Beleidsregels standplaatsen gemeente Berkelland 2016

Geldend van 06-04-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels standplaatsen gemeente Berkelland 2016

Beleidsregels standplaatsen gemeente Berkelland 2016

Het college van Berkelland,

gelet op hoofdstuk 4, titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

gelet op het bepaalde in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

besluit

vast te stellen de navolgende Beleidsregels standplaatsen Berkelland 2016:

1.Inleiding

Er gebeurt van alles in de openbare ruimte. Zo zijn er evenementen, markten en standplaatsen. Dat zijn bijvoorbeeld vis, loempia- en bloemenverkopers, maar ook standplaatshouders die elk jaar in het winter- of zomerseizoen een plek innemen. Denk bijvoorbeeld aan oliebollenverkopers in de winter en ijsverkopers in de zomer.

Standplaatsen kunnen worden gezien als een verrijking van het voorzieningenaanbod van de consument. Om onevenredige aantasting van de voorzieningenstructuur te voorkomen en om overlast (parkeren, verkeer, stank, hinder, uitzicht) zijn standplaatsen in Berkelland onder voorwaarden toegestaan. Standplaatsen worden toegestaan op locaties met een hoge concentratie consumentenbezoeken, zoals winkelgebieden. De voorwaarden worden in deze beleidsregels uitgewerkt. Let wel: de gemeente mag geen concurrentieverhoudingen regelen in de beleidsregels. Het feit dat een standplaatshouder mogelijk minder kosten heeft dan een gevestigde winkelier mag bijvoorbeeld ook geen rol spelen.

In Berkelland zijn standplaatsen op de weekmarkten, daarop is de Marktverordening van toepassing. Ook zijn er standplaatsen tijdens evenementen, deze vormen een onderdeel van de evenementenvergunning. Verder worden er op verschillende locaties in de gemeente Berkelland vergunningen voor standplaatsen verleend. Deze standplaatsen zijn vergunningplichtig volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Ook voor een standplaats op particuliere grond moet een vergunning worden aangevraagd. Toetsing vindt nu plaats volgens de APV en het standplaatsenbeleid dat in 2008 en 2009 is vastgesteld. Dat beleid is niet bekend gemaakt en is dus ook niet te beschouwen als een beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Er is behoefte aan actualisatie en formalisering van deze gedragsregels. Verder willen we wat meer grip krijgen en sturing geven aan het standplaatsenbeleid.

2.Beleidskader

2.1 Juridisch kader

Voor het innemen van een standplaats is een vergunning van het college nodig volgens artikel 5:18 van de APV. De gronden waarop een aanvraag om een vergunning geweigerd (kan) worden staan vermeld in de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu;

  • e.

    indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

De vergunning wordt geweigerd:

  • f.

    wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • g.

    indien door de standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Ad a. en b. Openbare orde en openbare veiligheid

De weigeringsgronden openbare orde en openbare veiligheid hebben nauw verband met elkaar en worden daarom samen uitgelegd. Onder openbare veiligheid wordt onder andere de verkeersveiligheid verstaan.

De aanwezigheid van een standplaats, maar ook de aantrekkende werking die er van uit kan gaan, kan een verstoring van de openbare rust van omwonenden opleveren.

Het innemen van een standplaats zal maar een enkele keer een gevaar opleveren voor de openbare orde. Deze weigeringsgrond wordt daarom vaak gehanteerd in combinatie met de weigeringsgrond “openbare veiligheid”. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaat mogelijk ongewenst verkeersgedrag. Bijvoorbeeld door ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers, kunnen looproutes geblokkeerd worden en kan ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Ook parkerende en geparkeerde auto´s kunnen overlast veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk om overal een standplaats in te nemen.

Ad c. en d. Volksgezondheid en bescherming van het milieu

Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving / het milieu. Met name standplaatsen waar etenswaren voor directe consumptie worden bereid hebben een impact op het milieu. Zoals geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke. In de praktijk is wat betreft overlast voor de omgeving onderscheid te maken tussen standplaatsen waaruit ter plaatse etenswaren worden bereid (zoals snack- en frietkramen) en overige standplaatsen. Bij de eerste groep is de kans op (geur)overlast groter dan bij de overige standplaatsen. Problemen kunnen worden voorkomen of beperkt door voldoende afstand te houden tussen de standplaats en omliggende woningen. De voorschriften van het Activiteitenbesluit en de handreiking “Bedrijven & Milieuzonering” van de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG) bieden hiervoor normen.

Ad e. Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan worden gehanteerd als een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Omdat standplaatsen niet zijn opgenomen in de welstandsnota en dus geen objectieve criteria voor standplaatsen zijn vastgesteld, kan niet snel geoordeeld worden dat sprake is van strijd met redelijke eisen van welstand.

Ad f. Bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

Een van de redenen om een standplaatsvergunning te weigeren is strijdigheid met het voor die locatie geldende bestemmingsplan. Omdat een standplaats een mobiel karakter heeft, zal meestal geen sprake zijn van een definitieve planologische reservering. Toch is bij het innemen van standplaatsen meestal geen sprake meer van incidenten, zodat het gebruik van de grond in planologisch opzicht van belang is. Het gebruik als standplaats wordt in vast te stellen bestemmingsplannen in beginsel mogelijk gemaakt binnen de bestemming “Verkeer - Verblijf” of een gelijkwaardige bestemming. De keuze voor deze bestemmingen is verdedigbaar, omdat standplaatsen op en aan de weg ontstaan zijn en daar een onlosmakelijk verband mee vormen. Onder verkeer valt ook het voetgangersdomein.

Ad. g. Redelijk voorzieningenniveau

In het verleden is het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare ordebelang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State één uitzondering gemaakt, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in gevaar komt door een standplaats. Hier zal niet snel sprake van zijn. Wanneer het college op deze weigeringsgrond een vergunning wil weigeren moet er wel aangetoond worden, mede aan de hand van de boekhouding van de winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt door het verlenen van een standplaatsvergunning.

2.2 Maximumstelsel

Het is in het belang van de openbare orde en openbare veiligheid, dat het maximum aan vergunningen wordt ingekaderd.

De vaststelling van het aantal af te geven vergunningen wordt bepaald aan de hand van een feitelijke invulling van de verschillende in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden. Aan de hand van ieder motief afzonderlijk is een aantal plaatsen aan te duiden waar een standplaats ingenomen kan worden. Een parkeerplaats moet bijvoorbeeld wel zijn bestemming parkeerplaats behouden. De locaties en de hoeveelheid vergunningen kunnen daarom worden gelimiteerd (het zogenaamde maximumstelsel). Tot nu toe zijn de aangewezen locaties afdoende gebleken om aan de vraag naar standplaatsen te voldoen.

De in 2008 aangewezen locaties zijn:

Borculo: Veemarkt

Eibergen: Zwikkelaarsplein

Neede: Marktplein en Ten Caoteplas (bij de laatste is geen stroomkast aanwezig; moet gehaald worden bij De Boer)

Ruurlo: Julianaplein

Beltrum: Mariaplein

Rekken: Lindevoort

Op deze locaties zijn stroomkasten aanwezig.

Daarnaast staan er standplaatsen op andere locaties. Zo zijn er in Haarlo, Beltrum, Rekken en Rietmolen minimarktjes ontstaan. Op basis van het standplaatsenbeleid uit 2009 worden daar maximaal 5 standplaatsen op 1 “marktdag” toegestaan.

Ook zijn er op andere plaatsen standplaatsen. Dit is meestal historisch zo bepaald. In de voormalige gemeenten stond daar ook al een standplaats. Bovendien moeten we in bijzondere gevallen kunnen afwijken van het standplaatsenbeleid.

Op dit moment is het beleid als volgt:

  • ·

    In de grote kernen worden per locatie en per dag maximaal twee standplaatsenvergunningen verleend. In de kleine kernen maximaal 1.

  • ·

    Een handelaar kan 1 dag in de week op een locatie staan

  • ·

    Op dagen dat er markt is worden er geen standplaatsvergunningen verleend in de betreffende kern.

  • ·

    In kleine kernen zijn er op het dagdeel dat daar een minimarkt plaatsvindt maximaal 5 standplaatsen toegestaan.

Mede op verzoek op verzoek van het Platform B.V. Berkelland willen we dat beleid wat aanscherpen en verduidelijken.

2.3 Begripsbepaling

Onder standplaats verstaat artikel 5:17 van de APV: “het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel”. Alle in deze paragraaf benoemde typen standplaatsen moeten hieraan voldoen.

Er wordt onderscheid gemaakt in het type standplaats. De volgende typen worden onderscheiden:

Een vaste (permanente) standplaats is een standplaats die op een vastgestelde locatie door verschillende vergunninghouders tijdens 1 of meerdere dag(del)en per week structureel en regelmatig over een langere periode wordt ingenomen. Vaste standplaatsen op particuliere grond moeten aan dezelfde beleidsregels en voorwaarden voldoen. De eigenaar van de grond moet wel toestemming geven voor het gebruik van de grond.

Periodieke standplaatsen zijn standplaatsen die op vastgestelde locaties tijdens een bepaalde periode van het jaar (seizoen) op meerdere dagen van de week (mogelijk dagelijks) door standplaatshouders worden ingenomen. Zoals de oliebollen- en kerstbomenverkopers. Periodieke standplaatsen mogen één keer per jaar maximaal 3 maanden aaneengesloten worden ingenomen. Een standplaatshouder die ijs gaat verkopen, is ook aan te merken als een periodieke standplaatshouder. Voor deze standplaatshouders houden wij een zomerseizoen aan dat loopt van 1 april tot 1 oktober.

Een incidentele standplaats is een standplaats die niet met regelmaat of vaste frequentie, slechts voor 1 of enkele dagen per jaar wordt ingenomen, zoals ruitreparatie. Er geldt een maximum van 12 dagen per jaar.

Voor ideële standplaatsen met een algemeen maatschappelijk belang, zoals de incidentele standplaats voor het landelijk borstkankeronderzoek, kan het college afwijken van de beleidsregels.

In alle categorieën betreft het een mobiele standplaats. Dat houdt in dat de standplaats moet worden ontruimd aan het eind van de dag/het dagdeel. Uitzonderingen gelden voor periodieke standplaatsen, zoals oliebollenkramen en kerstboomverkopers. Deze standplaatsen mogen gedurende de vergunde periode indien de aard dat nodig maakt, ook buiten verkooptijden, op de locatie blijven staan.

3. Standplaatsvergunningen

Het college heeft enkele standplaatslocaties aangewezen waarop standplaatsen ingenomen kunnen worden. Deze standplaatslocaties zijn getoetst aan de weigeringsgronden van de APV. Gelet op die weigeringsgronden en de spreiding van de standplaatsen beperkt het college het aantal standplaatslocaties waarvoor een vergunning wordt afgegeven. Om te voorkomen dat alle standplaatsen door eenzelfde branche worden ingenomen, hanteert de gemeente Berkelland tevens een branchering.

In het kader van de verkeersveiligheid zijn maximale afmetingen vastgesteld. We gaan uit van een maximale lengte van een kraam van 8 meter (inclusief dissel) en een maximale oppervlakte van 36 vierkante meter.

De standplaatslocaties, het maximaal aantal standplaatsen en bijzonderheden zoals afmetingen staan weergegeven in onderstaande tabel.

3.1 Vaste locaties

Vanwege deregulering gelden vaste standplaatsvergunningen voor 5 jaar. Na vijf jaar krijgt een nieuwe standplaatshouder de mogelijkheid om te vragen om verlenging van de standplaatsvergunning. Wanneer hij hier niet om vraagt dan gaat de procedure van loting van vrijgekomen standplaatsen in, zie hiervoor punt 6.5. Deze termijn van 5 jaar geldt tevens voor periodieke standplaatsvergunningen. Op de dagen dat de weekmarkten plaatsvinden mag op die locaties geen standplaats worden ingenomen. Periodieke standplaatsen mogen één keer per jaar maximaal 3 maanden aaneengesloten worden ingenomen, met uitzondering van een standplaatshouder die ijs gaat verkopen. Zij mogen hun standplaats innemen gedurende het zomerseizoen, dat loopt van 1 april tot 1 oktober.

Vaste locaties zijn per definitie in de openbare ruimte in het centrumgebied. Dit omdat daar de meeste bezoekers(stromen) zijn en we detailhandel/de winkelfunctie zoveel mogelijk willen concentreren in het centrumgebied. Verder bieden we de consument daar dan ook een gevarieerd aanbod. Ook zijn daar parkeervoorzieningen etc. Verder is het zo dat we op die manier eventuele overlast (verkeer, parkeren, geur) ook concentreren op 1 plek en niet spreiden over een hele kern. We wijzen de volgende locaties als vaste locaties aan. Bij de aangemerkte terreinen is de uiteindelijke plek afhankelijk van het soort kraam en de omgeving.

Plaats

Locatie

Max aantal plaatsen per locatie

Bijzonderheden

Borculo

Veemarkt

2

Stroomkast aanwezig

Eibergen

Zwikkelaarsplein

2

Stroomkast aanwezig

Neede

Vlearmoesplein

2

Stroomkast aanwezig

Ruurlo

Julianaplein

2

Stroomkast aanwezig

Beltrum

Mariaplein

Op de dag van de minimarkt maximaal 5. Op andere dagen maximaal 2.

Stroomkast aanwezig

Rekken

Lindevoort

Op de dag van de minimarkt maximaal 5. Op andere dagen maximaal 2.

Stroomkast aanwezig

Haarlo

Parkeerplaats Prinsen

Op de dag van de minimarkt maximaal 5. Op andere dagen maximaal 2.

Geen stroomkast, particulier grond (stroom via Prinsen)

Rietmolen

Past. C.M. van Everdingenstraat

Op de dag van de minimarkt maximaal 5. Op andere dagen maximaal 2.

Geen stroomkast aanwezig

Geesteren

Kerkplein

2

Geen stroomkast aanwezig, (stroom via de kerk)

De huidige vaste locaties (bij de Emte in Borculo en AH in Neede) blijven mogelijk (voor de huidige standplaatshouders).

3.2 Incidentele standplaatsen

Buiten de genoemde locaties om kunnen tijdelijke vergunningen worden verleend voor incidentele standplaatsen. Voor het innemen van een incidentele standplaats zijn geen vaste locaties aangewezen. Incidentele standplaatshouders kunnen wel van dezelfde locaties gebruik maken als de vaste standplaatshouders, op de dagen dat er geen gebruik wordt gemaakt van die locaties. We proberen te bevorderen dat standplaatshouders van de vaste standplaatsen gebruik maken. Op die manier hoeven ze ook zelf geen plek te zoeken en weten ze dat er op de locatie behoorlijke bezoekersaantallen zijn.

In de vergunning staat de locatie omschreven waar de standplaats mag worden ingenomen. Incidentele standplaats-vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend.

Zowel vaste als incidentele standplaatsen buiten de aangewezen vaste locaties kunnen overigens niet zomaar geweigerd worden. In woongebieden, op bedrijventerreinen en in de nabijheid (minder dan 250 meter) van scholen voor basis- en voortgezet onderwijs en in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) staan we in beginsel geen incidentele standplaatsen toe. Incidentele standplaatsen worden in principe alleen toegestaan op locaties met een hoge concentratie consumentenbezoeken, zoals winkelgebieden.

Op incidentele standplaatsen is bij voorkeur een elektriciteitsvoorziening, water en een aansluiting op de riolering aanwezig.

3.3 Nieuwe standplaatslocaties

Hantering van het maximumstelsel wil niet zeggen dat het overzicht van de aangewezen standplaatslocaties statisch is. In de loop van tijd kunnen locaties wijzigen. Ontwikkelingen van stedenbouwkundige aard of maatschappelijke ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld een aanleiding vormen voor het bijstellen van het maximumstelsel. Meerdere aanvragen van gelijksoortige ondernemers voor dezelfde standplaats kan aanleiding zijn tot aanwijzing van een nieuwe standplaatslocatie. Hierover beslist het college door een aanpassing van de beleidsregels.

Uitgangspunt daarbij is: in woongebieden, op bedrijventerreinen en in de nabijheid (minder dan 250 meter) van scholen voor basis- en voortgezet onderwijs als ook in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) staan we geen nieuwe standplaatslocaties toe. Standplaatsen worden alleen toegestaan op locaties met een hoge concentratie consumentenbezoeken, zoals winkelgebieden.

Als er nieuwe vaste standplaatslocaties worden aangewezen, is er bij voorkeur een elektriciteitsvoorziening, water en een aansluiting op de riolering aanwezig.

4. Voorwaarden

4.1 Brancheverdeling standplaatsen

Uit oogpunt van een gevarieerd aanbod voor het publiek/de consument en een verdeling van de schaarse plaatsen is een evenwichtige brancheverdeling nodig. Voor de hele gemeente geldt dat bij vaste standplaatsen:

  • -

    alle branches zijn toegestaan op de verschillende standplaatslocaties.

  • -

    in een kern wordt per branche niet meer dan 1 vergunning per dag verleend.

  • -

    een ondernemer kan 1 dag per week in een kern staan. Men mag achtereenvolgend in diverse kernen staan.

  • -

    een branche kan 1 dag per week in een kern staan. Op die manier willen we een concentratie van 1 branche tegengaan.

  • -

    per kern kunnen er twee branches per dag staan.

Met andere woorden: per week is slechts één keer hetzelfde product in dezelfde kern toegestaan. Op die manier willen we aantrekkelijk aanbod van standplaatsen bewerkstelligen en de schaarse vergunningen evenredig verdelen.

Voor incidentele standplaatsen hanteren we geen strikte branche indeling. We gaan uit van maatwerk. Voor periodieke standplaatsen geldt, dat er per branche maar één vergunning per kern wordt afgegeven.

4.2 Tijden

Volgens de Winkeltijdenwet zijn standplaatsen van maandag tot en met zaterdag toegestaan.

Op Koningsdag heeft men ook de mogelijkheid om een standplaats in te nemen, behalve als er op deze betreffende dag op dezelfde plek een evenement wordt gehouden. Dan is het niet mogelijk om een standplaats in te nemen.

Standplaatsen mogen worden ingenomen tussen 08.00 uur en 22.00 uur, of een dagdeel hiervan. Een dagdeel is maximaal 5 uur, inclusief het opbouwen en afbreken van de kraam of het neerzetten van de verkoopwagen.

4.3 Andere voorwaarden

Gelet op het ruimtebeslag worden er geen terrassen bij standplaatsen toegestaan. Wel mogen er maximaal twee statafels geplaatst worden als er etenswaren verkocht worden.

Voor verleende vergunningen hanteren we het uitsterfbeleid, dit betekent dat we de bestaande rechten respecteren. De verleende vergunningen blijven van kracht zolang de weigeringsgronden uit artikel 1:8 van de APV niet van toepassing zijn. Dus standplaatshouders die nu al recht hebben op een standplaats, behouden hun recht op een standplaats ondanks het nieuwe beleid.

In Geesteren is alleen een standplaats mogelijk voor branches/artikelen die niet in de plaatselijke supermarkt verkrijgbaar zijn, om te voorkomen dat de laatste supermarkt in de kern uitsterft.

5. Kosten

Voor het aanvragen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de legesverordening. Voor het innemen van een standplaats op gemeentegrond is daarnaast een vergoeding verschuldigd. De hoogte van vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld in de legesverordening. Daarnaast wordt voor gebruik van stroom een vergoeding gevraagd. We willen de stroomkosten integreren in de vergoeding voor het gebruik van de grond.

6.Slotbepalingen

6.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking, nadat deze overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht zijn bekend gemaakt en gepubliceerd.

6.2 Overgangsrecht

  • -

    Vergunningen die zijn verleend voor de vaststelling van deze beleidsregels standplaatsen gemeente Berkelland 2016 behouden hun rechtskracht, zolang de weigeringsgronden uit artikel 1:8 van de APV niet van toepassing zijn.

  • -

    Aanvragen voor standplaatsvergunningen na inwerkingtreding van dit beleid en aanvragen waarop nog niet is beslist op het tijdstip van inwerking van dit beleid worden volgens deze beleidsregels afgehandeld.

6.3 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar haar oordeel tot onaanvaardbare gevolgen leidt, af te wijken van deze beleidsregels.

6.4 Overdracht

Een standplaats kan in een aantal gevallen worden overgedragen aan een andere partij:

  • 1.

    Als de standplaatshouder van een standplaatsvergunning niet langer zelf gebruik wenst te maken van de standplaatsvergunning of hij is overleden of onder curatele gesteld, dan kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de standplaatsvergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, of zijn kind.

  • 2.

    Wanneer in de bestaande situatie de regel in sub 1 niet kan worden gevolgd, dan kan de standplaatsvergunning op aanvraag van de standplaatsvergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder of mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 2 jaren in loondienst heeft gewerkt bij de standplaatsvergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.

  • 3.

    In geval van overlijden, ondercuratelestelling of arbeidsongeschiktheid van de standplaatsvergunninghouder of in geval van bedrijfsbeëindiging wordt de aanvraag tot overschrijving binnen twee maanden nadien ingediend.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het vorenstaande afwijken voor zover de toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepalingen te dienen doelen.

  • 5.

    De aanvraag tot overschrijving wordt alleen geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen of aan eisen waaraan een houder van een standplaatsvergunning volgens deze beleidsregels moet voldoen.

  • 6.

    Als de nieuwe standplaatsvergunninghouder reeds over een standplaatsvergunning voor de betrokken markt beschikt, wordt deze ingetrokken.

6.5 Vrijgekomen standplaatsen

Voor standplaatsen die vrijkomen het zij door middel van geen opvolging bij overlijden of onder curatele stelling het zij bedrijfsbeëindiging, hanteren wij een lotingsysteem.

Dit betekent dat wanneer er een standplaats vrijkomt, deze wordt bekendgemaakt. Dan krijgen alle standplaatshouders die graag een plek willen hebben, de mogelijkheid om te kunnen reageren op deze standplaats. Vervolgens wordt uit het totaal aantal gegadigden geloot wie in aanmerking komt voor de betreffende standplaats.

Wij hanteren een lotingsysteem om zo alle gegadigden een eerlijke kans te bieden op een schaarse vrijgekomen standplaats binnen onze gemeente.

6.6. Overlijden

Wanneer de standplaatshouder komt te overlijden, dan gaat de standplaatsvergunning niet zomaar van rechtswege over naar zijn erfgenamen. Vanwege het feit dat een standplaatsvergunning persoonsgebonden is. Zie voor de overdracht bij overlijden onderdeel 6.4.

6.7 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels standplaatsen gemeente Berkelland 2016”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 maart 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland,

de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1 Relevante regelgeving

APV

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het daartoe bevoegde

bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 5:17 Begripsbepaling standplaats

1.Daar wordt onder verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de

openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of

het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke

middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid,

aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

b.een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

1.Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te

hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met het bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      als de standplaats zelf of in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van

redelijke welstand;

b.als door bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente

redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het

hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk

verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

4.Het in het eerste lid gestelde verbod geld niet als het gaat om de verkoop van ter

plaatse geoogste agrarische producten en/of ter plaatse vervaardigde agrarische

producten mits:

a.de verkoop plaatsvindt op bij de standplaatshouder in eigendom of beheer zijnde

terrein;

  • b.

    er geen overlast ontstaat;

  • c.

    de uitstalling voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • d.

    de verkeersvrijheid en -veiligheid niet in het geding is;

  • e.

    er geen sprake is van bouwwerken als bedoeld in de Woningwet;

  • f.

    de verkoop niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan of andere regelgeving;

  • g.

    de standplaats niet groter is dan 4 m2.

    • 5.

      Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien

door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Gelderland 2010.

  • 6.

    De weigeringsgrond in het tweede lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

  • 7.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve

fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Winkeltijdenwet

Artikel 2

  • · 1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:

  • · a. op zondag;

  • · b. op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;

  • · c. op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.

  • · 2. Het is voorts verboden op de in het eerste lid bedoelde dagen en tijden in de uitoefening van een bedrijf, anders dan in een winkel, goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.