Regeling vervallen per 30-06-2021

Mandaatbesluit ontheffingen exceptioneel transport

Geldend van 02-11-2005 t/m 29-06-2021

Intitulé

Mandaatbesluit ontheffingen exceptioneel transport

Mandaatbesluit ontheffingen exceptioneel transport

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst,

gelet op artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 7.1 van het Voertuigre­glement en artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeers­tekens 1990,

besluiten:

Artikel 1

  • 1 De bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenver­keerswet 1994 juncto artikel 7.1 van het Voertuigregle­ment tot het verlenen van onthef­fing te manda­teren aan de Algemeen Directeur van de Dienst Wegver­keer, RDW.

  • 2 Dit mandaat betreft de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffin­g:

    • a.

      van het bepaalde in de afdelingen 3, 12, 13 en 18 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement voor de eisen en voorwaarden, aan de inrich­ting en belading van deze voertuigen gesteld en ten aanzien van het rijden met deze voertuigen waarvan de afmetingen en massa's, inclu­sief de la­ding de wettelijke maxima over­schrijden, en

    • b.

      van het bepaalde in de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, voor de eisen en voorwaarden aan de inrichting van deze voertuigen gesteld en ten aanzien van het rijden met deze voertuigen waarvan de afmetingen en massa's de wettelijke maxima overschrijden.

  • 3 De bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenver­keerswet 1994 juncto artikel 87 van het Re­glement ver­keersre­gels en verkeers­tekens 1990 tot het verle­nen van ontheffing te manda­teren aan de Algemeen Directeur van de Dienst Wegver­keer:

    • a.

      voor wat betreft de afdelingen 3, 12, 13 en 18 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, voor zover noodzakelijk voor en direct samen­hangend met de uitvoe­ring van exceptioneel trans­port, en

    • b.

      voor wat betreft de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, voor zover noodzakelijk en direct samenhangend met de in lid 2, onder b, van dit artikel genoemde voertuigen.

  • 4 Voor incidentele en langlopende ontheffingen is voorafgaande toestemming onzerzijds noodzakelijk voordat ontheffing kan worden verleend:

    • a.

      voor wat betreft de afdelingen 3, 12, 13 en 18 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement

    • b.

      voor wat betreft de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van het Voertuig­reglement tot de in lid 6 genoemde grenswaarde.

  • 5 vervallen

  • 6 Voor een voertuig als bedoeld in de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement met een breedte groter dan 3,50 meter of waarmee niet door ons aangewezen wegen worden bereden, wordt geen ontheffing verleend dan na voorafgaande toestemming daartoe onzerzijds.

Artikel 2

De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer wordt toegestaan ten aanzien van de in artikel 1 verleende bevoegdheden aan medewerkers in dienst van de Dienst Wegverkeer ondermandaat te verlenen.

Artikel 3

Een beschikking als bedoeld in artikel 1 wordt verleend met vermelding van de voertuigen waarvoor deze wordt afgegeven dan wel geweigerd, de wegen en weggedeel­ten waarvoor de ontheffing geldt, en overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.3 van het Voertuigreglement alsmede het bepaalde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

  • 1 De ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffin­gen.

  • 2 Langlopende ontheffingen worden verleend:

    • a.

      voor een geldigheidsduur van maximaal drie jaren;

    • b.

      voor een bepaald gebied, waarbij zo nodig bepaalde wegen worden uitgezon­derd, of uitsluitend voor met name genoemde wegen;

  • 3 Incidentele ontheffingen worden verleend:

    • a.

      voor maximaal twee weken of, in bijzondere gevallen verband houdende met de uitvoering van projecten, voor drie maanden;

    • b.

      voor één bepaalde route;

    • c.

      onder de voorwaarde dat de vervoerder de gemeente van tevoren moet informe­ren over het tijdstip waarop het transport zal of de transporten zullen plaatsvinden.

  • 4 Ontheffingen worden verleend voor niet meer dan één voertuig of voertuigcombi­natie. In beschikkingen strekkende tot verlening van een incidentele ontheffing kunnen, ter vervanging van het eerst opge­geven voertuig of de eerst opgegeven voertuigcombinatie, de kentekens of registratiebewijzen van maximaal drie andere voertuigen of voertuig­combina­ties worden opgenomen.

Artikel 5

De gemandateerde dient de houder van de ontheffing erop te wijzen dat deze zich vooraf dient te overtuigen van de moge­lijkheid van transport over de te berijden wegen.

Artikel 6

De gemandateerde zendt af­schriften van zijn beschikkingen op basis van dit mandaat per omgaande toe aan het college.

Artikel 7

De leges die verschuldigd zijn voor de behandeling van de ontheffingaanvraag worden geïnd door de gemandateerde.

Artikel 8

  • 1 Per ontheffing draagt de gemandateerde 14/31 af aan het college met uitzondering van de ontheffingen als bedoeld in artikel 4, 2e lid. Het overig deel behoudt gemandateerde.

  • 2 De gemandateerde ontvangt buiten het gestelde in het eerste lid geen vergoeding voor de op grond van het mandaat uitgevoerde werkzaamhe­den.

  • 3 In januari van ieder jaar wordt het ons toekomende aandeel van de legesopbreng­sten, dat in het voorafgaande jaar door gemandateerde geïnd is, aan ons afgedra­gen.

Artikel 9

De gemandateerde verschaft het college per kwartaal een overzicht van de geïnde legesbe­dra­gen en eventuele openstaande vorderingen.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de schrifte­lijke mededeling van de gemandateerde is ontvangen waarin wordt ingestemd met het verleende mandaat.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 18 oktober 2005
De burgemeester,                   De secretaris,
H.L. van der Wende                 P.C.M. van Gog

Bijlage

Bijlagen bij mandaatbesluit ontheffingen exceptioneel transport