Regeling vervallen per 01-01-2015

Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Beesel

Geldend van 07-07-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

REINTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE BEESEL

De raad van de gemeente Beesel,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz),

Overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a WWB, artikel 35 Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende 'Reïntegratieverordening wet werk en bijstand gemeente Beesel’.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Deze verordening verstaat onder

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375), zoals deze nadien is of wordt gewijzigd;

    • b.

      Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • c.

      Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • d.

      uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

    • e.

      Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen;

    • f.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 onder a. van de wet, die als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen.

    • g.

      belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • h.

      werknemer in gesubsidieerde arbeid: werknemer als bedoeld in artikel 10, lid 2 van de wet;

    • i.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 onder a. van de wet door burgemeester en wethouders ondersteuning kan worden geboden;

    • j.

      voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a van de wet; een instrument binnen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • k.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;

    • l.

      vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

    • m.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

    • n.

      wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten.

Artikel 2. Opdracht aan burgemeester en wethouders

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden ondersteuning aan belanghebbenden.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Burgemeester en wethouders houden daarbij rekening met de aard en omvang van door burgemeester en wethouders te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevorderen de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.

  • 5. Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen.

Hoofdstuk 2. Doel en doelgroep

Artikel 3. Doel van de ondersteuning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 4. Vorm van de ondersteuning

  • 1. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2. Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorziening die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3. Onder een voorziening wordt tevens verstaan:

    • a.

      Vergoeding van noodzakelijke reiskosten voor deelname aan een voorziening, volgens het goedkoopste openbaar vervoer tarief, voor zover de enkele reisafstand van woonadres tot het adres waar aan de voorziening dient te worden deelgenomen, meer bedraagt dan 10 kilometer enkele reis;

    • b.

      Kosten van noodzakelijke kinderopvang gedurende deelname aan een voorziening en de hiermee samenhangende reistijd;

    • c.

      De kosten onder a. en b. worden niet vergoed indien de voorziening bestaat uit een I/D-baan of een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 5 van de Wiw of artikel 12 van deze verordening.

  • 4. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 5. Onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

Artikel 6. Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

  • 1.

    verstrekken van de inlichtingen aan burgemeester en wethouders die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikte voorziening;

  • 2.

    verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 5;

  • 3.

    het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het traject;

  • 4.

    na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert;

  • 5.

    anderszins het slagen van een traject te bevorderen.

Artikel 7. Beperking

Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van burgemeester en wethouders in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

Hoofdstuk 3. Werken als instrument voor reïntegratie

Afdeling 1. Vrijwilligerswerk en werken met behoud van uitkering

Artikel 8. Sociale activering (vrijwilligerswerk)

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een traject activiteiten in het kader van sociale activering en/of vrijwilligerswerk aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of, als dat nog niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement.

  • 2. Activiteiten als bedoeld in lid 1 hebben als doel de uitkeringsgerechtigde, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

  • 3. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk. In afwijking daarvan kan vrijwilligerswerk ook verricht worden bij een organisatie die ten behoeve van de gemeente reïntegratieactiviteiten verricht als bedoeld in deze verordening.

  • 4. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op (middel-)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, danwel dat dit perspectief onduidelijk is en dat inzet van het instrument wenselijk is.

Artikel 9. Leerwerkstages

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een traject een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een bijstandsuitkering, door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.

  • 3. Dit instrument kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel-)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een leerwerkstage geïndiceerd is.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5. De leerwerkstage duurt maximaal 6 maanden.

  • 6. Indien er sprake is van een duaal traject (bv in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg: BBL) voor zolang de opleiding duurt.

Artikel 10. Proefplaatsingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een uitkeringsgerechtigde een proefplaatsing aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.

  • 3. Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.

  • 4. De proefplaatsing duurt maximaal zes maanden.

  • 5. Voor een proefplaatsing kan van de instelling of het bedrijf een vergoeding worden gevraagd.

Afdeling 2. Betaald werk

Artikel 11. Detacheringsbanen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een uitkeringsgerechtigde een detacheringbaan aanbieden als een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen de uitvoering van artikel 11 op aan een private rechtspersoon.

  • 3. Plaatsing in een baan heeft ten doel om de belanghebbende vaardigheden te laten opdoen die nodig zijn om betaalde arbeid te verrichten.

  • 4. De belanghebbende wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden. De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt maximaal een jaar met een loon van 100% van het wettelijk minimumloon (WML).

  • 5. De private rechtspersoon als bedoeld in lid 2 van dit artikel heft een inleentarief per gedetacheerde werknemer.

Artikel 12. Loonkostensubsidie gericht op reïntegratie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een belanghebbende mogelijk te maken.

  • 2. De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.

  • 3. De duur van de subsidie bedraagt minimaal een periode van zes maanden en maximaal 1 jaar.

  • 4. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 80% van het voor belanghebbende geldende wettelijk minimum loon.

  • 5. De duur en hoogte van de subsidie worden met inachtneming van het bepaalde in dit artikel door burgemeester en wethouders vastgesteld op basis van een individuele afweging ten aanzien van de betreffende belanghebbende.

Artikel 13. Aanvullende voorwaarde

Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan door werkgever en belanghebbende wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de belanghebbende wordt vastgelegd. De werkgever en belanghebbende kunnen bij het opstellen van het traject door burgemeester en wethouders worden ondersteund. Het trajectplan moet door burgemeester en wethouders worden goedgekeurd.

Artikel 14. Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 15. Aanvraag subsidie

  • 1. De subsidie dient te worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders voor de datum waarop de arbeidsovereenkomst van kracht wordt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van indiening van de aanvraag.

Artikel 16. Definitieve vaststelling

  • 1. Het subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode definitief vastgesteld door burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels met betrekking tot de bescheiden welke voor de definitieve vaststelling van het subsidie moeten worden overgelegd.

Artikel 17. Voorschotten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten verstrekken als aan de andere voorwaarden voor subsidie is voldaan.

  • 2. Voorschotten worden verrekend met de definitief vastgestelde subsidie.

Hoofdstuk 4. Scholing

Artikel 18. Scholing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van subsidie.

  • 3. Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:

    • a.

      De scholing dient te zijn gericht op het behalen van een startkwalificatie arbeidsmarkt;

    • b.

      Andere scholing dient kortdurend te zijn en gericht op snelle arbeidsinschakeling;

    • c.

      De goedkoopste scholingsmogelijkheid moet worden benut;

    • d.

      Uitgesloten zijn scholingen die gericht zijn op het zelfstandig ondernemen.

  • 4. Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers geldt daarnaast de aanvullende voorwaarden dat belanghebbende zich beschikbaar dient te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 16 uur per week.

Artikel 19. Specifieke kosten in verband met scholing

  • 1. Voor de scholing die met toepassing van artikel 18 wordt gevolgd komen de volgende kostensoorten voor vergoeding in aanmerking:

    • a.

      Opleidingskosten en cursusbijdragen;

    • b.

      Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

  • 2. Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers gelden daarnaast de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      de kosten als bedoeld in lid 1. onder b. en artikel 4, lid 3 onder a komen enkel voor vergoeding in aanmerking indien het traject geresulteerd heeft in werkaanvaarding;

    • b.

      kosten van kinderopvang komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Afdeling 3. Inkomensvrijlating en premies

Artikel 20. Inkomensvrijlating

In alle gevallen waarin zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de WWB, is sprake van een vrijlating die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

Artikel 21. Premies

  • 1. Burgemeester en wethouders kan aan een uitkeringsgerechtigde een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:

    • a.

      Bij werkaanvaarding wordt een eenmalige premie verstrekt ter hoogte van 50% van het in art 31, lid 2 onder j. genoemde bedrag nadat gedurende een half jaar het werk is verricht;

    • b.

      De persoon die blijvend is aangewezen op deeltijdwerk en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week, komt in aanmerking voor een eenmalige premie ter hoogte van het in art 31 lid 2 onder k genoemde maximum bedrag per jaar. Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om in afwijking van het voorgaande de in dit lid bedoelde premie toe te kennen.

    • c.

      De alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week, komt in aanmerking voor een eenmalige premie ter hoogte van het in art 31 lid 2 onder k genoemde maximum bedrag per jaar. Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om in afwijking van het voorgaande de in dit lid bedoelde premie toe te kennen.

    • d.

      Voor de premie als bedoeld in lid twee onder a kan men eens in de 3 jaar in aanmerking komen.

    • e.

      Voor de premie als bedoeld in dit artikel onder a. dient men een aanvraag te doen. De premies onder b. en c. kunnen ook ambtshalve worden toegekend.

Hoofdstuk 5. Afstemming en terugvordering

Artikel 22. Afstemming en terugvordering

  • 1. Een persoon die door burgemeester en wethouders een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, artikel 7, alsmede de verplichtingen die burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening hebben verbonden, na te komen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen van een belanghebbende niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 24. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Beesel ”.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 7 juli 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 mei 2004.