Subsidiebeleidskader gemeente Bronckhorst

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Subsidiebeleidskader gemeente Bronckhorst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Bronckhorst heeft sinds de herindeling te maken met vijf verschillende subsidieverordeningen. Deze verordeningen dienen vóór 1 januari 2007 geharmoniseerd te zijn. In het raadsprogramma van de gemeente Bronckhorst wordt vermeld dat het College van Burgemeester en Wethouders (hierna te noemen: college) een subsidienota opstelt waarin concrete uitgangspunten en beoogde maatschappelijke effecten op de diverse terreinen worden opgenomen en die vertaald worden in een subsidieregeling/verordening. In het onderstaande schema wordt weergegeven uit welke documenten het totale subsidiebeleid bestaat. Uit het schema blijkt ook dat het subsidiebeleid altijd in samenhang met het beleid van de gemeente gezien moet worden.

In de algemene subsidieverordening worden de technische eisen die aan de subsidies gesteld kunnen worden vermeld, waarbij de rekening gehouden wordt met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De algemene subsidieverordening is een sturings- en controle instrument. Met het instrument voert de gemeente regie uit over welke activiteiten zij wenst te stimuleren dan wel te ondersteunen en de redenen daarvoor zijn. De centrale vraag is: Wat gaan wij als gemeente Bronckhorst ondersteunen? Het gaat om het beantwoorden van de 3 W-vragen:

• Wat willen we bereiken? Doelstelling

• Wat gaan we daarvoor doen? Activiteit

• Wat mag het kosten? €

Dit alles is vertaald in het subsidiebeleidskader en is doorvertaald in de beleids- en uitvoeringsregels. Een subsidiebeleidskader is abstract en gaat over hoofdlijnen. Het is niet mogelijk het subsidiebeleid onafhankelijk van andere ontwikkelingen binnen de gemeente te zien. Beslissingen op het ene beleidsterrein kunnen gevolgen hebben voor het subsidiebeleid. Als voorbeeld noemen we de relatie tussen het subsidiebeleid en het accommodatiebeleid.

Voorbeeld:De raad stelt het volgende uitgangspunt voor subsidies vast: “Verenigingen zijn zelf financieel verantwoordelijk voor het huren van ruimten”. Vervolgens wordt in het accommodatiebeleid bepaald dat de huur van ruimte binnen gemeentelijke accommodaties stijgt met 10%. Het gevolg kan zijn dat verenigingen in de financiële problemen komen omdat zij hun activiteiten niet meer uit kunnen voeren.

Kortom het beleidskader is geen statisch, maar een dynamisch document. Daar waar belangrijke (beleids)uitgangspunten veranderen, moet het mogelijk zijn het subsidiebeleid hierop aan te passen. Immers het subsidiebeleid is ondersteunend in de beleidsontwikkeling.

1.2 Proces om te komen tot een nieuw subsidiebeleid

Om te komen tot een nieuwe subsidieverordening zijn de volgende stappen doorlopen: In december 2005/januari 2006 is er een concept Subsidiebeleidskader opgesteld dat heeft gediend als discussienota met de raad (januari 2006). Dit kader bevatte naast de voorkeursuitgangspunten van het college van Burgemeester en Wethouders een aantal varianten. Deze waren bedoeld om de raad in de gelegenheid te stellen eventuele wijzigingen aan te brengen. De raad heeft ingestemd met de voorkeur van het college en haar de opdracht gegeven deze uitgangspunten verder uit te werken. In februari en maart 2006 zijn er informatiebijeenkomsten geweest, waarin (potentiële) subsidieontvangers hun reacties hebben gegeven op het concept Subsidiebeleidskader. Deze reacties zijn meegenomen bij het opstellen van de beleidsregels subsidiebeleid. Daarnaast zijn ze gebruikt om dit subsidiebeleidskader te optimaliseren. In maart, april en mei 2006 zijn de beleids- en uitvoeringsregels opgesteld. Ook tijdens dit proces is het subsidiebeleidskader verder geoptimaliseerd. Ook deze aanpassingen zijn verwerkt in dit subsidiebeleidskader. Om te komen tot een afronding van het proces, moeten de volgende stappen nog worden ondernomen:

• Vaststellen algemene subsidieverordening, subsidiebeleidskader en beleidsregels door college (oktober 2006)

• Vaststellen algemene subsidieverordening, subsidiebeleidskader en beleidsregels door raad (november 2006)

• Vaststellen uitvoeringsregels door college (november 2006)

• Inwerkingtreding nieuwe subsidiebeleid (1 januari 2007)

• Evaluatie nieuwe subsidiebeleid (2008)

1.3 Uitgangspunten subsidiebeleid

Het subsidiebeleidskader is een kaderstellende notitie, waarin uitgangspunten staan voor het subsidiebeleid. Tevens bevat het kader een toetsingsschema op basis waarvan beoordeeld wordt of een subsidieaanvrager in aanmerking komt voor een subsidie. Tot slot staat beschreven welke vormen van subsidies er zijn. Deze paragraaf beschrijft de uitgangspunten die het college hanteert voor het subsidiebeleid.

Verenigingen en vrijwilligersorganisaties vs. professionele organisaties

Er is een onderscheid tussen verenigingen en vrijwilligersorganisaties enerzijds en professionele organisaties anderzijds. In een gemeente als Bronckhorst draaien veel activiteiten en voorzieningen op vrijwilligers. Deze vrijwilligers zijn door de toenemende vergrijzing en toenemende individualisering steeds moeilijker te vinden. De gemeente heeft uitgesproken dat zij vrijwilligers en mantelzorgers wil ondersteunen.

Algemene subsidieverordening

De algemene subsidieverordening geldt voor alle subsidies die verstrekt worden door de gemeente Bronckhorst. Binnen de gemeente Bronckhorst bestaat echter ook nog een de mogelijkheid om een monumentensubsidie aan te vragen. Deze subsidie is object gerelateerd. De monumentensubsidie kent haar eigen verordening. Gezien het specifieke karakter van deze verordening is vooralsnog besloten deze in stand te houden. Dit betekent dat de geformuleerde beleidsregels geen beleidsregels die betrekking hebben op de monumentensubsidies bevat. Op termijn zal gekeken worden op welke wijze de monumentensubsidies onder de Algemene Subsidieverordening kunnen worden gebracht.

‘Bronckhorst geld voor Bronckhorsters’

Bronckhorst geld is bestemd voor Bronckhorster instellingen, organisaties en verenigingen. Dit betekent dat alleen instellingen, organisaties en verenigingen die gevestigd zijn in Bronckhorst en activiteiten uitvoeren voor Bronckhorsters, in aanmerking kunnen komen voor een subsidie.

Eén gemeente, één organisatie

Het college heeft uitgesproken dat het principe één gemeente, één organisatie geldt voor soortgelijke professionele organisaties die een prestatiesubsidie wensen te ontvangen. Dit betekent dat aan hen de eis wordt gesteld dat zij samen dienen te gaan door het instellen van een overkoepelend orgaan. Dit levert de volgende voordelen op: Er bestaat voor alle voormalige gemeenten een vergelijkbaar aanbod van activiteiten. Door het bundelen van vergelijkbare organisaties kan hetzelfde subsidieniveau gehanteerd worden Voor de gemeentelijke organisatie is er voor vergelijkbare activiteiten één aanspreekpunt. Dit bespaart tijd en geld in personele zin. Tevens wordt aan verenigingen en vrijwilligersorganisaties het verzoek gedaan zo veel als mogelijk samen te werken.

Overgangsregeling

Voor de invoering en het toepassen van het subsidiebeleidskader hanteert het college een overgangsregeling. Vanuit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is niet mogelijk om per 1 januari 2007 alle subsidieontvangers volgens de nieuwe subsidiesystematiek te behandelen. Maatwerk is hierbij gewenst. Per subsidierelatie zal bekeken moeten worden welke afspraken er nu zijn en op welke wijze deze omgebogen kunnen worden naar het voorliggende subsidiebeleidskader.

Voldoende Toetsbaar

Subsidieaanvragen moeten toetsbaar zijn. Dit betekent dat zij SMART moeten zijn: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Aanvragers die niet aan deze criteria voldoen, worden in de gelegenheid gesteld dit binnen de termijn die de algemene subsidieverordening hanteert, te herstellen. Indien een aanvraag nog steeds onvoldoende SMART is en de toetsbaarheid niet mogelijk is, zal geen subsidie worden toegekend.

Doelmatigheid, efficiëntie en kostenbewustzijn

Volgens het raadsprogramma 2005-2010 moet het college bij het opstellen van het beleid rekening houden met de een drietal algemene uitgangspunten: doelmatigheid, efficiëntie en kostenbewustzijn. Deze uitgangspunten worden tevens opgelegd aan de subsidieaanvragers en neemt het college mee in de beoordeling van subsidieaanvragen. Het gaat immers om publieke middelen.

Invoeringsdatum algemene subsidieverordening

1 januari 2007.

Geldigheidsduur algemene subsidieverordening

Onbeperkt, mits wijzigingen in wet- en regelgeving

Nieuw beleid

Er is een aantal beleidsterreinen waar op korte termijn nieuw beleid voor wordt ontwikkeld. Dat is dan specifiek in de betreffende beleidsregels aangegeven. Tot die tijd geldt datgene wat in de beleidsregels en uitvoeringsregels is aangegeven.

1.4 Definities subsidiebeleid

Om spraakverwarring te voorkomen, wordt hier een aantal definities beschreven. Onder een subsidie wordt verstaan: een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan (i.c. de gemeente Bronckhorst) verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als een betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten. Onder verenigingen en vrijwilligersorganisaties wordt verstaan: een organisatie waarvan het bestuur volledig draait op vrijwilligers en er geen professionele ondersteuning in de vorm van een (betaalde) directie is dan wel zonder betaalde beroepskrachten (op organisatiestructuur1) Onder professionele organisaties wordt verstaan: non-profit organisaties met één of meer betaalde beroepskrachten op organisatiestructuur/betaalde directie en/of een professioneel bestuur.* *In sommige gevallen worden organisaties geschaard onder professionele organisaties terwijl zij dat niet volledig zijn. Hoewel het college zich ervan bewust is dat deze situatie zich kan voordoen, houdt zij vast aan dit onderscheid. Steeds zal daarom specifiek worden aangegeven wanneer een organisatie als professioneel wordt gezien.

Definitie Jeugd: 0 tot en met 17 jaarDefinitie Volwassenen: 18 tot en met 64 jaar Definitie Ouderen: 65 jaar en ouderDaar waar een afwijkende definitie wordt gehanteerd, staat dit vermeld in de uitvoeringsregels.

1.5 Uitgangspunten financiën

Harmoniseren van subsidieverordeningen betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden over de hoogte van het subsidiebedrag. Er is gekozen voor de volgende uitgangspunten bij de harmonisatie van de subsidies aan verenigingen en vrijwilligersorganisaties:

• Er wordt uitgegaan van het gemiddelde subsidieniveau. Dit kan ertoe leiden dat subsidieontvangers een lager bedrag ontvangen, dan ze tot op heden hebben ontvangen.

• Het vertrekpunt is het bestaande beschikbare budget (prijspeil 2006) zonder dat er sprake is van een taakstelling.

De gemeente Bronckhorst kent een ombuigingsnotitie. De ombuigingsnotitie staat in feite los van het nieuwe subsidiebeleid. Het college heeft uitgesproken te willen bezuinigen op subsidies aan professionele organisaties. Voor professionele organisaties betekent dit:

• Het college hanteert een taakstelling van 8% ten opzichte van het subsidiebudget 2006.

1.6 Beleidscyclus vaststellen subsidiebeleidskader

Het formuleren (herijken) en vaststellen van een Subsidiebeleidskader is geen eenmalige activiteit. Dit betekent niet dat de inhoud van ieder nieuw kader veel afwijkt van het voorgaande kader. Het betreft slechts aanpassingen op hoofdlijnen. Het kader dient voor de burgers en organisaties van de gemeente Bronckhorst helderheid te verschaffen over wanneer zij een subsidie kunnen aanvragen. Procesmatig gezien is het aan te bevelen het beleidskader in een cyclus van 4 jaar te evalueren, eventueel aan te passen en opnieuw vast te stellen. Hiermee wordt aangesloten op de cyclus van de gemeenteraadsverkiezingen. Om de nieuwe raad en het nieuwe college in de gelegenheid te brengen hun speerpunten te formuleren, strekt het de aanbeveling om het beleidskader één jaar na de raadsverkiezingen opnieuw te laten vaststellen. De grondslag van het beleidskader kan echter niet om de vier jaren compleet wijzigen. Dit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent in tijd gezien de volgende:

•  Evaluatie en aanpassen Subsidiebeleidskader en beleidsregels in 2008

•  Verkiezingen in 2010

•  Herijken en opnieuw vaststellen Subsidiebeleidskader en beleidsregels in 2011

•  Verkiezingen in 2014

•  Etc.

Door de evaluatie in 2008 kunnen de consequenties van de beleidsvorming voor onderwerpen die nu op de agenda staan meegenomen worden (ouderenbeleid, kernenbeleid, Wet Maatschappelijke Ondersteuning, accommodatiebeleid). Eventuele knelpunten die blijken uit de evaluatie kunnen tevens op korte termijn (2008) opgelost worden.

1.7 Opbouw notitie

Het Subsidiebeleidskader kent de volgende opbouw.

•  Hoofdstuk 2 geeft de hoofdlijnen van het beoordelingskader weer. 

•  Hoofdstuk 3 behandelt de subsidies die verstrekt gaan worden aan verenigingen en vrijwilligersorganisaties. Tevens bevat het hoofdstuk een verfijning van het toetsingskader voor deze organisaties.

•  Hoofdstuk 4 behandelt de subsidies die verstrekt gaan worden aan professionele organisaties. Tevens bevat het hoofdstuk een verfijning van het toetsingskader voor deze organisaties.

Hoofdstuk 2 Hoofdlijnen Beoordelingskader

2.1 Inleiding

De gemeente Bronckhorst draagt initiatieven vanuit de samenleving een warm hart toe. Het is financieel gezien echter niet mogelijk alle activiteiten te stimuleren of te ondersteunen. Keuzes dienen gemaakt te worden. Keuzes die niet altijd even populair zullen zijn. Het is daarom noodzakelijk een objectief beoordelingskader te hebben. Dit hoofdstuk beschrijft een voorstel van dit beoordelingskader (abstract).

2.2 Hoofdvraag Beoordelingskader

Het subsidiebeleid richt zich op activiteiten. De hoofdvraag die gesteld moet worden om de subsidiewaardigheid van een activiteit vast te stellen, luidt: Past de activiteit binnen de beleidsdoelen van de gemeente Bronckhorst? Hierop zijn twee antwoorden mogelijk:

  • 1.

    Ja, dan is er sprake van een subsidiabele activiteit

  • 2.

    Nee, dan is er geen sprake van een subsidiabele activiteit.

Een subsidiabele activiteit is een activiteit die gewenst geacht wordt of noodzakelijk is voor het functioneren van de samenleving. Het maatschappelijke effect is een effect dat de gemeente (raad en college) beogen. Dit betekent dat de activiteit aan sluit bij het gemeentelijke beleid. De activiteit moet voor iedere burger of een groot deel van de burgers beschikbaar zijn. Onder subsidiabele activiteiten vallen ook activiteiten die van rijkswege gesubsidieerd zijn (wettelijke taken). Een niet subsidiabele activiteit is een activiteit die niet past binnen de beleidsdoelen. Het is een activiteit waarvan het wellicht prettig is dat deze bestaat, maar deze is niet strikt noodzakelijk voor het functioneren van de samenleving.

2.3 Beoordelingskader Schematisch

Het beoordelingskader staat hieronder in een stroomschema weergegeven. Het stroomschema bevat ook elementen die in hoofdstuk 3 en 4 worden toegelicht.

De beleidsdoelen van de gemeente Bronckhorst staan hieronder verder uitgewerkt. De overige onderdelen komen in hoofdstuk drie (bedoeld voor verenigingen en vrijwilligersorganisaties) en hoofdstuk vier (bedoeld voor professionele organisaties) aan de orde. Verenigingen en vrijwilligersorganisaties kennen namelijk lichtere beoordelingscriteria.

2.4 Beleidsdoelen gemeente Bronckhorst

Het Beleidskader van de gemeente dient aan te sluiten bij het beleid dat de gemeente wenst uit te voeren. De volgende beleidsdoelen worden onderscheiden:

• Bevorderen en instandhouden van leefbaarheid

• Doelgroepgericht jongeren- en ouderenbeleid

• Samenhangend beleid voor wonen, welzijn en zorg.

• Ondersteunen en stimuleren van vrijwilligers

• Kleine Kernenbeleid: In stand houden van voorzieningen en het zorgdragen voor toegankelijke voorzieningen in diverse kernen

• Stimuleren van deelname aan sport

• In stand houden bibliotheekwerk

• Plattelandsvernieuwing

• Bevorderen toerisme

• In stand houden cultuur en cultuurhistorie

• Wettelijke taken, taken die van rijkswege uitgevoerd moeten worden

• Door de raad toegevoegde beleidsdoelen

Het staat de raad vrij om beleidsdoelen toe te voegen, indien zij van mening is dat het college aan bepaalde doelen moet voldoen. Hieruit blijkt dat het subsidiebeleidskader een dynamisch document is. Voorwaarde voor het toevoegen van beleidsdoelen door de raad is dat dit gepaard gaat met het beschikbaar stellen van budget.

Verder is het mogelijk dat bepaalde activiteiten, die onder de oude verordeningen wel gesubsidieerd werden, volgens dit kader niet in aanmerking komen voor subsidie. Dit komt omdat hierover niets in de in het raadsprogramma geformuleerde beleidsdoelen is opgenomen. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld het muziekonderwijs. Om dat te voorkomen geldt dat daar waar geen expliciet beleid is geformuleerd en waarvan voortzetting wenselijk wordt geacht, het huidige langdurig bestaand beleid wordt voortgezet. Indien nieuw beleid wordt ontwikkeld, worden de beleidsdoelen nader geconcretiseerd. Dit betekent ook dat er standaard een paragraaf over het subsidiebeleid wordt opgenomen, waarin de kaders worden geschetst over de mogelijke subsidiabele activiteiten. Dit is tevens de basis voor de nader op te stellen beleids- en uitvoeringsregels.

Hoofdstuk 3 Verenigingen en vrijwilligersorganisaties

In hoofdstuk twee staat schematisch het beoordelingskader weergegeven. Dit beoordelingskader geldt voor alle subsidieaanvragers. Er bestaat echter een verschil tussen verenigingen en vrijwilligersorganisaties enerzijds en professionele organisaties anderzijds waar het gaat om de onderwerpen: subsidievormen, subsidiabele kosten en de overige beoordelingscriteria. Dit hoofdstuk behandelt deze onderwerpen voor verenigingen en vrijwilligersorganisaties.

3.1 Vormen van subsidies

Tot op heden kent de gemeente Bronckhorst een veelheid aan vormen van subsidies. Daarnaast bestaat er een veelheid aan kostensoorten die gesubsidieerd worden. Het doel van dit Subsidiebeleidskader is het helder krijgen van wat wel als een subsidie geoormerkt kan worden en wat niet. De gemeente Bronckhorst sluit aan bij de definitie van subsidie zoals deze verwoord is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb hanteert de volgende definitie van een subsidie:

Een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als een betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

Op basis van deze definitie kan geconcludeerd worden dat alleen activiteiten in aanmerking komen voor een subsidie. Het college hanteert deze definitie ook voor de subsidies die de gemeente Bronckhorst verstrekt. De voormalige gemeenten van de gemeente Bronckhorst kennen veertien verschillende benamingen voor subsidies3. In de nieuwe subsidieverordening kunnen verenigingen en vrijwilligersorganisaties in aanmerking komen voor de volgende twee subsidievormen: subsidievormen.

• WaarderingssubsidiesWaarderingssubsidies geven aan dat het wordt gewaardeerd dat de organisatie bestaat. Dit betekent dat de activiteiten die de organisatie uitvoert positief beoordeeld worden en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de gemeente Bronckhorst. In de beleidsregels staat uitgewerkt op welke wijze de waarderingssubsidie opgebouwd wordt.

• Eenmalige subsidiesEenmalige subsidies zijn subsidies voor activiteiten die slechts één keer georganiseerd worden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die gedurende het jaar bedacht worden. Voorbeelden zijn activiteit(en) vanuit de jongerensoos of een eenmalige culturele activiteit. Meer informatie over de eenmalige subsidies is te vinden in de uitvoeringsregels.

3.2 Subsidiabele kosten

Uit de analyse van de documenten blijkt dat veel subsidies gegeven worden aan belanghebbenden, waar het de vraag is of het hier om een subsidie gaat of om een reguliere geldstroom. Kijkend naar de definitie en huidige subsidies is er sprake van een discrepantie. Het is van belang te bepalen wat gesubsidieerd wordt. Hierbij geldt er wel een onderscheid tussen de waarderingssubsidie en de eenmalige subsidies.

3.2.1 Waarderingssubsidie

Uitgangspunt is dat verenigingen en vrijwilligersorganisaties die subsidiewaardig zijn, een waarderingssubsidie kunnen aanvragen. Deze waarderingssubsidie is bedoeld om de waardering van de gemeente voor het bestaan van de vereniging en vrijwilligersorganisaties uit te drukken. Er bestaat echter geen directe relatie tussen de hoogte van de subsidie en de kosten van een vereniging of vrijwilligersorganisatie. De subsidie kan wel gezien worden als een bijdrage aan de financiering van de organisatiekosten van de vereniging. De voorwaarde is wel dat de organisatie de activiteiten waar zij haar bestaansrecht aan ontleent, uitvoert. Er zijn verenigingen en vrijwilligersorganisaties die op basis van de voormalige verordeningen subsidie kregen voor hun huisvesting. Zodra het accommodatiebeleid gereed is, zal de situatie van de subsidieontvangers die gebruik maken van een gemeentelijke accommodatie, bekeken worden. Dit om inzicht te krijgen in de consequenties van het subsidiebeleid en het accommodatiebeleid voor de betreffende subsidieontvangers. Afhankelijk van de bevindingen kan eventueel de hoogte van de subsidies worden aangepast. Dit geldt ook voor de verenigingen en vrijwilligersorganisaties die indirect gesubsidieerd worden door het beschikbaar stellen door de gemeente van accommodaties of door het gebruik van terreinen/sportvelden beide voor niet marktconforme prijzen. Deze kosten worden ook inzichtelijk gemaakt binnen het te vormen accommodatiebeleid.

3.2.2 Eenmalige subsidie

Naast een waarderingssubsidie kunnen verenigingen en vrijwilligersorganisaties in aanmerking komen voor een eenmalige subsidie indien zij eenmalig activiteiten uitvoeren. Bij de eenmalige subsidie bestaat er wel een directe relatie tussen de hoogte van de subsidie en de onkosten van de organisatie.

Subsidiabele kosten

  • 1.

    OrganisatiekostenKosten die zijn toe te rekenen aan de voorbereidende werkzaamheden voordat een activiteit kan worden uitgevoerd, bijvoorbeeld publicatiekosten en vergaderkosten.

  • 2.

    ActiviteitenkostenKosten die zijn toe te rekenen aan het uitvoeren van de activiteiten, bijvoorbeeld kosten gebruik ondersteunende middelen en eenmalige huur grote ruimten.

Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    kosten van acties met betrekking tot verwerving van inkomsten

  • 2.

    kosten van consumpties en traktaties

  • 3.

    kosten van festiviteiten, jubilea e.d.

  • 4.

    goederen en diensten in natura.

3.3 Subsidieplafond

Voor het goed functioneren van een ASV dient duidelijk te zijn of er sprake is van een subsidieplafond of van een open eindregeling. Aangezien bij deze laatste vorm de kosten niet in de hand te houden zijn, hanteert het college een subsidieplafond. Voor de waarderingssubsidie hanteert het college het verdeelsleutelsysteem. In dit systeem wordt het plafond bepaald door de gemeentelijke begroting. Subsidieaanvragers dienen voor een bepaalde datum een aanvraag in te dienen. Indien na sluiting van de indieningtermijn blijkt dat er meer aanvragen zijn, dan er financiële middelen beschikbaar zijn, dan zal het beschikbare subsidiegeld volgens een verdeelsleutel verdeeld worden. Dit betekent dat het toe te kennen subsidiebedrag met een vast percentage (namelijk het percentage van de overschrijding) naar beneden wordt bijgesteld. Daarnaast is het mogelijk dat er bij de waarderingssubsidies meer organisaties een subsidie aanvragen dan het aantal organisaties dat nu een subsidie ontvangen. Dit betekent dat het beschikbare bedrag gedeeld wordt door het totale aantal (oude en nieuwe) aanvragen. Voor de eenmalige subsidies geldt het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Op de aanvragen wordt op volgorde van binnenkomst beslist. Indien het geld op is, geldt dat aanvragen worden doorgeschoven naar het volgende jaar en dan als eerste zullen worden behandeld. Meer informatie hierover is te vinden in de uitvoeringsregels.

3.4 Overige beoordelingscriteria

Indien blijkt dat de activiteit subsidiewaardig is, start de volgende toetsing op basis van de overige beoordelingscriteria. De overige beoordelingscriteria zijn algemene termen die in de beleidsregels desgewenst specifiek gemaakt zijn. In deze paragraaf wordt volstaan met de hoofdlijnen. Bij iedere criterium is aangegeven of het criterium geldt voor de waarderingssubsidie en/of de eenmalige subsidie. Opmerking: in het schema in hoofdstuk 2 staan meer criteria. Dit is een samenvatting van alle criteria die gesteld worden aan zowel verenigingen en vrijwilligersorganisaties als aan professionele organisaties. Hieronder staan alleen de criteria die gelden voor verenigingen en vrijwilligersorganisaties.

• GelijkheidsbeginselDit criterium geldt voor waarderingssubsidies en eenmalige subsidies. Voor vergelijkbare organisaties wordt de subsidieopbouw op dezelfde wijze bepaald. Hierbij wordt veelal gekeken naar het objectieve criterium ledenaantallen. Daar waar dit niet naar ledenaantallen gekeken wordt, stelt het college een alternatief voor. Voor het gelijkheidsbeginsel is het van belang dat helder is wie op welke gronden wat krijgt.

• ZelfredzaamheidDit criterium geldt voor waarderingssubsidies en eenmalige subsidie. Het college gaat ervan uit dat verenigingen en vrijwilligersorganisaties zelfredzaam zijn. De waarderingssubsidie is niet de enige inkomstenbron van organisaties.

Ook voor eenmalige subsidies geldt dat organisaties die activiteiten wensen uit te voeren in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor de financiële dekking van deze activiteiten. Indien zij er niet in slagen voldoende financiële middelen te verkrijgen, kunnen zij voor een subsidie in aanmerking komen. Indien zij voor een subsidie in aanmerking wensen te komen, dienen zij dit verzoek financieel gemotiveerd in te dienen. Dit betekent tevens dat zij aan dienen te tonen welke activiteiten zij ondernomen hebben om financiële middelen te verzamelen. Indien zij aan kunnen tonen dat de financiële dekking4 niet toereikend is, zal beoordeeld worden of er sprake kan zijn van een subsidie. Indien uit de toetsing blijkt dat organisaties te weinig activiteiten verrichten (in vergelijking met vergelijkbare organisaties (uitgaande van gemiddelde als norm)) om zelf financiële middelen te vergaren, komen zij niet in aanmerking voor een subsidie.

• Aanwezigheid eigen vermogenHet eigen vermogen van verenigingen die een waarderingssubsidie of éénmalige subsidie ontvangen, vormt geen belemmering voor het verkrijgen van subsidie. Op deze manier worden organisaties niet gestraft voor het organiseren van activiteiten die extra geld opbrengen voor de vereniging. Tevens betekent het een vereenvoudiging van de subsidiesystematiek. Achteraf hoeft namelijk niet meer te worden afgerekend.

• Zonder winstoogmerkDit criterium geldt voor waarderingssubsidies en voor eenmalige subsidies. Organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor een subsidie.

• Er is sprake van een breed draagvlakDit criterium geldt voor eenmalige subsidies en voor waarderingssubsidies. De activiteiten zijn primair gericht op de bevolking van de gemeente Bronckhorst.

• Eigen bijdrage plichtDit criterium geldt voor eenmalige subsidies en voor waarderingssubsidies. Dit betekent dat de subsidie van de gemeente niet de enige financieringsbron is. Indien dit niet mogelijk is, zal dit goed beargumenteerd aangegeven worden.

• Gerichtheid op samenwerkingDit criterium geldt voor waarderingssubsidies en eenmalige subsidies. Waar mogelijk dienen verenigingen / vrijwilligersorganisaties zoeken naar samenwerkingsmogelijkheden. In specifieke gevallen kan deze wens als criterium opgelegd worden.

• Algemene ToegankelijkheidDit criterium geldt voor waarderingssubsidies en voor eenmalige subsidies. De gesubsidieerde activiteit dient voor alle inwoners van Bronckhorst toegankelijk te zijn. Dit betekent dat verzuilde organisaties/verenigingen ook toegankelijk moeten zijn voor leden die niet bij dezelfde zuil behoren. Indien dit niet het geval is, zal geen subsidie worden toegekend. Uiteraard moet de algemene toegankelijkheid wel passen bij de doelgroep van de organisatie (zoals ouderenorganisaties of jongerenorganisaties).

Hoofdstuk 4 Professionele organisatie

In hoofdstuk 2 staat schematisch het beoordelingskader weergegeven. Dit beoordelingskader geldt voor alle subsidieaanvragers. Er bestaat echter een verschil tussen verenigingen en vrijwilligersorganisaties enerzijds en professionele organisaties anderzijds waar het gaat om de onderwerpen: overige beoordelingscriteria; subsidievormen; en subsidiabele kosten. Dit hoofdstuk behandelt deze onderwerpen voor professionele organisaties.

4.1 Vorm van subsidies

Tot op heden kent de gemeente Bronckhorst een veelheid aan vormen van subsidies. Daarnaast bestaat er een veelheid aan kostensoorten die gesubsidieerd worden. Het doel van dit subsidiebeleidskader is het helder krijgen van wat wel als een subsidie geoormerkt kan worden en wat niet. De gemeente Bronckhorst sluit aan bij de definitie van subsidie zoals deze verwoord is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb hanteert de volgende definitie van een subsidie:

Een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als een betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

Op basis van deze definitie kan geconcludeerd worden dat alleen activiteiten in aanmerking komen voor een subsidie. Het college wenst deze definitie ook te hanteren voor de subsidies die binnen de gemeente Bronckhorst verstrekt worden. De voormalige gemeenten van de gemeente Bronckhorst kennen veertien verschillende benamingen voor subsidies. In de nieuwe subsidieverordening kunnen professionele organisaties in aanmerking komen voor één subsidievorm, te weten de prestatiesubsidie. Prestatiesubsidie is outputsturing. Er ligt een relatie tussen de activiteit en het resultaat van de activiteit. Beide zijn meetbaar. Voorafgaand, bij de subsidieverlening, zullen er afspraken vastgelegd zijn voor welke (onderdelen van) activiteiten subsidie wordt verstrekt en aan welke eisen die verstrekking dienen te voldoen. Na afloop zal de subsidievaststelling plaatsvinden op basis van daadwerkelijke kosten, maar niet meer dan het bedrag dat genoemd is in de subsidieverlening. Subsidies die gelden voor meerdere jaren (vooraf overeengekomen periode) kunnen niet achteraf naar beneden bijgesteld worden. Uiteraard blijft het mogelijk om een subsidie naar beneden bij te stellen als de gemaakte afspraken niet nagekomen zijn. In aansluiting op voorgaande moet opgemerkt worden de gemeente Bronckhorst op langere termijn streeft naar Beleidsgestuurde Contractfinanciering. Dit vergt echter een grondige voorbereiding van zowel de gemeentelijke organisatie als de subsidieontvanger. Invoering per 1 januari 2007 is daarvoor te vroeg.

4.2 Subsidiabele kosten

Bij prestatiesubsidies ligt er een relatie tussen de subsidie en de activiteit, maar ook tussen de subsidie en de kosten van de activiteit. Met professionele organisaties worden concreet afspraken gemaakt wat voor welk bedrag geleverd wordt. Hierbij dienen de kosten gespecificeerd te worden per activiteit (toerekening per activiteit). Hieronder staat een overzicht van subsidiabele kosten en van niet subsidiabele kosten.

Subsidiabele kosten

  • 1.

    organisatiekosten

  • 2.

    activiteitenkosten

  • 3.

    huisvestingskosten (vaste huur, onderhoud, afschrijving)

  • 4.

    materialen en inventariskosten

  • 5.

    salariskosten

Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    kosten van acties met betrekking tot verwerving van inkomsten

  • 2.

    kosten van consumpties en traktaties

  • 3.

    kosten van festiviteiten, jubilea e.d.

  • 4.

    goederen en diensten in natura.

Het kan voorkomen dat organisaties indirect gesubsidieerd worden door het beschikbaar stellen van accommodaties tegen niet-marktconforme prijzen. Het is zeer wenselijk deze vorm van subsidie dan wel de kosten van de organisaties voor huisvesting helder te krijgen. Er ligt hier een relatie met het accommodatiebeleid. Het streven van het college is om medio 2008 een vastgesteld en functionerend accommodatiebeleid te hebben. Dit kan consequenties hebben voor de (financiële positie van de) subsidieontvangers. Het college streeft er naar om medio 2008 de dwarsverbanden tussen het subsidiebeleid en het accommodatiebeleid helder te hebben.

4.3 Subsidieplafond

Voor het goed functioneren van een ASV dient duidelijk te zijn of er sprake is van een subsidieplafond of van een open eindregeling. Aangezien bij deze laatste vorm de kosten niet in de hand te houden zijn, hanteert het college een subsidieplafond. Voor de prestatiesubsidies geldt dat de bedragen in de begroting het plafond zijn. Indien meer organisaties op één beleidsregel een subsidie kunnen aanvragen, geldt het verdeelsysteem. Dit betekent dat het toe te kennen subsidiebedrag met een vast percentage (namelijk het percentage van de overschrijding) naar beneden wordt bijgesteld.

4.3 Overige beoordelingscriteria

Indien blijkt dat de activiteit subsidiewaardig is, start de volgende toetsing op basis van de overige beoordelingscriteria. De overige beoordelingscriteria zijn algemene termen die in de beleidsregels van de diverse beleidsonderwerpen specifiek gemaakt dienen te worden. In deze paragraaf wordt volstaan met de hoofdlijnen. De genoemde criteria gelden alleen voor professionele organisaties.

• GelijkheidsbeginselBij vergelijkbare organisaties wordt de subsidieopbouw op dezelfde wijze behandeld. Het moet helder zijn wie op welke gronden wat krijgt.

• ZelfredzaamheidOrganisaties die activiteiten wensen uit te voeren zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de financiële dekking van deze activiteiten. Indien zij er niet in slagen voldoende financiële middelen te verkrijgen, kunnen zij voor een subsidie in aanmerking komen. Indien zij voor een subsidie in aanmerking wensen te komen, dienen zij dit verzoek financieel gemotiveerd in te dienen. Dit betekent tevens dat zij aan dienen te tonen welke activiteiten zij ondernomen hebben om financiën te vergaren. Indien zij aan kunnen tonen dat de financiële dekking8 niet toereikend is, zal beoordeeld worden of er sprake kan zijn van een subsidie. Indien uit de toetsing blijkt dat organisaties te weinig activiteiten verrichten (in vergelijking met vergelijkbare organisaties) om zelf financiële middelen te vergaren, komen zij niet in aanmerking voor een subsidie.

• Aanwezigheid eigen vermogenVoor prestatiesubsidies geldt een eigen vermogen grens. Daar het noodzakelijke eigen vermogen per instelling kan verschillen wordt in de subsidieverordening opgenomen dat het maximale eigen vermogen wordt geregeld in de afzonderlijke budgetovereenkomsten die worden afgesloten met de organisaties. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd.

• Zonder winstoogmerkOrganisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor een subsidie.

Eigen bijdrage plichtDe gemeente verwacht van de subsidieontvanger een eigen bijdrage. Indien dit niet mogelijk is, zal dit goed beargumenteerd aangegeven worden.

• SamenwerkingseisIn geval van een subsidieaanvraag verwacht de gemeente dat professionele organisaties aantoonbaar streven naar samenwerking met andere subsidieontvangers die soortgelijke activiteiten uitvoeren. Indien er geen samenwerking mogelijk is, dient dit voldoende beargumenteerd aangegeven te worden.

• Bevorderen participatieDe activiteit bevordert de participatie van de burgers. Dit betekent dat de activiteit een positief effect heeft op de sociale cohesie van de Bronckhorster samenleving. Algemene ToegankelijkheidDe gesubsidieerde activiteit dient voor alle inwoners van Bronckhorst toegankelijk te zijn.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bronckhorst op 23 november 2006
de griffier,                                  de voorzitter,
drs. K.E. Pijnenburg                    H.A.J. Aalderink

Bijlage 1 Beoordelingskader

Subsidiebeleidskader - Beleidskader.pdf