Beleidsregels subsidie peuteropvang en VE 2020 gemeente Dalfsen

Geldend van 01-08-2020 t/m 15-10-2020

Intitulé

Beleidsregels subsidie peuteropvang en VE 2020 gemeente Dalfsen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van de eenheid Maatschappelijke Ondersteuning met kenmerk Z/20/619120;

overwegende dat het als gevolg van het ‘Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie’ nodig is om voor peuteropvang en VE nieuwe beleidsregels voor subsidie vast te stellen;

b e s l u i t:

vast te stellen “Beleidsregels subsidie peuteropvang en VE

HOOFDSTUK 1

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

BSN Het Burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA)

College Het college van burgemeester en wethouders

Doelgroepkinderen Kinderen die in aanmerking komen voor VE, op indicatie van de JGZ arts van het consultatiebureau.

Gemeente Gemeente Dalfsen

Houder Degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een voorziening voor kinderopvang exploiteert die staat vermeld in het Landelijk Register Kinderopvang

Inkomensverklaring Een officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar

Kinderopvang Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint

Kinderopvangtoeslag De tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang

Landelijk maximum

uurtarief Het landelijk maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag voor de hele dagopvang

LRK Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin locaties van kinderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen

Ouderbijdrage Financiële vergoeding die de ouders moeten betalen bij afname van een peuterplaats of een VE-peuterplaats, gebaseerd op de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang van het betreffende jaar

Ouders Ouder(s) of verzorger(s) van de peuter

Peuterplaats Plaats voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat zij naar de basisschool uitstromen, van 2 dagdelen op twee verschillende dagen van de week tot totaal maximaal 320 uur per jaar

Peuteropvang Voorschoolse voorziening met peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen en een aanbod van Voorschoolse educatie

Stamgroep Stamgroepen zijn vaste groepen met een eigen groepsruimte. Een kind maakt in de week gebruik van hooguit 2 verschillende stamgroepen. Bij activiteiten kunnen kinderen de stamgroep verlaten. De maximale omvang van de stamgroep wordt dan tijdelijk losgelaten.

Voorschoolse voorziening Voorziening voor kinderopvang, die als kinderdagverblijf is geregistreerd in het LRK.

VE (Voorschoolse educatie) De uitvoering van een VE-programma voor kinderen van 2,5 jaar tot de start op de basisschool.

VE-programma Een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling. Dit programma moet zijn opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

VE-jaarbedrag Een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan houder voor de extra werkzaamheden voor een bezette VE-peuterplaats. Indien de subsidie voor minder dan een jaar wordt verleend wordt dit jaarbedrag naar rato aangepast aan de subsidieperiode. Voor het jaarbedrag geldt een minimumbedrag per organisatie.

VE-peuterplaats Plaats voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment dat zij naar de basisschool uitstromen. Een VE-peuterplaats bestaat gedurende 1,5 jaar in totaal uit 960 uur Voorschoolse educatie.

Artikel 2 De subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend door houders van voorschoolse voorzieningen die gevestigd zijn in de gemeente Dalfsen.

  • 2.

    Subsidieaanvragen moeten uiterlijk 1 november voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd zijn ontvangen door de gemeente. Deze aanvragen worden gelijktijdig beoordeeld.

  • 3.

    De aanvraag moet worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VE-)peuterplaatsen en te factureren ouderbijdragen.

  • 4.

    Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van het door de gemeente vastgestelde aanvraagformulier ‘subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie’ en het bijbehorende format voor de subsidieberekening.

  • 5.

    In afwijking van artikel 11 lid 3a en 3c van de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Dalfsen 2013’ hoeft geen jaarrekening te worden ingediend en voldoet dit ingevulde ‘format voor subsidieberekening’ als begroting.

  • 6.

    Bij de aanvraag worden de stukken geleverd die in het aanvraagformulier staan beschreven.

Artikel 3 De grondslag voor subsidie

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks vóór 16 oktober het VE-jaarbedrag en het minimumbedrag voor het VE-jaarbedrag vast voor het volgend kalenderjaar. Het minimumbedrag geldt per organisatie.

  • 2.

    Het college kan vóór 16 oktober voor het volgende subsidiejaar een subsidieplafond vaststellen.

  • 3.

    De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuteropvang.

  • 4.

    Het college subsidieert:

    • a.

      per bezette peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag maximaal 320 uren per jaar maal het door houder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over dit uurtarief. De gemeente verstrekt geen subsidie over het deel van het uurtarief dat boven het landelijke maximum uurtarief ligt.

    • b.

      per bezette VE-peuterplaats voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag 640 tot 660 uren per jaar als volgt:

      • -

        320 uur maal het door houder gehanteerde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over dit uurtarief over 320 uren. De gemeente verstrekt geen subsidie over het deel van het uurtarief dat boven het landelijke maximum uurtarief ligt;

      • -

        aanvullend 320 tot 340 uur per jaar maal het landelijk maximum uurtarief of maal het door houder gehanteerde uurtarief als dat lager is.

    • c.

      per bezette VE-peuterplaats voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag 320 tot 340 uren per jaar maal het landelijk maximum uurtarief of maal het door houder gehanteerde uurtarief als dat lager is.

    • d.

      Indien ouders als gevolg van een beperkte arbeidsovereenkomst van de minst werkende ouder aantoonbaar niet meer dan op één dag in de week gebruik kunnen maken van opvang met kinderopvangtoeslag, dan kan gebruik worden gemaakt van een gesubsidieerde plek voor peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Naast de in lid 4 genoemde subsidie stelt het college voor doelgroeppeuters een VE-jaarbedrag per bezette VE-peuterplaats beschikbaar. Deze subsidie wordt verstrekt voor doelgroeppeuters die een VE-peuterplaats bezetten, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Indien de VE-peuterplaats niet het gehele jaar bezet is, wordt het jaarbedrag naar rato verstrekt. Voor dit jaarbedrag geldt een jaarlijks door het college vast te stellen minimum bedrag per organisatie.

  • 6.

    Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers.

Samengevat wordt de volgende subsidie per geplaatste peuter per kalenderjaar beschikbaar gesteld:

subsidie per peuter

(uren per jaar)

peuters van ouders ZONDER recht op kinderopvangtoeslag

peuters van oudersMET recht op kinderopvangtoeslag

reguliere peuters

max. 320 uur x tarief houder

minus ouderbijdrage over deze uren op basis van tarief houder

geen subsidie

VE-doelgroeppeuters

640 – 660 uur, waarvan

  • 320 uur x tarief houder minus ouderbijdrage over 320 uren op basis van tarief houder

plus

  • 320 – 340 uur x landelijk max. uurtarief

320 – 340 uur x landelijk max. uurtarief*

* daarnaast wordt voor deze peuters tenminste 320 uren per jaar afgenomen waarover kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd.

Het aanvullende VE-jaarbedrag is in deze tabel buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4 Registratie ten behoeve van de vaststelling van subsidie

  • 1.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen. Daartoe registreert de aanbieder de volgende gegevens per locatie:

    • a.

      het aantal bezette VE-peuterplaatsen, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      het aantal bezette peuterplaatsen, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      het aantal uren dat doelgroep- en niet-doelgroepkinderen gebruik maken van de peuteropvang gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar kinderen van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de gefactureerde ouderbijdragen per kind.

Artikel 5 Procedurele en randvoorwaardelijke verplichtingen van de houder

  • 1.

    Houder neemt deel aan de gemeentelijke toeleiding en levert daartoe de benodigde informatie.

  • 2.

    Houder hanteert de ouderbijdragetabel die door middel van het door de gemeente verstrekte aanvraagformat wordt gegenereerd. Deze is gebaseerd op de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang die jaarlijks wordt geactualiseerd, toegepast op het door houder gehanteerde uurtarief.

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de meest recente Inkomens-verklaringen van beide ouders (bij eenoudergezin van een ouder) gebruikt. Bij sterke afwijking van het inkomen kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing.

  • 4.

    Houder is verplicht de volgende voorrangsregels te hanteren:

    • a.

      Doelgroeppeuters die volgens het indicatieformulier ‘plaatsing met voorrang’ nodig hebben, krijgen voorrang bij het beschikbaar komen van VE-peuterplaatsen.

    • b.

      Doelgroeppeuters krijgen voorrang op niet-doelgroeppeuters bij het beschikbaar komen van (VE-) peuterplaatsen voor zover voldaan kan worden aan de verhouding zoals beschreven in artikel 6, lid 2 van deze beleidsregels.

    • c.

      Peuters die wonen in de gemeente Dalfsen krijgen voorrang bij plaatsing op beschikbaar gekomen peuterplaatsen op peuters die niet in de gemeente Dalfsen wonen, gevolgd door peuters die niet in de gemeente Dalfsen wonen maar die in de gemeente Dalfsen de basisschool zullen bezoeken.

  • 5.

    Houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door de gemeente aangewezen instanties.

  • 6.

    Houder plaatst het uurtarief en de daarbij behorende tabel voor ouderbijdragen op de website van de voorziening voor kinderopvang van houder.

  • 7.

    Houder voldoet aan alle relevante juridische voorwaarden en regelingen die buiten deze beleidsregels van toepassing zijn. Het niet voldoen aan deze beleidsregels, de genoemde wettelijke regelingen of andere relevante juridische voorwaarden en regelingen kan leiden tot afwijzing van het subsidieverzoek of invordering van reeds betaalde subsidie.

  • 8.

    Het is toegestaan om de werkelijke invulling van de plekken voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, tijdens de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het definitieve subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende bedrag.

  • 9.

    Indien op basis van de vraag naar extra (VE-)peuterplaatsen tussentijdse opschaling nodig is, dient houder een aangepast aanvraagformulier en aangepast format voor subsidieberekening in. Indien akkoord verstuurt de gemeente vervolgens een aangepaste beschikking.

Artikel 6 Inhoudelijke verplichtingen van de houder.

  • 1.

    Houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen.

  • 2.

    Houder zet zich in om doelgroeppeuters en niet doelgroeppeuters zo gelijk mogelijk te verdelen om segregatie te voorkomen. Het aandeel doelgroeppeuters in de stamgroep mag per dag niet groter zijn dan 50 % van het totaal aantal peuters.

  • 3.

    Houder heeft een inspanningsverplichting om doelgroeppeuters die bij houder zijn aangemeld spoedig te plaatsen en laat zien welke inspanning daarvoor wordt geleverd.

  • 4.

    Houder spant zich te allen tijde in om wachtlijstvorming te voorkomen voor doelgroeppeuters en zoekt bij (dreigende) wachtlijsten met ouders en andere houders naar een plek op een van de voorschoolse voorzieningen.

  • 5.

    De aanbieder voldoet aan het volgende:

    • a.

      op alle voorzieningen voor kinderopvang waarvoor subsidie is aangevraagd wordt een VE-programma aangeboden ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

    • b.

      aanbod vindt in beginsel plaats in aparte peutergroepen met alleen kinderen van 2-4 jaar. Indien nodig om het aanbod van 16 uur VE mogelijk te maken is een aanbod voor maximaal de helft van de uren toegestaan in combinatie met kinderen uit de onderbouw van de basisschool.

    • c.

      er wordt gebruik gemaakt van een kindvolgsysteem;

    • d.

      de wijze waarop het aanbod en de verdeling van 16 uur is georganiseerd is opgenomen in het pedagogisch beleidsplan.

    • e.

      de wijze waarop invulling gegeven wordt aan de warme overdracht van doelgroeppeuters naar het primair onderwijs is vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan.

    • f.

      er is sprake van een aantoonbare samenwerking met tenminste één basisschool voor wat betreft de doorgaande lijn voor peuters, dit is vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan;

    • g.

      de samenwerking met onderwijs wordt aantoonbaar tenminste één maal per jaar door de partners geëvalueerd.

Artikel 7 VE-aanbod verdeeld over twee locaties

Het VE-aanbod wordt bij voorkeur op één locatie aangeboden. Indien nodig is de verdeling van het VE aanbod over twee locaties van dezelfde houder toegestaan. Indien het aanbod over twee locaties wordt verdeeld dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • 1.

    beide locaties hebben een VE registratie in het LRK.

  • 2.

    er zijn tussen de locaties afspraken over: afstemming van het aanbod, het volgen van de ontwikkeling van het kind, de dossiervorming, het overleg met ouders en de overdracht naar de basisschool.

  • 3.

    deze afspraken zijn opgenomen in het pedagogisch beleidsplan.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden die in de Algemene subsidieverordening gemeente Dalfsen 2013 zijn opgenomen, kan de subsidie worden geweigerd indien:

  • 1.

    niet wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden die zijn opgenomen in deze beleidsregels.

  • 2.

    voor één van de Dalfsense vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

  • 3.

    het uurtarief voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag voor peuteropvang lager is dan het uurtarief voor ouders die geen beroep doen op de kinderopvangtoeslag voor peuteropvang.

Artikel 9 Verlening van de subsidie

  • 1.

    Voor de verlening van de subsidie gelden de bepalingen in artikel 12 van de Algemene subsidieverordening gemeente Dalfsen 2013.

  • 2.

    In aanvulling op lid 1 bevat de subsidiebeschikking voor peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en de VE-jaarbedragen in ieder geval:

    • a.

      de soort opvang waarvoor de subsidie wordt gegeven;

    • b.

      de periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt gegeven;

    • c.

      de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

    • d.

      de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

    • e.

      de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 10 Vaststelling van de subsidie.

  • 1.

    Voor de vaststelling van de subsidie overlegt houder de verantwoording uiterlijk 1 april volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend. De verantwoording van de ouderbijdragen maakt hier deel van uit.

  • 2.

    Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente vastgesteld en door houder ingevuld ’format monitoring en verantwoording’; houder is verplicht alle gevraagde bijlagen toe te voegen.

  • 3.

    In afwijking van artikel 7 en artikel 14 lid 1a van de ‘Algemene subsidieverordening gemeente Dalfsen 2013’ voldoet dit ingevulde ‘format monitoring en verantwoording’ als financiële verantwoording.

  • 4.

    Tussentijds levert houder per kwartaal realisatiecijfers aan, door een door de gemeente beschikbaar gesteld ’format monitoring en verantwoording’ in te vullen met gegevens over het voorafgaande kwartaal. Houder dient het format maximaal 1 maand na afloop van dat kwartaal bij de gemeente aan te leveren.

  • 5.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, het door houder gehanteerde uurtarief en de gefactureerde ouderbijdragen.

  • 6.

    Houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze op aanvraag binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente, zodat de gemeente desgewenst of steekproefsgewijs het recht op subsidie kan controleren. Het gaat daarbij onder meer om:

    • a.

      een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

    • b.

      naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ (als bijlage bij het aanvraagformulier opgenomen) en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • e.

      indien het gaat om een VE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VE van het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg).

  • 7.

    De gegevens genoemd in lid 6 moeten minimaal één kalenderjaar na het jaar waarover verantwoording is afgelegd door houder bewaard blijven.

Artikel 11 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen of in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, kan de eenheidsmanager MO besluiten af te wijken van één of meerdere bepalingen uit deze beleidsregels.

Artikel 12 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle subsidies die het college verstrekt voor peuteropvang.

Artikel 13 Overgangsbepalingen

  • 1.

    In afwijking van artikel 2 lid 2 dienen de subsidieaanvragen over het tijdvak van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 uiterlijk 29 juni 2020 te zijn ontvangen door de gemeente.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3 lid 1 stelt het college het jaarbedrag en het minimumbedrag per organisatie uiterlijk 2 juni 2020 vast voor de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2021.

  • 3.

    In afwijking van artikelen waarin het aantal uren per jaar wordt aangegeven, geldt voor de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 5/12 maal dit aantal uren.

Artikel 14 Slotbepaling

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als ‘Beleidsregels subsidie peuteropvang en VE 2020’.

  • 2.

    De Beleidsregels subsidie peuteropvang en VVE gemeente Dalfsen’, in werking getreden op 05-10-2018, wordt bij de inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling treedt op 1 augustus 2020 in werking.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 8 juni 2020.

Het college voornoemd,

de burgemeester, de adjunct-gemeentesecretaris / directeur,

drs. E. van Lente H.J. van der Woude