Regeling vervallen per 01-04-2012

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 Gemeente Boekel

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 Gemeente Boekel

De raad van de gemeente Boekel;

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de hierbij behorende nadere regelingen en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010;

Besluit vast te stellen het volgende

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt met het begrip verordening bedoeld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010;

  • 2. Alle begrippen die in dit Financieel besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het Besluit maatschappelijke ondersteuning, de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Regels rond verstrekking

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening, in welke vorm dan ook, vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    • a.

      Indien er een voorziening wordt aangevraagd en de redelijke afschrijvingstermijn van de huidige voorziening is nog niet verstreken, wordt er geen nieuwe voorziening verstrekt, tenzij uit onderzoek blijkt dat de voorziening, bij normaal gebruik, eerder aan vervanging toe is.

    • b.

      Uitzonderingen op het gestelde onder a. zijn situaties waarin de beperkingen van de aanvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is.

    • c.

      Als een voorziening na de afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt geen nieuwe voorziening toegekend.

    • d.

      Als een voorziening niet langer gebruikt wordt door de aanvrager, dient hiervan onverwijld bij de gemeente melding te worden gemaakt en kan de gemeente besluiten tot inname van de voorziening ten behoeve van herverstrekking. Dit is alleen mogelijk bij voorzieningen in natura in de vorm van een bruikleenverstrekking. Bij andere verstrekkingsvormen, zoals in eigendom, als persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming is inname niet mogelijk.

Artikel 3 Verantwoording bij een persoonsgebonden budget

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats zoals aangegeven in de door het college vast te stellen beleidsregels (uitvoeringsprotocol persoonsgebonden budget).

Artikel 4 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Voor alle voorzieningen geldt een eigen bijdrage / eigen aandeel op grond van artikel 7 verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, met uitzondering van:

  • a.

    Rolstoelvoorzieningen;

  • b.

    Voorzieningen verstrekt aan personen jonger dan 18 jaar;

  • c.

    Collectief vraagafhankelijk vervoer;

  • d.

    Tegemoetkoming in de kosten van een (rolstoel)taxi;

  • e.

    Autoaanpassingen;

  • f.

    Financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • g.

    Onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen;

  • h.

    Tijdelijke huisvesting;

  • i.

    Huurderving;

  • j.

    Het verwijderen van een woonvoorziening.

  • Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening op grond van artikel 14 lid b, c en d van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt geen eigen bijdrage opgelegd, maar een eigen aandeel. Bij een verstrekking in natura of persoonsgebonden budget wordt wel weer een eigen bijdrage opgelegd

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1. De eigen bijdrage/eigen aandeel die een ongehuwde, jonger dan 65 jaar, dient te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 21.703,00 per jaar, het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 21.703,00.

  • 2. De eigen bijdrage/eigen aandeel die een ongehuwde van 65 jaar of ouder dient te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 14.812,00 per jaar, het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 14.812,00.

  • 3. De eigen bijdrage/eigen aandeel die gehuwden dienen te betalen, indien een van beiden of beiden jonger is/zijn dan 65 jaar, bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 26.535,00 per jaar, het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 26.535,00.

  • 4. De eigen bijdrage/eigen aandeel die gehuwden die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat, indien het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 20.431,00 per jaar, het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met één dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 20.431,00.

  • 5. De eigen bijdrage of eigen aandeel voor een voorziening bedraagt maximaal de kostprijs.

  • 6. De eigen bijdrage of het eigen aandeel voor een voorziening wordt altijd opgelegd, deze worden niet geïnd bij personen die al een maximale eigen bijdrage of eigen aandeel betalen op basis van reeds verstrekte voorzieningen.

  • 7. De bedragen in dit artikel zijn gekoppeld aan de bedragen als vermeld in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur). Indien de bedragen in artikel 4.1 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Algemene maatregel van bestuur) worden gewijzigd, worden de bedragen in dit artikel geacht op gelijke wijze te zijn gewijzigd.

Artikel 6 Doorlooptijden eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Voor woonvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 14, lid b, c en d verordening wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage/eigen aandeel in rekening gebracht.

  • 2. Voor hulp bij het huishouden, scootmobielen en aangepaste fietsen in zowel natura verstrekking als bij een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende de actieve looptijd van de overeenkomst dan wel van de economische levensduur van de voorziening.

Artikel 7 Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage

  • 1. Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.

  • 2. Het college kan over gaan tot beëindiging of intrekken van een besluit indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de aanvrager opgelegde eigen bijdrage/eigen aandeel niet of niet volledig wordt betaald. Wanneer de aanvrager volhardt in zijn verzuim, kan het college overgaan tot beëindiging of intrekken van het besluit en wanneer mogelijk het terugvorderen van de gemaakte kosten.

Artikel 8 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden zoals bedoeld in artikel 8 onder b van de Verordening, is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 9 Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming en PGB woonvoorzieningen

De hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de geaccepteerde kostenindicatie van de bouwkundig adviseur.

Artikel 10 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. Artikel 20, lid 1 van de van de Verordening luidt als volgt:

    “De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening, aan deze verordening voorafgaande verordeningen of Wvg-verordeningen, een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, meldt bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college. De meerwaarde van de woning wordt volgens….een vastgelegd afschrijvingsschema terugbetaald.”

  • 2. Het in artikel 20, lid 1 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema is als volgt:

    - voor het eerste jaar : 100% van de meerwaarde

    - voor het tweede jaar : 90% van de meerwaarde

    - voor het derde jaar : 80% van de meerwaarde

    - voor het vierde jaar : 70% van de meerwaarde

    - voor het vijfde jaar : 60% van de meerwaarde

    - voor het zesde jaar : 50% van de meerwaarde

    - voor het zevende jaar : 40% van de meerwaarde

    - voor het achtste jaar : 30% van de meerwaarde

    - voor het negende jaar : 20% van de meerwaarde

    - voor het tiende jaar : 10% van de meerwaarde

    In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 3. Het terug te betalen bedrag bedraagt nooit meer dan de verstrekte vergoeding voor de woonvoorziening(en).

Artikel 11 Financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten

Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 14 onder a van de verordening is opgenomen in bijlage 1.

Artikel 12 Bezoekbaar maken woning

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 18 lid 2 tot en met 5 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is opgenomen in bijlage 1.

Artikel 13 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie bij woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 14, ondere van de verordening wordt verleend, indien:

  • a.

    de woonvoorziening krachtens deze verordening, aan deze verordening voorafgaande verordeningen, Wvg-verordeningen of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend, en;

  • b.

    a. het onderhoud, de keuring of de reparatie betrekking heeft op een:

    - traplift (stoellift of rolstoellift, beweegt langs de trap);

    - sta-plateaulift;

    - woonhuislift;

    - hefplateaulift;

    - balanslift;

    - plafondlift;

    - tillift;

    - de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel en in hoogte verstelbaar toiletblok en alle overige krachtens de Wvg of Wmo verstrekte mechanische voorzieningen;

    - elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud en reparatie worden vergoed na overleg van de nota en betaalbewijs.

Artikel 14 Kosten in verband met huurderving

  • a.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.800,- is aangepast, kan het college van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, met inbegrip van de eerste maand.

  • b.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving wordt vastgesteld op basis van de kosten van de kale huur van de woonruimte waarbij de maximale tegemoetkoming van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

Artikel 15 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget bij vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Het college dient bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening te houden met het feit dat de aanvrager voor het vastgestelde budget een adequate voorziening moet kunnen aanschaffen. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.

Artikel 16 Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming bij vervoersvoorzieningen

De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi is opgenomen in bijlage 1.

Artikel 17 Vaststelling hoogte persoonsgebonden budget voor rolstoelvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de aanschafprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier zou worden betaald bij een verstrekking in natura. Het college dient bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget rekening te houden met het feit dat de aanvrager voor het vastgestelde budget een adequate voorziening moet kunnen aanschaffen. Daarbij wordt uitgegaan van de economische levensduur die bij de verstrekking in natura van toepassing zou zijn.

Artikel 18 Vaststelling hoogte financiële tegemoetkoming sportrolstoel

  • 1. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire financiële tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in bijlage 1. Deze tegemoetkoming is bedoeld voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 2. Indien de sportrolstoel drie jaar na verstrekking nog adequaat is kan een tegemoetkoming voor onderhoud van een sportrolstoel verstrekt worden zoals genoemd in bijlage 1.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

  • 2. Het in 2009 vastgestelde Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009 wordt per 1 januari 2010 ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Boekel, gehouden op 17 december 2009