen;5. In afwijking van het gestelde in onder 1 tot en met 3 van dit lid behouden ambtenaren van 50 jaar en ouder, die herplaatst worden, het recht op hun functiegebonden toelagen tot de op hen van toepassing zijnde spilleeftijd FPU of pensioendatum.

Artikel 3.9 Persoonsgebonden toelagen

De ambtenaar die wordt overgeplaatst naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie, wordt persoonsgebonden toelagen gegarandeerd.

Artikel 3.10 Studiefaciliteiten

  • 1.

    Bij overplaatsing naar een andere functie binnen de gemeentelijke organisatie blijven oude rechten op grond van de studiefaciliteitenregeling (opleidingsplan) gegarandeerd, op voorwaarde dat de ambtenaar de studie voortzet.

  • 2.

    Als de ambtenaar als gevolg van de overplaatsing na overleg met de werkgever besluit om de studie te stoppen, vervalt de terugbetalingsverplichting.

Artikel 3.11 Aanvullende scholing

De werkgever zal bezien of het nodig is om de overgeplaatste ambtenaar voor een goede vervulling van zijn nieuwe functie bij- of omscholing te geven. De kosten van deze scholing zijn voor rekening van de werkgever.

Hoofdstuk 4 HERPLAATSINGSPROCEDURE

Artikel 4.1 Herplaatsingsprocedure

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders roept een herplaatsingcommissie in het leven, die als taak heeft om de benodigde gegevens te verzamelen en om het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de te nemen herplaatsingbesluiten

  • 2.

    De herplaatsingcommissie is samengesteld uit een lid, aangewezen door de werkgever, een lid aangewezen door de werknemersdelegaties uit het GO en een lid, tevens voorzitter, aangewezen in onderling overleg tussen beide hiervoor genoemde leden.

  • 3.

    In voorkomende gevallen kan het college van burgemeester en wethouders, na overeenstemming hierover in het GO, afwijken van de onder lid 2 van dit artikel overeengekomen samenstelling van de herplaatsingcommissie.

  • 4.

    De herplaatsingcommissie werkt, zonodig, naar in het GO overeengekomen afspraken.

Artikel 4.2 Advies over herplaatsing

  • 1.

    De herplaatsingcommissie verzamelt alle volgens haar benodigde gegevens en adviseert op basis van deze gegevens het college van burgemeester en wethouders over de herplaatsing van de betrokken ambtenaren.

  • 2.

    Het college burgemeester en wethouders informeert de ambtenaar schriftelijk over het advies van de herplaatsingcommissie.

Artikel 4.3 Bedenkingen tegen voorstel

  • 1.

    Indien de ambtenaar bedenkingen heeft tegen het advies van de commissie kan hij deze binnen 14 dagen schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De ambtenaar kan verzoeken om mondeling te worden gehoord door (een vertegenwoordiging van) de herplaatsingcommissie. De ambtenaar die hiertoe een verzoek indient, zal binnen 14 dagen worden gehoord. Van de hoorzitting wordt schriftelijk verslag opgemaakt.

Artikel 4.4 Herplaatsingsbesluiten

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt het besluit tot herplaatsing van de betrokken ambtenaar. De ambtenaar wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van dit besluit. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op eventuele bedenkingen die door de ambtenaar zijn ingediend.

  • 2.

    De ambtenaar kan bezwaar en beroep aantekenen tegen de besluiten, zoals bedoeld in het eerste lid, conform de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 5 PRIVATISERING EN TAAKOVERHEVELING

Artikel 5.1 Werkingssfeer hoofdstuk

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op privatisering en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 5.2 Werkgelegenheid

  • 1.

    Er zullen geen gedwongen ontslagen plaatsvinden als gevolg van - of overheveling van taken behoudens de navolgende bepalingen in dit hoofdstuk.

  • 2.

    De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie in overleg over de overname van de ambtenaren van het desbetreffende organisatieonderdeel. Gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

  • 3.

    Voordat de werkgever een besluit neemt over de overgang van een ambtenaar naar de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie, biedt hij de betrokkene de gelegenheid om zijn belangstelling kenbaar te maken voor passende en of geschikte functies die op dat moment vacant zijn of op korte termijn vacant worden in de gemeentelijke organisatie. De ambtenaar zal als interne kandidaat in de selectieprocedure worden betrokken.

  • 4.

    De ambtenaar wordt, aangezien er voor hem geen passende of geschikte functie binnen de organisatie of binnen de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie beschikbaar is,:a. tijdelijk overgeplaatst naar een bovenformatieve functie waarbij concrete afspraken worden gemaakt inzake onder meer de duur van de overplaatsing, dan wel b. in de gelegenheid gesteld voorkeur uit te spreken voor beëindiging van het dienstverband in samenhang met het flankerend beleid en/of gebruik willen maken van de bijzondere maatregelen oudere werknemers.

Artikel 5.3 Sociaal plan

  • 1.

    Als het georganiseerd overleg van mening is dat privatisering of taakoverheveling zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende afspraken moeten worden gemaakt, wordt door de werkgever een sociaal plan opgesteld. Dit plan regelt de overplaatsingsprocedure (inclusief de ontslag- en aanstellingsprocedure van het over te plaatsen personeel) en bevat rechtspositionele bepalingen. Over dit sociaal plan moet overeenstemming worden bereikt in het georganiseerd overleg.

  • 2.

    Er worden geen definitieve besluiten genomen ten aanzien van ambtenaren voordat er overeenstemming is over het sociaal plan.

Artikel 5.4 Rechtspositievergelijking

  • 1.

    Indien de betrokken ambtenaren overgaan naar een privaatrechtelijke of een ander publiekrechtelijke werkgever waarvoor een afwijkende C.A.O. of rechtspositieregeling geldt, maakt de werkgever een vergelijking tussen de arbeidsvoorwaardenpakketten die van toepassing zijn op de gemeentelijke werkgever en de nieuwe werkgever.

  • 2.

    Indien uit de vergelijking blijkt dat het totaalpakket van arbeidsvoorwaarden (bestaande uit in ieder geval salaris, uitkeringen en toelagen, (pré)pensioen, vakantie, ziektekostenregeling en werkloosheidsuitkering) bij de nieuwe werkgever minder is dan het totaalpakket bij de gemeentelijke werkgever, worden in het sociaal plan nadere afspraken gemaakt over afbouw, behoud of compensatie van aanspraken.

  • 3.

    Het sociaal plan bevat in ieder geval de volgende garanties:a. netto-nettogarantie van het salaris en het salarisperspectief;b. ambtenaren die een vaste aanstelling hebben, krijgen bij de nieuwe werkgever een vaste aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd.

Hoofdstuk 6 FLANKEREND BELEID

Artikel 6.1 Bevordering van interne en externe mobiliteit

Om te bevorderen dat ambtenaren op een goede en zorgvuldige manier (kunnen) worden herplaatst in of buiten de eigen organisatie, worden de volgende bijkomende maatregelen genomen:

  • a.

    arbeidsbemiddeling naar functies in de eigen organisatie;

  • b.

    arbeidsbemiddeling naar functies buiten de eigen organisatie;

  • c.

    outplacement via een bureau;

  • d.

    optimaliseren van mogelijkheden op de arbeidsmarkt door het gebruik maken van sollicitatietraining,studiefaciliteiten, bijscholing en omscholing etc.

  • e.

    buitengewoon verlof voor sollicitaties;

  • f.

    het hanteren van een minimale opzegtermijn;

Artikel 6.2 Kosten verbonden aan bevordering van de mobiliteit

De kosten verbonden aan de bevordering van de interne en externe mobiliteit zijn voor rekening van de werkgever.

Artikel 6.3 Plaatsing buiten de eigen organisatie

Bij plaatsing buiten de eigen organisatie (detachering of een arbeidsovereenkomst bij een andere werkgever) worden met de betrokken ambtenaar, onder andere gerelateerd aan de duur van de wachtgeldverplichtingen van de werkgever ten opzichte van de ambtenaar, afspraken gemaakt over:

  • 1.

    tot welk niveau en gedurende welke termijn (netto) inkomensgaranties van kracht zijn:

  • 2.

    welke tegemoetkoming wordt verleend i.v.m. (tijdelijke) hogere lasten voor woon-werkverkeer, verhuiskosten, extra woonlasten en dergelijke;

  • 3.

    de tijdsduur van een (mogelijke) terugkeergarantie;

  • 4.

    de aard van de vergoeding onder lid 1 en lid 2 van dit artikel, een periodieke uitkering voor bepaalde tijd en/of een afkoopsom.

Artikel 6.4 Starten eigen onderneming

Indien een ambtenaar overweegt de organisatie te verlaten om een eigen onderneming te starten wordt in overleg met de betrokken ambtenaar bezien welke stimulerende maatregelen mogelijk zijn ter ondersteuning van dit voornemen.

Artikel 6.5 Terugbetalingsverplichtingen

Een ambtenaar, die als gevolg van doorgevoerde interne organisatiewijzigingen of als gevolg van doorgevoerde privatiseringen of publiekrechtelijke taakoverhevelingen eervol ontslag verleend wordt, wordt ontheven van eventuele terugbetalingsverplichtingen die voortvloeien uit de studiefaciliteitenregeling, de verhuiskostenregeling, de regeling betaalt ouderschapsverlof en andere mogelijk bestaande regelingen.

Hoofdstuk 7 BIJZONDERE MAATREGELEN OUDERE WERKNEMERS

Artikel 7.1 Doelgroep

Voor de oudere ambtenaar, die op het moment van organisatieverandering van privatisering of publiekrechtelijke taakoverheveling 55 jaar of ouder is, gelden de bijzondere maatregelen uit dit hoofdstuk.

Artikel 7.2 Scholing

De oudere ambtenaar ad. artikel 7:1 kan in geval van herplaatsing niet tot bij- of omscholing verplicht worden.

Artikel 7.3 Non-activiteitenregeling

  • 1.

    Voor de oudere ambtenaar ad. art. 7:1 voor wie op advies van de herplaatsingscommissie het college van B&W besluit, dat voor de ambtenaar geen passende functie voorhanden is, geldt de non-activiteitenregeling. Dit onder voorwaarde dat de ambtenaar te kennen geeft geen andere functie te ambiëren en mits de ambtenaar uitdrukkelijk schriftelijk verklaard op de spilleeftijd van de (gemeentelijke)-regeling Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU/FPU+) gebruik te maken.

  • 2.

    De ambtenaar ad. lid 1 van dit artikel wordt niet voor verdere herplaatsing in aanmerking gebracht.

  • 3.

    De ambtenaar ad. lid 1 van dit artikel gaat een regeling aan in het kader van een bijzondere opdracht met een tijdelijk karakter, waarbij de werkgever:- gedurende de eerste 6 maanden een inkomen garandeerd gelijk aan 100% van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie- en eindejaarstoelage die de ambtenaar heeft op het moment dat van deze regeling gebruik wordt gemaakt;- op het totaal van bezoldiging en toelagen wordt een korting toegepast van 10% gedurende de daarop volgende 6 maanden;- nadien wordt een korting toegepast van 20% op bezoldiging en toelagen tot op de 1e dag van de maand volgende op die waarin de spilleeftijd van de FPU wordt bereikt of indien geen gebruik gemaakt kan worden van de FPU, inclusief de daaraan verbonden overgangsregeling, tot aan het moment, waarop de ambtenaar wel gebruik kan maken van regelingen die zijn salaris en toelagen garanderen maar uiterlijk tot de maand volgend op die waarin de ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Artikel 7.4 Uitgestelde non-activiteitenregeling

Voor de oudere ambtenaar ad. art.7:1 voor wie op advies van de herplaatsingscommissie het college van B&W besluit, dat voor de ambtenaar geen passende functie voorhanden is en die op het moment van de organisatieverandering, van privatisering of publiekrechtelijke taakoverheveling, nog geen gebruik wenst te maken van de non-activiteitenregeling, kan worden overeengekomen voor een nader vast te stellen periode een geschikte of bovenformatieve functie te aanvaarden. Na afloop van die periode wordt de ambtenaar alsnog in de gelegenheid gesteld van de non-activiteitenregeling gebruik te maken.

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Hardheidclausule

  • 1.

    In gevallen waarin toepassing van het sociaal statuut zou leiden tot een onbillijke situatie voor een ambtenaar, kan het college van burgemeester en wethouders van het statuut afwijken in voor de ambtenaar gunstige zin.

  • 2.

    In gevallen waarin het sociaal statuut niet voorziet beslist, gehoord het Georganiseerd overleg, het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: "Sociaal Statuut gemeente Appingedam 2000"

Artikel 8.3 Inwerkingtreding

Dit sociaal statuut treedt in werking met ingang van de maand volgend op die waarin de gemeenteraad tot vaststelling heeft besloten voor de duur van een periode tot 1 januari 2004.Indien er na 31 december 2003 geen aanleiding is om dit sociaal statuut te wijzigen wordt de werking van dit sociaal statuut telkens met een periode van een jaar verlengd.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering d.d. 20 december 2001.
De raad voornoemd,
, voorzitter , secretaris(E.A. Groot) (J.H.C. Stel)

1 Artikelgewijze toelichting op het Sociaal Statuut:

Artikel 1:1 DefinitiesDefinitie 'organisatiewijziging':Voor de definitie van organisatiewijziging is aangesloten bij artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden. De toevoeging 'belangrijke' in de definitie van organisatiewijziging kan tot discussie leiden. Of een inkrimping, een wijziging van de werkzaamheden of een wijziging van de organisatiestructuur 'belangrijk' is kan worden afgemeten aan: * de reikwijdte van de organisatiewijziging (hoeveel ambtenaren zijn erbij betrokken)* de ingrijpendheid van de organisatiewijziging (hoe ingrijpend zijn de gevolgen voor de betrokken ambtenaren).

Definitie 'publiekrechtelijke taakoverheveling':Bij publiekrechtelijke taakoverheveling moet gedacht worden aan het verplaatsen van taken naar een gemeenschappelijke regeling, de provincie of een ander publiekrechtelijk orgaan.

Artikel 1:2 WerkingssfeerHerindelingoperaties worden van de werkingssfeer van het sociaal statuut uitgezonderd. Bij herindeling is immers sprake van een bijzondere situatie waarin twee of meer gemeentelijke organisaties fuseren tot één nieuwe organisatie. Voor een dergelijke complexe reorganisatie moet een apart sociaal plan worden opgesteld in overleg met de andere werkgever(s) en de vakorganisaties in het bijzonder georganiseerd overleg (BGO).

Artikel 1:3 BevoegdheidDe Gemeentewet (artikel 159) verplicht gemeenten een organisatieverordening vast te stellen, waarin de hoofdstructuur van de ambtelijke organisatie wordt vastgelegd. Deze verordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het nader invullen van de hoofdstructuur - de inrichting van de onderdelen van de hoofdstructuur - is eveneens voorbehouden aan de gemeenteraad, maar kan gedelegeerd worden aan het college van burgemeester en wethouders. Bij een organisatieverandering zal bekeken moeten worden of de organisatieverordening moet worden aangepast aan de nieuwe structuur.

Artikel 1:4 Bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende individuele ambtenaren.Krachtens de Gemeentewet wordt bijvoorbeeld de gemeentesecretaris door de raad aangesteld.

Artikel 2:5 Taakverdeling tussen ondernemingsraad en georganiseerd overleg.De kern van dit artikel is dat de onderwerpen die gedurende het reorganisatietraject moeten worden besproken, óf primair door de ondernemingsraad, óf primair in het georganiseerd overleg worden behandeld. Dit om te voorkomen dat bepaalde discussies over deelonderwerpen twee keer moeten worden gevoerd, met mogelijk een ander eindresultaat. Over de taakverdeling kunnen nadere afspraken worden gemaakt tussen de betrokken partijen (de werkgever, de ondernemingsraad en de vakorganisaties). De wettelijke bepalingen moeten hierbij uiteraard in acht worden genomen.In z’n algemeenheid kan worden gesteld dat de ondernemingsraad adviezen geeft over het reorganisatieplan, met als invalshoek de gevolgen voor de (werkzaamheden van) het personeel. Te denken valt aan de volgende onderwerpen:- clustering van taken in de organisatiestructuur;- wijziging van functies;- de managementstructuur;- et cetera.In het georganiseerd overleg daarentegen wordt niet zozeer gesproken over de voorstellen in het (concept) reorganisatieplan, maar over de rechtspositionele aspecten van de organisatieverandering, te denken valt aan de volgende onderwerpen:- gevolgen voor de werkgelegenheid;- gevolgen voor de rechtspositie (inclusief arbeidsvoorwaarden) van betrokkenen.

Hoofdstuk 3 Werkingssfeer hoofdstuk.Een 'interne' organisatiewijziging is een organisatieverandering waar geen andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke werkgevers bij betrokken zijn.

Artikel 3:2 Werkgelegenheid bij organisatiewijzigingDit artikel legt vast dat er geen gedwongen ontslagen zullen plaatsvinden als gevolg van organisatieveranderingen.

Artikel 3:3 Voorkeursvolgorde bij herplaatsingDeze voorkeursvolgorde moet als volgt worden geïnterpreteerd:Indien mogelijk blijft de ambtenaar na de reorganisatie dezelfde (vrijwel ongewijzigde) functie vervullen. Er zijn echter twee gevallen te noemen waarin dit niet (voor alle ambtenaren) mogelijk blijkt te zijn:

  • 1.

    De functie die de ambtenaar bekleedde, bestaat niet meer in de nieuwe organisatie. De ambtenaar wordt overgeplaatst naar een andere, passende functie binnen de gemeentelijke organisatie.

  • 2.

    Voor de functie, die de ambtenaar bekleedde, zijn in de nieuwe organisatie meer kandidaten dan formatieplaatsen (bijvoorbeeld als gevolg van inkrimping). De ambtenaar wordt óf geplaatst in zijn oude functie, óf in een andere, passende functie. Pas als na zorgvuldig onderzoek blijkt dat niet voor alle herplaatsingkandidaten een passende functie kan worden gevonden, wordt het onderzoek uitgebreid naar functies die niet passend, maar wel geschikt zijn.

Artikel 3:5 Uitgangspunten herplaatsingDe manier waarop de gegevens als bedoeld in het eerste lid van dit artikel tegen elkaar zullen worden afgewogen door de herplaatsingcommissie, zal bij elke zich voordoende reorganisatie apart ingevuld moeten worden.

Artikel 3:6 Verplichting ambtenaarIn het tweede lid wordt gesteld dat het college van burgemeester en wethouders kan besluiten tot (geheel of gedeeltelijk) verval van het wachtgeld of de uitkering. Het college kan zich daarbij baseren op artikel 10:22 lid 2 resp. artikel 11:26, lid 3 van de CAR.

Artikel 3:8 Functiegebonden toelagenFunctiegebonden toelagen (bijvoorbeeld de vergoeding voor onregelmatige diensten, de inconveniëntenregeling of consignatievergoeding) komen te vervallen als de ambtenaar na herplaatsing een functie gaat vervullen, waaraan deze toelagen niet zijn verbonden. Om een al te plotselinge inkomensachteruitgang te voorkomen wordt hier een afbouwingsregeling voorgesteld. Vervallen toelagen worden alleen afgebouwd, indien en voor zover het verdwijnen van de toelagen een verlaging van de bezoldiging betekent. Het is immers denkbaar dat bij de overgang van functie A naar B de ene toelage komt te vervallen, maar een andere toelage daarvoor in de plaats komt. Alleen de daling van de totale bezoldiging (salaris plus toelagen) wordt dan afgebouwd.

Artikel 3:9 Persoonsgebonden toelageEen voorbeeld van een persoonsgebonden toelage is een toelage die de ambtenaar in het verleden op grond van artikel 3:7:8 van de UWO (buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver) is toegekend.De toelage op grond van artikel 17 van de Bezoldigingsregeling 1995 is eveneens te beschouwen als persoonsgebonden toelage.

Artikel 4:3 Bedenkingen tegen voorstelOp grond van artikel 4:8 en 4:9 van de Algemene wet bestuursrecht moet de ambtenaar de mogelijkheid krijgen om - naar keuze schriftelijk of mondeling - zijn bedenkingen te uiten voordat het definitieve besluit wordt genomen.

Artikel 5:2 Werkgelegenheid De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke instantie in overleg over de overname van de ambtenaren van het desbetreffende organisatieonderdeel. In dit overleg zal in ieder geval aan de orde komen of het personeel geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen en de wijze van inpassing. Bovendien zullen (de financiële aspecten van) de arbeidsvoorwaarden van het over te nemen personeel aan bod komen.Artikel 8:4:1, eerste lid van de UWO verplicht UWO-gemeenten om, voordat tot ontslag wegens reorganisatie (hier privatisering of taakoverheveling) kan worden overgegaan, door middel van zorgvuldig onderzoek te bezien of het mogelijk is de desbetreffende ambtenaar passende werkzaamheden binnen de gemeente te laten verrichten.

Artikel 5:4 RechtspositievergelijkingIn het derde lid wordt gesteld dat in het sociaal plan een netto-nettogarantie moet worden opgenomen. Dit betekent dat het brutosalaris bij de nieuwe werkgever zodanig moet zijn, dat het salaris na aftrek van belasting en premies minstens even hoog moet zijn als het netto salaris bij de gemeente vóór de overplaatsing. Er is hier gekozen voor een netto-nettoconstructie, omdat het bruto-nettotraject in de marktsector niet gelijk is aan het bruto-nettotraject in de overheidssector.

Hoofdstuk 6 Flankerend beleid.Flankerend beleid zal maatwerk moeten zijn. Van persoon tot persoon zal moeten worden onderzocht welke mogelijkheden van toepassing kunnen zijn en zal in onderling overleg moeten worden geprobeerd gezamenlijk een oplossing te vinden. Maatregelen in het kader van flankerend beleid hebben dan ook geen algemene werking en er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Bij alle punten zal meewegen of door de maatregel direct dan wel indirect wordt bijgedragen aan de oplossing van een knelpunt.

Hoofdstuk 7 Bijzondere maatregelen oudere werknemers.De bijzondere maatregelen oudere werknemers zullen ook maatwerk moeten zijn. Artikel 7:4 geeft aan wat hiervoor de mogelijkheden zijn.Van belang is dat de non-activiteitenregeling van toepassing is voor de ambtenaar voor wie geen passende functie voorhanden is.

Aldus besloten in de openbare vergadering d.d. 20 december 2001.

De raad voornoemd,

, voorzitter , secretaris(E.A. Groot) (J.H.C. Stel)