Regeling vervallen per 20-02-2021

Beleidsregel gemeentelijke bijdrage kosten kinderopvang 2013

Geldend van 06-06-2013 t/m 19-02-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2010

Intitulé

Beleidsregel gemeentelijke bijdrage in de kosten kinderopvang 2013

Artikel 1 Doelgroepen

Het college kan een bijdrage in de kosten van kinderopvang verstrekken als bedoeld in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan:

  • a.

    de alleenstaande ouder met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of ANW-uitkering in traject naar werk of met parttime werk;

  • b.

    de alleenstaande ouder die inburgeringsplichtig is en een uitkering ontvangt als benoemd in sub a en een inburgeringscursus volgt bij een gecertificeerde instelling;

  • c.

    gezinnen die op grond van een sociaal- medische indicatie kosten voor kinderopvang moeten maken.

Artikel 2 Voorwaarden voor toekenning

  • a. De bijdrage als bedoeld artikel 1 (doelgroepen) wordt slechts toegekend nadat de ouder aantoonbaar heeft onderzocht of in en in hoeverre er in de eigen omgeving opvang mogelijk is die de kosten in opvang beperkt, waarbij onder meer het eigen sociale netwerk en de mogelijkheid tot het gebruik van een peuterspeelzaal van belang zijn.

  • b. De bijdrage als bedoeld in artikel 1 sub a, wordt slechts toegekend voor de uren die noodzakelijk worden geacht om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het traject of om de parttime betaalde arbeid te kunnen verrichten.

  • c. De bijdrage als bedoeld in artikel 1 sub b, wordt slechts toegekend voor de uren die noodzakelijk worden geacht om te voldoen aan de verplichtingen die zijn verbonden aan de inburgering.

  • d. De bijdrage aan gezinnen als bedoeld in artikel 1 sub d, wordt slechts toegekend na het stellen van een indicatie voor de noodzaak tot een concreet aantal uren kinderopvang door een onafhankelijke arts. De bijdrage wordt toegekend voor maximaal 1 jaar. Verlenging is mogelijk na een herbeoordeling.

Artikel 3 Periode waarvoor de vergoeding wordt verleend

  • a. De vergoeding wordt in principe verleend voor een (resterende) periode van een kalenderjaar, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht.

  • b. Inafwijking van sub 1 kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 4 Kosten kinderopvang

De kosten voor kinderopvang worden bepaald door de volgende componenten:

  • -

    het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar;

  • -

    de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs. De kosten boven de maximum uurprijs komen volledig voor de ouder. De hoogte van de maximum uurprijs wordt volgens de wetgever vastgesteld dat voor die prijs kwalitatief behoorlijke kinderopvang kan worden ingekocht.

  • -

    de soort kinderopvang; per opvangvoorziening gelden gedifferentieerde maximum uurprijzen.

Artikel 5 Maximale uurprijzen (2013)

De hoogte van de aanvulling bedraagt het werkelijk te betalen uurtarief met een maximum per uur van:

  • -

    opvang kinderdagverblijven € 6,46*

  • -

    buitenschoolseopvang (BSO) € 6,02*

  • -

    gastouderopvang € 5,17*

* De vermelde bedragen worden elk jaar geïndexeerd met een percentage dat overeenkomt met het wettelijke indexeringspercentage van het betreffende jaar.

Artikel 6 Tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang

  • a. Aan de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub a en b kan een volledige compensatie worden verstrekt van:

    • -

      de eigen bijdrage. Dit is het verschil tussen kinderopvangtoeslag en de kinderopvang te betalen prijs, met in acht neming van de maximum uurprijs.

    • -

      De tegemoetkoming wordt gegeven over de werkelijke aantal uren per kind.

  • b. Voor de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub c wordt aansluiting gezocht bij de berekeningssystematiek van de Belastingdienst.

    De hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming is gelijk aan de hoogte van de Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst die behoort bij het (gezamenlijke) toetsingsinkomen. De percentages staan in de Kinderopvangtoeslagtabel. Voor de berekening wordt het werkelijke uurtarief gehanteerd, met in achtneming van de maximum geldende uurprijs van de soort opvangvoorziening.

Artikel 7 Aanvraag

  • a. Voor de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub a en b kan door het college de gemeentelijke tegemoetkoming “eigen bijdrage kosten kinderopvang” ambtshalve worden vastgesteld. De doelgroep als benoemd in artikel 1 sub a ontvangt van de gemeente een verklaring die de doelgroepouder nodig heeft voor de aanvraag van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst. De doelgroep als benoemd in artikel 1 sub b dient een verklaring aan te vragen bij DUO.

  • b. De doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub c kan een aanvraag indienen via het daarvoor beschikbare aanvraagformulier van de gemeente.

  • c. Het college bepaalt, als dit noodzakelijk is, welke gegevens voor de vaststelling van het recht op een bijdrage moeten worden verstrekt.

Artikel 8 Inlichtingenplicht

  • a. Belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededelingen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een bijdrage.

  • b. De belanghebbende is verplicht aan het college, indien daarnaar wordt gevraagd, medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze beleidsregel.

Artikel 9 Besluit

Het college neemt binnen maximaal 8 weken een besluit op de aanvraag.

Artikel 10 Herziening en intrekking

  • a. Het college kan het recht op vergoeding herzien of intrekken wanneer het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 8 sub 1 heeft geleid tot een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding;

  • b. Tevens kan het recht op vergoeding worden herzien of ingetrokken wanneer anderszins een vergoeding ten onrechte of te hoog is verstrekt.

Artikel 11 Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 10 heeft genomen, kan het een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding terugvorderen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de beleidsregels indien toepassing tot onbillijkheden leidt.

Artikel 13 Slotbepaling

Deze beleidsregel treedt in werking één dag na publicatie van de intrekking van de verordening Wet kinderopvang Dantumadiel 2005. (6 juni 2013)

Toelichting

Met ingang van 1 januari 2013 heeft een wijziging plaatsgevonden in de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor de (voorheen) gemeentelijke doelgroep. Dit zijn mensen die een traject naar werk volgen, uitkeringsgerechtigden, niet uitkeringsgerechtigden (nuggers), inburgeraars, studenten en tienermoeders. Met ingang van 1 januari 2013 is de betaling van het wettelijke deel van bovengenoemde groep een taak van de belastingdienst. Voor het eigen aandeel van de kosten kinderopvang houden gemeenten de vrijheid om beleid te ontwikkelen om deze kosten geheel of gedeeltelijk te compenseren.

Naast de kinderopvangtoeslag voor bovengenoemde doelgroepen verstrekt de gemeente een tegemoetkoming aan de doelgroep die in verband met een Sociaal Medische Indicatie (SMI) kinderopvang nodig heeft. De uitvoering daarvan blijft volledig bij de gemeente. Ook hier heeft de gemeente beleidsvrijheid.

Artikel 1.13 (nieuw) van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geeft aan dat de gemeente een aanvulling op de kinderopvangtoeslag kan geven.

Kinderopvang is voor een deel van de uitkeringsgerechtigde (veelal alleenstaande ouders) essentieel om uitstroom naar werk te realiseren. Daarom is voorgesteld om de eigen bijdrage kosten kinderopvang voor een bepaalde groep te blijven vergoeden en de groep inburgeraars met uitkering hieraan toe te voegen. Hetzelfde geldt voor de ouder die parttime werkt en een aanvullende uitkering ontvangt.

Echter voordat gebruik gemaakt kan worden van de regeling zal de belanghebbende altijd op zoek moeten gaan naar andere mogelijkheden. Zo moet de vanzelfsprekendheid om gebruik te maken van deze voorziening af. De belangstellende moet altijd eerst onderzoeken of er in eigen omgeving een oplossing voor de kinderopvang mogelijk is. Voor de doelgroep die een traject volgt naar werk geldt immers dat men zich voorbereidt op toetreding tot de arbeidsmarkt en dan bestaat de mogelijkheid voor vergoeding uiteindelijk ook niet meer. Verder zal gekeken moeten worden of opvang op de peuterspeelzaal tot de mogelijkheden behoort voor kinderen van 2 tot 4 jaar. Deze kosten zijn namelijk aanzienlijk lager dan de kosten van reguliere kinderopvang.

Artikel 1

De doelgroepen zijn in principe beperkt tot de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar, die een traject die een uitkering ontvangen en een traject richting arbeid volgen, die reeds parttime werken en een aanvullende uitkering ontvangen, die een inburgeringstraject volgen en uitkeringsgerechtigd zijn, de ouder die jonger is dan 18 jaar die scholing volgt en een uitkering ontvangt of kan ontvangen alsmede de gezinnen waarbij een SMI geldt. Daarbij is het echter mogelijk om met toepassing van artikel 11 in uitzonderingsgevallen de doelgroep uit te breiden. Er wordt alleen een bijdrage verstrekt voor vormen van opvang die op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 2

In dit artikel is geregeld dat het alleen kan gaan om een bijdrage in de kosten voor kinderopvang die noodzakelijk zijn. Die noodzaak zit zowel op het ontbreken van andere goedkopere oplossingen (bijvoorbeeld zoeken in eigen omgeving) alsook op de relatie met het traject of de werktijden. Een SMI moet door een arts zijn vastgesteld en dient zonodig periodiek te worden herbeoordeeld.

Artikel 3

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4,5 en 6

In deze artikelen gaat het over de hoogte van de bijdrage van de gemeente. De bijdrage is gekoppeld aan de bedragen die in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang als maximumprijs voor een bepaalde soort opvang zijn genoemd.

Voor de doelgroep met een SMI is bepaald, dat deze wordt berekend conform het geen in een vergelijkbare situatie (kinderen, uren, opvangsoort, inkomen) door de Belastingdienst zou worden toegekend met toepassing van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang. In artikel 4 van dat Besluit is de maximumuurprijs geregeld, en in artikel 6 door middel van koppeling met een lijst de tegemoetkoming bij een bepaald inkomen.

Artikel 7

Vanuit het oogpunt van een klantgerichte en efficiënte behandeling wordt het recht op een vergoeding zo mogelijk ambtshalve vastgesteld. Dit is mogelijk, als bij degene die een traject volgen of parttime inkomsten hebben alle noodzakelijke gegevens voor de vaststelling voorhanden zijn dan wel, bij ontbreken, alsnog op verzoek overgelegd (moeten) worden. Bij gezinnen met een SMI zal de vaststelling (eerder) op een schriftelijke aanvraag moeten geschieden.

Zowel voor de ambtshalve vaststelling als de schriftelijke aanvraag geldt dat het college bepaalt welke gegevens, voor zover dat (nog) noodzakelijk is, moeten worden verstrekt, alsmede de manier waarop en de termijn waarbinnen dat moet gebeuren.

Artikel 8

De belanghebbende dient aan het college alle informatie te verstrekken om te kunnen komen tot een juiste beoordeling. Daaronder wordt mede verstaan, dat alle relevante wijzigingen tijdig dienen te worden doorgegeven.

Artikel 9

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Een onjuiste vaststelling moet kunnen worden gecorrigeerd, en wat te veel is verstrekt, moet teruggevorderd kunnen worden.

Artikel 11

Bij de beoordeling van een aanvraag moet de mogelijkheid open blijven om in specifieke gevallen van de Beleidsregel af te wijken, als toepassing tot een ongewenste, onrechtvaardige uitkomst zou leiden.

Tevens kan het zich voordoen dat een situatie niet in de Beleidsregel is uitgewerkt. Dan moet er toch, in de geest van de beleidsregel, een wenselijk resultaat kunnen worden bereikt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bijstandsgerechtigde gehuwden (en daarmee gelijk gestelden) voor wie het niet mogelijk is om hun re-integratietraject of inburgeringstraject op dusdanige tijden te volgen, dat een partner niet beschikbaar blijft om de kinderen op te vangen.

Artikel 12

Behoeft geen nadere toelichting.