Parkeerverordening gemeente Bronckhorst

Geldend van 10-11-2008 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Bronckhorst

Raadsbesluit

De raad van de Gemeente Bronckhorst, Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2008; Gezien het advies van de commissie Beleidsontwikkeilng d.d. 13 november 2008; Overwegende dat het wenselijk is om regels vast stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van vergunningen voor het parkeren; Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit: vast te stellen de volgende verordening: Parkeerverordening gemeente Bronckhorst

Afdeling 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    vergunninghoudersplaats: een parkeerplaats die 1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • f.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen Parkeer-apparatuur- en/of vergunninghoudersplaatsen;

  • g.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • h.

    Autodate-vergunning: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • i.

    aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

  • j.

    deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

Afdeling 2 Gebieden voor vergunninghouders

Artikel 2 Gebieden

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door de in deze verordening genoemde vergunninghouders.

Artikel 3 Vergunningverlening

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghoudersplaatsen.

  • 2 Een vergunning kan in ieder geval worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn. (categorie I)

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren. (categorie II)

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied waarvergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn. (categorie III)

Artikel 4 De vergunning

  • 1 Een vergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend, tenzij op de vergunning anders staat aangegeven.

  • 2 De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 5 Autodate en autodeelvergunning

Een autodeelvergunning wordt verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor deelautogebruik, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied/straat waar vergunninghoudersplaatsen aanwezig zijn.

Artikel 6 Intrekken / Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    waneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling 3 Verbodsbepaling

Artikel 7

  • 1 Het is verboden om enig voorwerp of voertuig, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan op een vergunninghoudersplaats.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

  • 1 Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghoudersplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling 4 Strafbepaling

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling 3 van deze verordening kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10 Toezicht en opsporing

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafverordening;

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Afdeling 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Parkeerverordening gemeente Bronckhorst’.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op de dag nadat zij is bekend gemaakt in Contact.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de Gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van
27 november 2008,
de plv. griffier, de voorzitter,
G.J. Mugge H.A.J. Aalderink

Toelichting

Parkeerverordening - toelichting

2011-05-12