VERORDENING BURGERINITIATIEF GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

Geldend van 20-06-2005 t/m heden

Intitulé

VERORDENING BURGERINITIATIEF GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

De raad van de gemeente Bergen op Zoom;

gezien het initiatiefvoorstel van mevrouw M.J.P. van Kemenade en de heer P.J.W.J Slijpen, beiden lid van de

gemeenteraad van 29 april 2005, nr. lnit./05/02;

gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING BURGERINITIATIEF GEMEENTE BERGEN OP ZOOM

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

Ongeldig is het verzoek dat:

  • a.

    niet door ten minste 200 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat;

  • c.

    niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, evenals ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hunleeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatief houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover tijdens de afgelopen 24 maanden waarin indiening van het burgerinitiatief plaatsvindt, door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2. Het verzoek bevat tenminste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van een standaard formulier.

Artikel 6

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat tenminste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering,waarin de raad over het verzoek beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel eventueel meteen advies doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4. De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan op de gemeentelijke voorlichtingspagina, dan wel op een andere geschikte wijze.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

De verordening treedt in werking een dag na bekendmaking en kan worden aangehaald als "Verordening Burgerinitiatief gemeente Bergen op Zoom".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 2005,

De griffier

F.P. de Vos

De voorzitter

Toelichting verordening burgerinitiatief

Artikel 1

Sinds de invoering van het dualisme bestaat binnen de wet de mogelijkheid om burgers de mogelijkheid te bieden tot het indienen van een burgerinitiatiefvoorstel. Daartoe bestaan twee mogelijkheden:

  • a.

    het indienen van een concreet voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad;

  • b.

    het indienen van een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

In deze verordening is gekozen voor mogelijkheid b, omdat dit een ruimer alternatief is: burgers hebben aldus demogelijkheid om een onderwerp aan de raad aan te dragen, met daarbij de vrijheid al dan niet een concreet voorstel bij te voegen.

Artikel 2

Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergaderingmoet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend dooreen initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als het verzoek door tenminste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund,het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven, wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door tenminste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund,kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigenagenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in het voorstel voor de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidende verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).

Dit zou per categorie van gemeenten als drempel de volgende percentages van het totale aantalkiesgerechtigden voor de gemeenteraad opleveren:

  • 1.

    < 20.001 kiesgerechtigden: 1% van de kiesgerechtigden, met een minimumdrempel van 50 en een maximumdrempel van 125 kiesgerechtigden;

  • 2.

    20.001 -40.000 kiesgerechtigden: 0,7% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 200kiesgerechtigden;

  • 3.

    40.001 -100.000 kiesgerechtigden: 0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 300kiesgerechtigden.

  • 4.

    > 100.000 kiesgerechtigden: 0,33 % van de kiesgerechtigden.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 telde de gemeente Bergen op Zoom 48.290 kiesgerechtigden, wat betekent dat in deze categorie 3 van toepassing is. Het aantal burgers dat een burgerinitiatiefvoorstel aangaande de gemeente Bergen op Zoom op grond van deze formule dient te steunen komt daarmee op 241.

De betreffende formule en de uitkomst kunnen gezien worden als een indicatie voor het vast te stellen aantal initiatiefgerechtigden in Bergen op Zoom. Het uiteindelijke aantal initiatiefgerechtigden is vastgesteld op 200.

Artikel 3

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen,vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Tevens dienen jongeren, via het recht op burgerinitiatief, betrokken te worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats.

Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevensnodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5.

Artikel 4

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argumentvoor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissievergadering. Ook moet voorkomen worden, dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop heeft de raad bepaald dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen.

Evenmin is het de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. De raad acht hierbij 24 maanden een aannemelijke periode.

Artikel 5

Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek dient een aantal minimumvereisten gesteld te worden. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam de indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Vooral die laatste gegevens kunnen niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft.

Artikel 6

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is,maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raadniet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college.

Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad.

Er dienen vrij strakke procedurele regels opgesteld te worden voorde indiening en behandeling van burgerinitiatieven.

Deze regels dienen er vooral op gericht te zijn duidelijkheid te verschaffen over de interne werkwijze en waarborgen te creëren voor de initiatiefnemers dat de behandeling van een ingediend initiatiefvoorstel correct plaatsvindt. In de externe communicatie dient de nadruk te liggen op het onder de aandacht brengen van de spelregels op hoofdlijnen.

Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit inde zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep bij de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Artikel 7

In het kader van het dualisme is de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeesterkan er voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen.

Daarbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), evenals aan een beknopt overzicht van de inhoud van die voorstellen, de besluiten van de raad daarop en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.