Regeling vervallen per 01-01-2019

Toezicht en Handhavingsbeleid 2018 - 2022

Geldend van 27-02-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Toezicht en Handhavingsbeleid 2018 - 2022

TOEZICHT EN HANDHAVINGSBELEID 2018-2022

Inhoudsopgave

Inleiding pagina 3 en verder

Doelstellingen en bijbehorende acties pagina 4 en verder

Risicoanalyse en prioriteitenstelling pagina 8 en verder

  • -

    risicoanalyse

  • -

    prioriteitenstelling

Monitoring en Methodiek pagina 11 en verder

De te hanteren strategie pagina 12 en verder

  • -

    preventieve handhaving

  • -

    communicatie en voorlichting

  • -

    mediation

  • -

    landelijke handhavingsstrategie

  • -

    toezicht

  • -

    repressieve handhaving

  • -

    bestuurlijke handhaving

  • -

    strafrechtelijke handhaving

  • -

    samenloop / flankerend beleid

  • -

    privaatrechtelijke handhaving

  • -

    gedogen

  • -

    overtredingen door overheden

Handhaving en landelijke ontwikkelingen pagina 19 en verder

  • -

    Samen Sterk in het Buitengebied

  • -

    basistakenpakket

  • -

    drank- en horecawet

  • -

    wetsvoorstel kwaliteitsborging

  • -

    wet VTH en verordening kwaliteit VTH

  • -

    asbest

  • -

    omgevingswet

Uitvoeringsorganisatie pagina 22 en verder

Scheiding vergunningverlening en handhaving -roulatiesysteem

  • -

    bereikbaarheid- en beschikbaarheid

  • -

    mandaat en protocollen

  • -

    borging capaciteit en middelen

Afspraken met handhavingspartners pagina 23 en verder

Inleiding.

De gemeente Boxmeer heeft een oppervlakte van 11.400 hectare (114 km2) en ongeveer 28.000 inwoners. In de gemeente is een groot aantal agrarische en industriële bedrijven aanwezig. Binnen de dynamiek die dat geeft is het een bestuursrechtelijke taak van de gemeente om toezicht te houden op het gebied van het omgevingsrecht, de APV en bijzondere wetten en bij geconstateerde overtredingen juridisch handhavend daar tegen op te treden.

Het zal begrijpelijk zijn dat niet elke overtreding (meteen) door een toezichthouder kan worden opgemerkt. Het aantal toezichthouders en het aantal uren dat toezichthoudende werkzaamheden voor de gemeente worden verricht is om budgettaire reden beperkt. Dat geldt ook voor juridische handhaving. Daarbij zelfs in versterkte mate. Voor juridische handhaving is momenteel 2,6 fte beschikbaar

De middelen ontbreken om “overal en altijd” toezicht te houden. Het is alleen al daarom noodzakelijk een keuze te maken over waarop toezicht moet worden gehouden en waarop een juridisch handhavend traject wordt opgestart. Om die keuze op een verantwoorde manier te kunnen maken werd een prioriteitenstelling geformuleerd die werd opgesteld op basis van een risicoanalyse. In dit stuk staan de daarbij spelende omstandigheden opgenomen. De resultaten van de prioriteitenstelling in relatie tot de beschikbare middelen staan opgenomen in het handhavingsuitvoeringsprogramma, dat elk jaar voor 1 februari ter vaststelling wordt aangeboden aan het college van B en W.

Voor een goede sturing op de beleidcyclus en de instandhouding van een professionele handhavingstructuur is het van belang om tijdig de benodigde handhavingdocumenten vast te stellen waarbij ook wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria zoals die zijn neergelegd in artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en paragraaf 10.1 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).

De benodigde documenten zijn een beleidsplan Toezicht en Handhaving, het jaarlijkse evaluatieverslag en het jaarlijkse uitvoeringsprogramma Toezicht en Handhaving

Het college van B en W stelt het beleid vast in een document waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren.

Het bestuursorgaan beziet regelmatig, maar in elk geval naar aanleiding van de evaluatie, bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, of dit beleid moet worden aangepast en past het zonodig ook aan.

Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat dit beleid en het handhavingsbeleid van de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd.

Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan kunnen voordoen met betrekking tot de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde in de gevallen waarin de zorg voor de handhaving daarvan aan hem is opgedragen.

Het handhavingsbeleid geeft inzicht in:

  • §

    a. de prioriteitenstelling met betrekking tot de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

  • §

    b. de methodiek die het bestuursorgaan hanteert om te bepalen of de gestelde doelen worden bereikt.

Het handhavingsbeleid geeft verder inzicht in (c) de strategie die het bestuursorgaan hanteert met betrekking tot:

  • §

    1. de wijze waarop het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de betrokken wetten bepaalde wordt uitgeoefend om de krachtens het eerste lid gestelde doelen te bereiken;

  • §

    2. de rapportage van de bevindingen van degenen die toezicht hebben uitgeoefend en het vervolg dat aan die bevindingen wordt gegeven;

  • §

    3. de wijze waarop bestuurlijke sancties alsmede de termijnen die bij het geven en uitvoeren daarvan worden gehanteerd, en de strafrechtelijke handhaving onderling worden afgestemd, en waarbij tevens aandacht wordt besteed aan de aard van de geconstateerde overtredingen;

  • §

    4. de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van dat bestuursorgaan of van andere organen behorende tot de

  • §

    overheid.

Het handhavingsbeleid geeft tevens inzicht in de afspraken die het bestuursorgaan heeft gemaakt met de andere betrokken bestuursorganen en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving, over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden.

Burgemeester en wethouders maken het handhavingsbeleid, het handhavingsuitvoeringsprogramma en het jaarverslag bekend aan de gemeenteraad.

Doelstellingen bij handhaving en daarbij behorende acties, monitoring en evaluatie daarvan.

In de Wabo, het Besluit omgevingsrecht en de landelijke kwaliteitscriteria zijn procescriteria beschreven die eisen stellen aan de beleidscyclus van de gemeentelijke organisatie voor het verrichten van omgevingsrecht taken. Door de criteria te volgen wordt een cyclus gesloten. Deze begint met het opstellen van het beleid (het strategisch beleidskader). Via de uitvoering leidt deze weer tot het bijstellen van het beleid. In de afbeelding hiernaast is het model weergegeven. Het model wordt ook wel de ‘dubbele regelkring’ of ‘Big-8’ genoemd. Deze eisen ten aanzien van het inrichten van de beleidscyclus verplichten gemeenten ervoor te zorgen dat beleid wordt opgesteld waaruit volgt op welke systematische wijze uitvoering wordt gegeven aan de taken. Daarnaast moet het beleid het mogelijk maken om transparante verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad, provincie en de samenleving.

De gemeente Boxmeer heeft de beleidscyclus conform de proceskwaliteitseisen ingericht

De algemene doelstelling is om binnen de beschikbare middelen te komen tot een zo volledig mogelijke mate van toezicht en handhaving en gerelateerd aan de prioriteitenstelling.

De resultaten van de meting van de uitgevoerde activiteiten worden opgenomen in het jaarverslag. Hierbij wordt de balans opgemaakt van het aantal voor toezicht, bij ODBN, ingekochte uren en het aantal uitgevoerde controles, in relatie tot de zwaarte daarvan. Het aantal beschikbare uren voor de BOA’s en het resultaat daarvan. Het aantal beschikbare uren voor gemeentelijke toezichthouders en het resultaat daarvan en afsluitend, het aantal uren voor juridische handhaving en het resultaat daarvan

De resultaten van de meting zijn van invloed op de jaarlijkse vaststelling van het handhavingsuitvoeringsprogramma.

Van belang is ook dat het handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma acceptabel zijn binnen de gemeente. Een acceptabele wijze van uitvoering van toezicht en handhaving vergroot het draagvlak en voorkomt dat de gemeente verwikkeld raakt in kostbare en tijdrovende juridische procedures.

Het uitvoeren van toezicht en handhavend is in principe een voortdurend proces. Een einddatum valt niet te benoemen. Voor het handhavingsuitvoeringsprogramma geldt wel dat de jaarlijks daarin op te nemen activiteiten ook in een jaar tijd worden uitgevoerd. Immers daarna volgt weer een ander handhavingsuitvoeringsprogramma. Onvermijdelijk is een bepaalde mate van overlap van toezicht en handhavingactiviteiten..

De meer specifieke doelstellingen met de benodigde activiteiten en de monitoring zijn hieronder aangegeven.

Het handhavingsbeleid van de gemeente Boxmeer kent de volgende doelstellingen.

1. Het geven van invulling aan de gemeentelijke handhavingstaak

Met het opstellen en vaststellen van de diverse handhavingsdocumenten wordt aangegeven dat het bestuur waarde toekent aan handhaving en dat het de gegeven taak daarin serieus oppakt. De gemeente Boxmeer wil geformuleerd beleid daadwerkelijk uitgevoerd zien worden. De uitvoering is neergelegd in het jaarlijkse toezicht- en handhavingprogramma. In het beleidsplan handhaving is de visie voor een langere periode neergelegd.

Benodigde activiteiten: het tijdig vaststellen van het handhavingsbeleid, het

uitvoeringsprogramma en het evaluatieverslag. Het beschikbaar stellen van voldoende personele en financiële middelen en deze te borgen in de begroting.

Monitoring: vindt plaats via de voortgang van het werkproces in Join en een zelf ontwikkeld voortgangsbewakingsysteem. De (toekomstige) ontwikkelingen op het gebied van handhaving worden gemonitord door het bijhouden van de literatuur en de relevante websites.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag. Binnen het team handhaving vindt een wekelijks overleg plaats waarbij ondermeer aandacht wordt gegeven aan ontwikkelingen en eventueel benodigde aanpassingen van beleid of uitvoeringsprogramma.

Periodiek vindt overleg plaats met de afdeling Vergunningen waarbij proces afspreken , legalisatieonderwerpen en handhaving- en toezichtkwesties worden besproken.

2. Het tonen van bestuurskracht en het vergroten van het vertrouwen in het bestuur

Naar buiten toe laat het bestuur zien dat zij haar handhavingstaak als belangrijk beoordeelt en dat zij ook daarnaar handelt. Burgers, bedrijven en instellingen zien dat de gemeente Boxmeer eenduidig en transparant handhavingsbeleid hanteert, waardoor het vertrouwen in het bestuur wordt vergroot. Ook op het gebied van handhaving wil de gemeente tonen dat zij een serieuze en betrouwbare partner is. Er wordt krachtig inzet op handhaving en preventie.

Benodigde activiteiten: het tijdig vaststellen van het handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het evaluatieverslag en publicatie met betrekking tot de vaststelling en opname daarvan op de gemeentelijke website. Het beschikbaar stellen van voldoende personele en financiële middelen en deze te borgen in de begroting.

Monitoring: via de voortgang van het werkproces in Joijn.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

3. Het opstellen van een leidraad voor handhaving

Het handhavingsbeleid vervult niet alleen naar buiten toe een functie, zoals hiervoor is aangegeven, maar is ook van belang naar binnen toe. De eigen organisatie (bestuur en ambtenaren) weet hoe zij met handhaving in brede zin zal omgaan. Met het handhavingsbeleid heeft de gemeente het spoorboekje voor handhaving in handen. Aldus wordt ook gekomen tot uniformiteit en transparantie in de aanpak van handhaving.

Benodigde activiteiten: Periodiek overleg met betrokken afdelingen Ruimte, Economie en Vergunningen en de afdeling Openbare Werken en de afdeling Bestuursondersteuning en Communicatie (BOC).

Monitoring: n.v.t.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

4. Integraliteit

De gemeente Boxmeer vindt integraliteit van de handhaving een voorwaarde voor een goed handhavingsbeleid. Hierbij wordt de handhaving van de fysieke leefomgeving integraal vorm gegeven. Onder fysieke leefomgeving worden de volgende beleidsvelden begrepen: Ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, (brand)veiligheid, APV en bijzondere wetten. Integrale handhaving is te definiëren als het houden van toezicht op de naleving van voorschriften -waar nodig het afdwingen hiervan- waarbij zoveel mogelijk aspecten in één controle worden meegenomen.

Benodigde activiteiten: Via interne en externe afspraken met politie en brandweer en ODBN de verdeling van toezicht en handhavingstaken schriftelijk vastleggen in werkafspraken en werkopdrachten.

Monitoring: via de periodieke overlegmomenten.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

5. De vergroting van de efficiency

Door handhaving zoveel mogelijk integraal op te pakken wordt naar efficiencywinst gestreefd. Handhaving wordt immers niet louter meer sectoraal uitgeoefend, waarbij handhaving op ieder beleidsveld (milieu, ruimtelijke ordening, bouwen, APV, bijzondere wetten en brandveiligheid) apart wordt behandeld. Hierdoor kan bijvoorbeeld met één controle een beeld worden verkregen van naleving van de regels op de genoemde beleidsvelden, terwijl voorheen voor ieder beleidsveld apart een controle zou moeten worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen kennis en ervaring op het gebied van handhaving worden gedeeld, aangezien deze grotendeels binnen één afdeling aanwezig zijn.

Benodigde activiteiten: handhaving integraal uitvoeren en onderlinge communicatie optimaliseren.

Monitoring: n.v.t.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

6. Bereiken van een naleefgedrag van 100% na doorlopen van een handhavingstraject

Door gebruikmaking van de ter beschikking staande handhavingsinstrumenten wordt naleving van de desbetreffende regel(s) als het ware afgedwongen. Daarmee zal het naleefgedrag na afloop van een bestuursrechtelijk handhavingstraject (op dat moment) 100% zijn.

Benodigde activiteiten: toepassing van het handhavingsinstrumentarium

Monitoring: via periodieke overlegmomenten en registratie in Join en Squit

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

7. Het belonen van goed naleefgedrag

Het gaat hier voornamelijk om controles op inrichtingen op het gebied van milieu.

Door een onderscheid te maken in voorlopers (bedrijven met een goed naleefgedrag), middenmoters en achterblijvers en hierop de toezichtfrequentie aan te passen, (achterblijvers intensief controleren en voorlopers niet of minder frequent) worden bedrijven met een goed naleefgedrag beloond.

Benodigde activiteiten: aanpassen toezichtfrequentie bij goed naleefgedrag.

Monitoring: Deze gegevens worden op milieugebied mede door ODBN inzichtelijk gemaakt en worden verwerkt in het toezicht- en handhavingprogramma. Met de invoering van het registratie en monitoringssysteem Squit XO is een adequaat monitoringssysteem gewaarborgd.

Evaluatie: vindt plaats bij het opstellen van het jaarlijkse controleprogramma, dat onderdeel uitmaakt van het handhavinguitvoeringsprogramma en bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

8. Het verbeteren van het naleefgedrag

Hiermee wordt gedoeld op naleving van de regels zonder dat hieraan enige concrete handhavingsactie vooraf gaat. Het ligt in de lijn der verwachting dat door het naar buiten toe kenbaar maken van het nieuwe handhavingsbeleid en van concrete handhavingsacties burgers, bedrijven en instellingen meer bewust worden van het feit dat regels moeten worden nageleefd en dat de gemeente hierop ook actief toeziet. Het meten van deze doelstelling is niet direct mogelijk. Wel kan aan de hand van controles de gemeente bepalen of het aantal overtredingen afneemt.

9. De vermindering van meldingen en klachten

Deze doelstelling is continu en moet in combinatie worden gezien met de doelstelling tot verbetering van het naleefgedrag in zijn algemeenheid. Uit een afname van meldingen en klachten over overtredingen van de regels kan worden afgeleid dat het naleefgedrag groter is.

10. Programmatisch handhaven

Handhaving dient programmatisch, planmatig en cyclisch opgepakt te worden, waarbij jaarlijks aan het bestuur wordt gerapporteerd over de handhavingsactiviteiten en het bestuur zo nodig prioriteiten en doelstellingen bijstelt.

Benodigde activiteiten: het tijdig vaststellen van het handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het evaluatieverslag en publicatie met betrekking tot de vaststelling en opname daarvan op de gemeentelijke website. Het beschikbaar stellen van voldoende personele en financiële middelen en deze te borgen in de begroting.

Monitoring: via de voortgang van het werkproces in Join.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

11. Rechtsgelijkheid

Iedereen dient op dezelfde wijze te worden behandeld. Het meten van deze doelstelling is mogelijk door jaarlijks te rapporteren aan het bestuur of er gedoogbeschikkingen zijn afgegeven conform de gedoogstrategie en of de handhaving volgens het vastgestelde stappenplan heeft plaatsgevonden.

12. Communicatie als preventief handhavingsinstrument

Een goede communicatie over de inhoud en eisen van (nieuwe) wet- en regelgeving moet ertoe leiden dat burgers, bedrijven en instellingen goed geïnformeerd zijn en voorkomen dat er teveel zaken in een bestuurlijk handhavingstraject terecht komen.

Benodigde activiteiten: het tijdig vaststellen van het handhavingsbeleid, het uitvoeringsprogramma en het evaluatieverslag en publicatie met betrekking tot de vaststelling en opname daarvan op de gemeentelijke website. Het beschikbaar stellen van voldoende personele en financiële middelen en deze te borgen in de begroting.

Monitoring: via de voortgang van het werkproces in Join.

Evaluatie: vindt plaats bij het jaarlijkse evaluatieverslag.

Algemeen

De voorgenomen activiteiten uit het handhavingprogramma zullen in de eerste plaats realistisch moeten zijn in relatie tot de beschikbare uren en beschikbare capaciteit. Hiervoor is benodigd dat inzicht bestaat in de huidige capaciteit, die voor handhaving beschikbaar is. Ook moet duidelijk zijn hoeveel uren per actie te verwachten zijn. Zijn de uren en capaciteit niet toereikend om de voorgenomen activiteiten uit te voeren, dan zal een keuze moeten worden gemaakt hetzij voor (tijdelijke of permanente) uitbreiding van de capaciteit, hetzij voor bijstelling van de te ondernemen activiteiten.

De activiteiten zullen worden gedestilleerd uit de preventieve en repressieve handhaving. Vanaf pagina 12 worden de instrumenten om te komen tot naleving van de regels beschreven. De toe te passen instrumenten zullen op de jaarlijks gestelde doelen worden afgesteld. Om te komen tot resultaatsoptimalisatie zal een bepaalde aanpak, een zekere strategie worden gekozen. Bij handhaving staat de nalevingstrategie centraal. Hierin is opgenomen welke activiteiten worden ondernomen om te komen tot naleving van de regels.

De nalevingstrategie kan op zijn beurt worden onderverdeeld in:

  • A.

    Preventiestrategie;

  • B.

    Toezichtstrategie;

  • C.

    Sanctiestrategie;

  • D.

    Gedoogstrategie.

De gemeente Boxmeer zal een combinatie van deze strategieën toepassen, opdat het resultaat zo groot als mogelijk zal zijn.

Risicoanalyse en prioriteitenstelling.

Risicoanalyse

Belangrijk onderdeel van het beleid is het bepalen van de risico’s, die met niet naleving van de regels zijn gemoeid. Hiertoe werd een risicoanalyse opgesteld, zodat inzichtelijk kon worden gemaakt waar de (mogelijke) problemen liggen.

Vanuit deze ‘startpositie’ werden aan de hand van de risicoanalyse en prioriteitenstelling de concrete doelstellingen geformuleerd.

Omdat de middelen beperkt zijn is het onmogelijk is alle handhavingstaken uit te voeren. Daarom moeten keuzes worden gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van het stellen van prioriteiten. De prioriteitenstelling vormt de basis voor het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma TH. In het jaarlijkse programma worden de prioriteiten opgenomen, waaraan voor het desbetreffende jaar betekenis wordt gehecht en die uit de algemene prioriteiten van het beleid voortvloeien. Het programma kent een directe relatie met de begroting, waarin de middelen voor realisering van het programma zichtbaar worden opgenomen.

De risicoanalyse is uitgevoerd op basis van de ervaring en expertise bij brandweer, medewerkers van de afdeling REV, de afdeling BOC en de ODBN. Voor milieu is ook gebruik gemaakt van een eerder door de gemeente uitgevoerde risico-analyse.

De gehanteerde risicoanalyse kent een vijftal modules, te weten ‘APV en bijzondere wetten’, ‘milieu’, ‘ruimtelijke ordening’, ‘bouwen’ en ‘brandweer’. Voor elk van deze modules zijn de risico’s in beeld gebracht. Daarbij is uitgegaan van de kans op een bepaald effect en is de zwaarte van dat effect erbij betrokken. Hoe groter de kans en hoe groter de zwaarte, des te hoger komt een risico op de prioriteitenlijst. De risico’s zijn ingedeeld in vijf klassen, waarbij klasse I een zeer groot risico aangeeft, klasse II een groot risico, klasse III een beperkt risico, klasse IV een klein risico en klasse V een zeer klein risico. Uit de uitgevoerde analyses blijkt dat bij elk van de modules een zeer groot risico is beperkt tot één of twee categorieën. Grote risico’s doen zich voor bij de module milieu, de module APV en bijzondere wetten, de module ruimtelijke ordening, de module bouw en de module brandveiligheid. Beperkte risico’s zijn er bij de module milieu, de module APV en bijzondere wetten en de module brandveiligheid. De klassen met een klein risico en een zeer klein risico voeren de boventoon (m.u.v. bij de module brandveiligheid).

De klassen met de grootste (I en II) en beperkte risico’s (III) worden hier onder genoemd.

In opdracht van het opdrachtgeversplatform ODBN werd het regionaal operationeel kader ODBN 2017-2020 opgesteld voor de milieutaken. Dit vormt het raamwerk voor het meerjaren uitvoeringsprogramma en bevat de strategieën voor het taakveld milieu.

De grootste risico’s (klasse I en II) bij milieu liggen bij:

  • -

    Toezicht op LPG tankstations

  • -

    Toezicht op categorie C bedrijven

  • -

    Toezicht op bedrijven met betrekking tot externe veiligheid

  • -

    Toezicht op naleving mobiele puinbrekers

  • -

    Toezicht op categorie B bedrijven

  • -

    Toezicht op naleving tankstations (zonder LPG)

De grootste risico’s bij de APV en bijzondere wetten liggen bij:

  • -

    Evenementenvergunningen, categorie B en C

  • -

    Horeca

  • -

    Het Groene Goud

De grootste risico’s (klasse I en II) bij ruimtelijke ordening liggen bij:

  • -

    Huisvesting

  • -

    Agrarische bedrijven

De grootste risico’s (klasse I en II) bij bouwen liggen bij:

-Bouwen en slopen zonder vergunning

De brandweer heeft in samenwerking met de gemeenten de Toezichtstrategie Brandveiligheid 2017-2021 opgesteld. De bijgevoegde toezichtstrategie maakt onderdeel uit van het handhavingsbeleid.

Uitgangspunt is primair het voorkomen of beperken van slachtoffers bij brand en secundair het voorkomen van onherstelbare schade bij brand en het voorkomen van grote maatschappelijke ontwrichting.

De grootste risico’s (klasse I en II) bij brandveiligheid liggen bij:

  • -

    Hotel annex restaurant en zalencentrum;

  • -

    Woongebouw voor niet zelfredzame personen, woongebouw met inpandige gangen;

  • -

    Logiesgebouw;

  • -

    Verpleeghuis, bejaardenhuis;

  • -

    Camping, Kampeerboerderij, zorgboerderij;

  • -

    Kinderdagverblijf, peuterspeelzaal; basisschool, school voor voortgezet onderwijs, overige onderwijsinstellingen;

  • -

    Discotheek, café, restaurant, zalencentrum;

  • -

    Buurthuis, clubhuis, gebedshuis;

  • -

    Museum;

  • -

    Zwembad;

  • -

    Theater.

De beperkte risico’s (klasse III) bij milieu laten zich zien bij:

  • -

    Toezicht categorie B/A bedrijven

  • -

    Opleveringscontroles (zowel agrarische controles als industriële controles)

De beperkte risico’s bij ruimtelijke ordening en bouwen laten zich zien bij:

  • -

    Kleine of kortdurende overtredingen van bepalingen van bestemmingsplannen;

  • -

    Bouwwerken van ondergeschikte aard en omvang.

De beperkte risico’s (klasse III) bij APV en bijzondere wetten laten zich zien bij:

  • -

    Jeugd in de openbare ruimte;

  • -

    Terras of uitstalling exploiteren;

  • -

    Optochtvergunning;

  • -

    Toezicht kinderopvang;

  • -

    Wildstallen (brom)fietsen;

  • -

    Vergunning drank- en horecawet

De beperkte risico’s (klasse III) bij brandveiligheid laten zich zien bij:

  • -

    Winkels;

  • -

    Sportkantine, kantine bij camping;

  • -

    Restaurant;

  • -

    Ontmoetingscentrum , overige bijeenkomstgebouwen;

  • -

    Bibliotheek;

  • -

    Kantoorgebouw, kantoorgebouw annex productie- en opslaggebouw;

  • -

    Sporthal., gymzaal, fitnesscentrum;

  • -

    Parkeergarage;

  • -

    Manage

De inwoners van de gemeente Boxmeer (vertegenwoordigd door de dorps- en wijkraden) werden geraadpleegd over welke overtredingen voor hun het meest hinderlijk zijn. Het betreft:

  • -

    hondenpoep;

  • -

    fout parkeren van auto’s en fietsen;

  • -

    laden- en lossen van vrachtwagens en fietsers in het centrum die voor onveilige situaties zorgen;

  • -

    zwerfaval (in het buitengebied);

  • -

    geluidsoverlast bij evenementen.

Met uitzondering van het laatst genoemde punt ligt het optreden tegen de, door de bewoners aangegeven hinderlijke situaties, bij politie en BOA’s. Voor wat betreft de geluidsoverlast bij evenementen dienen de juiste voorwaarden aan de vergunningverlening te worden verbonden. Toezicht op naleving van de vergunningsvoorwaarden (met name geluid), worden vooraf ingekocht bij ODBN.

Prioriteitenstelling

De risicokwalificering geeft tevens de prioriteitenstelling aan. De objecten met de grootste risico’s en hinderlijkheid krijgen de meeste aandacht. Dit betekent echter niet dat objecten met een lager risico in het geheel geen aandacht krijgen. Het is mogelijk dat bij de controle en het toezicht op de objecten met de grote(re) risico’s tevens de lagere risico’s in die controle kunnen worden meegenomen.

Met de risicoanalyse zijn de prioriteiten gegeven. De inspanningen op het gebied van handhaving zullen dan ook primair moeten worden gericht op de objecten met de grootste risico’s, die in de klassen I en II zijn opgenomen. Secundair verdienen de objecten met een beperkt risico (klasse III) de aandacht. In het op te stellen handhavingprogramma (=uitvoeringsprogramma) wordt specifiek aangegeven op welke onderwerpen wordt ingezet, hoe dat gebeurt en welke capaciteiten daarvoor zijn benodigd. Daarbij zullen de huidige beschikbare capaciteit en middelen als onderlegger dienen.

Op basis van de huidige kwaliteitscriteria voor handhaving dient vorenstaande uitgevoerde risico-analyse jaarlijks geactualiseerd te worden op basis van een analyse van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de prioriteitstelling. De resultaten daarvan worden ieder jaar gehanteerd voor het opstellen van een raming van de benodigde capaciteit en vertaald naar het handhavingprogramma en de begroting.

De prioriteiten die volgen uit de risicoanalyse worden gebruikt bij het opstellen van het handhavingprogramma. Uit de risicoanalyse komt naar voren welke ongewenste gedragingen en situaties zich voordoen en welke negatieve effecten dit meebrengt. Idealiter worden direct alle problemen aangepakt en opgelost. Dit is echter niet altijd mogelijk, omdat daartoe de capaciteit niet toereikend is of omdat handhaving een langdurig traject is. Gelet hierop moeten keuzes worden gemaakt en moeten prioriteiten worden gesteld. Prioriteren houdt in dat er taken wel worden uitgevoerd maar ook dat er taken niet of in beperkte mate worden uitgevoerd.

Het bepalen van de prioriteiten geschiedt door burgemeester en wethouders en vindt zijn weerslag in het handhavinguitvoeringsprogramma. Hierbij zal ook aandacht worden geschonken aan de financiële aspecten, die aan handhaving zijn verbonden.

De leidraad bij het bepalen van de prioriteiten wordt gevormd door de verschillende aspecten, die in de wet- en regelgeving voor de fysieke leefomgeving zijn neergelegd en daarin ook bescherming genieten. Het gaat vooral om veiligheid, gezondheid, natuur en milieu en leefomgeving. Bij deze aspecten speelt verder mee dat deze een impact van bepaalde omvang hebben. Grote(re) en meervoudige overtredingen hebben immers een grotere uitwerking en aantasting dan kleine overtredingen. Dit neemt echter niet weg dat ook kleine(re) overtredingen aandacht behoeven en ook zullen worden aangepakt. Het gaat dan om de als zogenaamde ‘kleine ergernissen’ te betitelen overtredingen, zoals hondenpoep en parkeeroverlast.

Uitgaande van het vorenstaande kan worden aangegeven waar de prioriteiten liggen voor handhaving binnen de gemeente Boxmeer. De volgende aspecten verdienen in relatie tot de kans dat de overtreding zich voor kan doen en de gevolgen daarvan voor de fysieke leefomgeving, de nodige aandacht:

  • 1.

    veiligheid;

  • 2.

    gezondheid;

  • 3.

    natuur en milieu;

  • 4.

    leefomgeving;

  • 5.

    meervoudige overtredingen;

  • 6.

    grote overtredingen;

  • 7.

    kleine ergernissen.

Monitoring en methodiek.

Monitoring

Monitoring is bedoeld om na te gaan of de uitgevoerde acties ook tot het gewenste resultaat leiden in enge zin en in ruime zin. Enge zin heeft betrekking op de specifieke actie zelf. Heeft het opleggen van (bijvoorbeeld) een last onder dwangsom ook tot gevolg dat de strijdigheid wordt beëindigd? De ruime zin legt een relatie met de doelstellingen. Daarbij staat bijvoorbeeld de vraag centraal ‘brengen de handhavingsacties mee dat de leefbaarheid wordt vergroot?’ Om het effect in ruime zin te kunnen beoordelen, moeten eerst de effecten in enge zin worden beoordeeld. Immers, als geen succes wordt geboekt met de handhavingsacties in enge zin, kunnen ook de doelstellingen niet worden gehaald.

Bij monitoring gaat het om het volgen en registreren van de diverse handhavingsacties, die in ruime zin worden ondernomen. Van belang is dat monitoring alleen zin heeft, als de uitkomsten meetbaar zijn. Dit is bij de preventieve handhaving niet mogelijk. De actie bij deze strategie houdt het informeren van burgers, bedrijven en instellingen in, opdat de bewustwording van de geldende regels en normen wordt vergroot en daarmee het naleefgedrag wordt bevorderd. Het meten van bewustwording is echter niet/nauwelijks mogelijk.

Bij de repressieve handhaving is monitoring wel mogelijk. Hierbij kan worden aangegeven welke actie tot welk resultaat heeft geleid.

De gemeente Boxmeer zal de handhaving monitoren middels ‘Squit-XO’

Methodiek

Om de concrete acties te kunnen volgen, zal een bepaalde methodiek worden opgesteld en gehanteerd. De methodiek wordt afgestemd op de gekozen strategie. Om de voortgang goed te kunnen volgen moet inzicht worden verkregen in diverse aspecten. Deze zijn in het navolgende per strategie aangegeven.

Voor de toezichtstrategie houdt dit in dat de volgende aspecten worden bijgehouden:

  • -

    Hoeveel controles zijn uitgevoerd?

  • -

    Hoeveel uren zijn aan toezicht besteed?

  • -

    Op welke wijze heeft toezicht plaatsgehad?

  • -

    Wie heeft het toezicht uitgeoefend?

  • -

    Hoeveel en welke overtredingen zijn geconstateerd?

  • -

    Hoeveel strijdigheden zijn beëindigd?

Ook de monitoring van de sanctiestrategie kent een aantal meetpunten, te weten de volgende:

  • -

    Welk bestuursrechtelijk en strafrechtelijk instrument is gebruikt ten behoeve van de beëindiging van de overtreding?

  • -

    Hebben de toegepaste instrumenten ertoe geleid dat de overtreding is beëindigd?

  • -

    Hoeveel uren zijn aan het handhavingstraject gespendeerd?

Bij de gedoogstrategie wordt bijgehouden:

  • -

    Welke overtredingen zijn gedoogd?

  • -

    Hoeveel overtredingen zijn gedoogd?

  • -

    Hoe lang zijn deze gedoogd?

  • -

    Is de overtreding beëindigd?

Op basis van de monitoring van de hiervoor genoemde aspecten kan de voortgang van iedere aparte handhavingsactie worden gevolgd en wat daarvan de uiteindelijke uitkomst is. Ook de voortgang en de resultaten van de diverse acties krijgen een plaats in de monitoring. Op die manier kan duidelijk worden gemaakt hoe de voortgang loopt en is verlopen, waarbij kennis wordt vergaard over hoe lang een bepaald traject heeft geduurd en of er al dan niet oponthoud is geweest. Het spreekt voor zich dat ook de resultaten moeten worden bewaakt. Deze zijn immers bepalend voor het beoordelen of de doelstellingen worden gehaald.

De bewaking van de resultaten en de voortgang van de uitvoering van het programma en het bereiken van de doelstellingen geschiedt middels het systeem ‘Squit-XO’ . Hierin worden verder de hiervoor genoemde gegevens geregistreerd en uiteindelijk voor het krijgen van een totaaloverzicht opgenomen in een jaarverslag.

De te hanteren strategie.

In het vorige hoofdstuk zijn de strategieën genoemd, die kunnen worden aangewend om de gestelde doelen te bereiken. Daarbij zijn al in het kort de handhavingsinstrumenten naar voren gekomen. In dit hoofdstuk worden de toe te passen instrumenten toegelicht.

Om ervoor te zorgen dat de regels worden nageleefd, staan verschillende instrumenten ter beschikking. Daarbij gaat het niet alleen om instrumenten, waarmee daadwerkelijk handhavend kan worden opgetreden, maar ook om instrumenten en alternatieven, die eveneens tot het gewenste resultaat leiden zonder dat feitelijk handhavend optreden hoeft te worden aangewend. In het navolgende komen deze instrumenten aan bod, waarbij de instrumenten in twee delen kunnen worden opgesplitst, te weten preventieve handhaving en repressieve handhaving. Preventieve handhaving doet zich voor voordat sprake is van een overtreding. Repressieve handhaving komt aan bod, wanneer de overtreding (nog) gaande is.

Preventieve handhaving

Bij preventieve handhaving gaat het niet om daadwerkelijk handhavend optreden, maar om acties die erop zijn gericht om te komen tot naleving van de regels, waarbij feitelijk handhavend optreden nu juist wordt voorkomen. Manieren om preventief op te treden zijn gelegen in deregulering, handhaafbaarheid van regels en communicatie en voorlichting. Ook het uitoefenen van toezicht kan als een vorm van preventief handhaven worden aangemerkt.

Deregulering houdt het schrappen in van regels. Logischerwijs gaat het daarbij om regels, waarvan de betekenis verloren is gegaan of die conflicteren met andere regels of door het bestuur als niet (meer) zinvol worden aangemerkt.

Het gemeentebestuur c.q. de gemeenteraad kan daarbij alleen regels schrappen of veranderen, voor zover bevoegd tot vaststelling van die regels.

Het spreekt voor zich dat regels, die geen toegevoegde waarde (meer) hebben, moeten worden aangepast of geschrapt. Hierin ligt ook een relatie met handhaving. Immers, onduidelijke en onzinnige regels leveren alleen maar onduidelijkheid, rechtsonzekerheid en (mogelijk) rechtsongelijkheid op. Handhaving van dergelijke regels zou deze negatieve aspecten alleen maar versterken. Als de overtreding van de regel in kwestie voortvloeit uit onduidelijkheid, ligt de schuld van de overtreding niet bij degene die de regel schendt. Handhaving zou in dat geval leiden tot de genoemde rechtsonzekerheid en (mogelijk) rechtsongelijkheid.

Het is de bedoeling om alleen regels te hebben, die een nut en noodzaak hebben. Alleen deze regels verdienen handhaving. Gelet hierop zullen nut en noodzaak van gemeentelijke regels in de jaarlijks te houden evaluatie (waarop in hoofdstuk 4 nader wordt ingegaan) moeten worden meegenomen. Op die manier kan worden bezien of de eigen regels nog actueel zijn en een toegevoegde waarde hebben of dat zij moeten worden aangepast, dan wel geschrapt. Het in de gaten houden van de eigen regels en de eventuele bijstelling daarvan kunnen worden gezien als intern preventief handhaven.

In het verlengde van het voorgaande moeten de geldende regels ook afdwingbaar en handhaafbaar zijn. Wanneer de regels een onduidelijke norm stellen, dan zullen deze moeten worden aangepast. Anders dan bij deregulering hebben de regels hier wel een toegevoegde waarde, maar is de redactie van die regel en de daarbij behorende norm niet eenduidig.

Om de handhaafbaarheid van (beleids)regels te vergroten is het van belang dat er een goede interne afstemming plaats vindt tussen degene die de regels opstelt en de handhaver hiervan.

In dit kader is het van groot belang om een handhaafbaarheidstoets uit te voeren bij nieuwe of te wijzigen normstelling in bestemmingsplannen, verordeningen en vergunningvoorschriften. Dit zal bij de jaarlijks te houden evaluatie moeten worden meegenomen. Daarbij gaat het niet alleen om de eigen gemeentelijke regels, maar ook om regels van andere overheden en bestuursorganen. Hoewel ten aanzien van de regels van anderen niet direct verandering in die regels kan worden gebracht, kan de gemeente wel het bevoegde bestuursorgaan attent maken op die gebrekkige regel en daarmee (indirect) trachten de regel te laten aanpassen. Daarnaast zal geen handhaving van die regel worden aangewend, totdat deze eenduidig en handhaafbaar is.

Ook het in ogenschouw nemen van de handhaafbaarheid van de regels is te beschouwen als intern preventief handhaven.

Communicatie en voorlichting

In het streven naar naleving van de regels kan een grote slag worden gewonnen met communicatie en voorlichting. Immers, vaak is onwetendheid en onbekendheid met de regels de oorzaak van niet naleving van die regels. Het is algemeen bekend dat de regeldruk (veelal onder Europese invloed) in de laatste jaren sterk is toegenomen. Het is dan ook niet zo vreemd dat burgers, bedrijven en instellingen niet van alle regels op de hoogte zijn. Daar komt nog bij dat de regels onderhevig zijn aan verandering. Binnen een paar jaar zijn tal van regels veranderd en aangepast. Denk hierbij aan de Woningwet en het Bouwbesluit, de Wro, het Activiteitenbesluit, de Wet luchtkwaliteit en de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Omdat al deze wet- en regelgeving vooral de gemeente treft en daarmee ook haar ingezetenen, is het van belang dat de gemeente de burgers, bedrijven en instellingen actief informeert en voorlicht over de van toepassing zijnde regels. Door vergroting van de bekendheid met de regels zal overtreding daarvan wegens onbekendheid met die regels worden weggenomen. Een goede communicatie en voorlichting zijn daarvoor onontbeerlijk. Om de bekendheid van en met de regels te bewerkstelligen zijn de volgende aspecten daarbij van belang: communicatiedoel, doelgroepen en communicatiemiddelen.

Communicatiedoel

Het beoogde doel, dat via communicatie en voorlichting in de eerste plaats moet worden bereikt is het creëren van bewustwording bij burgers, bedrijven en instellingen. Zij moeten zich (meer) ervan bewust zijn dat bepaalde regels en daaraan gekoppeld bepaalde normen gelden en wat deze inhouden. Daarmee wordt ook de nodige duidelijkheid over de regels c.a. geboden. Verder moet ook het besef bestaan dat de gemeente bij niet naleving van die regels een actief handhavingsbeleid erop nahoudt en welke gevolgen dit voor de overtreder met zich kan brengen.

Verder is het een doel om drempelverlaging te bereiken, in de zin dat burgers, bedrijven en instellingen weten dat de gemeente Boxmeer voor hen bereikbaar is. Het besef dat de gemeente een dienstverlenende organisatie is en dat zij ook qua informatieverschaffing op het gebied van de geldende regels open staat, moet worden vergroot.

Doelgroepen

In de eerste plaats is het van belang om wegens de hiervoor genoemde redenen de burgers, bedrijven en instellingen via communicatie en voorlichting te bereiken.

In de tweede plaats kunnen ook de externe partners op het gebied van handhaving, zoals de provincie, het waterschap, het ministerie van VROM en politie en justitie, via communicatie en voorlichting op de hoogte worden gebracht van de manier waarop de gemeente Boxmeer zich bezig houdt met handhaving.

In de derde plaats dienen communicatie en voorlichting de interne organisatie. Ook collega’s vernemen hoe handhaving in de eigen organisatie is ingebed en bij wie zij terecht kunnen voor informatie dienaangaande.

Communicatiemiddelen

De gemeente Boxmeer beschikt over een aantal communicatiemiddelen, dat voor diverse informatieoverbrenging wordt gebruikt. De communicatiemiddelen kunnen uiteraard ook voor het verschaffen van informatie op het gebied van handhaving worden aangewend. Deze middelen zijn de gemeentelijke website, het lokale huis-aan-huis blad ‘Boxmeers weekblad’, het informeren via brieven en folders en het houden van een informatieavond.

Om het nieuwe handhavingsbeleid zo effectief als mogelijk onder de aandacht te brengen kan het beste daarvan melding worden gedaan via de website en door een publicatie in ‘Boxmeers weekblad’. Voor inwerkingtreding van het handhavingsbeleid schrijft de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor dat dit wordt gepubliceerd.

Naast het handhavingsbeleid is het in het kader van de bewustwording van de geldende regels ook van belang om informatie over die regels te verstrekken en daarbij aan te geven waar en bij wie nadere informatie te verkrijgen is. Periodiek zal een artikel in het Boxmeers weekblad worden gewijd aan handhaving, waarbij verschillende onderwerpen zullen worden belicht. Bewonersbrieven en infoavonden lenen zich het beste voor kennisgevingen van concrete, grote handhavingsacties in de buurt.

Mediation

De gemeente Boxmeer wil bij conflicten met burgers en bedrijven meer gebruik gaan maken van het mediationtraject (bemiddeling). Mediation wordt vooral zinvol geacht bij slepende kwesties, die veel tijd en geld kosten. Mediation heeft vele voordelen. De gemeente Boxmeer verwacht een betere en ook snellere oplossing van conflicten, door het draagvlak bij beide partijen. Mediation zorgt voor wederzijds respect en begrip en het betekent dat de gemeente een luisterend oor heeft voor klachten. De kwaliteit van dienstverlening wordt op die manier vergroot

Landelijke handhavingstrategie.

Op 4 juni 2014 is de Landelijke Handhavingsstrategie vastgesteld. Aanleiding voor deze landelijke strategie is de wens van alle betrokkenen bij VTH om de organisatie en uitvoering van VTH te verbeteren. Dit omwille van een ‘gelijk speelveld’ voor natuurlijke of rechtspersonen voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. En ook omwille van een maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

De Landelijke Handhavingsstrategie geeft inhoud aan deze wens door het centraal stellen van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavingsinstanties met een beginselplicht tot handhaven. Die passend interveniëren bij iedere bevinding, dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. En die in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen.

Handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie, gaan volgens de Landelijke Handhavingsstrategie voortaan op een zelfde manier optreden bij geconstateerde overtredingen. Zo ontstaat een gelijk speelveld waarbij men ervan uit kan gaan dat handhavers zodanig optreden dat het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

Met de Landelijke Handhavingsstrategie worden reacties op beoordelingen van inspecteurs gelijkgetrokken. Verder verbindt deze strategie het bestuurs- en strafrecht met elkaar. De Landelijke Handhavingsstrategie biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingsstrategieën kunnen worden uitgewerkt en vastgesteld. De BRZO-strategie is zo'n specifieke uitwerking voor handhaving naar aanleiding van toezicht bij BRZO-bedrijven (BRZO = Besluit risico’s zware ongevallen 1999 vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad op 11 december 2013).

Overeenkomstig de eisen uit de kwaliteitscriteria 2.1 hanteert de gemeente Boxmeer bij de uitvoering van toezicht en handhaving de uniforme Landelijke Handhavingsstrategie. Dit is vastgesteld door het college bij besluit van 25 augustus 2015 (O-BOC//2015/3090). De gemeenteraad is geïnformeerd.

Toezicht

Bij het uitoefenen van toezicht is in het begin van dat toezicht ook (nog) geen sprake van een overtreding van de regels. Tijdens en aan het einde van het toezicht kan dit veranderen, omdat toezicht is bedoeld om na te gaan of zich strijdigheden voordoen. Door het toezicht kan het niet naleven van de regels aan het licht komen. Daarmee zit toezicht als het ware op de scheidslijn van preventief en repressief handhaven.

Onder het instrument ‘toezicht’ worden hier alle vormen van controles begrepen, voor zover deze betrekking hebben op milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, APV en bijzondere wetten. Het gaat niet alleen om controles, die naar aanleiding van een vergunning worden uitgevoerd, maar ook om controles waartoe geen (directe) aanleiding bestaat.

Zoals is vermeld, is toezicht primair bedoeld om na te gaan of conform de regels wordt gehandeld. Is dat niet het geval, dan zal gebruik worden gemaakt van een van de repressieve handhavingsinstrumenten om de situatie weer in overeenstemming met de regels te brengen. Door het uitoefenen van toezicht toont de gemeente Boxmeer dat zij actief met handhaving bezig is. Burgers, bedrijven en instellingen nemen dit waar en zullen zich ervan bewust zijn dat ook zij kunnen worden gecontroleerd. Dit besef zal burgers, bedrijven en instellingen ertoe bewegen om hun naleefgedrag te vergroten. Het uitoefenen van toezicht heeft als neveneffect een soort van afschrikwekkende werking en is daardoor ook te zien als een manier van preventief handhaven.

Repressieve handhaving.

Bij repressieve handhaving is sprake van niet naleving van een regel en is een overtreding gaande. De instrumenten zijn dan ook gericht op beëindiging van die overtreding. De instrumenten zijn verder uit te splitsen in bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving.

Bestuursrechtelijke handhaving

Zoals de benaming al aangeeft, is deze vorm van handhaving verankerd in het bestuursrecht. In artikel 125 van de Gemeentewet is de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang neergelegd. In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat in plaats van het toepassen van bestuursdwang de mogelijkheid bestaat om een last onder dwangsom op te leggen. Voorts is er de mogelijkheid om een (begunstigende) beschikking in te trekken.

Stappenplan

Voordat echter tot toepassing van de genoemde instrumenten kan worden overgegaan, moet de overtreder (en/of degene die bij machte is om een einde aan de overtreding te maken) in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze uit te brengen over de voorgenomen handhaving. Daarmee bestaat bestuursrechtelijke handhaving uit meerdere stappen. Voor deze beleidsperiode past de gemeente Boxmeer de volgende stappen toe:

Overtredingen met acuut gevaar voor de fysieke leefomgeving

1.Er wordt niet gewaarschuwd, maar direct bestuursdwang toegepast.

Overtredingen met dreigende en/of onomkeerbare schade voor de fysieke leefomgeving, risico’s voor de volksgezondheid, recidive en overtredingen die duiden op een calculerende en/of malafide overtreder)

  • 1.

    Er wordt een voornemen voor het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel (vaak dwangsom of bestuursdwang) kenbaar gemaakt met een hierin opgenomen hersteltermijn.

  • 2.

    Wordt de overtreding na de hersteltermijn nog niet opgeheven dan wordt feitelijk bestuursdwang toegepast of een dwangsom opgelegd.

Alle overige overtredingen

  • 1.

    de overtreder wordt eerst schriftelijk gewaarschuwd dat hij/zij een overtreding ongedaan moet maken binnen een hiervoor aangegeven hersteltermijn.

  • 2.

    Gebeurt dat niet dan wordt het voornemen voor het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel (vaak dwangsom of bestuursdwang) kenbaar gemaakt. Daarbij wordt tevens een nieuwe termijn gesteld.

  • 3.

    Wordt de overtreding dan nog niet opgeheven dan wordt feitelijk bestuursdwang toegepast of een dwangsom opgelegd.

Uitgangspunt bij het handhavingstraject is dat een eenmaal gestarte procedure ook helemaal wordt doorlopen totdat de overtreding is beëindigd. Op die manier wordt gehandeld om de doelstelling tot naleving te bereiken.

Handhaving (repressief) is eerst geboden wanneer sprake is van een overtreding van een of meerdere regels. Dat sprake is van een overtreding zal moeten worden geconstateerd. Daarbij moet een rapport worden opgesteld, waarin duidelijk is omschreven wat de feitelijke situatie is en op welke wijze deze strijdig is met de van toepassing zijnde regel(s). Foto’s zijn hierbij onmisbaar. Naar aanleiding van de geconstateerde overtreding zal de overtreder hierop (moeten) worden aangesproken en moet hij via een brief in de gelegenheid worden gesteld om binnen een bepaalde termijn een einde te maken aan de overtreding. Leidt dit niet tot beëindiging van de overtreding, dan zal de overtreder een tweede brief krijgen waarin het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving wordt aangekondigd en waarbij de mogelijkheid wordt geboden een zienswijze te geven.

Oplegging en uitvoering van bestuursrechtelijke handhavingsbeschikking

Als de controle en de aanschrijving niet het gewenste effect sorteert, zal een bestuursrechtelijke handhavingsbeschikking moeten worden genomen. Daarbij kan worden gekozen uit het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang.

Het intrekken van een begunstigende beschikking is een sanctiemiddel en geen handhavingsmiddel. Immers de overtreding wordt niet opgeheven en vaak zelfs vergroot door het intrekken van een vergunning. Omdat het geen handhavingsmiddel betreft moet de afdeling die de betreffende vergunning heeft verleend ook een besluit nemen of de vergunning moet worden ingetrokken. Daarbij moet toetsing plaatsvinden aan de bijbehorende regels die de betrokken afdeling uitvoert, met betrekking tot intrekking.

Bij het nemen van de handhavingsbeschikkingen moet een begunstigingstermijn worden geboden, waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt zonder dat het tot daadwerkelijk ten uitvoer brengen van de handhavingsbeschikking komt. Als de overtreding niet binnen de begunstigingstermijn is weggenomen, moet vervolgens de corrigerende actie van het desbetreffende besluit worden uitgevoerd. Dit kan alsdan inhouden het innen van verbeurde dwangsommen, het feitelijk ongedaan (laten) maken van de strijdigheid en het daadwerkelijk intrekken van de begunstigende beschikking, waarbij dit laatste nog geen einde maakt aan de overtreding. Uitgaande van het feit dat in beginsel handhavend wordt opgetreden, zal in deze situatie een vervolg worden gegeven in de vorm van het opleggen van een last onder dwangsom, dan wel door toepassing van bestuursdwang.

Dwangsom

Bij het toepassen van een instrument staat voorop dat sprake dient te zijn van het meest geëigende middel. Het opleggen van een last onder dwangsom zal wat dat betreft het meest voorkomende instrument zijn. Uitgangspunt is daarom dat in eerst instantie als bestuursrechtelijk instrument wordt gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom. Aandachtspunt bij dit instrument is het bepalen van de hoogte van de dwangsom. Die moet in een redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. In de praktijk komt het erop neer dat, voor zover dat mogelijk is, moet worden bekeken welk (financieel) voordeel de overtreding oplevert. De hoogte van de dwangsom zal dit voordeel uiteraard moeten overstijgen om zodoende de overtreder te bewegen een einde te maken aan die overtreding. Voor het bepalen van de hoogte van de dwangsommen wordt als hulpmiddel de richtbedragen voor dwangsommen die zijn opgenomen in de vigerende versie van “Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen Brabant”, geraadpleegd. De gemeente kan bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom afwijken van deze Handreiking. Waar mogelijk worden bovendien de kosten die de gemeente maakt verhaald op de overtreder.

Er kan voor iedere overtreding een dwangsom worden opgelegd maar het is ook mogelijk om voor alle overtredingen tezamen een dwangsom vast te stellen. Er zal duidelijk moeten worden gemaakt hoe het dwangsombedrag is opgebouwd en bepaald. In principe worden alle verbeurde dwangsommen ook ingevorderd. Besluitvorming hierover vindt plaats door het college in het kader van het te nemen invorderingsbesluit.

Indien de dwangsom niet het beoogde effect heeft (beëindiging van de overtreding) wordt in plaats van de dwangsom bestuursdwang toegepast.

Bestuursdwang

Het toepassen van bestuursdwang is het zwaarste middel dat in het bestuursrecht ter beschikking staat. De overheid maakt namelijk inbreuk op het eigendomsrecht en aanverwante rechten om op die manier een einde te maken aan een strijdige situatie. Daarom zal het middel van bestuursdwang alleen worden toegepast in situaties, die daarom vragen. In zijn algemeenheid kan hierover worden opgemerkt dat het dan gaat om situaties, waarbij de veiligheid en gezondheid in het geding zijn en bij grove en grootschalige overtredingen. Ook zijn er situaties, waarbij (nagenoeg) direct ingrijpen is geboden. Ook dan zal bestuursdwang worden toegepast. In dat geval zal de daadwerkelijke actie vrijwel direct moeten worden uitgevoerd en kan deze niet vooraf in de vorm van een beschikking worden gegoten. Het is echter vanzelfsprekend dat zo snel als mogelijk na het toepassen van bestuursdwang alsnog een bestuursdwangbeschikking moet worden genomen.

Het is verder mogelijk om de kosten van de uitvoering van bestuursdwang op de overtreder te verhalen. Uitgangspunt is dat het verhalen van de kosten in de regel zal worden toegepast. Evenals bij het opleggen van een last onder dwangsom geldt ook hier dat per geval een nadere afweging moet worden gemaakt.

Strafrechtelijke handhaving

Voor zover een overtreding van een regel als strafbaar feit is aangemerkt, is het eveneens mogelijk om strafrechtelijk te handhaven. Deze bevoegdheid komt toe aan het Openbaar Ministerie (OM) en kan dus niet door de gemeentelijke overheid worden aangewend.

Naast de algemene opsporingsambtenaren (veelal politieagenten) bestaan ook buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s). Zij hebben een beperktere opsporingsbevoegdheid dan de algemene opsporingsambtenaren. De BOA’s zijn alleen bevoegd tot opsporing van strafbare feiten waarvoor ze zijn aangewezen. De gemeente Boxmeer beschikt over drie BOA’s die toezien op de kleine overtredingen in de openbare ruimte (domein I).

Bestuurlijke boete of bestuurlijke strafbeschikking

Gemeenten dienen een keuze te maken voor of de bestuurlijke boete of de bestuurlijke strafbeschikking of voor geen van beiden. De gemeente Boxmeer heeft ervoor gekozen om gebruik te maken van het instrument bestuurlijke strafbeschikking. Voor wat de Drank- en horecawet betreft wordt (wettelijk verplicht) gebruik gemaakt van de bestuurlijke boete.

Samenloop/ flankerend beleid

Bij samenloop en flankerend beleid gaat het om het naast elkaar bestaan van bestuursrechtelijke handhaving en strafrechtelijke handhaving. Beide vormen van handhaving zijn naast elkaar en ook ten aanzien van eenzelfde overtreding mogelijk. Dit heeft te maken met de aard van de twee vormen van handhaving. Bestuursrechtelijke handhaving is reparatoir van aard; het is (primair) gericht op herstel van de situatie, zodat deze in overeenstemming is met de geldende regels. Strafrechtelijke handhaving kent een punitief karakter; dit is gericht op het toevoegen van leed. Het gaat als het ware om het afstraffen van gedrag dat in strijd is met de regels.

Uitgangspunt is om overtredingen van regels, die ook strafbaar zijn gesteld, in ieder geval aan het OM te melden. Met het OM zijn in het kader van de bestuursovereenkomst “Handhaving Omgevingsrecht 2007-2013 Noord Brabant” provinciebreed afspraken gemaakt over welke informatie het OM van de gemeente wenst te ontvangen en in welke gevallen het OM tot vervolging zal over gaan.

Gedogen

Gedogen houdt in dat niet wordt opgetreden tegen een bij de gemeente bekende illegale situatie. Gedogen van bij de gemeente bekende illegale situaties, doen zich bij bijzondere omstandigheden voor. Die bijzondere omstandigheden blijken uit de jurisprudentie. Uit de jurisprudentie volgt dat stilzwijgend (passief) gedogen niet is toegestaan en dat gedogen (na afweging van de betrokken belangen) alleen (tijdelijk) is toegestaan in overmacht- en overgangssituaties.

Uitgangspunt in de gemeente Boxmeer is dat het verschijnsel gedogen zich enkel tot actief gedogen beperkt in die gevallen waarin wordt gecontroleerd op basis van het handhavinguitvoeringsprogramma. Dus op basis van de vastgestelde prioriteiten en gekoppeld aan de beschikbare middelen. Dit heeft als gevolg dat voor het restrisico, taken met een lage prioritering, die niet in het handhavinguitvoeringsprogramma zijn opgenomen geen inzet beschikbaar is op gedogen. Althans niet ten tijde van het dan afgesproken handhavingsuitvoeringsprogramma. Dergelijke zaken met een lage prioritering kunnen dan eventueel wel bij het volgende handhavingsuitvoeringsprogramma worden meegenomen.

Als wordt gedoogd, gebeurt dit expliciet middels een beschikking met uitzondering van situaties waarbij de overtreding zo gering is en waarin handhavend optreden onevenredig is.

Aan de gedoogbeschikking worden voorwaarden verbonden om de strijdige situatie zo kort als mogelijk te laten duren en om de afwijking van de regels tot een minimum te beperken.

Handhaving en landelijke ontwikkelingen.

Samen Sterk in het Buitengebied.

Het project Samen Sterk in het Buitengebied (SSiB) is vanaf 2010 een samenwerking tussen de provincie, gemeenten, de waterschappen, Politie, Staatsbosbeheer, Brabantslandschap, Natuurmonumenten en de Nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit. Het project is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied, door het voorkomen van overtredingen en het vergroten van de pakkans. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het dumpen van afval, wildcrossen in natuurgebieden, stroperij en illegale lozingen in bodem en oppervlaktewater.

Dit project is inmiddels afgelopen en overgegaan naar werkzaamheden die de ODBN uitvoert voor het collectief van haar deelnemers, de zogenaamde collectieve taken.

Basistakenpakket.

De toezicht- en handhavingtaken die voortkomen uit de ‘package deal’ zijn neergelegd in het basistakenpakket zijn overgedragen aan de ODBN.

Voor toezicht- en handhaving gaat het om de volgende taken:

Het milieutoezicht op de volgende omgevingsvergunningplichtige activiteiten:

  • -

    sloopwerkzaamheden in opdracht van bedrijven of instellingen,

  • -

    het oprichten en in werking hebben van een omgevingsvergunningplichtige inrichting

waarvoor B&W of GS het bevoegd gezag zijn.

  • -

    activiteiten waarvoor krachtens provinciale verordening een vergunning is vereist,

  • -

    activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2.1,

eerste lid, sub b, Wabo.

  • -

    activiteiten met stoffen, preparaten en GGO’s die onder een amvb op grond van titel

    • 9.

      2 Wet milieubeheer vallen of producten en toestellen die onder de Wet geluidhinder,

de Wet inzake de luchtverontreiniging, titel 9.4 Wet milieubeheer of titel 10.3 Wet

milieubeheer vallen en die worden uitgevoerd door de houder van de omgevingsvergunning.

Het milieutoezicht op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen dan wel inrichtingendie OBM-plichtig zijn en die vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit of onder het Besluit landbouw4, het Besluit glastuinbouw5 of het Vuurwerkbesluit-inrichtingen en die deel uitmaken van een in de lijst genoemde branche of die een in de lijst genoemde activiteit uitvoeren.

Het milieutoezicht bij het tot stand brengen en beheren van werken en infrastructurele

voorzieningen door bedrijven of instellingen voor zover het die activiteiten betreft en tot slot het milieutoezicht bij de opsporing en winning van natuurlijke hulpbronnen voor zover het die activiteiten betreft. Naast de basistaken is er nog ruimte om verzoektaken in te brengen.

Door de ODBN wordt maandelijks een rekening toegezonden met betrekking tot het basistakenpakket. Verzoekopdrachten worden afzonderlijk gefactureerd. Op basis van de rekeningen kan de voortgang worden gemonitord voor wat betreft het basistakenpakket. Daarnaast heeft de gemeente een eigen overzichtssysteem ontwikkeld dat gebruikt wordt als snel naslagwerk en voor het opstellen van het de wekelijkse takenlijst.

Drank- en Horecawet.

De gemeenteraad moet iedere vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol vaststellen (artikel 43a DHW). Het Preventie- en handhavingsplan Alcohol 2014-2017 is op 3 juli 2014 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit plan wordt gelijktijdig met het nieuwe Gezondheidsbeleid herzien.

Momenteel bestaan ontwikkelingen in relatie tot detailhandel. De VVD wil een flinke versoepeling van de DHW. De partij werkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om alcohol te schenken in winkels, ‘blurring’ genaamd. Vorig jaar is een pilot gestart in 36 gemeenten waarin alcohol in winkels werd toegestaan. De pilot, waaraan ongeveer 450 ondernemers meedoen, liep in 2017 af. De uitkomsten dienen als input voor de evaluatie van de DHW in de Tweede Kamer.

Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

Dit wetsvoorstel is op 21 februari 2017 aangenomen door de Tweede kamer en ligt nu voor in de Eerste Kamer. De wet regelt de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen. Hiermee wordt de positie van de particuliere en de zakelijke bouwconsument versterkt. Door de toenemende complexiteit in de bouw is herziening van het huidige stelsel van kwaliteitsborging noodzakelijk. Hiermee wordt de relatie tussen de opdrachtgever, de bouwconsument en de bouwende partij(en) evenwichtiger.

Op 11 juli 2017 heeft de Eerste Kamer besloten om de stemming over de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen uit te stellen. Dit in aanvulling op de toezegging van de minister dat de wet niet voor 1 januari 2019 in werking zal treden. Op dit moment is nog onduidelijk of en hoe de wet in werking zal treden.

De VNG ziet vooral problemen met de uitvoerbaarheid en de rol die gemeenten is toebedeeld in de duale rolverdeling met de markt. De beoogde kwaliteitsverbetering en kostenafname zouden juist niet bereikt worden. Er is ook nog veel onduidelijk, zoals het ontbrekend overgangsrecht, de positie van de ‘toelatingsorganisatie’ en het ontbreken van een reële planning voor de implementatie. Het voortijdig stoppen van de pilot in de gemeente Den Haag toont aan dat de zorgen zich in de praktijk daadwerkelijk voordoen.

Een dergelijke wet kan tegen die tijd wel invloed hebben op de personele bezetting. Indien deze wet wel in werking treedt zal te zijner tijd worden bezien welke gevolgen dit met zich meebrengt.

Wet VTH en Verordening kwaliteit VTH

Met de inwerkingtreding van de Wet VTH werd de gemeente verplicht zelf verplicht om kwaliteitscriteria te formuleren door middel van een verordening, vast te stellen door de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft hiermee een handvat om de kwaliteit te bepalen van de uitvoering van taken op het gebied van VTH. De verordening vormt het juridische kader voor het beoordelen, borgen en verbeteren van de kwaliteit van deze taken. Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en een provinciebrede werkgroep hebben daarvoor een modelverordening vastgesteld. Gemeenten hebben de mogelijkheid daarvan af te wijken, onder het motto “comply or explain”. De verordening kwaliteit VTH omgevingsrecht gemeente Boxmeer 2016 is op 15 september 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

Begin 2017 is er begonnen met een update van de VTH kwaliteitscriteria versie 2.1. Inmiddels is er een eerste uitvraag gedaan voor verbetersuggesties van de 26 deskundigheidsgebieden zoals vermeld in deze set VTH kwaliteitscriteria. Het streven is dat medio januari 2018 de inventarisatie is afgerond en dat er verbetervoorstellen worden geformuleerd die het bestuurlijke besluitvormingsproces in gaan.  Na de update van de set kwaliteitscriteria zal er een actualisatieslag volgen om het werken conform de Omgevingswet beter te kunnen borgen. Deze tweede aanpassing zal meer impact hebben op de huidige set dan de update. Zo zal worden beoordeeld of wellicht competenties  onderdeel moeten gaan worden van de VTH kwaliteitscriteria.

Asbest

Vanaf 2024 zijn asbestdaken in Nederland verboden. Asbest in gebouwen, zoals asbesthoudend dakbeschot of isolatiemateriaal dat onder de dakbedekking zit, wordt niet verboden. Het verwijderen van asbest moet zorgvuldig gebeuren. Er geldt een plicht om gebouwen die zijn gebouwd voor 1994 te inventariseren op asbest, voorafgaand aan een verbouwing of sloop. Door de ODBN is een (concept) routekaart asbestvrije daken 2018-2024 opgesteld.

Het doel van het project Routekaart 2024 is te komen tot een “Route asbestdakvrij 2024” waarin de samenwerking is vastgelegd. De Routekaart beschrijft de stappen die deelnemende gemeenten nemen om te komen tot een asbestdakvrij 2024. Een gezamenlijke aanpak maakt het mogelijk om snel stappen te kunnen zetten en gebruik te maken van elkaars sterke kanten.

De routekaart is in samenwerking met verschillende gemeenten en de provincie Noord-Brabant tot stand gekomen. Hiervoor zijn in het voorjaar en najaar

van 2017 bijeenkomsten/workshops georganiseerd. Deze hebben geleid tot het definiëren en vaststellen van de essentiële stappen in de komende jaren.

Omgevingswet

De Omgevingswet treedt naar verwachting in 2021 in werking.

Het omgevingsrecht bestaat momenteel uit tientallen wetten en honderden regelingen voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Zij hebben allemaal hun eigen uitgangspunten, werkwijzen en eisen. De wetgeving is daardoor te ingewikkeld geworden voor de mensen die ermee werken. Met de nieuwe Omgevingswet wil het kabinet: de verschillende plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen; duurzame projecten (zoals windmolenparken) stimuleren; gemeenten, provincies en waterschappen meer ruimte geven. Zo kunnen zij hun omgevingsbeleid afstemmen op hun eigen behoeften en doelstellingen. De Omgevingswet verplicht de gemeente wel om een omgevingsvisie te maken waarin rekening wordt gehouden met de verschillende belangen in een gebied. Hiernaast kunnen gemeenten meerdere bestemmingsplannen in 1 omgevingsplan regelen.

Verder biedt de wet meer ruimte voor particuliere ideeën. Dit komt doordat er meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde vergunningen. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. De houding bij het beoordelen van plannen is ‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’. Zo ontstaat ruimte voor bijvoorbeeld ondernemers en organisaties om met ideeën te komen. Een impactanalyse zal de komende periode opgesteld worden.

Uitvoeringsorganisatie.

Scheiding vergunningverlening en handhaving.

Binnen de gemeentelijke organisatie zijn regelingen getroffen voor scheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving op persoonsniveau voor de generieke deskundigheden en op objectniveau voor specialistische en juridische deskundigheden. De functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht en handhaving draagt bij aan de objectiviteit van toezicht en handhaving. Op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn vergunningverlening en toezicht en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden. Na vergunningverlening of het afdoen van een melding wordt door afdeling Vergunningen daarom het dossier afgesloten. Het dossier dient daarna te worden opgepakt door Toezicht en handhaving.

Deze scheiding betekent niet dat geen afstemming plaatsvind tussen vergunningen en toezicht en handhaving. Periodiek vindt overleg plaats tussen de afdeling Vergunningen en het team Toezicht en Handhaving waarbij legalisatieonderwerpen en handhaving- en toezichtkwesties worden besproken. Hiernaast vindt regelmatig overleg plaats waarbij onder meer aandacht wordt gegeven aan ontwikkelingen en eventueel benodigde aanpassingen van beleid of uitvoeringsprogramma’s.

Toezicht en handhaving van de APV en bijzondere wetten vindt ook plaats door de BOA’s.

De afdeling Openbare Werken beschikt over toezichthouders die bevoegd zijn voor Milieu, realisatie en mobiliteit. Illegale situaties die niet in overleg met de overtreder zijn op te lossen worden door de toezichthouders via een rapportage overgedragen aan de juridische medewerker van het team Toezicht en Handhaving. Bij de afdeling is ook een groen-BOA werkzaam. Ook deze heeft bevoegdheden om handhavend op te treden.

Roulatiesysteem

Conform de eisen uit het Bor en de landelijke kwaliteitscriteria dient de gemeente Boxmeer te beschikken over een roulatiesysteem bij objecten, partijen en inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd. De gemeente Boxmeer voldoet aan de eisen voor een roulatiesysteem via de ODBN waar de gemeente een groot deel van haar VTH-taken voor milieu heeft ondergebracht.

Bereikbaarheid- en beschikbaarheidsregeling

Voor crisis en rampen in de gemeente Boxmeer is er een 24-uurs bereikbaarheid geregeld. Voor milieuklachten is een 24-uurs bereikbaar- en beschikbaarheidsregeling voor milieuklachten geregeld.

Mandaat en protocollen.

Handhavingsbevoegdheden komen toe aan bestuursorganen. De gemeentelijke toezichthouders zijn echter de mensen, die ‘in het veld’ zijn en aldaar overtredingen kunnen tegenkomen waardoor soms direct handelen geboden is.

De gemeente Boxmeer heeft er al eerder voor gekozen om de juridische handhavingsbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders, met betrekking tot de fysieke leefomgeving, te mandateren aan de ambtelijke organisatie. De bouwinspecteur heeft de mogelijkheid om een bouw (illegaal gebouwde of in afwijking van een vergunning) stil te leggen.

De portefeuillehouder c.q. het college wordt direct in kennis gesteld van het voornemen om gebruik te maken van de bevoegdheden.

Protocollen bevatten een gedetailleerde beschrijving van hoe in een situatie moet worden gereageerd. Zij vormen als het ware het spoorboekje voor het handelen. Voor het beleidsveld milieu, DHW en APV beschikt de gemeente over protocollen.

Borging capaciteit en middelen.

Om de gestelde prioriteiten en doelen te kunnen volmaken, moet worden beschikt over de benodigde capaciteit en middelen. De gemeente Boxmeer stemt de doelen en prioriteiten af op de capaciteit en middelen en borgt deze in de begroting. Intensivering (indien van toepassing) van toezicht en handhaving kan echter ook gevolgen hebben voor andere teams en afdelingen binnen de gemeente (denk aan een mogelijke toename van legalisatietrajecten).

Afspraken met handhavingpartners.

Bij de jaarlijks vastgestelde doelen moet ook aandacht worden geschonken aan de afstemming met de andere partners op het gebied van de handhaving. Naast de strafrechtelijke partners (politie en justitie) betreft het ook de bestuursorganen van het Rijk, de provincie en het waterschap.

De samenwerking zal zich vooral manifesteren op het gebied van controle en toezicht. Elk der handhavingspartners heeft zijn eigen bevoegdheden en middelen en daartoe behoren ook toezichthouders. Door controle en toezicht op bepaalde gebieden integraal op te pakken kan de nodige efficiencywinst worden geboekt. Controle en toezicht kunnen in gezamenlijkheid met toezichthouders van andere handhavingsinstanties worden uitgevoerd, waardoor specifieke kennis en kunde van toezichthouders wordt gebundeld en daardoor een compleet beeld van de onderzochte situatie wordt verkregen. Daarnaast is het mogelijk om voor elkaar toezicht uit te oefenen. Een gemeentelijke toezichthouder kan, wanneer hij een illegale situatie op strafrechtelijk gebied constateert, dit doorgeven aan politie en justitie. Om dit zo optimaal te doen, is het van belang te weten waar de prioriteiten liggen, zodat duidelijk is waarop bij controle en toezicht moet worden gelet.

In het integrale handhavingsuitvoeringsprogramma is de uitwerking opgenomen.

Het onderhavige beleid met daaraan gekoppeld het jaarlijkse handhavingprogramma moeten bij de andere partners bekend zijn. Besluiten met betrekking tot bestuursdwang en last onder dwangsom worden ook onder de aandacht van de politie gebracht en strafrechtelijke overtredingen die ook een raakvlak hebben met het bestuursrecht (bijvoorbeeld vanwege overtreding van de bepalingen van bestemmingsplan of Algemene plaatselijke verordening) worden onder de aandacht van de gemeente gebracht.

Gelet op de integrale benadering van handhaving dient op structurele basis overleg plaatshebben met de volgende disciplines en organisaties:

  • -

    Bestuursondersteuning en Communicatie;

  • -

    Vergunningen;

  • -

    Ruimtelijke Ordening en economische zaken;

  • -

    ODBN

  • -

    Brandweer;

  • -

    Politie;

  • -

    Openbaar Ministerie;

  • -

    Provincie;

  • -

    Waterschap

Het is van belang, dat deze partijen wederzijds informatie kunnen uitwisselen. Een goede ICT- infrastructuur is daarbij noodzakelijk. In dat opzicht beschikt de gemeente Boxmeer over de systemen ‘Squit-XO’ en Join, die worden gebruikt voor de monitoring inzake vergunningverlening en handhaving. Dit systeem kent vele mogelijkheden, waaronder die voor het monitoren van de verschillende handhavingsacties. Van deze mogelijkheid zal gebruik worden gemaakt. Omdat de integrale handhaving zich uitstrekt tot andere bestuursorganen en strafrechtelijke instanties moeten goede afspraken met deze handhavingspartners worden gemaakt. Daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de prioriteiten en doelstellingen, die ieder van de partners heeft, aan (gezamenlijk) toezicht, periodiek overleg, en de in te zetten instrumenten.

De Landelijke Handhavingstrategie voert tot eenduidigheid.

Integrale bijlagen

Toelichting risicomatrix

Het gebruik van de risicomatrix is om een goede afweging te kunnen maken en prioriteiten te stellen over de inzet van de middelen en capaciteit voor toezicht- en handhavingstaken (programmatische handhaving) en vergunningverlening (diepgang / prioriteit van toetsing). Voor de bouwtechnische toets en toezicht is gebruik gemaakt van het Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 en het Integraal toezicht protocol.

Een risicoanalyse bestaat uit 3 fasen: taken in de risicomatrix definiëren, invullen en scoren van de risico’s en bepalen van prioriteiten. Na het uitvoeren van de risicoanalyse kunnen we:

  • -

    helderheid scheppen over de vraag welke normen niet goed worden nageleefd;

  • -

    keuzes voor VTH goed onderbouwen;

  • -

    beschikbare capaciteit gericht en slim inzetten;

  • -

    duidelijkheid scheppen over de vraag welke activiteiten van de gemeente wordt verwacht.

De risicomatrix onderscheidt zes soorten negatief effect dat de gemeente met gedragsvoorschriften tracht te voorkomen:

  • 1.

    fysieke veiligheid: letsel, al dan niet dodelijk;

  • 2.

    kwaliteit: teruggang van de kwaliteit van het sociaal maatschappelijk leven, in het bijzonder wat betreft het gevoel van veiligheid;

  • 3.

    financieel-economische schade;

  • 4.

    verlies van of schade aan natuurschoon;

  • 5.

    schade aan de (volks)gezondheid;

  • 6.

    schade aan het bestuurlijke imago/stemmenverlies/bestuurlijk belang.

Bij het invullen van de scores is gebruik gemaakt van de onderstaande (kwantitatieve) indeling.

Vervolgens is de ‘kans’ bepaald. De ‘kans’ is de verwachte overtredingskans van die regels bij de huidige inspanning. Wanneer we op deze wijze te werk gaan, wegen we onze opvatting over het belang dat de regel beschermt tegen de mate waarin wij verwachten dat mensen die regel overtreden. Op deze manier zijn zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving voor de taakvelden Omgevingsrecht, APV en Bijzondere wetten de risico’s bepaald.