Regeling vervallen per 20-10-2021

Coördinatieverordening ruimtelijke plannen Bladel 2018

Geldend van 25-01-2019 t/m 19-10-2021

Intitulé

Coördinatieverordening ruimtelijke plannen Bladel 2018

De raad van de gemeente Bladel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 oktober 2018;

gehoord de beraadslaging in de commissievergadering van 26 november 2018;

gelet op de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Coördinatieverordening ruimtelijke plannen Bladel 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • c.

    Wro: Wet ruimtelijke ordening;

  • d.

    besluit: te coördineren besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

  • e.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden van besluiten in één gezamenlijke procedure volgens de coördinatieregeling van afdeling 3.6 van de Wro;

  • f.

    gemeentelijk ruimtelijk beleid: ruimtelijk beleid zoals neergelegd in ruimtelijke visies, ruimtelijke (/stedenbouwkundige) plannen, beleidsnota's/-visies en kaders met inbegrip van daarmee naar aard en strekking te vergelijken documenten;

  • g.

    bestemmingsplan: een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro;

  • h.

    uitwerkingsplan: een uitwerkingsplan respectievelijk wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wro;

  • i.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1.1 Wabo;

  • j.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo;

  • k.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

a. Het coördinerend orgaan kan ambtshalve en/of op verzoek besluiten tot een gecoördineerde behandeling van:

- aanvragen en verzoeken met betrekking tot ruimtelijke projecten en

- tot een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van (alle) besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid.

b. Het bepaalde onder a is met dien verstande dat deze verordening strekt tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van in ieder geval:

1. een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, onder g. van deze verordening;

2. een uitwerkingsplan of wijzigingsplan als bedoeld in artikel 1, onder h. of

3. een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. van de Wabo,

met de voorbereiding van besluiten over één of meer van de in artikel 3 genoemde besluiten.

Artikel 3 Besluiten (vergunningen en ontheffingen) die naast de omgevingsvergunning of het besluit om een bestemmingsplan, een wijziging of een uitwerking van een bestemmingsplan vast te stellen, deel uit kunnen maken van de coördinatie

De voorbereiding en bekendmaking van besluiten over onderstaande vergunningen en/of ontheffingen kan voor zover van toepassing dan wel nodig ter verwezenlijking van het project, gecoördineerd worden met de in artikel 2 genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:

  • a.

    een besluit hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder;

  • b.

    de omgevingsvergunning(en) voor de voor het project benodigde activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo;

  • c.

    toestemmingen op grond van de Wet natuurbescherming;

  • d.

    vergunningen en toestemmingen op grond van de Waterwet;

  • e.

    verkeersbesluiten op grond van de Wegenverkeerswet en/of Administratieve Bepalingen voor het Wegverkeer;

  • f.

    wegonttrekkingsbesluiten op grond van de Wegenwet;

  • g.

    besluiten die betrekking hebben op het kappen van bomen

  • h.

    besluiten die betrekking hebben op het aanleggen van wegen, sloten en andere civieltechnische werkzaamheden

  • i.

    toestemmingen en/of vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • j.

    en overige, hiervoor niet in het bijzonder genoemde besluiten die passend zijn binnen het project, waarvan het college voor het welslagen van het project de coördinatie wenselijk acht om deze al dan niet onderdeel te laten zijn van de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking.

Artikel 4 Geval waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt

In het geval uit een schadeveroorzakend besluit blijkt dat schade kan worden veroorzaakt als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro en de aanvrager is niet bereid deze schade voor zijn rekening te nemen is een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking op grond van deze verordening niet mogelijk.

Artikel 5 Procedureregeling

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve vaneen goede uitvoering van de coördinatie als bedoeld in deze verordening.

  • b.

    De procedureregeling geeft in ieder geval aan binnen welke periode aanvragen ingediend moeten worden om voor coördinatie in aanmerking te kunnen komen.

  • c.

    De procedureregeling kan bepalen hoe het college toepassing geeft aan artikel 3:20 van de Awb.

  • d.

    Zolang het college geen procedureregeling heeft vastgesteld, zijn bij de coördinatie de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wro en § 3.5.3 van afdeling 3.5 ‘Samenhangende besluiten’ van de Awb met uitzondering van artikel 3.28 en 3.29 van de wet van toepassing.

  • e.

    Bij toepassing van lid d is het college het aangewezen coördinerende orgaan als bedoeld in artikel 3:22 van de Awb.

  • f.

    Als de gemeenteraad besloten heeft dat het wenselijk is dat de coördinatieregeling wordt toegepast in één of meer andere gevallen dan de gevallen die op grond van deze verordening mogelijk zijn, dan zijn de leden a. tot en met e. van toepassing op de voorbereiding van de besluiten die behoren bij die gevallen.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de dag na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Coördinatieverordening ruimtelijke plannen Bladel 2018’.

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 20 december 2018.

De raad voornoemd,

de griffier, L.A.J. Dirks

de burgemeester, P.M. Maas

Toelichting Coördinatieverordening ruimtelijke plannen Bladel 2018

Algemene toelichting

Inleiding

Afdeling 3.6 Wro bevat verschillende coördinatieregelingen voor Rijk, provincie en gemeente. In de coördinatieregeling voor de gemeente (artikel 3.30 e.v. Wro) is het mogelijk gemaakt het verlenen van een omgevingsvergunning (en eventueel andere vergunningen, besluiten of ontheffingen) te coördineren met de vaststelling van een (herziening van een) bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan. De omgevingsvergunning volgt dan de procedure van de herziening van een bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de rechtsbescherming.

Wettelijk kader

De wettelijke grondslag voor de coördinatieverordening is gelegen in artikel 3.30, lid 1 Wro: "Bij besluit van de gemeenteraad kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid het wenselijk maakt dat:

a. de voorbereiding en bekendmaking van nader aan te duiden, op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten worden gecoördineerd, of

b. de voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, wordt gecoördineerd met de voorbereiding van en bekendmaking van besluiten als bedoeld onder a."

De wet stelt grenzen aan het toepassen van de coördinatieregeling, omdat het besluit om de regeling toe te passen gevolgen heeft voor de procedures van de te coördineren besluiten. Het in artikel 3.30 Wro neergelegde kader bevat twee eisen:

1. het moet gaan om de verwezenlijking van gemeentelijk ruimtelijk beleid en

2. het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Om te voldoen aan deze eisen staat de coördinatieverordening alleen coördinatie toe wanneer een bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan en een omgevingsvergunning deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om de uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan zitten, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen, waar mogelijk met alle andere benodigde vergunningen. Daarmee is de samenhang tussen te nemen besluiten meteen zichtbaar en wordt de door de wet beoogde vereenvoudiging van procedures bewerkstelligd.

Wat houdt de coördinatieregeling in?

Met het coördineren bedoelt de wetgever dat besluiten die met elkaar samenhangen, bijvoorbeeld één project, waarvoor een omgevingsvergunning (eventueel met meerdere elementen) en een herziening dan wel wijziging van het bestemmingsplan nodig zijn, in één procedure worden voorbereid. De procedures voor het bestemmingsplan en de overige vergunningen worden dus gecombineerd tot één procedure. Als het vaststellingsbesluit over een bestemmingsplan één van de te coördineren besluiten zijn, dan is de bestemmingsplanprocedure (ontwerp 6 weken ter inzage, mogelijkheid om zienswijzen in te dienen, rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) ook van toepassing op de besluiten die met het bestemmingsplan gecoördineerd worden voorbereid. Anders dan bij het separaat afgeven van de vergunningen, gebeurt de afhandeling van beroepen tegen onderdelen van de gecoördineerde besluiten in één keer. Eén uitspraak dus, over alle gecoördineerde vergunningen én het bestemmingsplan. Het voordeel van de enkele procedure is door de wetgever nog vergroot in artikel 8.3 van de Wro: er is slechts één beroepsprocedure bij maar één instantie (de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State), waarbij de wet voorschrijft dat de Afdeling binnen zes maanden (in plaats van binnen één jaar) uitspraak moet doen. Daarnaast heeft de wetgever bepaald dat de omgevingsvergunning voor een bouwplan dat met een bestemmingsplan is voorbereid, verleend kan worden voordat het bestemmingsplan in werking treedt. Het vervallen van de mogelijkheden om bezwaar te maken en beroep bij de Rechtbank in te stellen kan ook risico's met zich meebrengen, omdat een negatieve uitspraak over één van de besluiten, gevolg kan hebben voor daarmee samenhangende besluiten. In het geval van een negatieve uitspraak over het bestemmingsplan zal bijvoorbeeld ook het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen vernietigd worden. De appellant dient dit dan wel als grond te hebben aangevoerd en daarnaast bestaat de juridische mogelijkheid om het besluit slechts gedeeltelijk te vernietigen. Het is dus geen automatisme dat de vernietiging van één besluit de overige besluiten in zijn val meesleept.

De voordelen

1. Gelijktijdige bekendmaking en ter inzage legging van de ontwerp en de definitieve besluiten, waarbij ook meteen de samenhang tussen de besluiten voor iedereen duidelijk is.

2. In één keer en op één moment kan op alle gecoördineerd voorbereide ontwerpbesluiten door iedereen worden gereageerd (zienswijzen).

3. Er geldt slechts één beroepsgang voor belanghebbenden, namelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; alle besluiten die gecoördineerd zijn voorbereid en bekendgemaakt worden beschouwd als één besluit; de Afdeling dient binnen 6 maanden na ontvangst van het verweerschrift een beslissing op de ingestelde beroepen te nemen.

De noodzaak om een coördinatieverordening vast te stellen

De coördinatieregeling mag alleen toegepast worden als de gemeenteraad daartoe besloten heeft óf als de gemeenteraad (in een verordening) heeft vastgesteld in welke gevallen het wenselijk is om de coördinatieregeling te gebruiken. Zonder coördinatieverordening kan de coördinatieregeling dus alleen gebruikt worden als de gemeenteraad daar per geval een besluit over neemt. Dat is natuurlijk mogelijk, maar dat zou betekenen dat de gemeenteraad extra belast wordt en dat de procedure met enige maanden vertraging start. En dat terwijl de coördinatieregeling onder meer bedoeld is om tempo te kunnen maken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven.

Artikel 2

Artikel 2 geeft de reikwijdte aan waarbij alle besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid kunnen worden gecoördineerd al dan niet op verzoek van een derde. De voorliggende verordening strekt dus tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, of een wijziging dan wel uitwerking van een bestemmingsplan, of een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo, met de voorbereiding van besluiten over één of meer van de in artikel 3 genoemde vergunningen en/of ontheffingen.

Binnen de reikwijdte van de voorliggende verordening vallen ook die vergunningen/toestemmingen waarvoor een ander bestuursorgaan bevoegd is om de noodzakelijke vergunning/toestemming te verlenen. Per aanvraag of verzoek met betrekking tot ruimtelijke projecten zal in overleg met de aanvrager/verzoeker moeten worden afgewogen welke besluiten gecoördineerd kunnen worden ten behoeve van het welslagen van een ruimtelijk project. Ten overvloede wordt opgemerkt dat er geen verplichting bestaat tot coördineren.

Artikel 3

Artikel 3 geeft een opsomming van de vergunningen en ontheffingen die in combinatie met het bestemmingsplan, een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan, gecoördineerd kunnen worden voorbereid en bekendgemaakt kunnen worden.

De Wabo heeft als uitgangspunt gediend, maar het lijstje van de coördinatieverordening is korter. De reden daarvoor is het streven om de coördinatieverordening inhoudelijk zo eenvoudig mogelijk te maken. Alleen vergunningen en ontheffingen met een ruimtelijke component (en dus met een relatie met het bestemmingsplan of met de omgevingsvergunning zijn opgenomen. Vergunningen die zelden verstrekt worden (zoals een vergunning voor het indirect lozen op het oppervlaktewater) zijn ook niet opgenomen. De opsomming is niet limitatief van aard, wat tot uiting is gebracht in lid g.

Gelet op het feit dat wetsartikelen aan verandering onderhevig zijn is ervoor gekozen om in artikel 3 zo min mogelijk verwijzingen naar concrete wetsartikelen van de betreffende vergunningen en ontheffingen op te nemen. Daarnaast pretendeert een concrete verwijzing naar wetsartikelen volledig/uitputtend te zijn, wat met deze verordening niet wordt beoogd maar juist ruimte/flexibiliteit wil bieden om (andere) vergunningen en ontheffingen niet op voorhand uit te sluiten van een gecoördineerde procedure. Bij enkele vergunningen en ontheffingen is een concrete verwijzing naar wetsartikel(en) opgenomen om verwarring te voorkomen en zekere richting/zekerheid te verschaffen voor zover dit mogelijk is. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat indien na vaststelling er wetswijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de concrete verwijzing naar wetsartikelen in deze verordening, dan dient niet strikt de ‘oude' verwijzing leidend te zijn maar de geest/bedoeling van wat in de verordening is vastgelegd in relatie tot de wetswijziging(en).

Artikel 4

In dit artikel staat in welke geval coördinatie niet mogelijk is. Lid a sluit uit dat besluiten gecoördineerd worden voorbereid en bekendgemaakt, terwijl de uitkomst van de voorbereiding nog onzeker is.

Bij mogelijke planschade moet de aanvrager zich bereidt verklaren de kosten voor zijn rekening te willen nemen. Als de aanvrager dat niet wil, dan zou het financiële risico van bijvoorbeeld het vaststellen van het bestemmingsplan bij de gemeente liggen. De gemeente is in beginsel niet bereid tot een dergelijk risico. Gecoördineerde besluitvorming is in een dergelijk geval dan ook niet wenselijk.

Artikel 5

De wet geeft geen aanwijzingen over de manier waarop de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. Daarom geeft de gemeenteraad het college in lid a de mogelijkheid om een procedureregeling vast te stellen. Daarin moet op grond van lid b in ieder geval worden aangegeven hoeveel tijd de aanvrager heeft om de te coördineren vergunningen aan te vragen. Op grond van lid c kan in de procedureregeling worden opgenomen op welke wijze de verplichting tot het informeren van een aanvrager over alle benodigde vergunningen voor het project nader wordt vormgegeven. De wetgever heeft hulp geboden met de Wet samenhangende besluiten Awb die een coördinatieprocedure toevoegt aan de Awb. Dit nieuwe onderdeel van de Awb (met name paragraaf 3.5.3) werkt pas als een wet of een gemeentelijke verordening de procedure van toepassing verklaart. Zolang het college nog geen procedureregeling heeft vastgesteld, is op grond van lid d de procedure van de Awb van toepassing. Lid e is opgenomen voor alle duidelijkheid. Dat het college het ‘coördinerend orgaan’ is blijkt ook al uit artikel 3.31 lid 1 Wro, dus feitelijk is dit lid overbodig. De procedureregeling moet uiteraard ook gelden als de raad in een bepaald geval dat niet onder de coördinatieverordening valt, heeft besloten tot coördinatie. Lid f ziet hierop.

Artikel 6 en artikel 7

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven daarom geen toelichting.

Ondertekening