Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening gemeente Beemster 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening gemeente Beemster 2015

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALING

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Raad: de gemeenteraad van Beemster.

  • b.

    College: het college van Burgemeester en Wethouders van Beemster

  • c.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Beemster en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • d.

    Financiële administratie: Het onderdeel van de administratie dat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Beemster omvat, teneinde te komen tot een doelmatig inzicht in:

    • -

      de financieel-economische positie;

    • -

      het beheren van vermogenswaarden;

    • -

      de uitvoering van de begroting;

    • -

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • -

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • e.

    Programma: een samenhangend geheel van activiteiten om de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken. Programma's worden vastgesteld door de raad.

  • f.

    Rechtmatigheid: Het in overeenstemming zijn met de financiële beheersmaatregelen opgenomen in geldende wet- en regelgeving.

  • g.

    Doelmatigheid: Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • h.

    Doeltreffendheid: De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • i.

    Vervangingsinvestering: Een investering om een gebruiksmiddel te vervangen zonder dat het gebruik leidt tot veranderingen. Mocht de investering leiden tot veranderingen in het gebruik dan wordt het beschouwd als een nieuwe investering.

ARTIKEL 2 PROGRAMMA-INDELING

De raad stelt de indeling van de programma’s vast.

ARTIKEL 3 INRICHTING BEGROTING EN JAARSTUKKEN

  • 1. In de programmabegroting wordt per programma aangegeven wat de maatschappelijke effecten zijn en op welke wijze er naar gestreefd zal worden die effecten te verwezenlijken. Dit wordt gedaan aan de hand van de vragen: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat gaat dat kosten? De maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties worden waar mogelijk of gewenst meetbaar gemaakt via indicatoren. De raad stelt de indicatoren vast.

  • 2. Bij de programmabegroting wordt een overzicht gegeven van de productenraming ingedeeld naar programma’s. Bij de programmarekening wordt een overzicht gegeven van de producten realisatie ingedeeld naar programma’s.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen, de lopende investeringen en van de vervangingsinvesteringen, per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Van de lopende investeringen wordt het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 5. In de programmarekening wordt de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 6. Het college biedt jaarlijks voor 1 mei de raad de kadernota aan. In de kadernota staat het actuele financiële perspectief en worden kader stellende keuzes voorgelegd voor de opstelling van de meerjarenbegroting voor het volgende jaar.

ARTIKEL 4 AUTORISATIE BEGROTING, INVESTERINGSKREDIETEN EN BEGROTINGSWIJZIGINGEN

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begroting worden jaarlijks twee lijsten overlegd: een lijst met (vervangings-)investeringen en een lijst met voorgenomen investeringen. De jaarlijkse lasten die voortvloeien uit deze investeringen zijn verwerkt in de programmabegroting. Voor de lijst met vervangingsinvesteringen geldt dat de raad wordt gevraagd deze expliciet bij de vaststelling van de begroting goed te keuren. Voor de lijst met voorgenomen investeringen wordt een afzonderlijke kredietaanvraag aan de raad aangeboden.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s en beleidsvelden zoals geautoriseerd in de begroting en de uitgaven op de investeringen niet worden overschreden, met in achtneming van de tolerantiegrenzen zoals door de raad vastgesteld op € 10.000 per beleidsveld. Indien het college een overschrijding voorziet, informeert het college de raad. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid aan toe. Voor overschrijdingen van de investeringskredieten kleiner dan 3% met een minimum van € 1.000 worden geen kredietverhogingen voorgelegd.

  • 4. Voor investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen (behoudens (vervangings-) investeringen), legt het college een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor alvorens verplichtingen worden aangegaan.

ARTIKEL 5 TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE

  • 1. Het college informeert de raad twee maal per jaar door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende jaar. De rapportages geven inzicht in inhoudelijke alsmede financiële afwijkingen. Afwijkingen als gevolg van structurele en incidentele effecten die in het voorgaande jaar zijn gebleken worden opgenomen in de kadernota en in de eerste tussentijdse rapportage.

  • 2. De tussentijdse rapportage wordt in september en november van het lopende begrotingsjaar aan de raad aangeboden. Het betreft respectievelijk de zes- en negenmaands rapportage.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen groter dan 3% met een minimum van € 1.000 op investeringskredieten en/of afwijkingen groter dan € 10.000 op de raming van de baten en lasten per beleidsveld toegelicht.

  • 5. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad doet het college indien nodig, voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 6. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d;

    • f.

      de stand van de algemene reserve.

  • 7. Naast de aspecten die directe financiële bijstelling vragen gaat de rapportage in op:

    • a.

      de eventuele bijstelling van de planning van aan de raad aan te bieden bestuurlijke producten;

    • b.

      een nadere toelichting op de stand van zaken met betrekking tot de risico’s en onzekerheden zoals aangegeven in de begroting.

ARTIKEL 6 RESERVES EN VOORZIENINGEN

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

    • d.

      de weerstandscapaciteit en de ondergrens van de algemene reserve.

  • 2. Indien de raad een bestemmingsreserve instelt met een specifiek doel heeft deze met uitzondering van de algemene reserve en de egalisatiereserves een looptijd van 4 jaar.

  • 3. Als de bestemmingsreserve zijn bestaansgrond verliest, doet het college een voorstel voor het vervallen van de middelen van de betreffende bestemmingsreserve aan de algemene reserve.

ARTIKEL 7 INFORMATIEPLICHT

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen en garanties en

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

ARTIKEL 8 213A ONDERZOEKEN

  • 1. In het kader van artikel 213a van de Gemeentewet onderzoekt het college jaarlijks de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Centraal daarbij staat de vraag in hoeverre de doelen van de beleidsnota’s en van de programmabegroting door de inzet van de gemeente worden gerealiseerd.

  • 2. Jaarlijks worden maximaal twee onderzoeken uitgevoerd.

  • 3. De uitkomsten van het onderzoek en de eventuele aanbevelingen worden ter informatie aan de raad aangeboden.

ARTIKEL 9 WAARDERING EN AFSCHRIJVING VASTE ACTIVA

  • 1. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2. De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa worden de afschrijvingstermijnen gehanteerd zoals vermeld in de bijlage 'Afschrijvingstabel gemeente Beemster' die onderdeel uitmaakt van deze verordening. De afschrijvingen vangen aan in het jaar volgend op het jaar van oplevering of ingebruikname. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 3. De raad kan afwijken van de afschrijvingstermijnen en besluiten tot een andere levensduur.

  • 4. Activering zal plaatsvinden volgens de componentenmethode. Hierbij vindt de afschrijving plaats in relatie tot de vermoedelijke levensduur (uitsplitsing naar onderdelen: inventaris, machines, bouw, grond e.d.).

  • 5. Activa met zowel een economisch als maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 6. Aankoop en vervaardiging van activa met zowel een meerjarig economisch als maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd en afgeschreven zoals bij punt 2 en punt 4 is aangegeven.

  • 7. Aan de in het loop van een jaar gedane investeringen wordt geen rente toegerekend. Voor investeringen die aan het begin van het volgende jaar nog niet zijn voltooid wordt de rente over de boekwaarde wel toegerekend en ten laste gebracht van de exploitatie.

  • 8. Het toegerekende rentepercentage wordt gebaseerd op het, in het jaar van ingebruikname, geldende rentepercentage.

ARTIKEL 10 KOSTPRIJSBEREKENING

  • 1. Voor het bepalen van de bijdrage aan de producten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Het uitgangspunt hierbij is integrale toerekening van kosten. Voor de kostentoerekening aan producten die worden gedekt door middel van een tarief aan derden wordt eveneens gebruik gemaakt van het systeem van integrale kostentoerekening.

  • 2. De compensabele BTW vormt een onderdeel van de geraamde kostprijs.

ARTIKEL 11 VASTSTELLING HOOGTE BELASTINGEN, RECHTEN, HEFFINGEN EN PRIJZEN

  • 1. De raad stelt jaarlijks de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen en heffingen vast. De heffingen zijn maximaal kostendekkend exclusief compensabele Btw.

  • 2. Bij verhuur van vastgoed worden de uitgangspunten gehanteerd, zoals deze door de gemeenteraad zijn vastgesteld in de Tarievennota gemeentelijk Vastgoed.

ARTIKEL 12 FINANCIERINGSFUNCTIE

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende regels in acht:

    • a.

      door in enig jaar optimaal gebruik te maken van de kasgeldlimiet en minder dan begroot langlopende geldleningen aan te trekken;

    • b.

      indien er overtollige geldmiddelen zijn vindt schatkistbankieren plaats conform de rekeningcourantovereenkomst met de Staat der Nederlanden;

    • c.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 3 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • d.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

    • e.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden;

    • f.

      de totale maximale omvang per jaar van aan te trekken langlopende leningen c.q. af te sluiten langlopende uitzettingen alsmede de maximale omvang op enig moment in het jaar van de totale kortlopende middelen wordt door de raad jaarlijks voorafgaand aan het betreffende jaar in de programmabegroting vastgesteld.

  • 3. Bij de uit te voeren treasury activiteiten is functiescheiding doorgevoerd als leidend principe op het gebied van administratieve organisatie en interne controle;

  • 4. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestiging van iedere opdracht te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5. een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

  • 6. Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

ARTIKEL 13 GARANTIES EN ZEKERHEDEN

  • 1. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 2. Door de gemeente worden drie soorten garanties en borgstellingen onderkend:

    • a.

      Achtervang in de vorm van renteloze leningen door gemeenten t.b.v. het Waarborgfonds Sociale Woningbouw: Er wordt geen voorziening gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de achtervangregeling loopt;

    • b.

      Garantstelling t.b.v. HVC: Er wordt geen voorziening gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Wel worden de financiële risico’s meegewogen in de berekening van het benodigde weerstandsvermogen;

    • c.

      Overige garantstellingen: Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

ARTIKEL 14 ADMINISTRATIE

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enz.

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

ARTIKEL 15 INTERNE CONTROLE

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Daartoe wordt een meerjarig IC-plan opgesteld en afgestemd met de externe accountant en besproken met de controller. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel

ARTIKEL 16 FINANCIËLE ORGANISATIE

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

ARTIKEL 17 INTREKKEN OUDE VERORDENING EN OVERGANGSRECHT

De Financiële verordening gemeente Beemster 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

ARTIKEL 18 INWERKINGTREDING

Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2016.

ARTIKEL 19 CITEERTITEL

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam Financiële verordening gemeente Beemster 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 30 juni 2015,
de griffier,
M. Timmerman
de voorzitter,
A.J.M. van Beek

Bijlage: Afschrijvingstabel

Tabel Afschrijvingstermijnen gemeente Beemster

Afschrijvings- termijn

Materiële vaste activa met economisch nut

A

Gronden en terreinen

geen

B

Gebouwen en inrichting

Verharding/terreininrichting

40 jaar

Gebouwen

50 jaar

Schoolgebouwen

40 jaar

Inrichting / renovatie sport-, speel- en schoolterrein

20 jaar

Noodgebouwen

20 jaar

Gebouw gebonden technische installaties

20 jaar

Functieverbeterende verbouwingen

20 jaar

Inrichting schoolgebouwen

20 jaar

Inrichting gymnastieklokalen / sporthallen

20 jaar

Kunststof sportveld onderlaag

20 jaar

Kunststof sportveld gemengde activering

15 jaar

Kunststof sportveld bovenlaag

10 jaar

C

Rioleringswerken en waterinvesteringen

Riolering

45 jaar

D

Inventaris, meubilair en installallaties

Containers anders dan glas-, papier- en rolcontainers

20 jaar

Gebouw inrichting (w.o. stoffering / meubilair)

10 jaar

Installaties / machines en ov. materiële vaste activa

10 jaar

Glas-, papier- en rolcontainers

15 jaar

Speeltoestellen

15 jaar

ICT software

6 jaar

ICT hardware

4 jaar

E

Transportmiddelen

Bijzondere voertuigen

15 jaar

Zware voertuigen (tractors, veegauto's, vrachtwagens)

10 jaar

Lichte voertuigen en bijbehorende apparaten

8 jaar

Maaimachines

6 jaar

Activa met maatschappelijk nut

A

Wegen en straten

Asfalt (wegen)

25 jaar

Elementen (wegen)

30 jaar

Rotondes

25 jaar

B

Bruggen en overige grote kunstwerken

Stalen/beweegbare-/stenen bruggen/kunstwerken

50 jaar

houten bruggen

25 jaar

Composiet bruggen

75 jaar

Betonnen bruggen/tunnels/viaducten

75 jaar

C

Waterbeheer

Dijken en kades

40 jaar

Stedelijk waterplan

45 jaar

Oeverbeschoeiing

20 jaar

Composiet beschoeiing

30 jaar

Kademuren/metselwerk/beton/stalen- en kunststof damwanden

50 jaar

D

Openbare verlichting en verkeersinstallaties

Verkeerslichten en lantaarnpalen

25 jaar

Inhoudsopgave

ARTIKEL 1 BEGRIPSBEPALING

ARTIKEL 2 PROGRAMMA-INDELING

ARTIKEL 3 INRICHTING BEGROTING EN JAARSTUKKEN

ARTIKEL 4 AUTORISATIE BEGROTING, INVESTERINGSKREDIETEN EN BEGROTINGSWIJZIGINGEN

ARTIKEL 5 TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE

ARTIKEL 6 RESERVES EN VOORZIENINGEN

ARTIKEL 7 INFORMATIEPLICHT

ARTIKEL 8 213A ONDERZOEKEN

ARTIKEL 9 WAARDERING EN AFSCHRIJVING VASTE ACTIVA

ARTIKEL 10 KOSTPRIJSBEREKENING

ARTIKEL 11 VASTSTELLING HOOGTE BELASTINGEN, RECHTEN, HEFFINGEN EN PRIJZEN

ARTIKEL 12 FINANCIERINGSFUNCTIE

ARTIKEL 13 GARANTIES EN ZEKERHEDEN

ARTIKEL 14 ADMINISTRATIE

ARTIKEL 15 INTERNE CONTROLE

ARTIKEL 16 FINANCIËLE ORGANISATIE

ARTIKEL 17 INTREKKEN OUDE VERORDENING EN OVERGANGSRECHT

ARTIKEL 18 INWERKINGTREDING

ARTIKEL 19 CITEERTITEL

Toelichting

ALGEMEEN

Hieronder staat een korte toelichting op de artikelen.

Getracht is, waar mogelijk, de artikelen die reeds zijn vastgelegd in andere regelgeving zoalsbijvoorbeeld het BBV, niet nogmaals in de verordening op te nemen

TOELICHTIG OP DE ARTIKELEN

Artikel 1 Begripsbepaling

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet,de Wet financiering decentrale overheden (Fido), het Besluit Begroting en VerantwoordingProvincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten(BAPG). Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordeninggedefinieerd.

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. Op grondvan artikel 192 Gemeentewet kan de raad besluiten nemen tot wijziging van de begroting.

Met het BBV is bepaald dat de begroting (en daarmee de jaarstukken) van gemeenten wordtingedeeld naar programma’s.

Een programma is volgens BBV een samenhangend geheel van activiteiten. Per programmadient expliciet te worden ingegaan op de maatschappelijke effecten en de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te verwezenlijken. Dit dient te worden gedaan aande hand van de volgende drie vragen (drie w-vragen): Wat willen we bereiken? Wat gaan we

daarvoor doen? Wat gaat dat kosten? De gedachte hierachter is dat de gemeenteraad door hetbeantwoorden van deze vragen zijn kaderstellende rol goed kan invullen.

Een programma bestaat uit een aantal beleidsvelden. Een beleidsveld bestaat uit een aantalprestatievelden. Hoe lager in de piramide hoe meer gedetailleerd de informatie. De raad stuurtop het niveau van de programma’s, het college op het niveau van de producten.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van debegroting. Zo is in het tweede lid opgenomen dat een productenraming wordt opgenomen bijde begroting en een productenrealisatie bij de jaarrekening. Dit zijn geen verplichtingen van het

BBV.

Begroting

De begroting is het integrale kader waarin alle te verwachten baten en lasten voor een bepaaldkalenderjaar zijn gekoppeld aan te realiseren doelen en daarvoor uit te voeren activiteiten. De begroting vormt tevens de basis voor de verantwoording. Begroting en jaarstukken moeten daarom identiek zijn van indeling.

De begroting is het centrale instrument voor het realiseren van het budgetrecht van de raad.Dat recht houdt in dat de raad de eigenaar is van de middelen en vanuit die positie het collegemachtigt om over budgetten te beschikken. Het college mag slechts uitgaven doen tot debedragen die door de raad op de begroting zijn gebracht.

Jaarstukken

Met de jaarstukken legt het college integraal verantwoording af aan de gemeenteraad overde uitvoering van de begroting. Volgens BBV bestaan de jaarstukken uit de jaarrekeningen het jaarverslag. In BBV zijn de (minimale) eisen geformuleerd waaraan de jaarstukkenmoeten voldoen. De gemeenteraad kan hier met het oog op zijn informatiebehoefte eisen aan

toevoegen.

De accountant controleert jaarlijks het onderdeel ‘jaarrekening’ van de jaarstukken. Diecontrole heeft als primair doel het afgeven van een verklaring. De accountant richt zich bij zijncontrole op de getrouwheid en de rechtmatigheid van baten, lasten en balansmutaties, zoalsdie tot uitdrukking komen in de jaarrekening.

Artikel 4 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

In dit artikel staan nadere regels met betrekking tot de autorisatie van de begroting eninvesteringskredieten.

Autorisatie

De wet bepaalt dat het college ten laste van de gemeente slechts uitgaven kan doen tot debedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (artikel 189 Gemeentewet). Dit voorschriftvormt de kern van het budgetrecht van de raad. Met het vaststellen van de begroting geeftde raad het college toestemming (of machtiging (autorisatie)) tot het doen van uitgaven.

De gemeenteraad van Beemster autoriseert op programmaniveau. Dat betekent dat voorwijzigingen van het doel van een programma of voor extra uitgaven voor de uitvoering van hetprogramma, altijd vooraf een door de raad vastgestelde begrotingswijziging nodig is.

Begrotingswijziging

Een begrotingswijziging is een aanpassing van de begroting tijdens het begrotingsjaar. Netzoals alleen de raad de begroting kan vaststellen kan ook de raad alleen de begroting wijzigen.

Voor wijzigingen van het doel van een programma of voor extra uitgaven voor de uitvoeringvan het programma, is altijd vooraf een door de raad vastgestelde begrotingswijziging nodig.Hiervoor doet het college gedurende het jaar voorstellen aan de raad. Bij kredieten geldt datook als tegenover de hogere uitgaven hogere baten staan (zoals extra subsidie) er instemming

van de raad is vereist voor het bijgestelde krediet. Hiermee wordt de kredietbewakingaangescherpt. De vraag om instemming kan worden voorgelegd als onderdeel van detussentijdse rapportages.

Het valt binnen de beschikkingsbevoegdheid van het college omoverschotten en tekorten opproducten en deelproducten binnen één programma met elkaar te compenseren en daaroveruitleg te geven bij de jaarrekening.

Investeringen

Naast de lopende uitgaven doet de gemeente ook investeringen. Ook deze uitgaven moetengeautoriseerd worden. Er is voor gekozen om deze uitgaven te autoriseren bij de begroting.

Artikel 5 Tussentijdse rapportage

De raad wordt geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van deuitvoering van het beleid door middel van tussentijdse rapportages. In dit artikel staan debepalingen over de inhoud van de rapportages.

Artikel 6 Reserves en voorzieningen

Het eerste lid bepaalt dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves envoorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kadersvast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserve en

bestemmingsreserves.

Artikel 7 Informatieplicht

In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht vanhet college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaaldeverplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien

de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor degemeente.

In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van deopgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in anderegevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijkerechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet.

Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad inelk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijnwensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Artikel 8 213a onderzoeken

In de Gemeentewet is in artikel 213a voorgeschreven dat het college zelf onderzoek dient uit tevoeren naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Het accent van een 213a onderzoek ligt op de doeltreffendheid van het beleid. Centraal staatdaarbij de vraag in hoeverre de doelen van programmabegroting en de daaraan ten grondslagliggende beleidsnota's gerealiseerd worden en waarom gestelde doelen niet worden bereikt en

hoe de sturing op het doelbereik kan worden verbeterd. Doelmatigheidsonderzoeken (werkenwe efficiënt), zoals doorlichtingen van afdelingen worden niet (meer) in het kader van 213aonderzoek uitgevoerd.

De controller is verantwoordelijk voor de voorbereiding van deonderwerpkeuze door hetcollege en voor de uitvoering van het onderzoek. De onderzoeken worden in principe intern uitgevoerd door het onafhankelijke team B&I van de Gemeente Purmerend. Om de gewenste

leereffecten te optimaliseren worden de onderzoeken zoveel mogelijk intern uitgevoerd met betrokkenheid van de betreffende afdeling. De voorbereiding, uitvoering en het natraject van de 213a onderzoeken zijn nader uitgewerkt en vastgelegd in de betreffende procesbeschrijving.

Artikel 9 Waardering en afschrijvingen vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voorwaardering en afschrijving activa”. Artikel 9 stelt de regels voor de waardering en afschrijvingvan de vaste activa.

In dit artikel zijn alle bepalingen over waardering en afschrijving van activa opgenomen.Uitgangspunt is dat de voorschriften in het BBV en de uitspraken van de commissie BBVbepalend zijn. Daar waar het BBV keuzevrijheid laat over de te volgen methodiek zijn hieroverin deze verordening bepalingen opgenomen. De afschrijvingstermijnen dienen gezien teworden als richtlijn. In het BBV is namelijk reeds vastgelegd dat de afschrijvingstermijn gelijkmoet zijn aan de verwachte toekomstige levensduur.

Artikel 10 Kostprijsberekening

In artikel 10 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoalsdat door artikel 212, lid 2, onder b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogtevan heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van degeraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manierenberekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten van de compensabele BTWvoor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijnexclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat zewel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kostenwel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd. Tevens is de gemeente hiervoor gekort in hetGemeentefonds.

Artikel 11 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van deraad die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van dit artikelbepaalt dat de raad de tarieven voor belastingen en heffingen jaarlijks vaststelt.

Belastingen

Gemeenten kunnen op grond van de Gemeentewet eigen belastingen heffen. De mogelijkheiddaartoe is wel beperkt. Gemeenten mogen alleen belastingen heffen die de wet uitdrukkelijktoestaat. Het gaat om de volgende belastingen:

• onroerende zaakbelasting en roerende ruimtebelasting (artikel 220 en 221)

• baatbelasting (artikel 222)

• forensenbelasting (artikel 223)

• toeristenbelasting (artikel 224)

• parkeerbelasting (artikel 225)

• hondenbelasting (artikel 226)

• reclamebelasting (artikel 227)

• precariobelasting (artikel 228)

• rioolheffing (artikel 228a)

• reinigingsheffing (wet milieubeheer artikel 15.33)

In Beemster worden de volgende belastingen geheven:

• onroerende zaakbelasting en roerende ruimtebelasting

• toeristenbelasting

• rioolheffing

• reinigingsheffing

Naast belastingen kan de gemeente ook inkomsten genereren met rechten (artikel 229).

Belangrijkste verschil tussen deze twee is dat bij een belasting de belastingheffer geen directaanwijsbare tegenprestatie hoeft te leveren. Bij rechten is dat wel nodig.

Belastingen worden geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex, zoals gepubliceerddoor het CBS in januari in het jaar voorafgaand aan de begroting. De raad heeft debevoegdheid om hiervan af te wijken.

Rechten

Rechten zijn heffingen voor:

• het gebruik van bepaalde werken van de gemeente;

• voor het verstrekken van verleende diensten;

• voor gebruik van voorzieningen;

• voor vermakelijkheden.

De geraamde inkomsten uit rechten mogen niet hoger zijn dan de geraamde lasten. In plaatsvan rechten wordt ook wel gesproken van retributies en leges. Voor het heffen van rechtendient de gemeenteraad een verordening vast te stellen.

Heffingen

Deze verplichting volgt uit BBV. De paragraaf lokale heffingen dient ertoe de raad eenbetrouwbaar inzicht te bieden in de eigen inkomsten en de lastendruk die de lokale heffingenveroorzaken.

In (de toelichting op) BBV worden de volgende onderdelen voor de paragraaf lokale heffingengenoemd. In de begroting respectievelijk het jaarverslag moet voor de raad de volgendeinformatie beschikbaar zijn:

• de geraamde inkomsten;

• het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

• een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

• een aanduiding van de lokale lastendruk;

• een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

De paragraaf lokale heffingen in de programmabegroting en in de programmarekening geeftjaarlijks inzicht in de gemeentelijke heffingen in totaliteit van zowel heffingen met een specifiekdoel (retributies) als belastingen waarvan de besteding niet gebonden is.

Bij verhuur van maatschappelijk vastgoed kan middels subsidie (een deel van de) huurlastenworden gecompenseerd.

Artikel 12 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Geziende operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het gaat omde kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. In de verordening dienen regels testaan over in ieder geval:

• de algemene doelstelling van deze functie;

• te hanteren richtlijnen en limieten;

• de administratieve organisatie, daaronder begrepen, taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheidsrelaties en informatievoorziening.

De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in debegroting en de rekening zoals die in het BBV is voorgeschreven.

In artikel 12 stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden.

Deze functie betreft alle activiteiten die te maken hebben met het verwerven en beheren vanfinanciële middelen door de gemeente.

Concreet gaat het dan om zaken zoals het aantrekken van geld in diverse vormen, bijvoorbeelddeposito’s en leningen, het beheersen van geldstromen (zodat een minimale hoeveelheidmiddelen aangetrokken hoeft te worden) en een optimaal beheer van aanwezige middelen(zodat een optimaal rendement van deze middelen kan worden behaald).

Het derde tot en met het zesde lid bepaalt dat bij de treasury activiteiten functiescheiding isdoorgevoerd. De belangrijkste voorwaarden zijn:

a) iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier ogenprincipe);

b) de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

c) de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijkefunctionarissen.

Artikel 13 Garanties en zekerheden

Binnen het borgstelsel van de sociale woningbouw is de achtervang van het Rijk (50%) en degemeenten (50%) het sluitstuk van de zekerheidsstructuur. Deze zekerheidsstructuur maakthet mogelijk dat corporaties met voordelige financiering sociale volkshuisvesting kunnen

realiseren.

WSW is nog nooit aangesproken op de borg en schat het risico van de gemeenten en het Rijkin als zeer klein, of zelfs theoretisch.

De gemeente is terughoudend met het verstrekken van garanties.

Artikel 14 Administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.

In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welkeeisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

Artikel 15 Interne controle

Met interne controle wordt gedoeld op de controle-activiteiten die in de administratieveorganisatie (AO) zijn ingebouwd als waarborg voor het noodzakelijk gewenste verloop van dieAO. Bij verbijzonderde interne controle heeft iemand van buiten het betreffende werkproces zichtbaar, dat wil zeggen waarneembaar door derden, een controle uitgevoerd op de nalevingvan de AO.

Voor de accountant is de kwaliteit van (verbijzonderde) interne controle bepalend voorde noodzakelijke breedte en diepgang van zijn controle. Hoe hoger de kwaliteit van de(verbijzonderde) interne controle door de organisatie, hoe minder controlewerkzaamheden deaccountant hoeft uit te voeren. De jaarlijkse interim-controle van de accountant is specifiek

gericht op de kwaliteit van de AO en de (verbijzonderde) interne controle.

Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen omtrent de inrichting van de AO.

Het IC-plan wordt periodiek geactualiseerd. Dit wordt afgestemd met de externe accountant enkan met de audit commissie worden besproken.

Artikel 16 Financiële Organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven,waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moetgeven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan het zich moet houden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer enbeleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creërende randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bijhet onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheerhandelingen en getrouwheid van de

jaarrekening.

Artikel 17 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar tworden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan debegroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe

verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaart+1 en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op dejaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor isin artikel 17 een overgangsbepaling opgenomen

Artikel 19 Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men naar deze verordening kan verwijzen.