Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Borne houdende regels omtrent subidies Algemene subsidieverordening, Subsidieverordening arrangementsubsidies, Subsidieverordening Waarderingssubsidies

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Borne houdende regels omtrent subidies Algemene subsidieverordening, Subsidieverordening arrangementsubsidies, Subsidieverordening Waarderingssubsidies

Algemene subsidieverordening, Subsidieverordening arrangementsubsidies, Subsidieverordening Waarderingssubsidies

De raad van de gemeente Borne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26-3-2013;

gelezen het amendement van de gezamenlijke fracties van 21-5-2013;

besluit:

in te trekken de Algemene subsidieverordening van de gemeente Borne van 16 september 2004;

  • 1.

    in te trekken de Verordening regelende de subsidiëring voor de diverse werksoorten op het terrein van welzijn-educatie en sport van 16 september 2004;

  • 2.

    vast te stellen de Algemene subsidieverordening per 1 januari 2014 en

  • 3.

    vast te stellen de volgende bijzondere subsidieverordeningen, per 1 januari 2014:

    • a.

      Subsidieverordening Arrangementsubsidies;

    • b.

      Subsidieverordening Waarderingsubsidies.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 mei 2013

De voorzitter, mr. drs. R.G. Welten

De griffier, S.F. Morsink

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    gemeentebestuur: de gemeenteraad of, voor zover de bevoegdheid omtrent het verstrekken van subsidies bij burgemeester en wethouders berust, burgemeester en wethouders;

  • c.

    organisatie: een rechtspersoon in de vorm van een stichting of vereniging;

  • d.

    persoon: een rechtspersoon woonachtig in de gemeente Borne;

  • e.

    bijzondere subsidieverordening: een wettelijk voorschrift, als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, van de wet, dienend als wettelijke grondslag voor een subsidie;

  • f.

    structurele, arrangement subsidie: een per boekjaar verstrekte subsidie als bedoeld in afdeling 4.2.8. van de wet;

  • g.

    incidentele, waarderingssubsidie: een eenmalig verstrekte subsidie voor projecten of activiteiten die het karakter hebben van een eenmalig evenement, een vernieuwde opzet of werkwijze (experiment).

  • h.

    Waar in de Algemene Subsidieverordening, de Subsidieverordening arrangementsubsidies en de Subsidieverordening waarderingssubsidies ‘financieel verslag’ staat kan ook ‘jaarverslag’ worden gelezen, mits deze een financiële paragraaf bevat.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen, maatschappelijke dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      volksgezondheid en milieu;

    • i.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3 Bijzondere subsidieverordeningen

  • 1. Het gemeentebestuur regelt in bijzondere subsidieverordeningen op welke beleidsterreinen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt.

  • 2. Het gemeentebestuur regelt in een bijzondere subsidieverordening in ieder geval:

    • a.

      welke beleidsterreinen het betreft;

    • b.

      welke activiteiten voor subsidie in aanmerking kunnen komen;

    • c.

      welke verplichtingen eventueel aan de subsidieverstrekking te verbinden zijn;

    • d.

      welke aanvraagbescheiden nodig zijn bij het indienen van een aanvraag;

    • e.

      de vaststelling of de mogelijkheid tot vaststelling krachtens de verordening van een subsidieplafond als bedoeld in artikel 4:25, eerste lid van de wet, tenzij daaraan geen behoefte bestaat;

    • f.

      indien een subsidieplafond is vastgesteld of krachtens de verordening kan worden vastgesteld, door welk bestuursorgaan het beschikbare bedrag wordt verdeeld;

    • g.

      indien een subsidieplafond is vastgesteld of krachtens de verordening kan worden vastgesteld, op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld;

    • h.

      welke andere specifieke voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 4 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

Artikel 5 Subsidieverslag

Tenzij bij een besluit van het gemeentebestuur anders is bepaald is artikel 4:24 van de wet niet van toepassing.

Artikel 6 Medesubsidiënt

Het gemeentebestuur kan van bepalingen van deze verordening of een bijzondere verordening afwijken indien sprake is van medesubsidiëring en de betreffende bepalingen in strijd zijn of komen met besluiten van de medesubsidiënt.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG

Artikel 7 Aanvraag- en beschikkingstermijnen

  • 1. De structurele/ arrangementsubsidie wordt uiterlijk voor 1 september van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend bij het gemeentebestuur. Daarop wordt uiterlijk op 31 december beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 2. Aanvragen voor een waarderingssubsidie dienen minimaal 12 weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend. Daarop wordt binnen 8 weken beschikt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Indiening aanvraagbescheiden voor subsidies

De aanvraag van de structurele / arrangementsubsidie wordt schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders ingediend. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van een aanvraagformulier dat beschikbaar is op de website van de gemeente Borne. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens overlegd:

  • a.

    een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is;

  • b.

    een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is;

  • c.

    een financieel verslag, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is;

  • d.

    een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, voor zover niet reeds eerder overgelegd en voor zover de aanvrager een rechtspersoon is.

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

De aanvraag van de incidentele / waarderingssubsidie gaat d.m.v. het invullen van een standaardformulier, dat digitaal verkrijgbaar is via de website van de gemeente Borne en dat gericht wordt aan het college van burgemeester en wethouders.

Het subsidieaanvraagformulier gaat in op:

  • a.

    een inhoudelijke beschrijving van het project / de activiteit.

  • b.

    de motivatie m.b.t. de gestelde gemeentelijke subsidiecriteria.

  • c.

    de begroting van het project / de activiteit en financieel verslag.

HOOFDSTUK 3 VERLENING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9 Verlening van de subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlening van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 10. Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 11. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 75.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 75.000 euro, dient de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk na afloop van het boekjaar doch uiterlijk 1 juni een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 12. Verantwoording subsidies vanaf 75.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 75.000 euro, dient de subsidieontvanger zo spoedig mogelijk na afloop van het boekjaar doch uiterlijk 1 juni een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 13. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, kan het college na een eenmalige rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIECRITERIA

Artikel 14

  • 1. De te subsidiëren activiteiten moet gericht zijn op de gemeente Borne en ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente Borne.

  • 2. De subsidiegelden moeten worden besteed voor het doel waarvoor ze zijn beschikbaar gesteld.

  • 3. De activiteiten mogen niet in strijd zijn met het algemene belang of de openbare orde.

  • 4. Als de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken en/of de aanvrager over een zodanig eigen vermogen beschikt dat subsidiëring redelijkerwijs achterwege kan blijven, (hierbij wordt uitgegaan van een eigen vermogen dat groter is dan 25% van de begroting van de aanvrager) wordt de subsidie geweigerd.

  • 5. De subsidieverstrekking moet passen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid.De toetsingscriteria en kaderstelling zijn in de desbetreffende bijzondere subsidieverordeningen aangegeven.

  • 6. De aanvrager moet de behoefte aan de activiteit aannemelijk maken.

  • 7. De eigen bijdrage t.b.v. de activiteit door de deelnemers mag niet zo laag worden gesteld, dat door en redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven.

  • 8. Zo nodig is het collegebevoegd van lid 4 af te wijken.

HOOFDSTUK 5 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • a. De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien de subsidieaanvraag niet voldoet aan de subsidiecriteria in artikel 14.

  • b. Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 6 RIJKSGELDEN

Artikel 16 Rijksgelden

  • 1. Aan een aanvrager kan door het college subsidie worden verleend ten behoeve van activiteiten en/of werkzaamheden ten aanzien waarvan de gemeente rijksgelden verwacht als bijdrage in de kosten van de uitvoering van die activiteiten en/of werkzaamheden. Voorwaarde voor vorengenoemde subsidiëring is het daadwerkelijk verkrijgen van de betreffende rijksgelden op het moment van de vaststelling van de gemeentelijke begroting. Het niet of in mindere mate verkrijgen van de rijksgelden kan aanleiding geven tot dienovereenkomstige aanpassing van de gemeentelijke begroting.

  • 2. De aanvrager levert de door het college gevraagde gegevens die nodig zijn in het kader van specifieke verantwoordingseisen voor de verkregen rijksgelden, vóór een door het gemeentebestuur aangegeven datum.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 17 Informatieplicht

De subsidieontvanger doet onmiddellijk opgave van een wezenlijke wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.

Artikel 18 Verzekeringen

De ontvanger van een subsidie draagt er zorg voor dat hij adequaat is verzekerd tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, inboedelschade, brand-/storm-/waterschade of andere door hem aangegeven risico’s.

Artikel 19 Niet-doelgerichte verplichtingen

Het college kan niet-doelgerichte verplichtingen aan de subsidieontvanger opleggen.

Artikel 20 Vergoeding vermogenswaarden

  • 1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet is de subsidieontvanger een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip, waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande, dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

HOOFDSTUK 7 BETALING EN TERUGVORDENING

Artikel 21 Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt of ineens of in gedeelten betaald.

  • 2. In geval van betaling in gedeelten wordt aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen ze worden betaald.

Artikel 22 Terugbetaling voorschotten

  • 1. Indien een subsidieontvanger meer aan voorschotten heeft ontvangen dan de vastgestelde subsidie bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht het te veel ontvangen bedrag binnen een termijn van vier weken terug te betalen.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen.

  • 3. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat het te veel ontvangen bedrag wordt verrekend met een of meerdere nog te betalen voorschotten op een aan dezelfde subsidieontvanger verleende of nog te verlenen subsidie.

HOOFDSTUK 8 AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR STRUCTURELE SUBSIDIES

Artikel 23 Afdeling 4.2.8 wet

  • 1. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op door het gemeentebestuur aan rechtspersonen verstrekte structurele subsidies.

  • 2. Daar waar afdeling 4.2.8 van de wet in strijd is met bepalingen uit deze verordening of een bijzondere verordening, gelden de bepalingen uit deze verordening of bijzondere verordening.

Artikel 24 Budgetsubsidie

Een structurele arrangement subsidie kan worden verstrekt in de vorm van een budgetsubsidie, zijnde een subsidie waarbij het gemeentebestuur, in een bij de beschikking tot subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst op grond van artikel 4:36 van de wet, afspraken met de subsidieontvanger heeft gemaakt over onder meer de uit te voeren activiteiten, de te leveren prestaties en de te bereiken resultaten in het boekjaar.

Artikel 25 Toestemming handelingen

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het gemeentebestuur voor de handelingen bedoeld in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a, b, e, f, g ,h, i en j van de wet.

Artikel 26 Egalisatiereserve

Het gemeentebestuur kan op grond van artikel 4:72 van de wet bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt.

Artikel 27 Financieel verslag

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan het gemeentebestuur op grond van artikel 4:77 van de wet bepalen dat artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing is.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Borne.

A. Subsidieverordening Arrangementsubsidies

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    Arrangement subsidie: Een arrangementsubsidie is een langlopende subsidie waarop de gemeente inhoudelijk wenst te sturen en waarvan zij de resultaten wil zien. Een arrangementsubsidie is een structurele subsidie die wordt per jaar toegekend. De uitgangspunten van de arrangementsubsidie staan verwoord in de Algemene Subsidieverordening en de notitie “Uitgangspunten en randvoorwaarden bij het opstellen van meerjarige uitvoeringsovereenkomsten”. Deze uitgangspunten zijn bij raadsbesluit van 15 december 2005, nr: 5-10458 vastgesteld. Een kopie is hierbij gevoegd.

  • 2.

    Bibliotheekwerk: Het geheel van voorzieningen, structuren en activiteiten gericht op het bevorderen van het vrije verkeer van informatie (alle in woord, beeld en/of geluid vastgelegde analoge of digitale uitingen ongeacht de recreatieve, voorlichtende en/of educatieve functies die deze voor de gebruiker kunnen hebben) door deze beschikbaar te stellen voor iedereen en op die manier bij te dragen aan ontwikkeling vorming en ontspanning.

  • 3.

    Maatschappelijk werk: Een laagdrempelige eerstelijns voorziening die gericht is op de verwevenheid van materiële en immateriële problematiek in het functioneren van het individu in wisselwerking met zijn omgeving.

  • 4.

    Muzikale vorming: Voorbereidend instrumentaal onderwijs, instrumentaal onderwijs en algemene muzikale scholing, gericht op het bevorderen van de ontplooiing van individuen en/of groepen door de ontwikkeling van vaardigheden op het terrein van muziek en zang.

  • 5.

    Ouderenwerk: Activiteiten van algemeen of specifiek recreatieve, creatieve, educatieve of culturele aard, activiteiten van algemeen ondersteunende aard en/of activiteiten van eenvoudig zorginhoudelijke aard ten behoeve van ouderen.

  • 6.

    Welzijnswerk: Het organiseren en uitvoeren van recreatieve, creatieve, educatieve en culturele activiteiten in groepsverband vanuit de gemeenschapsvormende optiek en het ondersteunen bij kadervorming van deze activiteiten.

  • 7.

    Maatschappelijke ondersteuning: Het geheel van voorzieningen, structuren en activiteiten die zich richten op de maatschappelijke ondersteuning zoals benoemd in de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 8.

    Recreatie toerisme en folklore: Instellingen die zich voornamelijk richten op het organiseren van evenementen en toeristische activiteiten en behoud van folklore.

  • 9.

    Ontplooiing gehandicapten: De ontwikkeling en verruiming van het zelfbewustzijn van de gehandicapte mens, waarbij vergroting van mogelijkheden tot deelname van gehandicapten aan algemene activiteiten in de samenleving van belang zijn.

  • 10.

    Jeugdsport: Het al dan niet in competitieverband beoefenen van sport of lichamelijke oefening in clubverband door jeugdleden.

  • 11.

    Exploitatiekosten Kulturhus: Kosten die gemaakt worden voor onderhoud, verzekering, beheer e.d. van het onroerend goed, voortvloeiend uit het in eigendom of in gebruik hebben van onroerende goederen.

  • 12.

    Amateurkunst: Het in groepsverband, niet beroepsmatig beoefenen van muziek voornamelijk gericht op de educatie van jeugd.

  • 13.

    Jeugd en jongerenwerk: Activiteiten voor jeugdigen en jongeren die gericht zijn op educatie, vorming, ontwikkeling, cultuurbeleving, ontspanning en vrijetijdsbesteding in groepsverband (incl. scouting).

Artikel 2 Kaderstelling

De kaders zijn als volgt:

§Bevorderen sociale samenhang. Het is belangrijk dat mensen betrokken zijn bij elkaar en hun buurt/omgeving. De activiteit of het project draagt bij aan het:

  • -

    Meer betrekken van burgers bij hun wijk of buurt. Het gaat daarbij om activiteiten die onderlinge samenhang en noaberschap stimuleren.

  • -

    Het samendoen en ontmoeting in de gemeente Borne.

  • -

    Bevorderen van participatie van bijzondere doelgroepen zoals jeugd en ouderen.

  • -

    Bevorderen van culturele activiteiten.

  • -

    Bevorderen van cultuureducatie.

  • -

    Bevorderen van sport, bewegen en gezonde leefstijl.

  • -

    Bevorderen van activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme in Borne.

Toelichting op bovengenoemde kaderstelling t.a.v. sociale samenhang:

  • Ø

    Bevorderen noaberschap, samendoen en ontmoeting in Borne. De gemeente wil graag dat burgers elkaar kunnen ontmoeten in Borne en stimuleert projecten/activiteiten die het ontmoeten en samendoen bevorderen.

  • Ø

    Bevorderen participatie voor bijzondere doelgroepen, zoals jeugd en ouderen. Het is belangrijk dat jongeren elkaar kunnen ontmoeten, voor hun eigen individuele ontwikkeling en het ontdekken van zichzelf maar ook voor de ontwikkeling van de samenleving, aangezien er vanuit jongerencultuur vernieuwing ontstaat. Voor jongeren moet voldoende mogelijkheid zijn om elkaar te ontmoeten en met elkaar sociale, culturele, kunstzinnige of sportieve activiteiten te doen. Het gaat hierbij om projecten of activiteiten die dit mogelijk maken.

  • Ø

    Bevorderen culturele activiteiten. Culturele activiteiten leveren een waardevolle bijdrage aan participatie van burgers, de samenhang binnen de Bornse gemeenschap en tevens aan de ontwikkeling van burgers en biedt impulsen voor creatieve vernieuwing. Het gaat hierbij om projecten of activiteiten die hieraan bijdragen. Het bevorderen van actief cultureel burgerschap is hierbij belangrijk. Het zelf beoefenen en ervaren van cultuur is de basis van het culturele leven. Cultuur is onmisbaar als bron van onderlinge binding en zingeving en heeft naast de intrinsieke waarde een belangrijke bindende werking. Een actief cultureel leven heeft niet alleen een positieve invloed op de persoonlijke ontwikkeling van de burger, zijn kennis van cultuur, geestelijk leven, gevoel voor artisticiteit en creativiteit; het beïnvloedt de maatschappij als geheel ook in positieve zin, het heeft invloed op sociale cohesie, betrokkenheid en verbondenheid van burgers onderling.

  • Ø

    Bevorderen van cultuureducatie. Het onder de aandacht brengen van cultuureducatie op de basisscholen. Cultuureducatie is een verzamelbegrip, dat zowel kunsteducatie als literatuureducatie, erfgoededucatie en media-educatie omvat. Doel is om zo vraag en aanbod op het gebied van cultuureducatie op elkaar af te stemmen en de scholen dát te bieden waar ze behoefte aan hebben, binnen de kaders die hiervoor gesteld zijn.

  • Ø

    Bevorderen sport, bewegen en gezonde leefstijl. Borne wil sporten en bewegen voor iedereen mogelijk maken door middel van een laagdrempelig gebruik van goede sportvoorzieningen met een gevarieerd sportaanbod. Sport maakt een belangrijk deel uit van onze maatschappij. Het vertegenwoordigt belangrijke maatschappelijke waarden, het verbroedert en stimuleert sportief gedrag maar draagt ook bij aan sociale participatie en het behouden en versterken van sociale cohesie.

  • Ø

    Bevorderen van activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme in Borne. Borne wil het aantal bezoekers van buitenaf vergroten door versterking en uitbreiding van het toeristisch/recreatief aanbod. Doel is het optimaliseren van de leefbaarheid in de gemeente, waarbij de economische aspecten van recreatie en toerisme de belangrijkste factor is. Hiertoe worden de groene waarden, alsmede het profiel van kleinschaligheid behouden, de samenhang van het aanbod versterkt en authenticiteit nagestreefd.

Uitgangspunten:

  • Ø

    Regie ligt bij gemeente maar initiatief ligt bij burgers waarbij wordt aangesloten bij hun wensen en waarbij zij eigenaar blijven van hun idee.

  • Ø

    Er is een dynamische verbinding tussen burgers en gemeente waarbij zeggenschap wordt gedeeld.

  • Ø

    Er wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid van burgers. Borne wil graag de kracht van de samenleving benutten en zaken overlaten aan initiatieven van burgers, instellingen of ondernemers. Ondersteuning van de gemeente vindt alleen plaats indien dit nodig is.

Artikel 3: Wie/wat valt er onder

Organisaties met volledige rechtsbevoegdheid, die ten minste een jaar bestaan, die zich richten op taken die de gemeente op grond van haar beleid wenst uit te voeren.

Artikel 4: Hoe wordt subsidie berekend / Subsidiegrondslag

De gemeenteraad stelt jaarlijks het maximale bedrag per instelling vast.

Artikel 5: Inwerkingtreding

Deze verordening treed in werking op de dag van inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening.

Artikel 6. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Arrangementsubsidie.

B. Subsidieverordening Waarderingsubsidies

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

Waarderingsubsidie: Een incidentele bijdrage in de kosten van activiteiten die op projectbasis worden georganiseerd.

Artikel 2: ArtikelKaderstelling

De kaders zijn als volgt:

1. Uitgangspunten

  • Ø

    Regie ligt bij gemeente maar initiatief ligt bij burgers en instellingen waarbij wordt aangesloten bij hun wensen en waarbij zij eigenaar blijven van hun idee.

  • Ø

    Er is een dynamische verbinding tussen burgers en gemeente waarbij zeggenschap wordt gedeeld.

  • Ø

    Er wordt uitgegaan van de zelfredzaamheid van burgers. Borne wil graag de kracht van de samenleving benutten en zaken overlaten aan initiatieven van burgers, instellingen of ondernemers. Ondersteuning van de gemeente vindt alleen plaats indien dit nodig is.

2. Algemeen

° Bevorderen sociale samenhang: Het is belangrijk dat mensen betrokken zijn bij elkaar en hun buurt/omgeving. De activiteit of het project draagt bij aan het:

  • -

    Meer betrekken van burgers bij hun wijk of buurt. Het gaat daarbij om activiteiten die onderlinge samenhang en noaberschap stimuleren.

  • -

    Het samendoen en ontmoeting in de gemeente Borne.

  • -

    Bevorderen van participatie van bijzondere doelgroepen zoals jeugd en ouderen.

  • -

    Bevorderen van culturele activiteiten

  • -

    Bevorderen van cultuureducatie

  • -

    Bevorderen van sport, bewegen en gezonde leefstijl

  • -

    Bevorderen van activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme in Borne

3. Specifiek:

Toelichting op bovengenoemde kaderstelling t.a.v. sociale samenhang.

  • Ø

    Bevorderen noaberschap, samendoen en ontmoeting in Borne. De gemeente wil graag dat burgers elkaar kunnen ontmoeten in Borne en stimuleert projecten/activiteiten die het ontmoeten en samendoen bevorderen.

  • Ø

    Bevorderen participatie voor bijzondere doelgroepen, zoals jeugd en ouderen. Het is belangrijk dat jongeren elkaar kunnen ontmoeten, voor hun eigen individuele ontwikkeling en het ontdekken van zichzelf maar ook voor de ontwikkeling van de samenleving, aangezien er vanuit jongerencultuur vernieuwing ontstaat. Voor jongeren moet voldoende mogelijkheid zijn om elkaar te ontmoeten en met elkaar sociale, culturele, kunstzinnige of sportieve activiteiten te doen. Het gaat hierbij om projecten of activiteiten die dit mogelijk maken.

  • Ø

    Bevorderen culturele activiteiten. Culturele activiteiten leveren een waardevolle bijdrage aan participatie van burgers, de samenhang binnen de Bornse gemeenschap en tevens aan de ontwikkeling van burgers en biedt impulsen voor creatieve vernieuwing. Het gaat hierbij om projecten of activiteiten die hieraan bijdragen. Het bevorderen van actief cultureel burgerschap is hierbij belangrijk. Het zelf beoefenen en ervaren van cultuur is de basis van het culturele leven. Cultuur is onmisbaar als bron van onderlinge binding en zingeving en heeft naast de intrinsieke waarde een belangrijke bindende werking. Een actief cultureel leven heeft niet alleen een positieve invloed op de persoonlijke ontwikkeling van de burger, zijn kennis van cultuur, geestelijk leven, gevoel voor artisticiteit en creativiteit; het beïnvloedt de maatschappij als geheel ook in positieve zin, het heeft invloed op sociale cohesie, betrokkenheid en verbondenheid van burgers onderling.

  • Ø

    Bevorderen van cultuureducatie. Het onder de aandacht brengen van cultuureducatie op de basisscholen. Cultuureducatie is een verzamelbegrip, dat zowel kunsteducatie als literatuureducatie, erfgoededucatie en media-educatie omvat. Doel is om zo vraag en aanbod op het gebied van cultuureducatie op elkaar af te stemmen en de scholen dát te bieden waar ze behoefte aan hebben, binnen de kaders die hiervoor gesteld zijn.

  • Ø

    Bevorderen sport, bewegen en gezonde leefstijl. Borne wil sporten en bewegen voor iedereen mogelijk maken door middel van een laagdrempelig gebruik van goede sportvoorzieningen met een gevarieerd sportaanbod. Sport maakt een belangrijk deel uit van onze maatschappij. Het vertegenwoordigt belangrijke maatschappelijke waarden, het verbroedert en stimuleert sportief gedrag maar draagt ook bij aan sociale participatie en het behouden en versterken van sociale cohesie.

  • Ø

    Bevorderen van activiteiten op het gebied van recreatie en toerisme in Borne. Borne wil het aantal bezoekers van buitenaf vergroten door versterking en uitbreiding van het toeristisch/recreatief aanbod. Doel is het optimaliseren van de leefbaarheid in de gemeente, waarbij de economische aspecten van recreatie en toerisme de belangrijkste factor is. Hiertoe worden de groene waarden, alsmede het profiel van kleinschaligheid behouden, de samenhang van het aanbod versterkt en authenticiteit nagestreefd.

Artikel 3 Reikwijdte, criteria

Een project kan aanmerking komen voor een waarderingssubsidie als het voldoet aan onderstaande criteria:

  • 1.

    De subsidieverstrekking moet passen binnen het door het gemeentebestuur vastgestelde beleid.De kaderstelling en toetsingscriteria zijn in deze subsidieverordeningen aangegeven in artikel 2.

  • 2.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten hebben betrekking op activiteiten die buiten de reguliere activiteiten van een vereniging of organisatie vallen.

  • 3.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen een vernieuwend en/of experimenteel karakter te hebben.

  • 4.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen een meerwaarde ( verbreding of verdieping) op te leveren aan het bestaande aanbod in de gemeente.

  • 5.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen laagdrempelig te zijn en te kunnen rekenen op een brede publieke belangstelling.

  • 6.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen een openbaar karakter te hebben.

  • 7.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen de samenwerking tussen de organisaties onderling of tussen de organisaties en het onderwijs te bevorderen.

  • 8.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen bij voorkeur ook mede gefinancierd te worden door middelen van particulieren ( eigen bijdrage en sponsoring), andere fondsen en/of andere overheden.

  • 9.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen bij voorkeur een clustering te zijn van evenementen. Door clustering wordt samenwerking gestimuleerd

  • 10.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen een positieve bijdrage te leveren aan sociale of economische samenhang.

  • 11.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen niet in strijd te zijn met het algemeen belang.

  • 12.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen een breed draagvlak bij burgers en/of organisaties te hebben.

  • 13.

    De te subsidiëren projecten en/of activiteiten dienen in principe met zelfredzaamheid te worden gerealiseerd.

Artikel 4 Hoe wordt subsidie berekend. Subsidiegrondslag

Het betreft een eenmalige subsidie. De looptijd van de activiteit kan meerjarig zijn.

Grondslagen voor berekening van de subsidie:

Gesubsidieerd wordt tot maximaal 25 % van de daadwerkelijke kosten tot een maximum van € 2.500,-- per project. Afhankelijk van de maatschappelijke relevantie kan in uitzonderlijke gevallen hiervan worden afgeweken. Bij de bepaling van het subsidiebedrag wordt het volgende meegewogen:

  • 1.

    in hoeverre de eigen organisatie financieel bijdraagt aan het project,

  • 2.

    alle mogelijke fondsen/subsidieverstrekkers zijn benaderd,

  • 3.

    in hoeverre uit sponsoring draagvlak voor de activiteit blijkt,

  • 4.

    in hoeverre subsidie noodzakelijk is om het project doorgang te laten vinden,

  • 5.

    de mate waarin het project aan alle of alleen een gedeelte van de bovengenoemde criteria voldoet en

  • 6.

    de mate van publieksbereik (value for money).

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het totale bedrag aan subsidie dat voor Waarderingsubsidies beschikbaar is wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld middels een subsidieplafond.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en/of

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening gemeente Borne.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Waarderingsubsidieverordening.

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

TOELICHTING ALGEMEEN

Inleiding

Met de inwerkingtreding van titel 4.2 (Subsidies) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per

1 januari 1998 is het verlenen van subsidies door bestuursorganen wettelijk geregeld. De Algemene subsidieverordening is een aanvulling op die wettelijke bepalingen in de Awb. Deze verordening biedt het aanvullende algemene kader waarbinnen de gemeentelijke subsidieverstrekking zich afspeelt.

Enkele bepalingen van titel 4.2 van de Awb verwijzen naar een wettelijk voorschrift waarin onderwerpen geregeld kunnen of moeten worden. Dat wettelijk voorschrift wordt dan gegeven door deze Algemene subsidieverordening of een gemeentelijke bijzondere subsidieverordening, waarin criteria die betrekking hebben op de inhoud van beleid, de wijze van berekening van subsidies en dergelijke zijn opgenomen.

Daarnaast kan de gemeente beleidsregels opstellen. Deze regels met een algemene strekking kunnen zowel aanvullend zijn op een verordening als op zich zelf staan.

Bij het vaststellen van de bepalingen van deze Algemene subsidieverordening is ernaar gestreefd een zo goed mogelijk evenwicht tot stand te brengen tussen enerzijds voldoende waarborgen voor de aanvrager van een subsidie voor wat betreft een zorgvuldige behandeling van zijn aanvraag en anderzijds het behoud van voldoende beleidsvrijheid voor het gemeentebestuur bij de verdeling van subsidiegelden en de financiële beheersbaarheid van subsidies.

Het voldoen aan de bepalingen van de Algemene subsidieverordening alleen geeft geen recht op subsidie. Vanzelfsprekend moet de gemeenteraad gelden op de begroting beschikbaar hebben gesteld en moet een eventueel geldend subsidieplafond niet worden overschreden. Maar ook zal in de meeste gevallen moeten zijn voldaan aan inhoudelijke criteria van de afzonderlijke bijzondere subsidieverordening of beleidsregels die op de aanvraag van toepassing zijn.

Het karakter van de bepalingen in de subsidietitel Algemene wet bestuursrecht

De Awb kent dwingende, gangbare, aanvullende en facultatieve regels. Van de dwingende regels mag de decentrale wetgever, in ons geval de gemeenteraad, niet afwijken. De gangbare regels geven voor de normale gevallen de beste regeling. De bepalingen maken een afwijkende regeling uitdrukkelijk mogelijk door aan de gangbare regeling (in de wet) de clausule te verbinden “tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald”. Dit betekent dat de gemeenteraad in de Algemene subsidieverordening kan afwijken van de gangbare regeling in de wet en daarvoor in de plaats een eigen regeling kan opnemen. Van aanvullende regels kan het bestuursorgaan rechtstreeks op grond van de wet gebruik maken. De achterliggende gedachte van deze regels is dat er niet voor alle gevallen een geschikte regeling in de Awb kon worden geformuleerd. Het is dus afhankelijk van het zich voordoende individuele geval of het bestuursorgaan het nodig acht van (een) bepaalde aanvullende regel(s) gebruik te maken. Facultatieve regels gelden niet uit zichzelf, maar moeten in een verordening of ander besluit van het bestuursorgaan van toepassing worden verklaard. Zij zijn, als ze van toepassing worden verklaard, wel toepasbaar op alle daaronder ressorterende gevallen. In die zin verschillen zij dus van aanvullende regels.

Subsidieproces

De wetgever onderscheidt bij het proces van subsidieverstrekking drie belangrijke momenten, te weten de subsidieverlening, de subsidievaststelling en de betaling.

Voor de aanvrager ontstaat er door de verlening een voorwaardelijke aanspraak op subsidie.

De voorwaarde bestaat uit het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

Zodra de voorwaarde is vervuld, is het bestuursorgaan gehouden de aangegane financiële verplichting te honoreren. De subsidievaststelling geeft de gesubsidieerde een definitief recht op de financiële middelen en verplicht het bestuursorgaan tot uitbetaling. Ten behoeve van de subsidievaststelling moet duidelijk zijn dat de activiteiten zijn uitgevoerd en dat verplichtingen zijn nagekomen. In de subsidievaststelling wordt door het bestuursorgaan derhalve definitief het bedrag van de subsidie bepaald. Afhankelijk van de te subsidiëren activiteit is het mogelijk dat de verleningsfase wordt overgeslagen. In die gevallen wordt onmiddellijk de subsidie vastgesteld.

De betaling vindt op de gebruikelijke manier plaats door overboeking op de bankrekening van de gesubsidieerde. Als er voorschotten zijn verstrekt, dan worden die verrekend met het uit te betalen bedrag van de vastgestelde subsidie. De verlening, de vaststelling en de betaling worden in de Awb nader ingekaderd. Naast het vereiste van de wettelijke grondslag voor de subsidieverstrekking en de begripsomschrijving van subsidie geeft de Awb voorschriften over het subsidieplafond, over de verdeelregels en over het begrotingsvoorbehoud. Hiermee beoogt de wetgever duidelijkheid te geven over de methoden die bestuursorganen kunnen gebruiken om subsidiëring van activiteiten binnen kenbare kaders te houden en daarmee te beheersen.

Grondslag van de subsidie

Subsidiebesluiten van bestuursorganen moeten op grond van het bestuursrecht voldoen aan een aantal geschreven en ongeschreven normen. In de eerste tranche van de Awb is het algemene kader van het bestuursrecht geschapen. De eerste tranche van de Awb regelt het verkeer tussen burgers en bestuursorganen, geeft bepalingen over besluiten en beschikkingen, en regelt het bezwaar en beroep tegen besluiten en beschikkingen. Het procesrechtelijke deel van de wet bevat bepalingen over het beroep tegen besluiten en beschikkingen bij de rechtbank. Door de uitbreiding van de Awb gelden voor subsidies niet alleen de algemene bepalingen over besluiten en beschikkingen uit de eerste tranche van de Awb, maar ook de specifieke bepalingen van de subsidietitel in de derde tranche van de Awb. Verder geeft de derde tranche een bestuursrechtelijke inkadering van de subsidiebeschikking door het voorschrift dat de subsidie in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift, in ons geval een gemeentelijke verordening, dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. De hoofdregel van de subsidietitel van de Awb, dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift, komt voort uit de wens de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger te verbeteren. Tevens streeft de wetgever verbetering van de doelmatigheid van de overheidsuitgaven na. Onzorgvuldig of willekeurig handelen is beter te toetsen aan de hand van een subsidieverordening dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van het college van burgemeester en wethouders of van een gemandateerde medewerker.

Op de hoofdregel zijn uitzonderingen mogelijk. Voor de gemeente bevat de Awb drie uitzonderingen op de hoofdregel: subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, de incidentele subsidieverstrekking en het verstrekken van subsidie in afwachting van de totstandkoming van een verordening, kortweg de spoedshalve subsidie genoemd. Dat de Awb deze als uitzonderingen ziet geeft aan dat een gemeente niet alleen met verordeningen een subsidiebeleid kan voeren. Echter, ook de uitzonderingen op de hoofdregel zijn zodanig geregeld dat aan de eisen van rechtszekerheid en de wens tot doelmatigheid wordt voldaan.

Voor de gemeente betekent de wettelijke verplichting van de Awb (de hoofdregel) dat subsidiëring in het algemeen gebaseerd moet zijn op een verordening (artikel 4:23, lid 1).

De Awb bevat een paar artikelen die dwingend aangeven welke onderwerpen in de verordening moeten staan. Het gaat daarbij om het noemen van de te subsidiëren activiteiten, welke verplichtingen voor de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekking te verbinden zijn en de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de daaraan verbonden verplichting met betrekking tot de verdeling. De Awb maakt een einde aan subsidieverlening door de gemeente die uitsluitend is gebaseerd op de algemene bestuursbevoegdheid uit de Gemeentewet (artikel 108). Subsidieverlening met alleen een beleidsnota als grondslag is uitgesloten.

Het is mogelijk dat via een wet in formele zin, dat wil zeggen een wet die door regering en parlement is vastgesteld, aan een gemeentelijk bestuursorgaan rechtstreeks de bevoegdheid wordt toegekend of de verplichting wordt opgelegd voor een activiteit subsidie te verlenen. Als de betreffende wet niet tot het vaststellen van een verordening verplicht, is de regeling in de wet in formele zin als de grondslag voor de subsidieverstrekking te beschouwen.

TOELICHTING ARTIKELGEWIJS

Artikel 1 Begripsbepalingen

Waar in deze verordening het gemeentebestuur wordt genoemd, zullen dat in de praktijk voor de subsidieaanvrager en –ontvanger meestal burgemeester en wethouders zijn omdat zij op grond van de Gemeentewet belast zijn met de uitvoering van deze verordening.

De afbakening tussen subsidies en andere financiële bijdragen is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Van belang is vooral of de activiteiten van de aanvrager voldoende bepaalbaar zijn en dat het niet gaat om een betaling voor geleverde goederen, diensten of andere reële economische tegenprestaties. In beginsel moeten subsidies op een wettelijk voorschrift, in casu een verordening, berusten.

Structurele / arrangement subsidies beperken zich niet tot de wettelijke subsidies. Ook een op een begrotingspost gebaseerde subsidie kan “per boekjaar” structureel worden verstrekt. Zelfs incidenteel verstrekte subsidies zijn na vier jaren van verstrekking tot structurele geworden.

De term incidentele / waarderingssubsidie wordt als tegenhanger van de structurele / arrangement subsidie gebruikt voor een project of activiteit die het karakter heeft van een eenmalig evenement, een nieuwe opzet of een nieuwe werkwijze (experiment).

Artikel 2 Reikwijdte

In beginsel gelden deze bepalingen voor alle gemeentelijke subsidies, al dan niet gebaseerd op een verordening. Maar het is niet mogelijk om alle bepalingen van deze verordening altijd van toepassing te laten zijn op alle subsidies.

Artikel 3 Bijzondere subsidieverordeningen

Met dit artikel is beoogd de gemeentelijke subsidieregelgeving samenhang en een zekere mate van uniformiteit te geven. De in het eerste lid genoemde onderdelen zijn zonder meer wettelijk verplicht in een bijzondere subsidieverordening. De in het tweede lid genoemde onderdelen moeten worden opgenomen indien het gemeentebestuur daar gebruik van wil maken.

Dit artikel is deels (eerste lid) een vertaling van het voorschrift van artikel 4:23, eerste lid, Awb naar gemeentelijke termen, hetgeen betekent dat subsidies slechts worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift. Het tweede lid is deels een uitwerking van de bepalingen van de Awb die voorschrijven dat indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, een aantal onderwerpen moet worden bepaald bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

Artikel 4 Bevoegdheid college

De uitvoering van het subsidiebeleid en de subsidieverstrekking wordt aan het college van burgemeester en wethouders overgelaten.

Artikel 5 Subsidieverslag

Het maken van een subsidieverslag heeft alleen zin indien dit in concrete gevallen in een duidelijke behoefte voorziet. Voorkomen moet worden dat het gemeentelijke apparaat en betrokken organisaties worden belast met onnodige activiteiten.

Artikel 6 Medesubsidiënt

Wanneer naast het gemeentebestuur ook een of meer andere overheden of derden subsidiëren, kan een subsidieontvanger te maken krijgen met niet op elkaar afgestemde subsidievoorschriften.

Elke subsidiënt heeft immers vaak zijn eigen specifieke voorschriften. Wanneer bepalingen van deze verordening ertoe zouden leiden dat een door het gemeentebestuur gesubsidieerde activiteit daardoor niet of niet volledig kan worden uitgevoerd, kunnen burgemeester en wethouders die ongewenste situatie zoveel mogelijk voorkomen door in maatwerk van één of meerdere bepalingen van deze verordening of een bijzondere subsidieverordening af te wijken.

Artikel 7 Termijn indiening aanvraag subsidieverlening

In afwijking van de wettelijke aanvraagtermijn van 13 weken voor aanvang van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, wordt een aanvraagtermijn gesteld op uiterlijk 1 september, zodat mogelijk eventueel spoedeisende zaken kunnen worden meegenomen in de gemeentelijke (begrotings)procedures. De mogelijkheid is opengelaten om, wanneer daar aanleiding toe is, op specifieke deelterreinen bij een bijzondere subsidieverordening of bij een ander besluit van het gemeentebestuur, een andere termijn te stellen. De uiterlijke indieningsdatum van 1 september betreft de structurele/ arrangement subsidies.

Er worden andere aanvraagtermijnen ingesteld t.a.v. de incidentele / waarderingssubsidies.

Artikel 8 Indiening aanvraagbescheiden

Dit is een achtervangbepaling, specifiek bedoeld voor subsidies die niet berusten een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, derde lid, onder a, c en d van de Awb). Het gaat om de volgende subsidies:

  • a.

    in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

  • b.

    indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt;

  • c.

    in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

In deze gevallen moet de subsidieaanvrager in ieder geval een activiteitenplan, een begroting, een financieel verslag en een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals die het laatst zijn gewijzigd, meesturen (voor zover de aanvrager een rechtspersoon is).

Voor de structurele (per boekjaar verstrekte) subsidies is een algemene regeling getroffen in afdeling 4.2.8. van de Awb.

Artikel 10 Termijn indiening aanvraag subsidievaststelling

Kenmerkend voor subsidies tot 5.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie (bijvoorbeeld een ‘waarderingssubsidie’) en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

Artikel 11. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 75.000 euro

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidiënt de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. De wijze van verantwoording wordt al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend gemaakt.

Het tweede lid bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Ook hier kan het college bepalen dat bepaalde categorieën van subsidies, dan wel subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Bij dit laatste kan worden gedacht aan de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit, dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger.

Ingevolge het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording daarvan andere stukken en bewijzen verlangt dan gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Artikel 12. Verantwoording subsidies vanaf 75.000 euro

Bij subsidies van 75.000 euro of meer wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt - tenzij de voorschriften voor subsidies tot 75.000 euro worden toegepast - plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountant opgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen.

Artikel 13. Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie.

Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

Voor de mogelijkheid van lid 4, zie de artikel 4:44 en 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 14 Subsidiecriteria

In dit hoofdstuk zijn de subsidiecriteria aangegeven. Deze subsidiecriteria hebben een algemeen karakter. De subsidiecriteria die gelden voor de structurele / arrangement subsidies en criteria voor de incidentele waarderingssubsidies worden bij de bijzondere subsidieverordeningen genoemd.

Artikel 15 Weigeringsgronden

[vervallen]

Artikel 16 Rijksgelden

Het spreekt voor zich dat als rijksgelden verminderen of wegvallen, de hierop gebaseerde subsidie eveneens dienovereenkomstig wordt aangepast dan wel stopgezet.

Artikel 18 Verzekeringen

Deze verplichting is opgenomen om risico-aansprakelijkheid van de gemeente uit te sluiten.

Artikel 19 Niet-doelgerichte verplichtingen

Niet-doelgerichte verplichtingen zijn verplichtingen die niet direct een relatie hebben met de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend, maar die het gemeentebestuur wel van belang acht. Te denken valt bijvoorbeeld aan milieubeleid in het kader waarvan het gemeentebestuur het niet wenselijk vindt dat een organisatie plastic bekers gebruikt maar in plaats daarvan porseleinen kopjes zou moeten nemen.

Artikel 20 Vergoeding vermogenswaarden

Bij deze vorm van vermogensvorming kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de waardevermeerdering van een onroerende zaak waarvan de afschrijvingskosten zijn gesubsidieerd door de gemeente. Wanneer vervolgens de subsidieontvanger die onroerende zaak verkoopt en op die wijze een boekwinst behaalt, dan hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een gedeelte of de gehele boekwinst terug te vorderen. Artikel 4:41 Awb noemt overigens ook –limitatief- andere situaties. Doelstelling is steeds om deze boekwinst ten goede te laten komen aan de gemeenschapsmiddelen waaruit ze is ontstaan.

Artikel 21 Betaling

Structurele / arrangement subsidies:

Bij betaling in gedeelten wordt in de bijzondere subsidieverordening of bij de subsidieverlening aangegeven in welke termijnen er wordt betaald (bijvoorbeeld per kwartaal, of per maand).

Tevens wordt het voorschotpercentage bepaald, waarbij het restant bij de subsidievaststelling wordt verrekend (bijvoorbeeld 75% wordt voor 1 maart betaald).

Incidentele/waarderingssubsidies worden in eens uitbetaald.

Artikel 22 Terugbetaling voorschotten

Het tweede lid biedt de mogelijkheid om rekening te houden met een aanzienlijke omvang van het terug te betalen bedrag en andere bijzondere omstandigheden.

Het derde lid is vooral praktisch van aard: het voorkomt dat terug te betalen bedragen van de ene subsidie en nog te betalen voorschotten op een andere subsidie aan dezelfde subsidieontvanger elkaar kruisen. Of verrekening plaats zal vinden zal per geval onder meer afhangen van de omvang van het terug te betalen bedrag en de aard van de subsidie (bijvoorbeeld of er sprake is van budgetsubsidie).

Artikel 23 Afdeling 4.2.8 wet

Afdeling 4.2.8 van de Awb is weliswaar in zijn geheel facultatief, maar is bij deze bij besluit van het gemeentebestuur van toepassing verklaard.

Artikel 24 Budgetsubsidie

Bij deze vorm van subsidiëring worden met de subsidieontvanger afspraken gemaakt over onder meer uit te voeren activiteiten, te leveren prestaties en te bereiken resultaten. In overeenstemming met de mogelijkheid die de wet biedt worden deze afspraken vastgelegd in een door beide partijen (gemeente en subsidieontvanger) ondertekende overeenkomst. Deze overeenkomst is ter aanvulling op de altijd noodzakelijke subsidiebeschikking.

Het subsidietijdvak is één jaar in verband met de jaarlijkse vaststelling van de begroting.

Een budgetperiode bestaat uit één of meerdere subsidietijdvakken, zo mogelijk afgestemd op de 4-jarige zittingsduur van de gemeenteraad. Alleen de in afdeling 4.2.6 van de Awb genoemde redenen kunnen er nog toe leiden dat een budgetsubsidie binnen een budgetperiode wordt gewijzigd, ingetrokken of geweigerd, zoals bijvoorbeeld veranderde omstandigheden of beleidswijzigingen. In zo’n geval gelden de bepalingen omtrent wijziging, intrekking of weigering van subsidies, waaronder ook valt een redelijke termijn voor aanpassing aan de veranderde omvang van budgetsubsidie.

Artikel 25 Toestemming handelingen

In artikel 4:71 Awb wordt de mogelijkheid gegeven een aantal beslissingen van de subsidieontvanger aan toestemming van het bestuursorgaan te onderwerpen. Het is niet persé nodig om van alle mogelijkheden die het artikel biedt gebruik te maken, dus om dit in de Algemene subsidieverordening te regelen. In voorkomende gevallen kan altijd nog toestemming voor andere handelingen op grond van het wetsartikel bij de subsidieverlening worden bepaald. De beslissingen onder a,b,e,f,g,h,i en j zijn opgenomen. Deze hebben respectievelijk betrekking op: het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon; het wijzigen van statuten; het aangaan van kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldleningen; zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of als de subsidieontvanger zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt; het vormen van fondsen en reserveringen; het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties; het ontbinden van de rechtspersoon; het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 26 Egalisatiereserve

In artikel 4:72 Awb is het vormen van een egalisatiereserve door de subsidieontvanger een facultatieve bepaling. Dit betekent dat dit bij wettelijk voorschrift (in de Algemene subsidieverordening dan wel de bijzondere subsidieverordening) of bij de subsidieverlening moet worden bepaald.

Daarom is hier opgenomen dat het gemeentebestuur kán bepalen (hoeft dus niet) dat een subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt. In de bijzondere subsidieverordening wordt vervolgens eventueel opgenomen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt.

Dit betekent dat als het gemeentebestuur dit van toepassing verklaart, het vormen van een egalisatiereserve toepasbaar is op álle onder deze bijzondere subsidieverordening ressorterende gevallen. Is dit niet de bedoeling dan kan het gemeentebestuur nog altijd bij de subsidieverlening bepalen dat voor die ene bepaalde subsidieontvanger een egalisatiereserve wordt gevormd.

Artikel 27 Financieel verslag

In artikel 4:77 Awb is het opstellen van een financieel verslag een facultatieve bepaling voor zover meer dan 50% van de inkomsten uit de subsidiegelden zijn verkregen. Dit betekent dat bij wettelijk voorschrift (in de Algemene subsidieverordening dan wel de bijzondere subsidieverordening) of bij de subsidieverlening moet worden bepaald dat artikel 4:76 Awb van overeenkomstige toepassing is.

Daarom is hier opgenomen dat het gemeentebestuur kán bepalen (hoeft dus niet) dat artikel 4:76 Awb van toepassing is, dus dat een subsidieontvanger een financieel verslag moet opstellen indien meer dan 50% van de inkomsten uit de subsidiegelden zijn verkregen. Dit is van belang voor gevallen waarin het gemeentebestuur ten behoeve van de subsidievaststelling toch inzicht wil hebben in de gehele financiële gang van zaken bij de subsidieontvanger.

In de bijzondere subsidieverordening wordt vervolgens eventueel opgenomen dat artikel 4:76 Awb van toepassing is.

Dit betekent dat als het gemeentebestuur dit van toepassing verklaart, artikel 4:76 toepasbaar is op álle onder deze bijzondere subsidieverordening ressorterende gevallen.

Is dit niet de bedoeling dan kan het gemeentebestuur nog altijd bij de subsidieverlening bepalen dat voor die ene bepaalde subsidieontvanger artikel 4:76 Awb van toepassing is.